Deel 17
Nadat Richard zijn ransel uit het puin had getrokken, friste
hij zich snel op en trok een hemd aan. Ook deed hij
zijn zwaard om. Hoewel hij niet wist wat er in het gebouw was
geknald, leek het hem zeer waarschijnlijk dat het achter hem aan
zat. Hij had geen idee of zijn zwaard hem kon helpen om tegen
zoiets te vechten, maar hij voelde zich iets beter nu hij het bij
zich had.
Buiten was de avondlucht kalm en zwoel. Een van de mannen zag
hem de deur uit komen en kwam naar hem toe. 'Hoe gaat het met
Vrouwe Cara?'
'Dat weten we nog niet. Ze leeft nog - dat is tenminste
bemoedigend.'
De man knikte.
Richard herkende de hoed van de man. 'Jij bent toch degene die
me uit het raam zag hangen?' 'Dat klopt.'
'Heb je kunnen zien wat dat ding was dat ons aanviel?' 'Jammer
genoeg niet. Ik heb alle commotie gehoord, keek omhoog en zag u aan
één arm hangen. Ik dacht dat u zou vallen. Meer heb ik niet
gezien.'
'Geen donkere gedaante die uit het raam kwam?' De man vouwde
zijn handen achter zijn rug ineen terwijl hij er even over nadacht.
'Nee... dat wil zeggen, het is mogelijk dat ik een soort schaduw
heb opgevangen. Dat is alles, een glimp van een schaduw. Ik hield
me meer bezig met de vraag hoe ik zo snel mogelijk boven kon komen
voordat u viel.'
Nadat Richard de man had bedankt, liep hij een poosje door
zonder te merken in welke richting hij ging. Hij voelde zich
verdoofd, zijn gedachten waren zwaar en donker als de drukkende
nacht. Alles wat hij kende en waar hij om gaf, leek uiteen te
vallen. Hij voelde zich machteloos.
De sterren gingen achter de wolken verscholen en de maan was
nog niet opgekomen. Maar in de stad brandde overal licht dat in de
nevel werd weerkaatst, waardoor hij genoeg zag om de rand van de
heuvel te kunnen bereiken. Hij voelde zich nutteloos omdat hij Cara
niet kon helpen. Ze had hem al zo vaak geholpen. Deze keer was ze
met iets geconfronteerd wat haar krachten te boven ging.
Aan de rand van de diepte stond Richard een poosje naar het
standbeeld Levenskracht in de verte te staren. Victor had de ring
van ijzeren houders gemaakt waar de fakkels in zaten. Geboeid had
Kahlan het grootste deel van de dag in de smoorhete werkplaats van
de smid staan kijken terwijl hij het withete ijzer smeedde. Die dag
had Victor niet één keer zijn voorhoofd gefronst, maar geglimlacht
om haar oprechte belangstelling toen hij haar liet zien hoe hij het
metaal bewerkte om het gewenste resultaat te bereiken.
Richard herinnerde zich ook Kahlans ontzag toen ze een
houtsnede van zichzelf in reusachtig wit marmer gereproduceerd zag
worden. Hij herinnerde zich nog dat ze het kleine beeldje, gemaakt
van zijdezacht, warm gekleurd, geurig notenhout tegen haar borst
had gedrukt toen ze het eindelijk had teruggekregen. Hij had gezien
dat haar vingers liefkozend over het golvende gewaad gleden. Ook
herinnerde hij zich de manier waarop haar groene ogen vervolgens in
zijn ogen hadden gekeken.
Dat niemand hem over Kahlan geloofde, maakte dat hij zich
alleen en geïsoleerd voelde. Nog nooit had hij meegemaakt dat de
mensen die veel om hem gaven, meenden dat de dingen die hij
vertelde alleen in zijn fantasie bestonden. Het was een
beangstigend, hulpeloos gevoel dat mensen dachten dat hij in een
droomwereld leefde.
Toch was zelfs dat niet zo beangstigend als zijn ongerustheid
over wat er met Kahlan kon zijn gebeurd. Hij wist niet wat hij
moest doen om haar te vinden. Het enige wat hij zeker wist, was dat
hij hulp moest gaan halen. Of er hulp zou komen, wist hij niet,
maar
hij was beslist van plan alles te doen wat in zijn vermogen
lag om ervoor te zorgen.
Na enige tijd liep hij terug naar de herberg. Jamila stond
onder aan de trap stof en pleistergruis op te vegen. Ze keek hem
aan toen hij binnenkwam. 'Je moet hiervoor betalen.' 'Wat bedoel
je?'
