Nageslacht

Als ons compleet nageslacht een keer bij ons komt eten, worden in mijn vrouw oude, schier vergeten faculteiten wakker. Reeds in de morgen trekt zij zich onder het opschrift ‘hoogspanning, levensgevaarlijk’ in de keuken terug, omdat ze ‘echt koken moet’. Natuurlijk roert ze daar elke dag in de pot, maar de blijkbaar altijd eendere mimiek waarmee ik haar creaties vermaal en doorslik, heeft haar al jaren geleden van het ware vuur beroofd.

“Er is geen lol aan, voor jou alleen,” zegt ze.

Het nageslacht echter eet nog met de vervoerde gretigheid van jonge gezinnen die in de welvaartsstaat voornamelijk de slavink moeten zien te betoveren tot een delicatesse en de derde boterham beleggen met de volksdeugd der tevredenheid. Aan zulke gasten valt eer te behalen – en dat gebeurt dan ook.

Als ik op zo’n dag tegen half zes binnenkom, vind ik het huis in de toestand van vindingrijke chaos die alleen kleine kinderen in korte tijd weten aan te richten. Mijn jongste kleinzoon, die nog in maanden telt, is de enige van de vier die er geen bijdrage aan heeft geleverd, want hij ligt in de reiswieg schoon, welvarend en met een nu reeds zichtbare aanleg tot het overpeinzen der dingen, te wachten tot hij eruit getild wordt om eens van hand tot hand te gaan, bij welke tournee hij zelfs aan mijn dorre borst naar voedsel zoekt.

Zijn broer van twee kan echter reeds bogen op een aanmerkelijke behendigheid in het door het hele pand verspreiden van alles wat onze speelgoedkast van vroeger bevat – daarin voorgegaan door mijn oudste kleinzoon die hij als een onfeilbare held beschouwt. Wat die enorme reus van bijna acht verzint doet hij, zonder een moment te aarzelen na: van stoelen springen, languit door de kamer rollen of kraaiend van plezier in de gang heen en weer rennen om de heerlijke ruimte die ze daar hebben, diep te beleven.

Mijn kleindochter van drie gaat een beetje verloren in dit gespierde jongetjestumult.

Want zij is in de allerhoogste mate dame.

Geen Robbedoes uit het klassieke meisjesboek die straks ook vuurtjes stoken zal of van de trapleuning glijden of mee voetballen met de knullen uit de straat.

Nee, alles aan haar voelt rond, zacht en poezel aan.

Uit het speelgoed kiest zij niet de brandweerauto’s, de ridderzwaarden of andere stoere, aan dapperheid verwante voorwerpen, maar soepele troeteldiertjes, met betrouwbare gezichtjes, die dan een mooi, gekoesterd leventje bij haar hebben.

Op hoogtijdagen, als er geschenken gegeven worden, verlangt zij geen voorwerpen die licht geven, geluid maken en volautomatisch voor- en achteruitrijden, maar de oude, simpele zekerheden die voor een meisje te vinden zijn in een pop om aan en uit te kleden, een fornuisje om eenvoudige maaltijden te bereiden, een paraplu om eens in de huiskamer op te steken als het er naar een bui uitziet of een tasje met alles erin, dat ze aan haar arm hangt om – every inch a lady – mee rond te wiegen.

Terwijl die jongens door het huis stormen, vallen, voorwerpen breken of andere luide, onduidelijke geruchten veroorzaken, is zij alleen met haar kleine wriemelige meisjesspelletjes bezig, die zij als ze zich te dichtbij wagen, zo nodig tegen hen beschermt door opeens een enorme scheur open te trekken die de rabauwen verschrikt doet terugdeinzen.

Maar als dat weer is gelukt gaat ze lekker door met haar dingetjes van meisjesbelang.

Het houtwerk eens een goede beurt geven met een nat washandje. Met het schuldeloos lam in de hand op een schoot kruipen en lekker tegen die uitverkorene aanliggen, tot het weer tijd wordt te gaan zorgen voor een pop, of met dezelfde tederheid, voor een nieuwe tube tandpasta die ze in de badkamer gevonden heeft. Die tube krijgt dan opeens een ziel en wemelt van subtiele verlangens, wordt naar het raam gedragen en opgetild om eens te kijken naar moeders fiets die tegen de gevel leunt, of blijkt plotseling rijp voor een dutje in mijn bed, naar behoren toegedekt en goedenacht gekust, dat spreekt.

Tandpasta kan honds moe zijn, wist u dat? Ik wel. Want als het hele nageslacht weer een pond of wat zwaarder is vertrokken en het huis min of meer in de oorspronkelijke staat teruggebracht, vind ik, als ik mij in bed heb uitgestrekt, de tube soms naast mij op het kussen – nog steeds in een diepe, diepe slaap.