DE TOORN GODS
Mamma kwam die avond stijf en stram onze kamer binnen, alsof elke beweging haar pijn deed. Haar lieve gezicht was bleek en pafferig; haar ogen waren rood en gezwollen. Op haar drieëndertigste was ze zo vernederd door iemand dat ze geen van ons recht in de ogen kon kijken. Ze maakte een verslagen, wanhopige, vernederde indruk en stond midden in de kamer als een kind dat wreed gestraft is. Gedachteloos rende de tweeling op haar af om haar te begroeten. Ze sloegen enthousiast hun armen om haar benen, lachend en huilend tegelijk, en zeiden met blijde stemmetjes: ‘Mamma, mamma! Waar ben je geweest?’
Chris en ik liepen langzaam naar haar toe en omhelsden haar aarzelend. Je zou denken dat ze zeker tien zondagen achter elkaar was weggeweest en niet maar één woensdag, maar zij was onze hoop, onze werkelijkheid, onze reddingslijn naar de buitenwereld.
Zoenden we haar te uitbundig? Kreunde ze van pijn onder onze gretige, hongerige, krampachtige omhelzingen of omdat het haar verplichtingen oplegde? Terwijl de tranen langzaam over haar bleke wangen rolden, dacht ik dat ze alleen maar huilde uit medelijden met ons. We gingen zo dicht mogelijk bij haar zitten, op een van de grote bedden. Ze nam de tweeling op haar schoot zodat Chris en ik ons tegen haar aan konden vlijen. Ze keek naar ons en gaf ons een complimentje omdat we zo mooi schoon waren en glimlachte omdat ik een groen lint in Carries haar had gebonden dat paste bij de groene strepen van haar jurk. Ze sprak met hese stem, of ze kou had gevat. ‘Zeg eens eerlijk, hoe was het vandaag?’
Cory’s gezicht betrok, hij trok een pruilmondje waarmee hij zwijgend te kennen gaf dat het allemaal niet zo best was. Carrie uitte haar opgekropte woede. ‘Cathy en Chris zijn gemeen!’ schreeuwde ze en het was allesbehalve een lief gesjilp. ‘We moeten de hele dag binnen blijven van ze! We willen niet binnen zitten! We houen niet van die grote vieze zolder, die zij zo leuk vinden! Mamma, het is er niet leuk!’
Bezorgd en triest probeerde mamma Carrie gerust te stellen. Ze zei tegen de tweeling dat de omstandigheden waren veranderd, en dat ze nu naar hun oudste broer en zus moesten luisteren, en dat ze die als hun ouders moesten beschouwen en gehoorzamen.
‘Nee! Nee!’ snerpte een rood-aangelopen woedende bundel. ‘We vinden het hier afschuwelijk! We willen de tuin; het is hier donker. We willen Chris en Cathy niet, mamma, we willen jou! Neem ons mee naar huis! Neem ons mee! We willen hier weg!’
Carrie sloeg naar mamma, naar mij, naar Chris, en gilde dat ze naar huis verlangde, terwijl mamma erbij zat zonder zich te verdedigen, zonder het schijnbaar zelfs maar te horen, niet wetend hoe ze zich moest gedragen in een situatie waarin een vijfjarige de baas was. Hoe minder mamma reageerde, hoe harder Carrie schreeuwde. Ik legde mijn handen tegen mijn oren.
‘Corrine!’ beval grootmoeder. ‘Leg dat kind onmiddellijk het zwijgen op!’ Ik hoefde maar naar haar strakke kille gezicht te kijken, om precies te weten hoe zij Carrie zou aanpakken. Maar op mamma’s andere knie zat een klein jongetje dat met wijd open ogen naar de grootmoeder staarde die zijn tweelingzusje bedreigde, dat van mamma’s schoot was gesprongen en nu vlak voor haar grootmoeder stond. Carrie plantte haar kleine voetjes ver uit elkaar, gooide het hoofd in de nek, opende dat lieve kleine mondje van haar en gáf me een gil ‘ Ze leek een operazangeres die haar krachten heeft gespaard voor de grote slotaria. Haar vorige geschreeuw leek daarbij vergeleken op het zwa kke gemiauw van een jong poesje. Nu hadden we te maken met een tijgerin – een woedende!
Ik was diep onder de indruk en vol ontzag, maar tevens doodsbang voor wat er nu zou gaan gebeuren.
