HOOFDSTUK 25
De Doden spreken...
„... want uw ouden zullen dromen dromen,
en uw jongeren zullen gezichten zien...”
Op een van onze zittingen kwam speciaal Emed om ons te onderwijzen, opdat wij enig begrip zouden krijgen van de werelden rondom ons. Hij vertelde:
„Alles wat op aarde voor u zichtbaar is, kunt ge dus bewust waarnemen, maar zoals diep in de aarde beweging is en leven, zo is rondom de aarde een immens leven, waar u niets van kunt zien, zolang u aan de stof gebonden bent, al weten wij dat de geheimen van het heelal door de mens van tijd tot tijd ontsluierd zullen worden en de witte plekken op de aarde allengs zullen verdwijnen. Eerst wanneer u zich bij ons zult voegen, krijgt u begrip van de onvoorstelbaar grote gebieden buiten de aarde, want de aarde is een kleine blauwe planeet in de kosmos, de mensen zijn kleine wezens, maar door hun intellect voorbestemd om grote plannen uit te voeren. Het enige dat de mens daarin zal doen falen is zijn zucht naar bezit en de onherroepelijk daaraan verbonden oorlogen.
Uw vraag zou kunnen zijn, waarom wij deze wereld vol haat dan toch weer willen bezoeken en of het wel noodzakelijk is. Daarop is mijn antwoord als controle: het is harde noodzaak en duizendmaal liever bezoeken wij de aarde met al haar haat, dan de mens aan haar lot over te laten. Hoe meer onze boodschappen tot de mensen zullen doordringen, des te meer tegenstand zal er ontstaan tegen alles wat met geweld en oorlog te maken heeft en vooral bij het nageslacht, zult u dat gaan zien.
Wij zijn uitgezonden om u de boodschap van liefde te brengen in de wetenschap, dat de menselijke geest de weg naar volmaking moet afleggen, door vele moeilijke wegen te bewandelen en te groeien in de liefde tot elkaar. Wij dienen rekening te houden met het feit, dat de mens fouten heeft en daarom fouten kan maken. Ware dit niet het geval, dan zouden onze boodschappen overbodig zijn; dan zou er ook geen oorlog meer op aarde kunnen uitbreken, want dan zouden de mensen, evenals wij, in liefde voor elkaar leven.
Wij trachten de mensen op aarde ervan te overtuigen, dat de hebzucht de wortel is van het kwaad en dat dit kwaad de ondergang van de mens kan betekenen, indien de mens niet gewaarschuwd zou worden. Het is de Alkracht van Liefde, die ons deze opdrachten, hoe simpel deze ook schijnen, laat uitvoeren.
Liefde boven haat te leren stellen is een realiteit, die de mens zich in de wereld van nu zal moeten eigen maken, want de grote zwarte muur van haat staat in de wereld. Wij moeten die muur kunnen doorbreken en met de goede wil de vrede in de mensen kunnen opwekken.
Daartoe brengen wij u op de séanceavonden gelukkige intelligenties die niets meer met de aarde te maken willen hebben, maar ook diep ongelukkige wezens, die geketend zijn aan hun haat, aan hun schuld en die zich steeds dieper hierin voelen wegzinken. Zij durven hun vermoeide geest niet meer op te richten naar Hem die de Alliefde is en ofschoon dat absurd klinkt, toch ook in hen Zijn Liefdegeest wil brengen.
Wij komen ongeroepen en brengen u onze lessen. Wanneer u deze lessen ter harte neemt, zult u leren begrijpen dat u elkaar moet helpen, dat u moet proberen liefde voor elkaar te bezitten. Indien u faalt, struikelend en vallend, toch maar weer opstaan: dan kunt u zich verzekerd weten van onze hulp, zodat u straks in uw geestelijke strijd met vaste voet verder kunt gaan op de weg van de evolutie.
Moeten wij u niet beschouwen als gelukkige mensen, wetend, dat door het contact met ons zaad werd uitgestrooid, waardoor u zich bewust bent dat u uw leven zó dient in te richten, dat u straks de consequenties van dat leven rustig op U zult durven nemen: wetende dat aan Gene Zijde ook voor u hulp aanwezig is en dat u bewust de reis zult aanvaarden die voor zovelen benauwend is door de angst?
