Een beetje

Gisteren was ik bij Hidde. Hij is letterkundige en woont in een woud.
Aangezien zijn vrouw veel geld heeft, hoeft hij niet te schrijven en ligt al veertien jaren op apegapen van een veelbelovend debuut. Hij broeit op de roman, waar het allemaal in zal staan en heeft iets van een mus, die een struisvogelei wil leggen. Soms lees je in litteraire kronieken: 'Nu Hidde Ballinga zwijgt... ' Zo komt hij tóch nog eens in de krant.
'En, hoe staat het in Amsterdam?' vroeg hij bitter in zijn serre. Hij krijgt een beetje het uiterlijk van een Tsjechow-zonderling, met een te vroeg gedoofde vlam, die nu moedeloos zijn walmend pitje uitzit.
'Och gewóón... ' zei ik, naar buiten starend. De bomen stonden om het huis als een leger, dat zich verveelt.
'Ze roddelen zeker zwaar over me, he?' opperde hij.
Niemand praat ooit over hem, maar je woont niet straffeloos in een woud, want afstand kweekt muizenissen.
'Nou nee, roddelen — néé... ' sprak ik.
Je hoorde een deur opengaan en de hond holde binnen, een jonge herder, ruim in het vel en glanzend van dartele voornemens. Hier in de serre, onder een mooi portret van Couperus — door zijn lieve dingen omringd, delicaat aan een geparfumeerd bureau gezeten — liepen ze spoedig dood. De hond rook even aan me, wilde naar zijn baas, zag ervan af en ging liggen.
'Maar ze zullen toch wel vragen, waar blijft hij nou met zijn roman?' zeurde Hidde.
'Hij heeft iets in zijn bek, ' zei ik.
'Wie?' voeg hij.
'De hond. '
Hij keek even, verveeld.
'O, een hagedisje, ' sprak hij. 'Die vangt hij geregeld in het bos... '
Hij ging rechtop staan, rekte zich uk en keek naar buiten.
'He, een poosje Amsterdam, ' sprak hij, met een wellustige genotstrilling in zijn stem. 'En dan alle kroegen af... Trouwens, een goed gesprek... je mist het zo, hier. En het tonéél... Jij gaat zeker wel vaak?'
'Nou, ' zei ik maar.
De hond had het hagedisje uitgespuwd en duwde nu met zijn poot tegen het lange, dode lijfje, dat ineen pathetische kramphouding ruggelings op de mat lag. Omdat het stil werd in de serre vroeg ik: 'Schrijf je nou véél?'
'Ja, maar ik verscheur het meestal weer, ' zei hij. 'Ach, wat moet je zeggen in zo'n wereld... ?•'
Hij wees naar buiten, maar zijn bomen leken me schuldeloos. Ze stonden maar te zwijgen, op post gezet door een generaal die hen daarna vergat. Wel kreeg je het idee dat ze er op een dag genoeg van konden krijgen en dan binnen zouden marcheren, Hidde vertrappend, met al zijn bibelo'ts en zijn ongeboren proza.
'De situatie van de mens, zie je... ' hernam hij. 'De situatie van de mens... '
'Hier is de koffie, ' riep zijn vrouw, met het blad binnentredend. Hidde zweeg ontgoocheld. De hond was weggelopen en had de hagedis op de mat achtergelaten, als afgedankt speelgoed. Voorzichtig hoorde ik de vrouw vragen: 'Je wou toch koffie?'
'Ja — waarom?'
'Nou, je kijkt zo... '
Geërgerd sprak Hidde: 'Och, ik was even iets aan hét uitleggen. '
'Sorry hoor, dat wist ik echt niet. En omdat jullie koffie wou'n. '
Op de mat gebeurde opeens een wonder. De hagedis begon langzaam te bewegen. In die honde-bek had hij zich doodgehouden, maar nu de kust weer veilig was, draaide hij zich op zijn pootjes, keek gis om zich heen en vluchtte snel onder de kast.
'Je hoeft je niet te verontschuldigen, ' sprak Hidde. 'Ik legde iets uit over mijn werk. Maar 't is nooit belangrijk wat ik uitleg over mijn werk. Wil je suiker en melk?'
'Een beetje, ' zei ik.
Toch geloof ik, na die hagedis, dat er hoop is voor Hidde.
Een béétje.