CHRISTOPHERS SPEURTOCHT EN DE TERUGSLAG DAARVAN
Plotseling werd ik door ruwe handen bij de schouders gepakt en wakker geschud! Geschrokken en bang staarde ik naar dé vrouw in wie ik nauwelijks mijn moeder herkende. Ze keek me vernietigend aan en vroeg woedend: ‘Waar is je broer?’
Ik kromp ineen, verbijsterd dat ze zo kon spreken en kijken, zo woedend, zo onbeheerst. Toen draaide ik mijn hoofd om naar het bed dat op een meter afstand van het mijne stond. Leeg. O, God, hij was te lang weggebleven.
Zou ik liegen? Hem beschermen en zeggen dat hij op zolder was? Nee, ze was immers onze moeder, ze hield van ons, zij zou het begrijpen. ‘Chris is de andere kamers gaan bekijken op deze verdieping.’
Eerlijk duurt het langst! En we logen nooit tegen moeder of tegen elkaar. Alleen tegen grootmoeder, en dan alleen als het nodig was.
‘Verdomme, verdomme, verdomme!’ vloekte ze. Haar gezicht zag vuurrood en haar woede was nu geheel tegen mij gericht. Natuurlijk zou haar lievelingszoontje nooit zoiets hebben gedaan zonder mijn duivelse invloed. Ze schudde me heen en weer tot ik het gevoel had dat ik een lappenpop was en mijn ogen uit mijn hoofd rolden.
‘Alleen hierom zal ik nooit en nooit meer, om welke reden of bij welke gelegenheid ook, jou en Christopher toestaan deze kamer te verlaten! Jullie hebt me allebei je woord gegeven – en dat heb je gebroken! Hoe kan ik één van jullie ooit nog vertrouwen? Ik dacht dat ik het kon. Ik dacht dat je van me hield, dat jullie me nooit zouden verraden!’
Ik sperde mijn ogen open. Hadden wij haar verraden? Ik was diep geschokt door haar gedrag – het leek me eerder dat zij ons verried.
‘Mamma, we hebben niets verkeerds gedaan. We zijn heel stil geweest bij de kist. Er zijn allemaal mensen gekomen, maar niemand heeft gemerkt dat we er waren. Wc zijn stil geweest. Niemand weet dat we hier zijn. En je mag niet zeggen dat je ons hier nooit meer uitlaat. Je moet ons eruit laten. Je kunt ons niet eeuwig hier opgesloten houden.’
Ze keek me met een vreemde, gekwelde blik aan, zonder antwoord te geven. Ik dacht dat ze me zou slaan, maar nee, ze liet mijn schouders los en draaide zich met een ruk om. De deinende rok van haar kostbare jurk leek op fladderende vleugels; ze verspreidde een zoete bloemengeur die slecht paste bij haar hysterische gedrag.
Ze stond op het punt de kamer uit te gaan, waarschijnlijk om Chris zelf te gaan zoeken, toen de deur open ging en mijn broer stilletjes binnenkwam. Hij deed zachtjes de deur achter zich dicht, keerde zich toen om en keek mijn richting uit. Hij deed zijn mond open om wat te zeggen. Toen zag hij moeder staan en er verscheen een merkwaardige uitdrukking op zijn gezicht.
Om de een of andere reden begonnen zijn ogen niet te glanzen zoals meestal als hij haar zag.
Met een snelle beweging was mamma bij hem. Ze hief haar hand op en gaf hem een harde klap op zijn wang. En voordat hij van de schrik bekomen was hief ze haar linkerhand op en kreeg ook zijn andere wang de kracht van haar woede te voelen! Op Chris’ bleke, geschrokken gezicht verschenen twee grote rode plekken.
‘Als je ooit nog eens zoiets uithaalt, Christopher Foxworth, dan zal ik eigenhandig niet alleen jou, maar ook Cathy een pak rammel geven.’
