HOOFDSTUK 17

 

Emed spreekt over reinheid over trouw en over haat

 

„Een reine geest kan nooit in een
onrein lichaam wonen....”

 

 

Emed begon de séance met de woorden: „Wij willen vanavond met u spreken over de reinheid en ik ben ervan overtuigd dat dit niet ten onrechte zal zijn en dat dit voor allen hier aanwezig bestemd zal zijn. Allen moeten dus de hand in eigen boezem steken.

Ik spreek niet over de reinheid van het stoflichaam, de noodzaak daarvan is u allen wel bekend, omdat, indien u een reine geest wilt bezitten, u ook het stoflichaam rein dient te houden.

Wanneer wij de wandeling van Jezus op aarde als voorbeeld nemen, dan weten wij hoe ook bij hen, die met Hem gingen, de reinheid als een wet gold. Nemen wij als voorbeeld hiervan de voetwassing. Alvorens men zich aan het avondmaal zette, en dat achtte men noodzakelijk, omdat men de gehele dag langs de wegen had gelopen, barrevoets of op sandalen, gelijk ook nu nog in oosterse landen de gewoonte is, waste men zich het stof van de voeten en reinigde men het gelaat en handen, alvorens te gaan eten.

Deze gewoonte is later gedurende langere tijd in onbruik geraakt, maar voor ons aan Gene Zijde een groot symbool, omdat wij ons het beste thuis voelen in een omgeving, waar behalve een goede harmonie ook reinheid van lichaam wordt betracht.

Ik wil echter niet stilstaan bij het lichaam, maar vooral bij de geest van de mens, want het is juist die reinheid van geest, waarover ik spreken wil alsook over de reinheid van het hart, want deze reinheid heeft de diepste betekenis.

Wij kennen als onrein: valsheid, leugen, bedrog, hebzucht, zedeloosheid, vraatzucht en hoogmoed. Dit alles jagen wij na als monsters, die de mens belagen en wij trachten hen uit te roeien en komen bij u om u te leren dat alles, wat ik zo even opsomde uit uw wezen verdreven dient te worden en door u achterwege gelaten dient te worden.

Om hiertoe te komen is op de allereerste plaats reinheid van gedachten noodzakelijk tegenover alles en iedereen, maar niet het minste tegenover u zelf, want wie zich verontreinigt door gedachten, woorden en daden is voor ons als een besmet huis, hoewel wij rekening houden met het feit dat u in de stoffelijke wereld staat en nog niet die trap van volmaaktheid hebt kunnen bereiken, die wij aan Gene Zijde kennen. Echter ge kunt uw best doen en zwijgen over anderen zolang ge zelf nog strijd voert. Neem de domme mens niet kwalijk, wanneer hij u hoont en bespot om uw overtuiging; zij smijten vaak met modder om u te treffen in uw reinheid en wanneer wij iedere modderspat gaan beantwoorden met een kluit modder, vallen er toch weer spatten op ons terug.

Reinheid ontspruit aan de gedachte van grote liefde, aan volledige overgave van de drang goed te willen zijn. Wanneer wij de uitstralingen van een aantal mensen, die in deze drang tot elkaar gekomen zijn, waarnemen, dan begrijpen wij allen hoe de woorden ,Waar meerderen verenigd zijn in Mijn Naam daar zal Ik tegenwoordig zijn,' dienen te worden begrepen.

De Meester, die deze woorden eenmaal sprak en in de hoogste Orde van Liefde aan Gene Zijde thuis is, zou zeker niet kunnen intreden in een onrein huis, want hoe streed juist Hij tegen de onreinheid en de verzoekingen. Wij zien Hem vol verontwaardiging in de tempel, de onreinheid van de hebzucht en het bedrog met eigen Hand uitroeien. Ik vraag u allen hier, indien u op dit ogenblik geroepen zoudt worden, indien u de woorden zou horen: ,komt, gezegend mensenkind'... zou u dan zonder schromen aan de roepstem gehoor geven? Of weet u, dat diep in uw wezen donkere plekken aanwezig zijn, die u zouden beletten de stem te volgen... Tracht in reinheid te groeien, tracht omhoog te komen, tracht te leven in liefde en goedheid voor elkaar. Eenmaal zult u er de vruchten van mogen plukken.