Grootmoeder pakte Carrie beet bij haar haar en tilde haar omhoog. Het was genoeg om Cory in een oogwenk van moeders schoot te laten springen. Lenig als een kat sprong hij op grootmoeder af! Sneller dan ik kon knipogen rende hij naar haar toe en beet in haar been! Inwendig kromp ik ineen, ik voelde dat ons nu allemaal wel het een en ander te wachten zou staan. Ze keek naar hem en schudde hem van zich af als een lastig schoothondje. Maar door die bliksemsnelle reactie van Cory moest ze Carries haar loslaten. Carrie viel op de grond, krabbelde snel overeind en deed een uitval met haar voet, waarbij ze grootmoeders been op een haar na miste.
Cory bleef niet achter. Hij hief zijn kleine voet met het witte schoentje op, mikte zorgvuldig en schopte toen zo hard hij kon tegen grootmoeders been.
Intussen was Carrie haastig naar de hoek gerend, waar ze op de grond hurkte en jammerde als een misthoorn op volle sterkte!
Het was inderdaad een schouwspel om te onthouden.
Cory had nog steeds geen woord gezegd en geen kik gegeven; hij was altijd stil en resoluut. Maar niemand mocht zijn tweelingzusje bedreigen of pijn doen – zelfs als die ‘niemand’ bijna een meter tachtig lang was en tegen de 200 pond woog! En Cory was heel klein voor zijn leeftijd.
Maar Cory mocht het dan niet prettig vinden wat er met Carrie gebeurde, grootmoeder vond het evenmin prettig wat er met haar gebeurde! Woedend keek ze naar zijn kleine, uitdagende, boze gezichtje dat naar haar omhoog geheven was. Ze wachtte tot hij ineen zou krimpen, tot de boze uitdrukking van zijn gezicht en de uitdagende blik uit zijn ogen verdwenen waren, maar hij bleef onwrikbaar voor haar staan en tartte haar. Haar smalle, kleurloze lippen verstrakten tot een dunne kromme potloodlijn.
Haar hand kwam omhoog – een enorme, zware hand, flonkerend van de diamanten ringen. Cory vertrok geen spier, zijn enige reactie op deze duidelijke bedreiging was een nog woedender grimas, terwijl hij zijn kleine handjes tot vuisten balde die hij omhoog hief als een bokser.
Hemeltjelief! Dacht hij heus dat hij haar aankon?
Ik hoorde dat mamma Cory riep; haar stem klonk zo gesmoord dat het niet meer dan een gefluister was.
Vastberaden gaf grootmoeder zo’n harde klap tegen het uitdagende babygezichtje dat Cory wankelde. Hij struikelde, viel achterover op de grond, maar was in een oogwenk weer overeind en draaide zich met een ruk om, teneinde opnieuw in de aanval te gaan tegen die reusachtige gehate berg vóór hem. Zijn plotselinge besluiteloosheid wekte mijn medelijden. Hij aarzelde, dacht nog eens na, en zijn gezonde verstand zegevierde over zijn woede. Hij ging naar de hoek van de kamer waar Carrie gehurkt op de grond zat, half kruipend en half hollend, en sloeg zijn armpjes om haar heen. Samen knielden ze op de grond, elkaar vasthoudend, wang tegen wang, terwijl ze het gezamenlijk op een gillen zetten!
Naast me mompelde Chris iets dat op een schietgebedje leek.
‘Corrine, het zijn jouw kinderen – sluit ze op! Ogenblikkelijk!’
Maar als de tweeling eenmaal goed op gang was, waren ze bijna niet meer tot bedaren te brengen. Redeneren hielp niet. Ze luisterden alleen maar naar hun eigen angst, en als mechanisch speelgoed moesten ze vanzelf aflopen, tot ze uitgeput waren.
Toen pappa nog leefde vist hij wel hoe hij zo’n situatie moest oplossen. Hij nam ze allebei als een paar zakken meel onder zijn armen en droeg ze naar hun kamer, waar hij ze streng beval om stil te zijn, omdat ze anders alleen bleven tot ze hun mond hielden, zonder TV, zonder speelgoed. En zonder publiek dat getuige was van hun verzet en hun indrukwekkende gegil aanhoorde was de lol er al gauw af en hield het geschreeuw meestal na een paar minuten al op. Dan kwamen ze pruilend hun kamer uit, heel stil en gedwee, kropen op pappa’s schoot en zeiden bedeesd: ‘Het spijt ons.’