Het laatste beetje kleur trok weg uit Chris’ onnatuurlijk bleke gezicht; de rode plekken op zijn wangen leken op bloederige handafdrukken. Ook ik voelde het bloed uit mijn hoofd wegtrekken en voelde een stekende pijn achter mijn oren. Mijn krachten lieten me in de steek. Ik staarde naar de vrouw die een vreemde voor me was, een vrouw die ik niet kende en niet wilde kennen. Was dat de moeder, die altijd zo lief en zacht tegen ons sprak? Was dat de moeder die zoveel begrip had voor de ellende die we door onze lange opsluiting moesten doorstaan? Had het huis al ‘invloed’ op haar – veranderde het haar?
Het drong plotseling tot me door…ja, alle kleine dingen bij elkaar…ze was aan het veranderen. Ze kwam niet meer zo vaak als vroeger, niet elke dag, en zeker niet twee keer per dag zoals in het begin. Ik was bang, alsof alles wat betrouwbaar en vertrouwd was onder onze voeten vandaan werd getrokken – en er alleen maar speelgoed, spelletjes en andere cadeaus overbleven.
Ze moest iets gezien hebben in Chris’ verbijsterde gezicht, iets dat haar woede deed verdwijnen. Ze sloeg haar armen om hem heen en bedekte zijn bleke, besmeurde, besnorde gezicht met vlugge korte zoenen, probeerde het kwaad goed te maken dat ze had aangericht.
Kus, kus, kus, ze woelde in zijn haar, streelde over zijn wang, trok zijn hoofd tegen haar zachte, volle borsten en liet hem verdrinken in de sensualiteit van dat zachte vlees, een liefkozing die zelfs een jongen van zijn leeftijd moest opwinden.
‘Het spijt me, lieveling,’ fluisterde ze met tranen in haar ogen en haar stem. ‘Vergeef me, vergeef me alsjeblieft. Kijk niet zo angstig. Je bent toch niet bang voor me? Ik meende het niet van dat pak rammel. Ik hou van je, dat weet je. Ik zou jou of Cathy nooit afranselen. Dat heb ik toch nooit gedaan? Ik was van de kook, omdat alles nu zo goed voor me gaat – voor ons. Je mag nu niets doen om het voor ons allemaal te bederven. Dat is de enige reden waarom ik je sloeg.’
Ze nam zijn gezicht tussen haar handen en kuste hem vol op de lippen, die naar voren tuitten door de stevige druk van haar handen. En die diamanten, die smaragden bleven maar flonkeren, flonkeren…signalen die een betekenis hadden. Ik zat er verwonderd naar te kijken en voelde…ja, ik weet niet wat, verwarring, verbijstering…en ik voelde me heel, heel jong. En de wereld om ons heen was zo verstandig, en oud, zo oud.
Natuurlijk vergaf hij haar, net als ik. En natuurlijk moesten we weten wat zo goed ging voor haar en voor ons.
‘Alsjeblieft, mamma, vertel wat het is – alsjeblieft!’
‘Een andere keer,’ zei ze. Ze had ineens grote haast om terug te gaan naar het feest, voordat ze haar zouden missen. Meer zoenen voor ons allebei. En plotseling besefte ik dat ik nooit met mijn wang tegen haar zachte borst had gelegen.
‘Een andere keer, morgen misschien, dan zal ik je alles vertellen,’ zei ze, terwijl ze ons haastig nog een keer zoende en een paar sussende woordjes zei om onze angst weg te nemen. Ze boog zich over me heen om Carrie een zoen te geven en ging toen naar Cory en gaf hem ook een zoen op zijn wang.
‘Heb je me vergeven, Christopher?’
‘Ja, mamma, ik begrijp het, mamma. We hadden hier moeten blijven. Ik had niet op onderzoek uit mogen gaan.’
Ze glimlachte en zei: ‘Gelukkig kerstfeest, ik kom gauw weer bij jullie.’ Toen ging ze de deur uit en deed die achter zich op slot.
