Protest

Op hét doek hadden ze elkaar, na een hoop narigheid, toch nog gekregen. De aanzwellende muziek zette de goede afloop luister bij. Het licht ging op en onthulde, dat de bezoekers met routine, die het instinctief aanvoelen als het einde nadert, reeds op weg waren naar de deur. De wat tragere rest kwam er — manoeuvrerend met jassen — in een katterige stoet achteraan, want het was zo'n film tussen pruimen en krenten geweest, die je net zo goed kunt laten.
Buiten wachtte het leven, precies waar het gebleven was toen we binnengingen — een tintje donkerder misschien. Vóór me liepen een jongen en een meisje. De jongen leek me een jaar of achttien. Hij was zó lang uitgegroeid, dat hij een beetje gebogen liep, om het niet te gek te maken. Een hooggesloten trui van mooi, diep oranje omspande zijn tors en zijn donker haar liep op zijn voorhoofd te hoop. Zachte, verlegen ogen keken een beetje excuserend onder die pony uit.
Het meisje, héél klein en kittig, was haar vijftiende verjaardag juist te boven, maar had haar gezichtje voorzien van een verflaag, dik genoeg om een halve eeuw rimpels en wangedrag te bedekken. Ze droeg een grauw mannenhes, een spijkerbroek en paarse schoenen. Nors keek ze voor zich uit. Ik dacht dat ze een beetje ruzie met de jongen had, maar toen de schuifelende stoet haar buiten had gebracht, ging ze plotseling, vlak voor de deur van de bioscoop, op het trottoir zitten en ontstak een sigaret, die ze begon te roken mét het siermanuaal van een fatale vrouw, Voor de mensen die achter haar kwamen was het moeilijk, niet over haar te vallen, maar een menigte past zich snel aan en golft om zo'n obstakel heen. De jongeman stond trouwens toezichthoudend naast haar.
'Kom je niet zitten?' vroeg ze opeens scherp.
Hij zakte langzaam op zijn hurken, of hij hulp ging verlenen aan iemand die onwel geworden was.
'Ben je soms bang, voor de mensen?' vroeg ze schamper.
'O neeHij ging nu voluit zitten, of de stoep het strand was. De bioscoopbezoekers keken, in het voorbijgaan, een beetje onthutst op het tweetal neer, maar bijna niemand zei wat, omdat het te absurd was voor een gemakkelijke opmerking. De jongen hield zijn ogen star gericht op zijn eigen schoenen, maar het meisje beantwoordde alle nieuwsgierige blikken, met een triomfantelijk pokerface. Van hoofd tot voeten bestond zij uit protest — tegen pa, tegen moe, tegen de mensen, tegen school, tegen alles — en dit zinloze, doch uittartende zitten op een koude stoep, vlak voor een bioscoop die uitgaat, was haar manier om haar 'neen' aan een ieder duidelijk te maken.
Bij de kast met de filmfoto's bleef ik nog een poosje kijken naar die twee. De bioscoop was leeg — ze zaten erg eenzaam nu, waardoor het demonstratief karakter verviel en hun sit-downmanifestatie op eigen benen kwam te staan. De lichten in de hall gingen uit. Er schoof zo'n niemand toebehorende hond naderbij en rook eens aan haar schouder.
'Wil je nog blijven zitten?' vroeg de jongen.
Ze keek hem fel aan.
'Wat zou het?' vroeg ze. 'Je bent toch niet burgerlijk?'
'Nee, dat niet, ' zei hij, 'maar eh... '
Hij wist het niet verder. De hond kwam er languit bij liggen. Ze zag het en voelde dat zijn knusse instemming alles ontkrachtte. Opeens wipte ze overeind.
'Wat kunnen de mensen je nou verrekken?' zeize.
Hij stond nu óók en kwam eerbiedig achter haar aan. Ze liep met een achteloze, brede slenterpas, waaraan je de balletlesjes toch wel zien kon.
De hond vond het jammer dat het zo afliep. Hijbleef nog even in zijn eentje op de stoep liggen, achtte het toen toch te ongezellig en hobbelde eenzaam het duister in.
Morgenochtend zijn lekker de slagers weer open, dacht hij naïef.