Het is een bekend verschijnsel, dat men op het sterfbed muziek hoort of gezichten waarneemt van hen die reeds lang gestorven zijn. Ook ziet men prachtig licht. Men ziet aan sterfbedden dikwijls de blijde lach van het herkennen, de vrede van het licht, de verrassing hun stemmen te horen, die vertellen dat zij wachten en dat men geen angst moet hebben voor de overgang.
Gelukkig weten wij welk een enorme invloed het spiritualisme op dit alles kan uitoefenen en welk een grote blijdschap en verwachten er in de wetende mens leeft naar de toekomst, naar het nieuwe land, naar de wedergeboorte aan Gene Zijde. Want er is een grote band tussen u en mij en daardoor zult u zeker niet zonder hulp blijven, wanneer u in ons midden komt. Juist zoals de spiritualisten elkander herkennen aan een enkel woord, zo zult u ons ook herkennen wanneer u het Land aan Gene Zijde zult betreden. Wij zijn van hieruit bewust bezig de spiritualisten te verenigen in een bewust denkende en bewust ziende massa, al moet ik erkennen dat het dikwijls heel teleurstellend werk is, want de mens, ook de spiritualist, kan het eigen ik-je maar niet vergeten en daardoor ook niet het gevoel van jaloezie vernietigen.
Wij komen met onze lessen tot u, niet om u te vernederen, maar om u op te heffen, om u te leren dat het gevoel van jaloezie uitgebannen dient te worden. Men kan nooit tot zuiver zien, voelen of denken komen, wanneer een dergelijke karakterfout in u aanwezig is. Wij zijn ook bereid u te helpen met het uitbannen van deze fouten en zullen u nooit alleen laten staan in uw pogen uzelf te verbeteren. Hebt elkander dus lief en u zult ervaren dat een enorme macht hierachter staat. Heft uzelf op en bouwt aan uw geestelijke groei, opdat u reeds op aarde het geluk daarvan zult ondervinden. Weest door de samenbindende liefde gelukkige kinderen op aarde, met vertrouwen in een gelukkige en lichtende toekomst.”
„DE BRUG”
(Trancerede uitgesproken door Emed)
„Vrienden, vanavond spreek ik met u over de brug des doods. Het is mijn taak u te onderwijzen en daar u allen gaarne naar mij luistert, wil ik uw weg vrijmaken van angst en hem doelbewust voor u afschilderen.
De brug, die u in het uur van de overgang voor u zult zien is smal. Niet zonder angst ziet de scheidende mens de bouwval die „brug” heet voor zich. Naarmate de weg vordert, des te meer neemt de angst toe, dat men die brug zal moeten betreden. In die angst ziet u die brug als het einddoel; de mens in zijn geestelijke nood durft de brug niet te betreden en zoekt naar een andere ingang, dan de nauwe bedding waarover de brug zich slingert. Maar u komt voor een kloof te staan, die nog afschrikwekkender is.
Die brug echter betekent slechts het einde van uw aardse reis. Het is uw angst, die u de brug doet zien als een bouwval, bestaande uit rotsblokken, her en derwaarts geworpen over onpeilbare afgronden en wanneer u uiteindelijk uw voeten op de brug plaatst, dan zult u huiveren van angst, want de gehele brug dreigt onder uw last te bezwijken.
