HOOFDSTUK 12

 

De rede van professor Bolk

 

„Wij wensen zuivere instrumenten”.

 

 

Zoals u reeds tevoren hierin beschreven vond, was mij een medische geleider gegeven, zodat buiten Emed, speciaal voor ziektegevallen controle professor Bolk te mijner beschikking staat.

De trance-rede waarover zoveel narigheid ontstond, is, zoals gezegd werd, stenografisch opgenomen en derhalve volledig in mijn bezit. Om u een goed beeld te geven waartoe men aan Gene Zijde in staat is, wil ik deze rede publiceren en aan de lezer zelf overlaten deze te beoordelen naar de omstandigheden waaronder zij ontstond, n.l. zonder enige voorbereiding. De vraag stel ik daarbij: „Denkt u een dergelijke rede onvoorbereid te kunnen uitspreken?”

 

Van de Aarde naar Gene Zijde

 

„De geest van de mens wordt reeds met het stoffelijk lichaam ont- vangen en kan slechts ten dele door zijn omgeving worden gevormd.

De geest is zeer vatbaar voor indrukken maar de ene verschilt toch wel zeer veel met de andere geest.

Nemen wij als voorbeeld een jonge dame, die op de leeftijd van ongeveer zestien jaar steeds opnieuw geslagen wordt door de levens- omstandigheden waarin zij komt te verkeren, dan is het voor haar, vooral omdat zij in de puberteitsjaren is, moeilijk het evenwicht te bewaren.

Zo'n meisje van die leeftijd heeft immers een sterke leiding nodig, begrip voor haar moeilijkheden en dat niet alleen, begrip ook voor de innerlijke conflicten die zich kunnen laten gelden.

Immers vóórdat het meisje volwassen is en zelf haar besluiten zou kunnen nemen en haar weg zal kunnen kiezen, moet een vaste leiding haar richting bepalen.

Iedere mens weet zich, uitzonderingen daargelaten, wel alles te her- inneren wat na de leeftijd van 14 jaar in zijn/haar leven heeft plaats gevonden en voordien gaat er, behoudens heftige schokken, veel verloren door nieuwe belevenissen in het avontuur dat leven heet.

De finesses van veel belevenissen worden door de tijd uitgewist meestentijds die van de prille jeugd en vroege meisjestijd, want het is alles veel te onbewust; men weet immers ternauwernood dat men leeft en daarom wordt dit naar het onderbewustzijn terug gedrongen.

Hoe de vorming en de rijpwording der geest tot stand komt, wil ik trachten uiteen te zetten, maar u moet zich de geest van de mens niet als een tastbaar iets voorstellen.

De geest (of de ziel zo u wilt) is onsterfelijk, is de intelligentie, het etherische geestenlichaam, van de grofstoffelijke mens en ik hoop dat u hierdoor zult begrijpen dat iedere sterveling een etherisch lichaam bezit, zodat wanneer zijn stoffelijk lichaam wordt afgelegd, het etherische in het astrale zijn weg zal vinden.

Het etherische of astrale lichaam is het evenbeeld van het stoflichaam en innerlijk zijn vaak dezelfde overeenkomsten waar te nemen, al zult u begrijpen dat het niet nodig is een beeldschoon lichaam te bezitten om over een stralend mooie geest te beschikken, het is immers juist zo dat een mooie vrouw, door haar ijdelheid, gelijkt op een leeg vat omdat ijdelheid een vervelend en gevaarlijk gebrek is. Ik meen dus te moeten uiteenzetten dat de straling van de geest in het geheel genomen, niets te maken heeft met uiterlijk schoon, maar dat het etherische lichaam dat door een medium kan worden waargenomen, precies datgene weergeeft, wat het stoflichaam op aarde liet zien, anders zou herkennen van hen die leven na de dood, uitgesloten zijn.

Innerlijke schoonheid heeft dus niets te maken met het uiterlijk, in tegenstelling tot datgene wat de mens dikwijls pleegt te denken dat in een afzichtelijk lichaam een soortgelijke geest wel haar toevlucht zal hebben genomen, een vooroordeel waarvan ik mij bepaald distantiëren wil.