Met de steel van haar bezem wees ze de trap op. 'De schade. Ik
heb de boel daarboven gezien. Je moet voor de reparaties betalen.'
Richard was van zijn stuk gebracht. 'Maar ik heb het niet gedaan.'
'Het is jouw schuld.'
'Mijn schuld? Ik was in mijn kamer. Ik heb de schade niet
veroorzaakt en ik weet niet wat wel de oorzaak was.' 'Jij en de
vrouw waren de enige twee die kamers boven hadden. De kamers waren
in goede staat toen je ze nam. Nu is het er een bende. Het gaat
veel geld kosten om ze te repareren. Ik heb de schade niet
aangericht - waarom zou ik er dan voor moeten opdraaien? De schade
is jouw schuld, dus jij moet betalen - inclusief gederfde kamerhuur
tijdens de reparatie.' Ze drong aan op betaling voor het repareren
van de kamers zonder dat ze had gevraagd hoe het met Cara ging of
zelfs maar bezorgd naar haar had geïnformeerd.
'Ik zal Ishaq toestemming geven de kosten af te trekken van
het bedrag dat hij me nog schuldig is.' Woest keek Richard de vrouw
aan. 'Neem me niet kwalijk.' Met de rug van zijn hand duwde hij
haar opzij en stapte langs haar de donkere gang in. Ze snoof naar
hem voordat ze verder ging met vegen. Niet wetend waar hij anders
naartoe moest, liep hij op de gang te ijsberen. Eindelijk was
Jamila klaar met het verzamelen van puin van de begane grond en
zette ze zich aan haar andere bezigheden. Ten slotte hield hij op
met ijsberen en ging met zijn rug tegen de muur tegenover de deur
van Nicci's kamer zitten. Hij wist niet wat hij anders moest doen
of waar hij anders naartoe moest. Hij wilde Cara zien. Richard trok
zijn knieën op en haakte zijn vingers eromheen. Met zijn kin op de
rug van zijn handen rustend dacht hij na over wat Jamila had
gezegd.
Ergens had ze wel gelijk. Het monster had inderdaad achter hem
aan gezeten. Als hij er niet was geweest, zou er niets zijn
gebeurd. Als iemand anders gewond of gedood was, was dat eigenlijk
zijn schuld geweest omdat hij het gevaar naar zich toe had gelokt.
Dat
Cara gewond was geraakt, kwam alleen door hem. Hij vermaande
zichzelf dat hij het de schuldige kwalijk moest nemen. Dat was
Jagang en iedereen die zijn doelen nastreefde. Het was Jagang die
het beest had laten maken dat achter Richard aan zat. Cara had
slechts in de weg gestaan. Ze had geprobeerd hem te beschermen
tegen wat Jagang en de Zusters van de Duisternis hadden
geschapen.
Denkend aan Victors mannen die enkele dagen eerder waren
gedood, vermoedelijk door hetzelfde beest, voelde hij onwillekeurig
een enorme schuld op zijn schouders drukken. Toch had het beest dat
in de herberg was binnengedrongen, hem geen kwaad gedaan. Richard
twijfelde er niet aan dat dat wel gebeurd zou zijn als het niet
domweg was verdwenen voordat het zijn onheilspellende taak had
kunnen verrichten. Hij kon zich nauwelijks voorstellen waarom het
zoiets zou doen. Of waarom het op die manier door de muren heen was
gebroken. Het was immers via het raam vertrokken, waarom was het
dan niet ook door het raam binnengekomen? Wat het ook was, het gaf
er blijk van bewustzijn te bezitten doordat het rechtstreeks op
zijn kamer afging. Als het door het raam was gekomen, zou het hem
ongetwijfeld te pakken hebben gehad voordat hij wist wat er aan de
hand was. Het wezen dat Victors mannen had gedood, had zich anders
gedragen. Cara was niet in stukken gereten hoewel ze duidelijk
zwaar was getroffen.
Hij begon zich af te vragen of het werkelijk om hetzelfde
wezen ging dat Victors mannen had gedood. Stel dat Jagang meer dan
één beest had geschapen, meer dan één wapen om achter hem aan te
zitten? Stel dat de Zusters van de Duisternis een leger van wezens
hadden voortgebracht om op hem te jagen? Alle vragen leken in zijn
hoofd rond te tollen, niet in staat zich tot antwoorden te
vormen.
Richard schrok op toen Nicci hem bij zijn schouders schudde.