Onze eerste kerstdag hierboven was voorbij. De klok in de gang beneden sloeg één uur. We hadden een kamer vol cadeaus, een TV-toestel, het schaakspel dat we hadden gevraagd, een rode en een blauwe driewieler, nieuwe kleren die dik en warm waren, en veel snoep, en Chris en ik waren naar een schitterend feest geweest – in zekere zin tenminste. Maar er was iets nieuws in ons leven gekomen, een facet van het karakter van onze moeder dat we nooit hadden meegemaakt. Eén of twee seconden lang had mamma precies op grootmoeder geleken!
In het donker lagen we op één bed, Carrie aan mijn ene kant, Chris aan de andere. Chris en ik lagen hand in hand. Hij rook anders dan ik. Mijn hoofd lag op zijn jongensachtige borst. Hij werd mager. Ik kon zijn hart horen kloppen. De muziek van beneden klonk nog steeds vaag in onze oren. Zijn hand rustte op mijn haar, hij krulde een lok rond zijn vinger.
‘Chris, opgroeien is erg gecompliceerd, hè?’
‘Ik geloof het wel, ja.’
‘Ik heb altijd gedacht dat je, als je volwassen was, elke situatie aankon. Dat je nooit zou twijfelen en altijd zou weten wat goed is en verkeerd. Ik heb nooit gedacht dat volwassenen ook maar wat aanstuntelden, net als wij.’
‘Als je mamma bedoelt: ze meende niet wat ze zei en deed. Ik geloof, al weet ik het niet zeker, dat als je eenmaal volwassen bent en je gaat weer in het huis van je ouders wonen, dat je dan op een vreemde manier zelf weer een afhankelijk kind wordt. Haar ouders trekken haar de ene kant op – en wij trekken haar een andere kant op – en nu is er ook die man met de snor. Die trekt haar natuurlijk ook zijn kant uit.’
‘Ik hoop dat ze nooit hertrouwt! Wij hebben haar harder nodig dan die man!’
Chris zei niets.
‘En dat TV-toestel dat ze ons heeft gebracht – ze heeft gewacht tot haar vader haar er een gaf, terwijl ze er zelf al maanden geleden één voor ons had kunnen kopen, in plaats van al die kleren voor zichzelf! En die juwelen! Ze draagt altijd nieuwe ringen en nieuwe armbanden en oorhangers en kettingen.’
Voorzichtig waagde hij zich aan een uitleg van moeders motieven. ‘Je moet het zo zien, Cathy – als ze ons de eerste de beste dag een TV had gegeven, zouden we er de hele dag naar gek eken hebben. Dan zouden we geen tuin hebben gemaakt op zolder waar de tweeling kan spelen. We zouden alleen maar hebben zitten kijken En bedenk eens hoeveel we hebben geleerd in al die eindeloos lange dagen, zoals bloemen en dieren maken. Ik schilder nu beter dan toen ik hier kwam, en al die boeken die we hebben gelezen…daar hebben we ook van geleerd. En jij bent ook veranderd, Cathy.’
‘Hoe ben ik veranderd? Hoe? Vertel eens.’
Hij rolde zijn hoofd van de ene kant naar de andere kant op het kussen, een beetje verlegen en hulpeloos.
‘Oké, je hoeft niets aardigs tegen me te zeggen. Maar voor je weggaat en in je eigen bed stapt moet je me alles vertellen wat je ontdekt hebt – alles. Je mag niets weglaten, zelfs je gedachten niet. Ik wil dat je me het gevoel geeft dat ik bij je was, naast je, zag en voelde wat jij deed.’
Hij draaide zijn hoofd om, zodat we elkaar recht in de ogen keken en zei op heel vreemde toon: ‘Je was naast me. Ik voelde je naast me, je hield mijn hand vast, fluisterde in mijn oor, en ik heb aandachtiger gekeken, zodat jij kon zien wat ik zag.’