Het stoffelijk lichaam is juist dikwijls een kerker en leidt tot hartstochten die de geest zelf niet wil en waardoor deze zich voelt opgesloten; eerst wanneer de stoffelijke banden verbroken zijn en de geest haar vrijheid heeft teruggekregen, ontstaat haar werkelijke waarde en kan zij zich doen zien in alle schoonheid waartoe zij in staat kan worden geacht.

Het etherische lichaam is een substantie van trillingen en met deze trillingen bouwt zij zich op mét de krachten van een medium en van hen die het medium omringen.

Trillingen waardoor u met uw kennis van moderne wetenschappen wel zo vertrouwd bent, dat het u niet zal verbazen.

De ziel of geest der mens, zou niet tot kwade handelingen willen en kunnen overgaan, wanneer de stoffelijke ogen dit kwaad niet zouden kunnen zien en de stoffelijke oren het niet zouden kunnen beluisteren. Er zou geen kwaad in de mens zijn, wanneer zijn ogen de wellust in de wereld niet zouden zien en zijn daden zouden alleen kunnen berusten op zuivere liefde en sehoonheid, zo hij niet Anders te zien kreeg; nu komen herhaaldelijk de menselijke hartstochten in botsing met de in feite etherische en zuivere geest.

Is de geest goed en volkomen in harmonie met zichzelf en anderen, dan spreekt men van een schitterende geest, maar de zondeval ligt er direct naast; wanneer deze mens afdwaalt van zijn weg zijn de gevolgen meestentijds catastrofaal.

In het etherische wezen, bestaande uit die trillingen en in staat alles in zich op te nemen, ontstaat chaos en uit deze chaos komt de zenuwstoring voort die de mens geheel uit het evenwicht zal brengen. Immers iedere zenuw is gebaseerd op trillingen en hoe snel dat in zijn werk gaat kunt u afleiden uit het feit dat wanneer u zich in de vinger prikt, de zenuw direct de pijn registreert in de hersenen, waardoor de pijn realiteit voor u wordt.

De snelheid kunt u nu zelf afmeten in de afstand die ligt tussen prik en registratie.

Indien dit minder snel te werk ging, zou u eerst veel later of in het geheel niet de pijn ondergaan.

Komt nu een deel dezer trillingen (zenuwen) door storing buiten het gewone werk te liggen, dan spreekt men van een zenuwstoring. Zenuwziekte is iets geheel anders, want dan is het zenuwgestel werkelijk ziek en kan men allerlei uitzonderlijke complicaties verwachten in leven en handelen van de mens.

De hersenen zijn een weke substantie, men bezit grote en kleine hersenen, de linker en rechter zijkwab en deze substantie is verbonden aan alle in de mens aanwezige zenuwen, fijne draden die als een elektrisch toestel door het gehele lichaam lopen.

Zodra de hersenen een schok moeten doorstaan, komt er wanorde in de mens, maar dit behoeft volstrekt geen chaos te worden.

Het herstel ervan moet door de psychiater ter hand worden genomen, maar jammer is dat men in dit geval de mens veel te veel wil zien als een soort massaprodukt, terwijl het in wezen individueel is. Daardoor ontstaat de noodzaak van een individuele behandeling, want datgene wat de ene geneest, kan op de ander geen enkele invloed ten goede uitoefenen.

Het komt ook meermalen voor, dat de arts die zo'n genezing ter hand neemt, zelf aan een volkomen geestelijke uitputting gaat lijden want de wil door te dringen in de psyché van de mens is niet

zo gemakkelijk als menigeen denkt; het is en blijft een strijd tussen arts en patiënt en eerst wanneer beide partijen volkomen begrip voor elkander hebben, is de genezing van de patiënt nog een kwestie van enkele behandelingen, maar daartoe dient de psychiater uren lang ingewikkelde en toch gemakkelijk te begrijpen gesprekken met zijn patiënt te voeren om in de eerste plaats daarmee het vertrouwen te wekken.