Maar pappa was dood En er was geen afzonderlijke kamer waar ze tot bedaren konden komen. Deze ene kamer was ons hele huis, en de tweeling hield het opgesloten publiek pijnlijk in hun ban. Ze bleven gillen tot hun gezicht van roze rood werd, van rood vuurrood en vervolgens paars. Hun blauwe ogen werden glazig van inspanning. Het was een mooie voorstelling – maar een roekeloze!
Grootmoeder was blijkbaar even gehypnotiseerd geweest door het ongewone schouwspel. Maar de betovering werd plotseling verbroken en ze kwam tot leven. Doelbewust liep ze naar de hoek waar de tweeling bijeen zat. Ze bukte zich en pakte de twee gillende kinderen meedogenloos bij hun nekvel. Met gestrekte armen hield ze de kinderen voor zich uit, die schopten, schreeuwden, met hun armen maaiden en vergeefs probeerden hun kwelgeest te raken. Zo bracht grootmoeder ze naar mamma, waar zij ze als een stuk vuil op de grond liet vallen. Met een luide, ferme stem, die door hun gegil heendrong, zei ze toonloos: ‘Ik zal jullie allebei afranselen tot het bloed eruit komt, als je niet onmiddellijk stopt met dat gegil!’
De onmenselijke klank in haar stem, en het kille, afgrijselijke dreigement, overtuigden de tweeling, evenals mij, dat ze meende wat ze zei. Verbijsterd en vol afschuw staarde de tweeling haar aan – en met open mond bedwongen ze hun gegil. Ze wisten wat bloed was, en dat het meestal gepaard ging met pijn. Ik vond het vreselijk de tweeling zo wreed behandeld te zien, alsof het haar niet kon schelen dat hun zwakke botten zouden worden gebroken of hun tere huid gekneusd. Ze torende hoog boven hen uit, boven ons allemaal. Toen keerde ze zich met een ruk om en viel uit tegen mamma: ‘Corrine, een dergelijke walgelijke scène mag niet meer voorkomen! Het is duidelijk dat je kinderen verwend zijn en dringend een paar lessen in discipline en gehoorzaamheid nodig hebben. Geen kind dat in dit huis woont mag ongehoorzaam zijn of schreeuwen of een uitdagende houding aannemen. Hoor je me? Ze mogen alleen spreken als er tegen hen gesproken wordt. Ze moeten onmiddellijk gehoorzamen als ik iets zeg. Trek je bloese uit, dochter, en laat ze zien hoe ongehoorzaamheid in dit huis wordt gestraft!’
Mamma was tijdens haar toespraak opgestaan. Ze leek ineen te schrompelen op haar hooggehakte schoentjes en zag doodsbleek.
‘Nee!’ fluisterde ze, ‘dat is niet nodig. Kijk maar, de tweeling is al stil…ze gehoorzamen.’
Het gezicht van de oude vrouw stond heel grimmig. ‘Corrine, je bent toch niet zo onverstandig om ongehoorzaam te zijn? Als ik je iets zeg, dan doe je dat zonder tegen te spreken! En onmiddellijk! Kijk eens wat je hebt grootgebracht. Zwakke, verwende, onhandelbare kinderen, alle vier! Ze denken dat ze met schreeuwen kunnen krijgen wat ze willen hebben. Maar hun geschreeuw zal hun hier niet helpen. Ze moeten weten dat er geen genade bestaat voor iemand die ongehoorzaam is en de regels overtreedt. Dat hoor jij te weten, Corrine. Hen ik ooit genadig voor je geweest? Zelfs voordat je ons verraden hebt, heb ik me nooit laten weerhouden door je mooie gezichtje en je lieve maniertjes. O, ik weet nog wel dat je vader toen hij nog van je hield, zich tegen mij keerde om jou te verdedigen. Maar die tijd is voorbij. Je hebt hem bewezen dat je precies bent wat ik altijd heb gezegd wat je was – een bedrieglijk, leugenachtig stuk vuil!’