Het reusachtige huis, dat geregeerd werd door het zieke monster beneden, had hem geïntimideerd; ik hoorde het aan zijn stem. ‘Het is een ontzettend groot huis, Cathy, net een hotel. Er zijn rijen kamers, die allemaal gemeubileerd zijn met de mooiste, duurste dingen, maar je kunt zien dat ze nooit worden gebruikt. Ik heb alleen op deze verdieping al veertien kamers geteld, en ik geloof dat ik nog een paar kleine heb overgeslagen.’
‘Chris!’ riep ik teleurgesteld uit, ‘zo mag je liet niet vertellen! Je moet me het gevoel geven dat ik naast je loop. Begin overnieuw en vertel me hoe het is gegaan vanaf de seconde dat je hier bent weggegaan!’
‘Nou,’ zei hij zuchtend, alsof hij het liever niet deed, ‘ik sloop over de donkere gang van deze vleugel en holde naar de plaats waar hij uitkomt op de grote rotonde waar we ons hebben verborgen in de kist bij het balkon. Ik heb niet in de kamers van de noordelijke vleugel gekeken. Zodra ik ergens was waar de mensen me konden zien, moest ik oppassen. De party was bijna op het hoogtepunt. Het feestgedruis beneden was luider, iedereen leek dronken. Iemand zong iets geks, over het missen van twee voortanden. Het klonk zó mal dat ik naar de balustrade ben geslopen en naar al die mensen heb gekeken. Ze zagen er mal, verkort uit, en ik dacht, dat moet ik onthouden; als ik mensen van bovenaf teken, moet ik zorgen dat ze er zo uitzien. Perspectief maakt al het verschil in een schilderij.’
Het maakte al het verschil in alles, als je het mij vroeg.
‘Natuurlijk zocht ik naar mamma,’ ging hij verder, na mijn aandringen, ‘maar de enigen die ik herkende waren onze grootouders. Grootvader begon er vermoeid uit te zien en terwijl ik stond te kijken kwam er een verpleegster en reed hem weg. Ik heb hem nagekeken, want zo wist ik in welke richting zijn kamer lag, achter de bibliotheek.’
‘Droeg ze een wit uniform?’
‘Natuurlijk. Hoe zou ik anders weten dat ze verpleegster was?’
‘Oké, ga verder. Niets overslaan.’
‘Nou, grootvader was nog niet weg, of grootmoeder verdween ook, en toen hoorde ik stemmen op de trap van mensen die naar boven kwamen! Ik ben nog nooit zo vlug geweest! Ik kon me niet ongemerkt in de kist verbergen, dus dook ik weg in een hoek waar een harnas stond op een voetstuk. Weet je, dat harnas moet toch gedragen zijn door een volwassen man, maar ik durf te wedden, dat het mij zou passen. Ik had het best eens willen proberen! En raad eens wie er boven kwamen? Mamma en die donkere man met de snor!’
‘Wat deden ze? Waarom gingen ze naar boven?’
‘Ik geloof niet dat ze me hebben gezien, want ze hadden het veel te druk met elkaar. Die man wilde een bed zien dat in mamma’s kamer stond.’
‘Haar bed – wilde hij haar bed zien? Waarom?’
‘Het is een heel speciaal bed, Cathy. Hij zei tegen haar: ‘Kom, je hebt het nou lang genoeg uitgesteld.’ Zijn stem klonk plagend. Toen ging hij verder: ‘Het wordt tijd dat je me dat beroemde zwanebed eens laat zien waar ik al zoveel over gehoord heb.’ Ik denk dat mamma bang was, dat we nog steeds verborgen zaten in de kist. Ze keek ernaar en leek niet erg op haar gemak. Maar ze gaf toe en zei: ‘Goed, Bart – heel even maar, want je weet wat de anderen zullen denken als we te lang wegblijven.’ Hij grinnikte en zei plagend: ‘Nee, ik heb geen idee wat ze zullen denken. Vertel het eens!’ Het leek een soort uitdaging dat de mensen mochten denken wat ze wilden. Ik was kwaad toen ik hem dat hoorde zeggen.’