Wanneer wij samen met u zijn en weten dat u eenmaal liefde boven haat zult stellen en reinheid boven onreinheid, dat u ernstig tracht de gegeven lessen ook in praktijk te brengen, dan zult u de bewustwordingen op aarde reeds leren verstaan en zult u zegevierend uit de strijd komen, omdat u rein en eenvoudig bent geweest. Weet, dat de warmte in de mens nooit kan bestaan zonder het zuivere liefdegevoel, dat haat een monster is dat u belagen wil, maar zijn voedsel slechts ontvangt uit onreine gedachten.

Liefde zal in haar reine kracht heersen over het onreine van de haat. Wij trachten u te verheffen tot deze gedachte, wetende dat liefde en reinheid, eendracht en geloof, genegenheid en opofferingsgezindheid uw krachtige helpers zijn in uw strijd tegen boosheid en haat.

De goede krachten zullen u tot eenheid leiden niet alleen op aarde, maar ook aan Gene Zijde. Zij zullen u brengen tot de overwinning der eeuwen.”

 

Helpt elkander in dit leven.

Liefde zaaien is geen kruis,

want het kleinste liefdewoordje

brengt de grootste schat in huis.

 

Hier een offertje gegeven,

dáár een kleine troost gebracht.

't Is alsof in 't kleinste huisje

toch de zon u tegenlacht.

 

Liefde geven is niet moeilijk.

Ook al geeft het wel eens strijd

Met ons egoïstisch trekje,

maar de liefde wint altijd!

 

Daarom, steunt en helpt elkander

op de zware levensbaan.

Eenmaal, ginds, aan Gene Zijde,

zal uw weg over rozen gaan.

 

Later sprak Emed over trouw aan elkaar en de medemensen:

„Vanavond wil ik met u spreken over de trouw in het menselijk bestaan. Er zijn vele vormen: men kan trouw zijn aan een eenmaal gegeven woord, ook in vriendschap bestaat een hecht trouw-zijn aan elkaar. Men kan op dezelfde wijze staan tegenover huis en omgeving, en trouw zijn aan geloof of principes; wij kunnen het dus op diverse manieren waarnemen in het menselijk hart.

Niet altijd is het gemakkelijk om trouw te zijn, want somtijds gaat een ééns gegeven belofte zó zwaar wegen dat men bijna de kracht mist zich hieraan te houden. De dagelijkse omstandigheden kunnen hier van grote invloed zijn, want de mens, zelf trouw aan zijn eens gegeven woord, kan zo bitter worden teleurgesteld dat ook hij zich van zijn belofte ontslagen gaat achten. Dat is een denkfout, want zelf zou deze mens trouw moeten blijven ongeacht hoe zijn medemens, of zijn levenspartner, daarover denkt.

Tracht onder alle omstandigheden de moed te bezitten om uw beloften trouw te blijven, want indien u een kind iets beloofde en u komt deze belofte niet na, dan zult u bij herhaling hiervan, straks verbazing en ongeloof in de kinderogen zien, zodra u weer een nieuwe belofte doet. Het kind gelooft immers niets meer van uw beloften, u heeft ze toch nooit gehouden!

Trouw aan alles waar u mede te maken heeft, maar op de allereerste plaats aan u zelf, siert de mens als individu, waarin men vertrouwen heeft, van wie men weet: wanneer deze mens mij zijn woord geeft, kan ik er absoluut op vertrouwen. Mochten zich omstandigheden voordoen dat u uw belofte niet kunt nakomen, dan is het enige middel om het vertrouwen in uw persoon te behouden, dat u eerlijk en volstrekt open zult vertellen, waardoor het misgelopen is.

Wij kennen een zeer mooie vorm van trouw: dat is de trouw van het hart. Soms wordt een gehele familie uiteen geslagen door de dood: in allerlei vormen, ziekten, ongevallen, oorlogsgeweld, maar dan kan toch bij de achterblijvenden een band van trouw aanwezig blijven, waardoor van tijd tot tijd het verlangen merkbaar is naar de tijd, dat men elkander zal weerzien. Al het falen, alle onenigheid, alle onbegrip worden door de tijd uitgebannen, omdat men de verlorenen in getrouwheid des harten wil herdenken en bewaren in een ongeschonden herinnering.