Ze keek met haar harde, priemende ogen naar Chris en mij. ‘Ja, jij en je halfoom hebben een paar mooie kinderen gemaakt, dat geef ik onmiddellijk toe, al hadden ze nooit geboren mogen worden. Maar ze lijken me ook zwakke, waardeloze nietsnutten!’ Haar gemene ogen gleden minachtend over onze moeder, alsof we alle slechte eigenschappen van haar hadden gekregen. Maar ze was nog niet klaar.
‘Corrine, je kinderen hebben een lesje nodig. Als ze zien wat er met hun moeder gebeurd is, zullen ze begrijpen wat er met hen kan gebeuren.’
Mijn moeder richtte zich op, rechtte haar rug en keek dapper in de ogen van de grote, grove vrouw, die minstens tien centimeter boven haar uitstak en heel wat ponden zwaarder was.
‘Als je wreed bent tegen mijn kinderen,’ begon mamma met trillende stem, ‘dan neem ik ze vanavond nog mee uit dit huis en zul je mij en je kleinkinderen nooit meer zien!’ Ze zei het uitdagend, hief haar mooie gezicht omhoog en staarde vastberaden en woedend naar die logge vrouw die haar moeder was!
Een strakke, kille glimlach was het antwoord op haar uitdaging. Nee, het was geen glimlach, het was een spottende grijns. ‘Neem ze maar mee – nu meteen! Ga weg, Corrine! Dacht je werkelijk dat het me wat kon schelen als ik nooit meer iets van jou of je kinderen zou horen of zien?’
Mamma’s porseleinblauwe ogen leverden strijd met grootmoeders metalen stem, terwijl wij ademloos toekeken. Inwendig juichte ik. Mamma zou ons hier vandaan halen! We gingen weg! Dag kamer! Dag, zolder! Dag, al die miljoenen die ik niet eens wil!
Maar terwijl ik keek, terwijl ik wachtte tot mamma zich zou omdraaien en naar de kast gaan om onze koffers te pakken, zag ik in plaats daarvan iets nobels en moois in haar verschrompelen. Verslagen sloeg ze haar ogen neer en boog langzaam haar hoofd om haar gezicht te verbergen.
Geschokt en bevend zag ik hoe grootmoeders grijns veranderde in een wrede zegevierende lach. Mamma! Mamma! Mamma! schreeuwde ik inwendig. Laat je dat niet aandoen!
‘En nu, Corrine, trek je bloese uit.’
Langzaam, met tegenzin, en met een doodsbleek gezicht, draaide mamma zich om, met haar rug naar ons toe. Er liep een rilling over haar rug. Stram hief ze haar armen op. Met de grootste moeite maakte ze elk knoopje van haar witte bloese los. Voorzichtig liet ze de bloese naar beneden zakken om haar rug te laten zien.
Ze droeg geen onderjurk of bustehouder onder haar bloese, en de reden was duidelijk. Ik hoorde hoe Chris zijn adem inhield. En Carrie en Cory hadden kennelijk ook gekeken, want hun klaaglijke geluidjes drongen tot me door. Nu wist ik waarom mamma, die meestal zo elegant was, zo stijf de kamer was binnengekomen en waarom haar ogen rood waren van het huilen.
Op haar rug liepen lange, felrode striemen, van haar hals tot de tailleband van haar blauwe rok. Een paar van die diepe striemen hadden korsten van gedroogd bloed. Er was nauwelijks een paar centimeter gave huid te bekennen tussen de afschuwelijke striemen van de zweep.
Ongevoelig, liefdeloos, zonder te letten op onze gevoelens of die van mamma, kwamen er nieuwe instructies uit de mond van onze grootmoeder: ‘Kijk maar goed, kinderen. En denk eraan dat die striemen doorgaan tot aan je moeders voeten. Drieëndertig zweepslagen, één voor elk jaar van haar leven. En vijftien extra slagen voor elk jaar dat ze in zonde heeft geleefd met jullie vader. Je grootvader heeft die straf bevolen, maar ik heb de zweep gehanteerd. De misdaden van je moeder zijn tegen God gericht en de morele principes van onze maatschappij. Haar huwelijk was goddeloos, een heiligschennis! Een huwelijk dat een gruwel was in de ogen van de Heer. En alsof dat nog niet voldoende was, moesten ze ook nog kinderen krijgen – vier! Duivelsgebroed! Slecht vanaf het moment waarop ze verwekt zijn!’