Chris zweeg even en zijn ademhaling ging hijgend.
‘Je verzwijgt iets,’ zei ik. Ik kende hem als een boek dat ik al honderd keer gelezen had. ‘Je beschermt haar! Je hebt iets gezien dat je mij niet wilt vertellen! Dat is niet eerlijk! Je weet dat we de eerste dag dat we hier kwamen hebben afgesproken, dat we altijd eerlijk tegen elkaar zouden zijn – en vertel nu wat je gezien hebt!’
‘Ach,’ zei hij – hij draaide zijn hoofd om en vermeed mijn blik – ‘wat doen een paar zoenen er nou toe?’
‘EEN PAAR zoenen? ’ viel ik uit. ‘Heb je hem mamma meer dan één keer zien zoenen? Wat voor zoenen? Handkussen – of echte zoenen, op de mond?’
Een blos verwarmde zijn borst waarop mijn wang rustte. Het brandde door zijn pyjama heen. ‘Het waren hartstochtelijke kussen, hè?’ flapte ik eruit. Ik was ervan overtuigd, ook zonder dat hij het zei. ‘Hij zoende haar en zij liet het toe, en misschien raakte hij zelfs haar borsten aan en streelde hij haar billen, zoals ik pappa eens heb zien doen, toen hij niet wist dat ik in de kamer was! Heb je dat gezien, Christopher?’
‘Wat maakt het nou uit?’ zei hij gesmoord. ‘Zij scheen het in ieder geval niet erg te vinden, al werd ik er misselijk van.’
Het maakte mij ook misselijk. Mamma was pas acht maanden weduwe. Maar soms lijken acht maanden langer dan acht jaar, en wat had het verleden nog voor waarde als het heden zo opwindend en plezierig was…want je kon er donder op zeggen dat er heel wat meer gebeurd was dan Chris me ooit zou vertellen.
‘Cathy, ik weet niet wat je denkt, maar mamma zei tegen hem dat hij op moest houden, en als hij dat niet deed, dan zou ze hem haar slaapkamer niet laten zien.’
‘Oh, hij deed vast wat onbeschofts!’
‘Zoenen,’ zei Chris, naar de kerstboom starend, ‘alleen maar zoenen, en een paar liefkozingen, maar haar ogen straalden, en toen vroeg die Bart of dat zwanebed vroeger van een Franse courtisane was geweest.’
‘Wat is een Franse courtisane nou weer?’
Chris schraapte zijn keel: ‘Het is een zelfstandig naamwoord dat ik in het woordenboek heb opgezocht, en het wil zeggen een vrouw die haar gunsten bewaart voor mannen uit de aristocratie of de koninklijke familie.’
‘Gunsten – wat voor gunsten?’
‘Het soort waar rijke mannen voor betalen.’ zei hij snel, en legde zijn hand op mijn mond om me het spreken te beletten. ‘En natuurlijk ontkende mamma dat het mogelijk was dat er zo’n bed hier in huis zou zijn. Ze zei dat een bed met een zondige reputatie, al was het nog zo mooi, midden in de nacht, onder het bidden voor zijn redding, verbrand zou worden. Het zwanebed was van haar grootmoeder geweest, en als klein meisje had ze altijd de slaapkamer van haar grootmoeder willen hebben. Maar haar ouders wilden haar die kamer niet geven, uit angst dat ze zou worden besmet door de geest van haar grootmoeder, die niet bepaald een heilige was geweest, al was ze ook geen courtisane. En toen lachte mamma, hard en bitter, en zei tegen Bart dat haar ouders geloofden dat ze nu zo verdorven was dat ze niet slechter kon worden. En weet je, dat gaf me zo’n naar gevoel. Mamma is niet verdorven – pappa hield van haar…ze waren getrouwd…en wat getrouwde mensen samen doen, daar heeft niemand iets mee te maken.’
Mijn adem stokte in mijn keel. Chris wist altijd alles – werkelijk alles!
