Passie

Toen de autobus in de avond door het dorp reed passeerde ik de villa. De gordijnen in de huiskamer waren open en de heer Prins zat, dik nog steeds, maar spierwit van kuif, onder de leeslamp met de krant terwijl zij, op de achtergrond, in zijn richting op weg was met een blaadje, waarop een theekopje stond. Een niet bewegend beeld – daarvoor reden we te snel voorbij. Maar ik wist nu dat ze allebei nog leefden en dat deed me goed.

Meneer Prins behoorde, toen ik een jongen van een jaar of zestien was, tot de vriendenkring van mijn ouders. Hij dreef een grossierderij in kruidenierswaren, die niet al te best ging. Een grote, logge man, tegen wie ik ‘oom Nol’ moest zeggen. Hij had een frêle, zachtmoedig vrouwtje dat slecht hoorde en daarom op alles maar ‘ja’ zei, twee magere dochters, die hij vertroetelde, en een dwarse zoon van mijn leeftijd, die hij regelmatig aftuigde omdat hij een man van hem maken wilde. De jongen nam, zo’n jaar of vijftien later, op een zeer subtiele wijze wraak.

Getrouwd met een rijke vrouw en in zaken geslaagd, kocht hij de grossierderij in kruidenierswaren op en toonde zich een toegeeflijke baas van zijn pa, die nu zijn tevreden ondergeschikte was, want hij vond het fijn dat de jongen het zover had geschopt.

Maar lang daarvoor, toen oom Nol nog bij ons op de verjaardagen kwam en de kamer vulde met opmerkingen die ik, als puber, zonder uitzondering stompzinnig vond, gebeurde het schandaal.

De heer Prins werkte veel over om ‘de zaak op poten te houden’. Toen zijn vrouw, die zijn noeste ijver hogelijk waardeerde, hem een avond op kantoor ging verrassen met een zakje zelfgebakken boterbiesjes voor bij de thee, trof ze hem met zijn rechterhand, juffrouw Annie, aan in een situatie die zelfs met de beste wil – en die had ze – niet als administratieve arbeid kon worden beschouwd.

Juffrouw Annie was namelijk naakt en de heer Prins doende het te worden. Zijn vrouw slaakte een gil, liet het zakje koekjes vallen en ijlde naar huis om uit te huilen bij haar dochters.

Alles verliep vervolgens als te doen gebruikelijk.

Juffrouw Annie – “de hoer” – werd onmiddellijk ontslagen, de heer Prins vroeg en verkreeg vergiffenis en er werd niet meer overgewerkt, omdat daaraan de basis was ontvallen.

De grossierderij kwijnde, de heer Prins ook een beetje en het leven ging verder, zoals het leven dat zo doodleuk doen kan.

Hij was de zestig gepasseerd, toen zijn vrouw na een kort ziekbed stierf. Enige maanden later riep de heer Prins zijn kinderen bijeen en zei, dat hij wilde trouwen met juffrouw Annie.

Want al die brave jaren zonder overwerk, was de vlam van hun liefde aan gebleven.

Vooral van de dochters kreeg hij de wind van voren. Geen denken aan. Die hoer! Moeders nagedachtenis bezoedelen. Nou ja, het hele repertoire.

En toen deed de heer Prins iets wat mij beschaamd maakte.

Ik had hem als jongen altijd een waardeloze zwetser gevonden. En de zaak met de blote juffrouw Annie, die mijn ouders op gechoqueerde toon bepraatten, vond ik voornamelijk belachelijk en afstotend, omdat ik hem – hij zal toen vijfenveertig zijn geweest – beschouwde als een stokoude man, die zich zelfs op het strand niet meer mocht ontkleden.

Maar na dat gesprek met de kinderen veegde hij mijn verwaten oordeel van tafel door naar huis te gaan en rattengif in te nemen. Als de bovenbuurvrouw zijn gekerm niet had gehoord zou het ziekenhuis hem niet uit de klauwen van de dood hebben kunnen terugsleuren in het leven.

En eindelijk in de armen van de ook al grijs geworden juffrouw Annie. Want de ijzingwekkende consequentie van zijn daad bracht zelfs de dochters tot zwijgen.

Een autobus die langs een villa rijdt. Een oude man in een leunstoel. Een oude vrouw met een blaadje waarop een kopje thee staat. Een burgerlijk, Hollands binnenhuisje. Wie ziet er zoveel passie aan af?