De mantel
Toen ik 's ochtends op een bankje aan de gracht zat kwam er een
oude heer met een plastic zak vol boterhammen naderbij en zei:'Nou
kom ik speciaal van huis om de eendjes te voeren en nou is er geen
eendje te zien. '
Hij zeeg naast mij neer.
'Effe zitten, ' zei hij. 'Als je vierentachtig bent moet je zo nu
en dan eens effe zitten. Ik ben goed gezond, hoor. Maar werken kan
ik toch niet meer. De ogen, he. Ik ben altijd dameskleermaker
geweest en daar heb je scherpe ogen voor nodig. Een mooi vak,
meneer. Ik wou het als jongen al. Ik kwam uit een heel eenvoudig
gezin en ik ben als maatje begonnen bij Hirsch. Een fijne zaak.
Veel betalen deden ze niet, maar je léérde er een hoop. Ik stond
die coupeurs maar op de handen te kijken. Ze duwden me wel eens
weg. Dan zei ik: "Ach meneer, ik wil het zo graag net zo goed leren
als u. " En ik hèb 't net zo goed geleerd, hoor. Toen ik achttien
was, maakte ik de prachtigste pakjes. En japonnen en mantels.
Juweeltjes. '
Hij glimlachte.
'Toen ben ik een eigen zaakje begonnen, in Utrecht. In de etalage
heb ik net zo'n mooi pakje gezet als bij Hirsch. Misschien nog wel
mooier. Goed, er komt een meisje binnen en dat meisje zegt: "Da's
een mooie pakje, maar 't zal wel duur wezen. " Ik noemde de prijs.
Een schappelijke prijs. Ik hang niet aan geld. En ze kocht het. Nu
was dat meisje kapster in een grote salon. Een poosje later komt de
mevrouw, die de eigenares van diesalon was, bij me en zei: "Ik wil
ook wel zo'n mooi pakje. En een mantel. En als je niet te duur
bent, zal ik je recommanderen bij de adel, want die komt bij mij in
de salon. " Ja, zo is het toen begonnen. Ze heeft woord gehouden en
ik ben de adel gaan kleden. En de dames van de
artillerieofficieren. Ik heb er de prachtigste dingen voor gemaakt,
't Was natuurlijk wel eens moeilijk voor mij, als eenvoudige
jongen, om te gaan met zulke deftige mensen. Ik zei maar weinig. Je
zegt gauw iets verkeerds, nietwaar? Maar och, de adel was bijna
altijd aardig. Je had er wel eens een enkele tussen, waarbij je
dacht: 't Lijkt wel of ik bij de heilige Maria ben. Zó uit de
hoogte, weet u wel. Maar meestal waren ze aardig. '
'Tja... ' vervolgde hij. 'En toen leerde ik m'n vrouw kennen en
werd de zaak pas écht groot. Want dat was een verkoopster, meneer!
Ongelooflijk. Praten dat ze kon. En de prijzen die ze dorst vragen!
Ik zweeg maar. Ik stond soms te ijzen. Ik zei wel eens tegen haar:
"Ik kleed de dames aan, maar jij kleedt ze uit. " En dan antwoordde
ze: "Ja, tot op het hemd en als het moet gaat dat óók nog uit. " Zo
was ze, m'n vrouw. Bang voor niks. '
Hij schudde zijn vriendelijk hoofd.
'Eén keer dacht ik dat het mis ging, ' zei hij. 'Dat was in 1927.
Toen was een gulden toch nog wel iets waard, he ? Ik had voor een
klant een mantel gemaakt, 't Was een mooie, jonge vrouw, met een
goed figuur, fijn om voor te werken en haar man had in ons Indië
grote plantages. Nou meneer, die mantel kostte me, alleen aan
materiaal, zeshonderd en tachtig gulden. In die tijd! Maar het was
dan ook een prachtige mantel, misschien wel de mooiste die ik ooit
gemaakt heb. Toen-ieklaar was kwam ze, met haar man. Ik had drie
van die spiegels, die je zo kon stellen, dat de dames zich van alle
kanten konden bekijken. Terwijl ik haar in die jas hielp hoorde ik
meneer vragen, hoeveel-ie kostte. En mijn vrouw antwoordde
doodrustig: "Twaalfhonderd en tachtig gulden. " Ik sidderde. En ik
hoorde meneer zeggen: "Wat 'n enorm bedrag, calculeer me dat eens
even. " Ik dacht: Nou gaan we door het ijs. Maar ik had één geluk.
De jas was klaar, 't Zou veel erger zijn geweest als meneer in de
eerste pas over de prijs begonnen was, want dan zie je nog niet hoe
mooi 't gaat worden, in de eerste pas. Terwijl ze aan het
bekvechten waren, trad die mevrouw te voorschijn en vroeg: "Man,
hoe vind je m'n nieuwe mantel?" En hij zei: "Schitterend,
vrouwtjelief. " En toen zei die mevrouw: "Je hebt op je plantages
zo onmetelijk veel geld verdiend, gun hém daar dan een klein dropje
van. " En hij maakte een gebaar en zei: "Vrouwtjelief, ik geef me
gewonnen. " Kijk, ik kon niet zo goed praten als m'n vrouw. Ik zei
het met m'n werk. '
Hij stond op.
'Ze is allang dood, ' zei hij. 'Maar ik red me best. 'n Jaar of wat
geleden, heb ik een zeer rechtschapen mens ontmoet en die staat me
nou bij, als huisknecht en helpt me met alles. En nu heb ik tóch
nog een heel gelukkige oude dag. '