Gevoel
Tegelijk met zijn kop koffie bracht de hospita hem een langwerpig pakje boven.
“‘t Lag in de brievenbus,” zei ze. “‘t Komt van uw zoon, uit Arnhem. ‘t Staat er achterop.”
Ze bleef bij de deur staan, met haar dikke handen over haar heupen strijkend. Natuurlijk wilde ze weten wat erin zat, want ze was zo nieuwsgierig als een ekster. Nou ja, toe dan maar. Hij scheurde het papier open. Een doosje, met drie dassen, een helgroene en twee lichtgrijze met streepjes.
“Mooi!” riep de hospita kirrend. Ze kwam dichterbij om ze beter te kunnen bekijken en drukte haar knie tegen de zijne. Hij stond op, want dat gedonder moest hij niet.
“Ja, mooi,” zei hij, haar blik ontwijkend. “En nog zo goed als nieuw hè. Maar m’n zoon koopt erg veel dassen en wat ‘m verveelt stuurt hij aan mij.”
Hij glimlachte vriendelijk tegen haar. ‘t Was schipperen. Ze had plannen en hij niet. Aan zijn lijf geen polonaise meer. Maar het goedkope kamertje wilde hij graag houden. Als je hoorde wat andere alleenstaande oude mannen moesten betalen, zat hij hier ideaal. Deed ze nou maar niet zo hitsig. Maar ze leerde het blijkbaar nooit af.
“Als u nog een kopje koffie wilt, roept u maar, hoor,” zei ze. Hij knikte. Toen ze de deur achter zich gesloten had, voelde hij zich opgelucht. Hij legde de drie dassen op het bed en ging er, langzaam van de koffie slurpend, naar zitten kijken. Die helgroene was de sjiekste. Alleen een beetje opzichtig voor een man van bijna zeventig. Maar…De deur ging na een klopje open en daar stond ze weer.
“D’r is beneden telefoon voor u.”
“Telefoon? Wie dan?” Hij vroeg het verbaasd, want hij werd nooit opgebeld. Alleen wel eens op zijn verjaardag.
“Ik weet ‘t niet,” zei ze. “‘t Is een vrouw.” En met een vermanend opgeheven vingertje: “Zeker een vriendinnetje. Stouterd.”
Hij grijnsde maar eens en stond op. Bij het passeren in de deuropening zag ze kans hem nog even aan te raken. ‘t Ouwe kavalje. Hij liep de trap af, pakte de telefoon en riep: “Hallo.” Een stem zei: “U spreekt met Rick, de zuster van Joop. Ik heb een droevig bericht voor u. Eh – u moet niet schrikken.”
“Is-ie dood?” vroeg de man.
“Ja.”
“Ach…” zei hij. De hospita stond nu ook bij de telefoon, om gretig te kijken en te luisteren. Terwijl de man hoorde hoe het zo snel was gegaan – ziek, maar toch nog onverwacht, hè – dacht hij: waarom dondert ze nou niet op? Overal kleeft ze aan vast. Toen hij de hoorn had neergelegd, vroeg ze: “Toch geen nare berichten?”
“Ja, een vriend van me is plotseling gestorven. ‘n Vrind van jaren. We hebben samen in dezelfde zaak gewerkt. Ja ja. En nou ineens weg…”
Ze pakte zijn hand.
“Hartelijk gecondoleerd,” riep ze huilerig. “Wat doet me dat nou leed voor u. Kom even bij me in de kamer, misschien kan ik u troosten…”
Ze sloeg wel verdomme overal munt uit. Zijn hand voorzichtig uit haar greep bevrijdend zei hij dof: “Ach nee. Ik ga maar naar boven. ‘t Is een harde klap. Ik moet ‘t even verwerken, ziet u.”
Hij zag ergernis in haar felle, altijd wat loerende oogjes en glimlachte zo droevig mogelijk. Dat kamertje moest hij houden. En waar vond hij zulk lekker eten voor die prijs?
“Bedankt voor uw sympathieke geste,” zei hij nog. Toen ging hij de trap op. In zijn stoel bij het raam, pakte hij het nog halfvolle kopje. De koffie was koud. Jammer, dat smaakte niet. Hij keek naar de dassen op het bed en dacht: die Joop…Ook al vertrokken. Halfluid zei hij: “De brave kerel.” Maar hij voelde niets. Bij de dood van zijn vrouw, acht jaar geleden, was hij nog erg bedroefd geweest. Daarna nooit meer. Hij stond op en nam de helgroene das tussen duim en vinger. Zuiver zij. Mooi hoor. Hij is toch eerder gegaan dan ik, dacht hij. Met de das in de hand liep hij naar de spiegel, want hij had opeens zin ‘m aan te doen. Er werd geklopt. Weer haar stem: “Een warm kopje koffie!” Haastig wierp hij de das terug op het bed, deed open en nam het kopje van haar aan. Ze wilde naar binnen, maar hij deed of hij het niet begreep. Toen ze weg was borg hij de dassen weg. Hij kon de groene toch niet aandoen vandaag, in verband met Joop. Hij ging zitten en dronk, langzaam genietend. Koffiezetten deed ze goed, dat was waar.