Trouw vinden wij ook in de mens, die zich voor zijn medemens wil inzetten, wil trachten te redden wat er te redden valt, de mens die nooit trouw zal zijn aan een verkeerde of verloren zaak, maar ten koste van alles trouw is aan het principe, aan zijn religie, hoe deze ook wordt beschimpt. Geen druk van omstandigheden van buitenaf is dan ook in staat verandering te brengen in deze edele trouw.

Weest daarom trouw aan uzelf. Ik heb vanavond hierover willen spreken in enige voorbeelden, overdenkt deze en weet, dat trouw zijn één van de beste eigenschappen is de mens op aarde meegegeven. Ik hoop dat u allen wilt trachten zó trouw te zijn, dat aan Gene Zijde deze trouw ook uw deel wordt in het nieuwe leven.”

 

Weest steeds getrouw in woord en daad,

Weest steeds uzelf, waar gij ook staat.

Onttrekt u niet aan plicht of woord

al schijnt het anderen ongehoord.

Verwacht nooit dank, dat is maar schijn,

maar laat de liefde leidsman zijn.

 

Emed vervolgde zijn redevoeringen met een lezing over de haat: *

* Bovenstaande rede over de haat werd ons gegeven in de tweede wereldoorlog 1940-1945.

„Vanavond wil ik met u spreken over de grote tegenstander van de liefde, namelijk de haat,” begon Emed.

„Evenals het woord liefde wordt het woord haat dikwijls misbruikt, maar wanneer de haat u als een monster bespringt, bent u slachtoffer, vóór u goed en wel weet wat er gaande is.

De haat laat immers zijn slachtoffer niet gemakkelijk los. In zijn broeihete gedachten zal de haat de mens tot daden verleiden, maar ook tot woorden. Deze mens zal zichzelf langzaam zien degenereren, zodat iedere medemens zich zal afwenden, bang voor de donkere, koude uitstraling van de ogen, want als een vurige demon rijst de haat in de menselijke ziel en zal zich openbaren tegenover de medeschepselen.

De wellustige verschroeiende adem van de haat verwart de arme sterveling, die in onbehagen voelt, dat deze hatende mens zich de woorden „Mij is de wrake” heeft toegeëigend en daardoor slachtoffer zal worden. In de haat ligt niets veredelends; haat broeit en is als een gore krater van gekwetste gevoelens van ijdelheid en machtswellust en als een stollende lava van eenzaamheid legt de haat een harde korst over alle warme menselijke gevoelens. Slechts de tranen van deze door haat bezielde mens, kan de korst doen smelten.

Satan is een kind van de haat en met hem zijn onbarmhartige demonen, die in duisternis leven en het argeloze mensenkind trachten te lokken met hun brandende gloed. Het schijnt zo bekoorlijk om voldoening te krijgen voor een aangedane belediging, maar indien ge de rode, dode ogen ziet van de haat, het zwartgeblakerde lugubere wezen, met magere uitgestrekte klauwen, die u vast willen grijpen, de puntige, gespleten giftige tong, die meer aan een angel doet denken en de zwavelstank van de laster, die het wezen omgeeft, dan zult ge huiveren en vluchten en zult u nimmer de haat willen aanschouwen.

Arme mensen, die de haat liefhebben; jammerlijk verblinden, die denken aan de borsten van de haat voldoening te ontvangen en slechts het vuur van hun eigen vernietiging inzuigen.

Ziet om u heen, ziet naar de uitkomst van de haat en gij allen zult deze haat nooit beminnen en de liefde zal uw kracht zijn.”

 

 

Sta op, o mens, ontwaakt.

Vernietiging breekt aan

voor hen die in hun haat,

slechts zelf verloren gaan!

Het monster, vurig rood,

met woede volgeladen,

leidt u slechts tot de dood.

Bij Satan u te rade!