29

Het balkon om matten te kloppen was ongeveer twee meter diep en drie meter lang. Een smalle, roestige ijzeren ladder zat met bouten aan de geelgeschilderde binnenmuur geklonken. Hij leidde omhoog naar het zwarte, plaatijzeren dak. Aan de twee korte kanten van het balkon zaten gesloten deuren. De hoge afscherming aan de kant van de binnenplaats bestond uit dikke matglazen tegels en erboven liep een balk tussen de buitenkanten van de zijmuren. Op de balkonvloer van geglazuurde tegels stond een opengeklapt rek om kleden op te kloppen.

Martin Beck lag op zijn rug op het dunne spijlwerk van gegalvaniseerde ijzeren stangen. Zijn hoofd was achterovergebogen en zijn nek rustte op een zware buis die tot het frame van het rek behoorde.

Hij kwam langzaam bij bewustzijn, sloeg zijn ogen open en keek omhoog de heldere blauwe lucht in. Het schemerde hem voor de ogen en hij sloot ze weer.

Hij herinnerde zich – of misschien eerder: voelde – de verschrikkelijke stoot in zijn borst en hoe hij was gevallen, maar hij kon zich niet herinneren dat hij op de grond terecht was gekomen. Was hij op de binnenplaats gestort, helemaal vanaf de nok van het gebouw? Kon je zo’n val overleven?

Martin Beck probeerde zijn hoofd op te tillen om om zich heen te kijken, maar toen hij zijn spieren spande, sneed er zo’n vreselijke pijn door hem heen dat hij weer even het bewustzijn verloor. Hij deed geen nieuwe poging meer, maar keek zo goed hij kon om zich heen van onder halfgesloten oogleden en zonder zijn hoofd te verroeren. Hij zag de ladder, de rand van de zwarte dakbedekking en begreep dat zijn val niet meer dan een paar meter had bedragen.

Hij deed zijn ogen dicht. Toen probeerde hij zijn armen en benen om de beurt te bewegen, maar de scherpe pijn doorboorde hem zodra hij een spier bewoog. Hij begreep dat hij door minstens één kogel in de borst was getroffen en hij voelde een vage verwondering over het feit dat hij nog leefde. Het duizelingwekkende geluksgevoel waardoor romanfiguren in gelijksoortige situaties altijd worden overmand, manifesteerde zich evenwel niet. Vreemd genoeg was hij ook niet bang.

Hij vroeg zich af hoeveel tijd er was verstreken sinds hij geraakt was en of hij door meer schoten was getroffen nadat hij bewusteloos was geraakt. Was de man nog steeds op het dak? Er klonken geen schoten.

Martin Beck had zijn gezicht gezien, tegelijkertijd dat van een kind en van een oude man. Hoe was dat mogelijk? En zijn ogen; gek van angst, haat of wanhoop, of misschien alleen maar volkomen leeg.

Op een of andere manier had Martin Beck zich ingebeeld dat hij die man begreep, dat hij een deel van de schuld droeg en moest trachten te helpen, maar de man op het dak kon niet meer geholpen worden. Op zeker moment had hij in het afgelopen etmaal de definitieve stap over de grens gedaan, de waanzin in, naar een wereld waar niets bestond dan wraak, geweld en haat.

Nu lig ik hier misschien dood te gaan, dacht Martin Beck en welke schuld vereffen ik door te sterven?

Geen enkele.

Hij werd bang van zijn eigen gedachten en geloofde opeens dat hij daar al een eeuwigheid roerloos had gelegen. Was de man op het dak dood of gevangengenomen, was alles afgelopen en hijzelf vergeten, achtergelaten om te sterven, alleen, op een balkon waar matten geklopt worden?

Martin Beck probeerde te roepen, maar kon slechts een gorgelend geluid naar buiten persen en proefde de smaak van bloed in zijn mond.

Hij lag volkomen onbeweeglijk en vroeg zich af waar dat machtige gedruis om hem heen vandaan kwam. Het klonk als sterke wind door hoge boomtoppen of als de branding op het strand, of kwam het misschien van een airconditioningapparaat in zijn buurt?

Martin Beck voelde hoe hij wegzonk in een stille, zachte duisternis, waar het druisen wegstierf en hij nam niet de moeite om zich ertegen te verzetten. Hij kwam terug tot het gedruis en hel opflitsende flikkeringen in het bloedrode licht achter zijn oogleden en voor hij weer viel, begreep hij dat het suizen in hemzelf zat.

Zijn bewustzijn verdween en kwam terug, verdween en kwam terug, alsof hij op een trage, hoge deining werd gewiegd en er gingen visioenen en gedachtefragmenten door zijn brein die hij niet langer wist te grijpen. Hij hoorde gemurmel en verre geluiden en stemmen in het toenemende gedruis, maar niets ging hem meer aan.

Hij stortte neer in een weergalmende schacht van duisternis.