De stap zult u echter zelf dienen te nemen en de wetenschap, dat men u aan de overzijde wacht om u te geleiden op uw moeilijke tocht een geluk, waarvan wij de werkelijke waarde niet kunnen beschrijven. Aan Gene Zijde wacht men, met een begrijpende glimlach om uw angst en men strekt beide handen reeds naar u uit om u op te vangen, maar in uw angst ziet u deze uitgestrekte handen niet en in wanhoop keert u zich om, trachtend het aardse leven toch weer vast te grijpen. Het leven, dat zich als één herinnering aan u voltrekt. In één flits, ziet u uw kinderjaren, uw jongenstijd, toen het leven spelen en stoeien voor u was en iedere plooi voor u werd gladgestreken door liefhebbende ouders. U ziet uw jaren van avontuur, de hele wereld is dan immers van u. U ziet weer de lach op een geliefd gezichtje en het deerde u niet dat u daar smart op achter liet. Het leven wenkte, riep en klopte. De wereld lag voor u open. Hebt u in uw leven gereisd? Dan zult u op de brug staande, weer voor u zien: de steden en de dorpen, de zeeën en de woestijnen, de heuvels en de bergen, en ik, uw controle, hoorde op de brug de zangerige taal uit het Verre Oosten. Evenals u dit zult doen, probeerde ik het leven ook weer te grijpen in een onzegbare levensdrang.
Wij willen nog zo graag eenmaal genieten van het leven, nog eenmaal liefhebben, nog eenmaal jong zijn, nog eenmaal beleven het wonder dat leven heet. Zo stond ik eens voor de brug, jong en flink en wetend dat ik in het leven iets presteerde. Ik zag de brug en trok angstig mijn voeten terug. Ik begreep niet waarom mijn leven nu reeds ten einde liep. Ik wilde leven en ik wilde niet over die vreselijke kloof, over die bouwvallige brug. De brug, die, zo scheen het mij toe, rechtstreeks naar de dood zou leiden.
Maar ook op mij werd gewacht. Er stond iemand klaar, die beide handen naar mij uitstrekte, gereed om mij op te vangen, wanneer ik zou struikelen en vallen. Hem kende ik zó goed, dat iedere angst van mij week, want in mijn moeilijkste jaren op aarde had ik bij hem dikwijls steun en raad gevraagd. Ik zette met de moed der wanhoop mijn voeten op de brug, vastbesloten erover te gaan en mijn toekomst in zijn handen te leggen en... ik rende naar de overzijde, niet meer tellende dat wondere wat ik achterliet. Ik stak mijn handen uit, viel, maar werd vastgegrepen.
De afgrond was weg en mij omkerende zag ik dat de bouwvallige brug en de afgrond die zij overkoepelde, slechts in mijn verbeelding hadden bestaan, want hecht en sterk was de brug en wijd de poort, die toegang gaf tot nieuw, wonderbaarlijk leven.
Men liet mij het doel zien van mijn aardse reis, de fouten die ik had gemaakt. Ik zag de veelvouden daarvan. Toen sprak de stem van mijn goede vriend en ik kon hem duidelijk verstaan:
,Ziet mijn zoon, op aarde hebt ge geleefd, daar hebt ge ook geleerd. Ge hebt er gesproken in gloedvolle woorden en in vele talen. Van hieruit zult ge nu de mens dienen en onderwijzen. Ge moet uw gloedvolle redevoeringen opnieuw proberen uit te spreken, nu door middel van een op aarde levende mens en ge dient het zo op te zetten dat men u zal begrijpen.
Zo ziet u, wat het leven dat ge slechts kort op aarde mocht leven voor doel en voor zin heeft gehad. Wanneer er wanhoop in u dreigt te komen, omdat het niet altijd gemakkelijk zal gaan, kom dan bij mij, ik zal u helpen.'
Ofschoon ik er in de verste verten geen notie van had, hoe ik nog op aarde zou moeten spreken en wel door middel van een ander mens, wilde ik toch de beloofde taak aanvaarden. Nu achteraf bezien weet ik pas goed hoe moeilijk het zijn zou.
Vrienden, wanneer u in uw leven de wanhoop nabij bent, omdat uw stoffelijk lichaam geen enkele waarde meer bezit, wanneer de omstandigheden alles in uw leven dreigen te verduisteren, denkt er dan aan, dat alles een doel heeft, dat in het aardse leven niets zinloos is. Hebt u liefde tegenover uw medereizigers, spreekt deze dan uit, hebt barmhartigheid, want u zult zelf barmhartigheid en liefde ondervinden. Wanneer u troost geeft, met liefdevolle handen, weest ervan verzekerd, dat ook naar u handen zullen worden uitgestrekt, als u zelf troost nodig zult hebben.