Hij besefte dat hij in slaap moest zijn gesukkeld. 'Wat is er?'
vroeg hij, zijn ogen uitwrijvend. 'Hoe laat is het? Hoe lang heb
ik...'
'Een paar uur,' zei Nicci op zachte, vermoeide toon. 'Het is
midden in de nacht.'
Hoopvol krabbelde Richard overeind. 'Dus Cara is weer in orde?
Heb je haar genezen?'
Nicci leek hem wel een eeuwigheid aan te staren. In haar
tijdloze
ogen kijkend voelde Richard zijn hart in zijn keel
bonzen.
'Richard,' zei ze ten slotte op zo'n zachte, meewarige toon
dat zijn
adem ervan stokte, 'Cara gaat het niet redden.'
Bij die woorden knipperde hij met zijn ogen om er zeker van
te
zijn dat hij Nicci goed had begrepen.
'Ik snap het niet.' Hij schraapte zijn keel. 'Wat bedoel
je?'
Teder legde ze een hand op zijn arm. 'Ik denk dat je beter
naar
binnen kunt gaan om haar te zien zolang ze nog bij ons
is.'
Hij greep haar bij de schouders. 'Waar heb je het over?'
'Richard...' Nicci sloeg haar blik neer. 'Cara gaat het niet
redden.
Ze gaat dood. Ze zal de ochtend niet halen.'
Hij probeerde zich van de tovenares af te wenden maar
stootte
met zijn rug tegen de muur. 'Waaraan? Wat mankeert
haar?'
'Dat weet ik niet precies. Ze is aangeraakt door iets
waardoor...
waardoor de dood in haar is gevaren. Ik weet niet hoe ik het
moet
uitleggen, omdat ik niet precies weet waar ze aan doodgaat.
Het
enige wat ik weet, is dat haar afweer is bezweken en dat ze
elke
seconde dieper wegzakt.'
'Maar Cara is sterk. Ze zal ertegen vechten. Ze komt er wel
bovenop.'
Nicci schudde haar hoofd. 'Nee, Richard, ze redt het niet. Ik
wil geen valse hoop wekken. Ze ligt op sterven. Ik denk dat ze
zelfs wil doodgaan.'
Richard deed een stap naar voren. 'Wat? Dat is absurd. Ze
heeft geen enkele reden om dood te willen.'
'Dat kun je niet zeggen, Richard. Je weet niet wat ze
meemaakt. Jij kent haar redenen niet. Misschien is het lijden te
veel voor haar. Misschien kan ze de pijn niet verdragen en wil ze
dat er een eind aan komt.'
'Haar eigen leven kan haar misschien niet schelen, maar Cara
zou er alles voor overhebben om mij te kunnen beschermen.' Nicci
likte haar lippen terwijl ze hem een geruststellend kneepje in zijn
arm gaf. 'Misschien heb je gelijk, Richard.' Hij hield er niet van
als iemand hem naar de mond praatte. Zijn blik ging van de deur
naar de tovenares. 'Nicci, jij kunt haar redden. Jij weet hoe je
zoiets aanpakt.'
'Luister, misschien kun je haar beter met eigen ogen gaan zien
voordat je...'
'Je móét iets doen. Dat moet gewoon.'
Nicci sloeg haar armen om zich heen. Met betraande ogen wendde
ze haar blik af.
'Ik zweer het, Richard, ik heb alles al geprobeerd. Niets
heeft geholpen. De dood heeft haar geest al en zover kan ik niet
meer reiken. Ze ademt nog maar net. Haar hart is zwak en heeft het
bijna begeven. Haar hele lichaam houdt ermee op naarmate ze dieper
wegglijdt. Ik weet niet eens of ze nog wel echt leeft zoals wij dat
opvatten. Haar leven hangt aan een zijden draadje en dat draadje
zal het niet veel langer uithouden.'
'Maar kun je niet...' Hij kon geen woorden bedenken om de
loden last van het verdriet die op hem begon te drukken, tegen te
houden.
'Alsjeblieft, Richard,' fluisterde Nicci, 'ga naar haar toe
voordat het te laat is. Vertel haar wat je nog te zeggen hebt
zolang het nog kan. Als je dat niet doet zul je er altijd spijt van
hebben.' Richard voelde zich verdoofd toen Nicci hem de kamer in
voerde. Dit kon niet echt gebeuren. Dat was domweg onmogelijk. Dit
was Cara. Cara was als de zon: ze kon niet sterven. Ze was... ze
was zijn vriendin. Ze mocht niet doodgaan.