De wil door te dringen in het zieleleven van een andere mens, kan grote conflicten brengen, wanneer deze mens zich afkerig daarvan toont en men moet dan als arts begrip kunnen tonen voor het met abnormaliteiten vervulde zieleleven van de ander en nooit afkeer tonen, al is het conflict in deze menselijke ziel gebaseerd op de meest absurde belevenissen en handelingen. Nooit mag de arts zich geprikkeld tonen, hij moet vriendelijkheid geven al is zijn patiënt

een wezen dat hem als arts zelfs met afkeer kan vervullen. Wanneer er tussen arts en patiënt een blijvende afkeer ontstaat, kan deze arts zijn patiënt nooit genezing brengen want dan is er slechts afweer in de patiënt aanwezig als een bedreiging voor zijn innerlijk leven.

Liefde voor het vak is dé basis waarop de arts verder zal moeten bouwen op zijn vaak moeilijke weg; geldelijke beloningen mogen dit niet verdringen, want indien de liefde in dit werk verdrongen zal worden door de materiële opbrengsten, dan ziet het er voor arts en

patiënten slecht uit.

Eerlijke arbeid verdient beloning, maar het mag nooit alléén hoofdzaak vormen en een modearts maken van een mens, wiens kennis gericht moet zijn op dienen.

„Aan Gene Zijde gekomen, verliest men tijdelijk, deels door de onbewuste toestand, waarin men gewoonlijk in de aanvang komt te verkeren, de kunde die men zich op aarde eigen had gemaakt en in de praktijk gebracht, maar wanneer wij ons bewust zijn geworden van het nieuwe leven, dan herstelt zich het onvermogen te herinneren, al vallen nietigheden uit het stoffelijk leven totaal weg. Bespreken wij nu verder het geval van de psychopaat, d.i. de patiënt, dan kan zo'n mensenkind aan Gene Zijde komen met zijn geestelijke storing. De eigenlijke oorzaak is dan wel met de stof weggenomen, zoals zijn zorgen en verdriet, zijn angsten en driften, maar het gedachtenbeeld is wel aanwezig en een dergelijke geest is uitermate vatbaar voor invloeden, want een psychopaat heeft dikwijls een gevoelsleven waarvan de arts toch geen weet heeft, omdat men alweer veronderstelt dat de patiënt geen gevoelsargumenten kan uitspreken. Het is dikwijls zó, dat de patiënt die argumenten wel

degelijk met zich draagt, maar de juiste woorden niet kan vinden om tot een formulering te komen.

Zij worden moeilijker verwerkt en nog moeilijker uitgesproken, daardoor ontstaat somtijds veel misverstand tussen patiënt en arts.

Wilt u een voorbeeld op welke wijze zwakzinnigen soms reageren op het gekwetste gevoel in hen?

Stelt u zich dan voor dat u een familielid bezoekt, die in een psy- chiatrische inrichting wordt verpleegd. U wilt goed voor hem zijn en tonen dat u hem niet vergeten bent en daarom neemt u wat vruchten en bloemen voor hem mee.

Kinderlijk blij, zoals heel dikwijls voorkomt, laat de patiënt de geschenken aan zijn medeverpleegden zien en... nu komt het, er ontstaat jaloezie aan de kant van hen die geen bezoek en nog minder goede gaven ontvingen. Ook al is het zijn beste vriend in zo'n inrichting, dan is het niet uitgesloten, dat de medepatiënt een onverhoedse aanval doet op de man die zo kinderlijk blij en gelukkig liet zien, dat hij niet vergeten werd.

Op de vrouwenafdelingen is dit gevaar nog groter en het is geen overbodige ingreep, dat veel vrouwelijke patiënten na het bezoek in het oog gehouden en geïnjecteerd worden, wanneer dat nodig mocht blijken. Vaak gaan deze gevoelens van misdeeld zijn over in een fikse zenuwaanval, welke de patiënten weken achteruit kan brengen.

Maar denkt u zich eens in, wat er zou gebeuren wanneer zo'n patiënt nu juist uit het leven weggenomen wordt en met deze onhebbelijke geestestoestand bij ons komt. Wij komen op een precair punt, want zijn haatgevoelens van de ondergane „belediging” kan hij direct loslaten, wanneer wij met hem spreken en hem helpen, maar het kan ook een averechtse uitwerking hebben, omdat hij ons niet kent, noch vertrouwt en dan moeten wij hem opnieuw gedurende enige tijd aan zijn lot overlaten en door zijn donkere gedachten leeft hij vanaf dat ogenblik in de duisternis.