Vreest nimmer de brug van de overgang, die wankel en bouwvallig schijnt te zijn, want bij uw struikelen en vallen zullen wij u opvangen. Wij laten u met onze liefde niet alleen. Wij weten hoe groot de moeilijkheden kunnen zijn, die het leven met zich brengt, maar door te vertrouwen zult u die moeilijkheden ook tot niets zien ineenschrompelen; door uw liefde en vertrouwen zullen wij in staat zijn te arbeiden aan uw vervolmaking. Straks, wanneer de taak volbracht is, zult u zien dat uw leven juist in de grootste moeilijkheden zin heeft gehad.
Overdenkt dit alles vrienden en laat uw geest zich met de mijne verenigen in gebed.”
En Emed bad:
„Gij grote Meester, Die ons leidt door heel ons leven en allen geleiden wilt, die op aarde vertoeven en zich Uw kinderen weten, hoor ons aan. Wij smeken U ons te helpen en te steunen, want wij zijn klein en wankelmoedig. Wij zijn geneigd tot het kwade en dikwijls blind voor het goede.
Wij smeken U: helpt ons, opdat wij iets van Uw Grote Licht zullen begrijpen en uitdragen; laat ons allen een fakkel aansteken in dat Licht en deze kleine vlam ons leven lang met ons dragen en anderen daarmee verlichten op de donkere paden en langs de donkerste wegen.
Laat ze zichtbaar zijn deze kleine lichten, die wij willen dragen in liefde, want Gij hebt ons daaraan verbonden. Gij hebt ons dit tot taak gesteld en wij willen Uw liefde rond dragen in de donkere nachten, in de duisternissen, waarin de mens op aarde kan komen en verdwalen. Heer help ons, alleen Gij kunt het. Amen.”
Emed nam afscheid met de volgende woorden:
„Met de grootste zorg breng ik u allen het Licht van de Oneindige Goedheid van de Alkracht en ik vraag u Het te brengen daar waar Het nodig is. Bij hen die ongelukkig en verlaten zijn, want ziet hoevelen wanhopig en met uitgestrekte handen vragen om het Licht. Weest allen fakkeldragers in de liefde voor de evenmens en weest u ervan bewust, dat hiermede een taak op uw schouders is gelegd tot het einde van uw stoffelijk leven.
Moge gij ook dat Licht meedragen op de donkere brug van de overgang, opdat het uw geest verlichten zal.
God zegen u!!”
In een volgende les sprak Emed over de liefde en wel op zo'n volkomen begrijpelijke manier, dat de minst ontwikkelden uit onze kring gemakkelijk alles konden begrijpen.
„Hedenavond ben ik tot u gekomen om met u te spreken over de liefde. Ik wil u trachten aan te tonen hoe deze liefde ons aan Gene Zijde wordt geleerd, hoe wij de liefde zien als een massaal bergmassief in de gloed van de opkomende zon, en daardoor als een lichtgevende gestalte.
Ik bedoel dat op de eerste plaats. Iedere vorm van liefde, want er is niet één, maar er zijn duizend facetten aan haar en ieder facet duidt een andere vorm van liefde aan.
Laat ik maar beginnen met de hoogste: de Goddelijke Liefde, de meest volmaakte, die in iedere mens als een atoompje aanwezig is. De vervolmaking van dit atoom moet bijdragen tot de opofferingsgezindheid van de mens.
De moeder, die haar kind ziet opgroeien en zijn gebreken door haar liefde verzacht, geeft iets van die volmaakte liefde. Wij zien de liefde tussen man en vrouw: dat kan één van de hoogste vormen van liefde zijn, indien deze liefde tenminste niet alleen sexueel is, want dan heeft de geest er niets in te zeggen en zullen zich in dat huwelijk hiaten vertonen, die door de lichamelijke genegenheid niet meer zijn op te vangen.
