Afspraak

De man in de kroeg ledigde zijn borrelglas en keek op de klok. Tegen achten zou ze op een terras in de stad zitten, om hem eindelijk weer eens aan te horen. Hij had dus nog meer dan een uur de tijd om zorgvuldig uit te kienen hoe hij het zeggen zou, want daar hing veel van af. Terwijl de kastelein op een wenk zijn glas vulde, zag hij voor zich hoe hij daar straks zou aankomen. Ze zat er al. Hij zou haar een zoen geven en zeggen: “Hè, fijn dat ik je eindelijk weer eens zie.”

Dat ‘eindelijk’ kon hij er misschien beter uit laten. Het had iets verwijtends, dat haar kwaad zou kunnen maken. En ruzie hadden ze al genoeg gehad toen ze nog thuis woonde en niet met die ploert…Rustig. Als hij dit soort gevoelens niet onderdrukte kwam van het hele gesprek niets terecht. ‘t Moest vriendelijk gaan, op een toon van begrip.

“Kijk eens hier, m’n kind, papa snapt best dat je verliefd bent op die man…”

Nee – ‘die man’ was ook niet goed. Te vijandig. De smeerlap heette George. “Dat je verliefd bent op George” dus. George, die verdomme ruimschoots haar vader had kunnen wezen. George, die een wijf met twee zoontjes liet zitten, om met een onschuldig meisje van zeventien op een kamer te gaan hokken. George…

Hij pakte zijn glas zo stevig vast, dat het brak.

“Sorry,” zei hij.

“O, hier is al een ander,” antwoordde de kastelein.

De man keek weer op de klok. Nog drie kwartier. Hij moest heel anders denken, anders liep het straks volkomen mis. En dat zou rampzalig zijn, want hoeveel moeite had het niet gekost haar telefonisch tot deze afspraak te bewegen. Nee, het kwam erop aan met grote tact te handelen.

“Ik kan me best begrijpen dat je van George houdt. En hij van jou. Daar zit niets afkeurenswaardigs in. Goed, er is een zeker leeftijdsverschil (zeg dat wel, verdomme). Hij is bijna net zo oud als ik…”

Nee, dat laatste moest er uit.

Dan liep ze zo weg. Voordat hij aan het essentiële toegekomen was.

Na ‘een zeker leeftijdsverschil’ volgde ‘maar dat zie je zo vaak om je heen, dat hoeft geen bezwaar te zijn. Alleen…’

Hij ledigde zijn glas.

Via dat ‘alleen’ moest hij de overgang maken naar “je weet dat zijn vrouw per se niet scheiden wil. Dat heeft ze onomwonden gezegd. Ze houdt voet bij stuk. Goed, daar kunnen we over oordelen hoe we willen, maar het feit ligt er. Denk nu eens rustig aan de toekomst. Nu ben je nog in de roes van de verliefdheid. Dat begrijp ik toch best. Maar tel er eens twee jaar bij. Dan leef je samen met een man die je niet kunt trouwen. En die misschien als hij genoeg van je heeft teruggaat naar zijn vrouw en zijn jongens…”

Zo zou het vast gaan, dacht hij grimmig.

Misschien maakte hij eerst nog even een kind bij d’r.

Waarom niet? ‘t Was nogal een fijn heerschap, George.

Dat hij ooit zo stom was geweest ‘t stuk schoelje bij ‘m thuis te ontvangen. Als ze ‘m maar nooit gezien had.

Ach, was het eigenlijk wel goed om zo omzichtig te zijn straks?

Waarom niet gewoon, rechtuit: “Als je maar weet dat je minderjarig bent. Ik kan je de politie op je dak sturen, besef je dat?”

Nee, nee, nee – helemaal fout. Dan was het contact meteen weer verbroken. Hij onderdrukte zijn haat en begon van voren af aan: “Kijk eens hier kind, ik snap best dat je verliefd bent op die…op George. En hij op jou, daar zit niets afkeurenswaardigs in…”

Precies om vijf voor acht stond hij op en verliet de kroeg.

Al wat hij zich de volgende morgen nog herinnerde was zijn luide stem op dat terras. En haar ontstelde blik toen ze opstond en zei: “Je bent zo dronken, papa.”