‘Nou,’ zei mamma, ‘heel even dan, Bart, en dan gaan we terug naar het feest.’ Ze verdwenen in een gedempt verlichte gang, waardoor ik wist in welke richting haar kamer lag. Ik keek voorzichtig alle kanten op voor ik uit mijn schuilplaats te voorschijn kwam en rende weg, bij dat harnas vandaan. De eerste de beste gesloten deur die ik zag maakte ik open en ging naar binnen. Het was donker in die kamer en omdat de deur dicht was, dacht ik dat er wel niemand zou zijn. Ik deed de deur heel stilletjes weer achter me dicht en bleef toen doodstil staan, om de geur en de sfeer van die kamer in me op te nemen, zoals jij altijd doet. Ik had mijn zaklantaarn bij me en ik had meteen licht kunnen maken, maar ik wilde leren net zo intuïtief te worden als jij, net zo voorzichtig en wantrouwend. En verdomd als het niet waar was. Als het licht geweest zou zijn, of ik had mijn zaklantaarn gebruikt, dan zou ik misschien niet die vreemde onnatuurlijke geur hebben geroken die in de kamer hing. Een geur die me ongerust en bang maakte. En toen had ik het niet meer!’
‘Wat – wat?’ zei ik en duwde de hand weg die me het zwijgen wilde opleggen. ‘Wat heb je gezien – een monster?’
‘Eén monster? Een heleboel monsters! Tientallen monsters! Opgezette koppen die aan de muren hingen. Overal om me heen glinsterden ogen – groene, amber-, topaas- en citroenkleurige ogen. God, om je dood te schrikken! Het licht dat door de ramen naar binnen viel was blauwachtig door de sneeuw en het viel op de glimmende tanden en op de slagtanden van de leeuw die met wijd open bek zwijgend brulde. Hij had een geelbruine bos manen, waardoor de kop enorm groot leek – hij keek bang of woedend. Ik had medelijden met hem, onthoofd, opgezet – een ding dat dienst deed als versiering, terwijl hij zijn leven had moeten voleinden in de vlakten van Afrika.’
Ja, ik wist wat hij bedoelde.
‘Het was een trofeeënkamer, Cathy, een enorm vertrek met een hoop dierekoppen. Er was een tijger, en een olifant met opgeheven slurf. Alle dieren uit Azië en Afrika hingen aan één kant van het vertrek, en het grote wild uit Amerika aan de andere kant: een grijze beer, een bruin-met-zwarte beer, een antiloop, een bergleeuw, ga maar door. Geen enkele vis of vogel – dat was waarschijnlijk niet voldoende uitdaging voor die jager die dieren doodde om een kamer te versieren. Het was een griezelig vertrek, en toch wilde ik dat je het gezien had. Je moet het eens zien!’
Flauwekul wat kon mij die trofeeënkamer nou schelen? Ik wilde alleen maar dingen weten over mensen hun geheimen kennen.
‘Er was een stenen open haard van minstens zes meter in de muur, met ramen aan elke kant, en boven de haard hing een levensgroot olieportret van een jonge man die zoveel op onze vader leek, dat ik het bijna uitschreeuwde. Maar het was geen portret van pappa. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat het een man was die veel op vader leek, behalve zijn ogen. Hij droeg een khaki jachtkostuum, met een blauw hemd. Hij leunde op zijn geweer en stond met één been op een houtblok, dat op de grond lag. Ik weet wel iets van kunst af, in ieder geval genoeg om te weten dat het schilderij een meesterwerk is. De schilder wist de ziel van de jager vast te leggen. Je hebt nog nooit zulke harde, kille, wrede en meedogenloze blauwe ogen gezien. Alleen daaraan kon ik al zien dat het vader niet was, nog voordat ik het metalen plaatje had gelezen dat op de onderkant van de vergulde lijst was bevestigd. Het was een portret van Malcolm Neal Foxworth, onze grootvader. De datum toonde aan dat pappa vijf jaar was toen dat portret werd geschilderd. En zoals je weet, toen pappa drie was, waren hij en zijn moeder, Alicia, uit Foxworth Hall weggejaagd, en woonden ze in Richmond.’