Mijn ogen puilden uit bij het zien van die venijnige striemen op het blanke zachte vlees dat pappa met zoveel liefde had gekoesterd. Het duizelde me, ik voelde me onzeker, angstig en verdrietig, ik wist niet wie of wat ik was, of ik wel het recht had te leven op een aarde die God had gereserveerd voor de mensen die met Zijn zegen en toestemming waren geboren. We waren onze vader kwijt, ons huis, onze vrienden en onze bezittingen. Die avond geloofde ik niet langer dat God de volmaakte rechter was. Dus eigenlijk was ik God ook nog kwijt.
Ik wilde dat ik een zweep in mijn handen had om die oude vrouw te kunnen terugslaan, die ons op zo meedogenloze wijze zoveel had ontnomen. Ik staarde naar de ladder van bloederige strepen op mamma’s rug, en nog nooit had ik iemand zo gehaat Ik haatte haar niet alleen om hetgeen ze moeder had aangedaan, maar ook om de afschuwelijke woorden die uit die gemene mond kwamen.
Ze keek me aan, die verfoeilijke oude vrouw, alsof ze voelde wat er in mij omging. Ik staarde uitdagend terug, in de hoop dat ze kon zien dat ik elke bloedverwantschap met haar vanaf dat moment verloochende – niet alleen met haar, maar ook met die oude man beneden. Ik zou nooit meer medelijden met hem hebben.
Misschien waren mijn ogen van glas en onthulden ze al die wraakzuchtige gedachten die door mijn brein tolden, waaraan ik – dat zwoer ik plechtig – eens uiting zou geven. Misschien zag ze de wraakzucht in die witte wormen van mijn hersenen, want de volgende woorden waren uitsluitend tot mij gericht, al gebruikte ze het woord ‘kinderen’.
‘Dus, kinderen, jullie zien dat dit huis hard en meedogenloos kan zijn voor iedereen die ongehoorzaam is en onze egels overtreedt. We zullen jullie eten en drinken en onderdak geven, maar nooit vriendelijkheid, sympathie of liefde. Het is onmogelijk om geen afkeer te voelen voor iets dat zo onheilzaam is. Hou je aan mijn regels, dan zul je geen kennis hoeven te maken met mijn zweep, en dan zal het je ook nooit ontbreken aan de eerste levensbehoeften. Waag het om ongehoorzaam te zijn en je zult leren wat ik je kan aandoen en wat ik je kan ontnemen.’ Ze staarde ons om de beurt aan.
Ja, ze wilde ons te gronde richten die avond toen we nog jong, onschuldig en vol vertrouwen waren, toen we alleen nog maar de goede kant van het leven kenden. Ze wilde onze ziel verschrompelen, ons vernederen en verdorren, ons voorgoed onze trots ontnemen.
Maar ze kende ons niet.
Niemand zou er ooit in slagen mij zover te krijgen dat ik mijn vader of moeder haatte! Niemand zou de macht van leven en dood over me hebben – niet zolang ik leefde en kon terugvechten!
Ik keek even naar Chris. Ook hij staarde haar aan. Zijn blik ging van boven naar beneden, alsof hij overwoog wat hij bij haar kon aanrichten als hij haar zou aanvallen. Maar hij was pas veertien. Hij zou eerst een man moeten worden voor hij haar zou kunnen overwinnen. Maar zijn handen balden zich tot vuisten, al dwong hij zich zijn armen recht langs zijn lichaam te houden. Van inspanning kneep hij zijn lippen samen tot een lijn die even dun en hard was als die van zijn grootmoeder. Zijn ogen waren kil, kil als blauw ijs.
Van ons allemaal hield hij het meest van moeder. Hij had haar op een voetstuk geplaatst en beschouwde haar als de liefste, aardigste, mooiste, meest begrijpende vrouw ter wereld. Hij had me al eens verteld dat hij later een vrouw wilde trouwen die op mamma leek. Nu kon hij alleen nog maar woedend kijken. Hij was te jong om iets te kunnen doen.
Onze grootmoeder wierp ons een laatste, verachtelijke blik toe. Toen stopte ze de sleutel van de deur in mamma’s hand en verliet de kamer.
Eén vraag torende boven alle andere uit: ‘Waarom? Waarom waren wij naar dit huis gebracht? Dit was geen veilige haven, geen toevluchtsoord, geen schuilplaats. Mamma moest geweten hebben hoe het zou zijn en toch had ze ons midden in de nacht hier naartoe gebracht. Waarom?