Misschien denkt u nu dat dit onrechtvaardig is. Dat is niet waar, wij hebben getracht hem te helpen, wij hebben hem met de grootste liefde omgeven, wij hebben hem gebracht waar hij maar om vroeg en antwoord gegeven op alles wat hij wilde weten. Wanneer hij dan toch met haatgevoelens blijft rondlopen, is het nodig hem te verwijderen, anders zou hij zijn eigen weg van evolutie in de weg staan. Een dikwijls afdoend middel is ook, zo'n patiënt mee te nemen naar de aarde, want patiënt is hij dan toch in ieder geval voor ons, wanneer wij in een goede kring komen, waar Liefde voor elkander de basis is van de gehele samenkomst. Wij mogen daar ook een goed medium verwachten, gezien het gehalte van de bijeenkomst, dan is het heel dikwijls mogelijk na één bezoek aan de séancekring, zo'n ongelukkige na zijn terugkomst bij ons, veel helderder aan te treffen, zo niet volkomen genezen.

Wij zorgen er dan weer voor dat de haatgevoelens welke hij gehad heeft, niet terugkeren en openen de lichtende, wijde verten voor hem.

Ik wil nu graag even met u spreken over paranormale gevoelens.

In tegenstelling tot het voorgaande, toen ik met u sprak over ab- normale indrukken en gevoelens. De paranormale begaafdheid zegt het eigenlijk zelf al: d.i. supra.

Gehoor, gezicht, gevoel en reuk, kunnen alle in een bepaalde supragevoeligheid worden ontwikkeld en zo ontstaat de helderziende en helderhorende om van verdere mogelijkheden nu nog maar te zwijgen; u zult het allemaal moeten verwerken.

Wij weten ook dat een medium een zeer breed magnetisch veld om zich heen heeft en daardoor enorm veel aantrekt, niet alleen in de stoffelijke, dus zichtbare wereld, maar ook vanuit de ongeziene werelden en hoe zuiverder dit magnetisch licht uitstraalt, des te zuiverder zal datgene zijn wat zich aangetrokken voelt tot dit licht. U moet daardoor echter niet denken dat een medium niet kan vallen, want ook hier is beïnvloeding vanuit een andere en niet alleen maar lichtwereld mogelijk, waardoor een medium slachtoffer kan worden van lage machten.

Zuiverheid zal tenslotte altijd wel weer overwinnen; daarvoor is het waarachtig niet nodig in een ongehuwde staat te leven, omdat dergelijk celibaat veeleer onzuivere gedachten kan opwekken, waar een gehuwde mens in het geheel niet mee te kampen zou kunnen hebben.

Het innerlijk leven van de mens is, om het nu maar eens wat lyrisch uit te drukken, als een bont bouquet van heldere en donkere tinten, grove en fijne blaadjes, zacht of sterk geurend, maar tussen dit alles hoe mooi ook, loopt toch de zwarte draad van de aanleg voor het kwade, men kan dan vechten en trachten de fouten in de hand te houden, maar de mens heeft zijn zwakke ogenblikken waarin hij kan vallen.

Wanneer men de moed kan opbrengen om weer op te staan en verder te lopen, misschien met struikelen en wéér vallen, maar in de vaste wil te overwinnen — och vrienden, aan Gene Zijde treft men een milder oordeel aan dan bij de op aarde levende mensen — dan zal de zuiverheid in de mens zich toch weer geheel herstellen, zo weten wij.

Wij mogen echter nooit idealiseren: én voor de levenden én bij de „doden” brengt dit een groot gevaar mee. Wij mogen dus, al is het nog zo'n groot medium, niet vergeten dat ook deze mens sterven zal en voor de consequenties van zijn leven zal worden geplaatst. Idealiseren is daarom ook zo gevaarlijk dat men b.v. de doden in gedachten ziet als een soort heiligen en dikwijls vergeet men zich daarbij te realiseren wat zij ons toch hebben kunnen aandoen. Idealiseert men een levende dan is het gevaar groot dat men die mens op een voetstuk plaatst, waarop hij in het geheel niet thuis hoort en waar hij altijd vanaf zal vallen tot ellende van hen die hem op dat voetstuk gezet hebben alsook voor hem zelf, omdat hij het verwachte niet waar kon maken.

