Kapsonus
Balzac heeft eens geschreven dat men in Parijs een man
onmogelijk maakt, als men zegt: 'Hij heeft een goed hart', want dat
betekent zoveel als 'De arme kerel is zo stom als een rhinoceros'.
In Amsterdam maakt men iemand melaats, door te zeggen: 'Hij heeft
kapsones. '
Het woord is, als zoveel woorden in de taal die de hoofdstad
spreekt, van joodse herkomst. Het kwam, om precies te zijn - en ik
heb het bij Meyer Sluyser nagevraagd - voort uit 'gawsones', de
Jiddische verbastering van het hebreeuwse 'ga-awtanoet', dat
hoogmoed betekent. Dat kapsones in het Amsterdams vocabulair al zo
lang stand houdt, valt te begrijpen, want het duidt een gedrag aan,
dat door 'opscheppen' of 'drukte maken' niet helemaal wordt gedekt.
Het scheelt een nuance. De Amsterdammer beoordeelt iedereen, niet
naar zijn maatschappelijke status, doch zijn menselijke merites.
Alle inwoners van de hoofdstad weten dat zij, bij het schenden van
deze code, als 'kapsonuslij'er' zullen worden behandeld en
verworpen.
Nu is er één plaats in Amsterdam, waar niet iedereen dit weet. Ik
bedoel Artis.
Want daar komen Nederlanders uit alle windstreken samen en soms
loopt er een tussen die de lokale omgangstrant niet kent, kapsones
heeft en voor de bijl gaat. De voltrekking van het vonnis geschiedt
in Marcanti, het Artisrestaurant met het enorme terras. Het is een
mijner dierbaarste verblijfplaatsen. Je zit er, midden in de stad,
in de door vogelgezang opgeluisterdenatuur. En je kunt er nog eens
lachen, want er loopt een brigade kelners rond, die hun werk wel
voortvarend doch nooit zwaartillend verrichten.
Tegen de kapsonuslijder, die de taal van de stad niet spreekt,
hebben ze een afdoende remedie, die ik meer dan eens heb zien
toepassen. Het gaat zó.
Er neemt een wat gewichtig uitziende heer plaats, die op de nét
verkeerde manier, want met een tongval die hem noodlottig worden
zal, roept: 'Hé, kelner -kom eens hier. '
Nu wordt de volgende sketch opgevoerd. Eén der kelners begeeft zich
naar het tafeltje en vraagt beleefd: 'Wat is er van uw dienst?'
Voordat de heer heeft kunnen antwoorden, verschijnt een tweede
kelner en roept, tegen de eerste: 'Zeg, weet je dat je Mercedes
niet op slot staat ?'
'Echt niet?'
'Ja, ik heb 't net gezien. Je deur staat open. '
'Dan ga ik 'm gauw even dichtdoen. '
De eerste kelner verwijdert zich, op een drafje en de tweede blijft
nog even bij het tafeltje staan en kijkt hem geamuseerd na.
Statistisch is bewezen, dat de kapsonuslijder, in negen van de tien
gevallen, vraagt: 'Heeft die man een Mercedes ?'
'Ja meneer. Een slee van drieëndertig duizend gulden. Die staat
hier voor het hek. '
'Hoe kan nou een kélner... '
'Ach meneer, die man is schat en schat rijk. Miljonair... '
'Maar waarom loopt-ie dan hier rond?'
De tweede kelner zegt dan: 'Zulke mensen zijn zo eigenaardig, he.
Als u en ik nou wat geld hadden, danzouden we daar toch lekker van
gaan genieten? Hij niet. Hij wil per se iets omhanden hebben,
anders wordt hij gek. En dit - kelnertje spelen - vindt-ie nou
leuk. Ieder zijn meug. '
Nu komt de eerste kelner terug en vraagt eerbiedig: 'Wat mag ik
meneer brengen?'
Dit nummer faalt nóóit, want het zit psychologisch zeer hecht in
elkaar. Iedere kapsonuslijder gaat door de knieën als hij weet dat
het kopje koffie hem wordt gebracht door een miljonair met een wat
curieuze hobby, want puissante rijkdom maakt zulke mensen
nederig.
't Is maar, dat u het wéét. Als ze in Artis de Mercedes act voor u
opvoeren, mankeert er iets aan uw gedrag.