‘Ga door.’
‘Nou, ik bofte dat niemand me heeft zien rondsluipen, want ik heb in alle kamers gekeken. En tenslotte kwam ik bij mamma’s kamer. Die heeft een dubbele deur boven twee treden en, tjeempie, toen ik naar binnen keek, leek het wel een paleis. Ik had wel wat moois verwacht nadat ik de andere kamers had gezien, maar die van haar is fantastisch! En het moest mamma’s kamer zijn, want pappa’s foto stond op haar nachtkastje, en hij rook naar haar parfum. Midden in de kamer, op een podium, stond het beroemde zwanebed! Wat een bed! Je hebt nog nooit in je leven zoiets gezien! De zwaan heeft een gladde slanke kop, in profiel, en lijkt op het punt te staan die kop onder de gefronste onderkant van een omhooggeheven vleugel te steken. Het heeft één slaperig rood oog. De vleugels zijn zacht gewelfd en omvatten het hoofdeinde van een bijna ovaal bed – ik weet niet hoe ze daar passende lakens en dekens voor kunnen krijgen, tenzij ze natuurlijk speciaal gemaakt worden. De veren van de vleugeltoppen doen dienst als vingers; ze houden de tere, doorzichtige gordijnen op, die een kleurschakering hebben van rose, violet en paars. Het is me het bed wél…en die gordijnen…ze moet zich wel een prinses voelen als ze daar slaapt. De lila vloerbedekking is zo dik dat je er tot je enkels in wegzakt, en voor het bed ligt een groot kleed van wit bont. Er staan kristallen lampen van bijna anderhalve meter hoog, die met goud en zilver versierd zijn, en twee daarvan hebben zwarte lampekappen. Er staat een ivoren chaise-longue die met rose fluweel is bekleed – iets uit een Romeinse orgie. En aan het voeteneind van dat grote zwanebed – dat hou je niet voor mogelijk! – staat een klein zwanebed! Moet je je voorstellen! Aan het voeteneinde, dwars erop. Ik vraag me af waarom iemand behalve dat grote brede bed ook nog een klein smal bed nodig heeft. Het moet een reden hebben, en niet alleen om een dutje te kunnen doen zonder do lakens van het grote bed te kreuken. Cathy, je moet dat bed zien om het te kunnen geloven!’
Ik wist dat hij nog veel meer had gezien, waarover hij niet repte. Maar dat zou ik later zelf zien. Ik zou zoveel zien dat ik heel goed begreep waarom hij terugkwam en zo’n ophef maakte over dat bed zonder de rest te vertellen.
‘Is dit huis mooier dan ons huis in Gladstone?’ vroeg ik, want voor mij was ons vroegere huis – met zijn acht kamers en tweeëneenhalve badkamer het mooiste wat er bestond.
Hij aarzelde. Het duurde even voor hij de juiste woorden gevonden had, want hij was er niet de jongen naar om een overhaast oordeel te geven. Hij woog zijn woorden zorgvuldig af, wat op zichzelf al veelzeggend was. ‘Het is geen leuk huis. Het is grandioos, het is groot en mooi, maar niet leuk.’
Ik begreep wat hij bedoelde. Leuk was dichter bij gezellig dan grandioos, rijk, mooi en reusachtig.
Nu konden we elkaar alleen nog maar welterusten wensen – met de hoop dat de luizen niet bijlen. Ik gaf hem een zoen op zijn wang en duwde hem het bed af. Deze keer klaagde hij niet dat alleen babies gezoend werden en moederskindjes – en meisjes. Even later lag hij naast Cory, op nog geen meter afstand. In het donker fonkelde het kleine kerstboompje van zestig centimeter hoog, de gekleurde lichtjes leken op de tranen die ik zag glinsteren in de ogen van mijn broer.