Laten wij nogmaals ter verduidelijking een voorbeeld geven: wij nemen daarvoor een jongen en een meisje, de ene is superieur en de andere inferieur. De ene, het meisje, zal in haar superioriteit ook rein zijn in gedachten en handelen, zij leeft soms in een droomwereld waarin zij mooie gedachten zal hebben en droomt van de schoonheid van het leven op de drempel waarvan zij nog staat. Als maagd zal zij zeker de idealen van het huwelijk zien; zij kan het begrip niet opbrengen dat er ook maar iets zou kunnen zijn dat het leven zwaar en donker maakt. Zij zal van grote mogelijkheden dromen.

Nu de jongen. Hij is een volkomen tegenhanger van het meisje, want reeds als kleine jongen was hij zich bewust, dat hij macht kon uitoefenen over de kleine dieren en inseeten, dat de poes en de hond angstig wegkropen voor hem. Er ontstaat een machtswellust in hem die zeker alleen maar met de donkere zijde van zijn wezen te maken heeft. Eerst is het heerszucht, later bepaald wreedheid, want in zijn jeugdjaren kwam deze ook reeds tevoorschijn; dieren en kleinere kinderen gaan hem al snel uit de weg. Ik geef u een indruk van beider Psyche, omdat ik u duidelijk wil maken dat geen van beiden goed zijn. Men kan op aarde niet in een droomwereld leven zonder bepaald egocentrisch te worden én men kan niet in een wereld leven van machtswellust, zonder zelf het slachtoffer te worden; gaat u de geschiedenis van de wereld en haar heersers maar eens na.

Uw geestelijk leven is als een gevoelige plaat: alle indrukken erin geperst, zijn niet meer uit te wissen en in de ouderdom zult u zich vreugde en leed herinneren, waardoor een glimlach of weemoed wordt gewekt, maar het zal geen merkbare blijheid of pijn meer verwekken.

Mijn vrienden, het zieleleven van iedere mens is uit ander hout gesneden, zelfs z.g. zusterzielen zijn nog heel verschillend van elkander. De indrukken die op de mens inwerken door zijn belevenissen, zijn bij de een veel sterker dan bij de ander, naarmate zijn gevoeligheid sterk of minder sterk is ontwikkeld.

Als een oudere vriend wil ik u het volgende ook nog duidelijk maken: oordeelt nooit; allen zijt ge zoekenden naar overtuigende bewijzen van een voortbestaan na de stoffelijke dood. U zult zich, juist zoals ik eenmaal deed, afvragen: moet ik strijden en leren vreugde beleven en leed verdragen, gezond zijn en ziek zijn ondergaan om op het einde van dit alles in het niet te verzinken. Heeft mijn lichaam in samenwerking met mijn geest moeten arbeiden om tot slot in een graf te verzinken zonder méér te mogen verwachten, zonder enige troost omtrent het nut van dit gehele leven?

Wat zou ons vrienden, dan verheffen boven het minste insect? Wij hebben echter een onsterflijke geest meegekregen, die, zich vrij makende uit de stof, de evolutie van het nieuwe bestaan eigen zal maken; zij zal uiteindelijk vrij opstijgen en leven.

Na een dikwijls lange en moeilijke leerschool zal zij opnieuw al haar weten en kunnen op de aarde brengen tot heil van de aldaar levende mensen. Daarmede zijn wij verheven boven het redeloze dier, dat nog in de aanvang leeft van vele evoluties.

Wanneer u ooit twijfel voelt, wanneer u geen enkel houvast meer in het leven heeft, wanneer u onder dreigt te gaan in de grootste wereldlijke nood, vindt dan uw troost in de gedachte aan voortleven.

Niet voor niets hebben wij geleefd, geleden, gestreden en hebben we gevochten met onze fouten en gebreken; we hebben de scherpe kanten moeten afslijpen met onze tranen tot wij het eigen ikje over boord wierpen en wilden erkennen niets te zijn bij het liefdelicht van de Schepper.”

 

Deze rede werd op één séance uitgesproken, zonder een enkele aan- tekening, zonder pauze en zonder een enkele vergissing of hapering.