Immers, in iedere vorm van de liefde tussen man en vrouw, zal geëist worden en zal men moeten leren te geven, moet men het ego opzij kunnen zetten en wat men dus te geven heeft ook werkelijk afstaan. Als men dát niet kan, heeft men grote kans dat het huwelijk te zijner tijd schipbreuk lijdt of dat men elkander niets meer heeft te vertellen, want het sexuele leven neemt eenmaal een einde en heeft men geen geestelijk contact, geen gezamenlijke interessen dan kan het niet anders, dat men op een doodlopend spoor komt. Vergevende liefde is een van de mooiste vormen van liefde die wij kennen, want vergeven heeft de mens nooit op een lager niveau gebracht. Vergeven betekent een offer brengen aan het eigen gekwetst gevoel, dus eigenliefde opzij zetten. Wie in werkelijke liefde wil wandelen moet dit kunnen.
Wanneer wij aan Gene Zijde de mens waarnemen in zijn beste vormen van liefde, dan is het alsof er een stralend licht van deze mens uitgaat, waarvan wij de waarde niet onderschatten, want liefde bindt en verbindt iedere mens. Wanneer wij liefde geven, zullen wij de mens aan ons binden en niet vragen: ,Ben ik er zelf beter van geworden?' maar willen offeren om de ander gelukkig te zien.
Liefdedaden zijn zoutkorrels. Deze zoutkorrels, hoe nietig ook, brengen kracht in het leven van anderen, juist kleine liefdedaden brengen groot geluk.
Wij kunnen spreken over liefde tot in het oneindige, maar daarmee zijn wij er niet. Wij moeten haar waarmaken, over haar alleen maar spreken is lang niet voldoende. Werkelijk liefde geven is juist niet er over praten, maar het te doen; het als een plicht weten tegenover de medemens.
Wij allen hebben liefde nodig. Er is geen mens, geen dier, geen plant die zonder liefde leven kan. De grootste hunkering in de mens is die naar de liefde. De haat, waarmee u in dit leven zozeer te maken heeft, kan alleen door de liefde worden verdreven. Uw verlangen naar dat licht zult u feller gevoelen, wanneer u met werkelijke haat in aanraking komt. Ook in de liefde is verdwazing gekomen: men verwart hartstocht maar al te zeer met liefde. Wellust geeft men de naam van de reine liefde, maar wanneer de mens de verwarring en de verdwazing zal leren zien, dan zal hij verschrikt terugkeren op de weg, die hij gaat en zich wenden tot de werkelijke alles opofferende liefde.
Liefde is een teer en onuitsprekelijk hoog gevoel. Ge moogt dit nooit verwarren met datgene wat men dikwijls voor liefde laat doorgaan en gij die zich spiritualisten wilt noemen, spreek uit, in innige dankbaarheid, dat er een liefdekracht in uw leven is gekomen, waarvan u voordien geen enkele notie bezat.
In de vorm van „te zijn” of „niet te zijn” ligt ook een grote liefdemacht want ik sta onzichtbaar bij u, maar zal, in mijn grote liefde voor u, eenmaal zichtbaar voor u zijn. Op het ogenblik dat het zichtbare voor u zal verdwijnen en gij de ongeziene wereld moet betreden, zal ik u helpen. Het is de liefde van hen, die u zijn voorgegaan, die u helpt in de moeilijke uren van de doodsangst.
Ik heb dat zelf ondervonden, toen ik met zweren bedekt, doodziek in een volkomen vreemd land moest wachten op de verlossing. Alles was zwart van wanhoop om mij heen.
Een ogenblik dacht ik aan het oude geloof, de leer waarmede ik was opgevoed, maar ik verwierp deze gedachte even snel als zij was opgekomen, want daar ik toch mijn geloof niet meer had beleden kon dit geloof mij ook in de laatste uren de consequenties van mijn leven niet doen dragen. Indien er een barmhartige en liefdevolle God bestond, zou Hij mij, arm mensenkind zeker vergeven!!
Van mij waren ook geliefden heengegaan; zij hadden mij waarschijnlijk méér liefgehad dan ik hen, want, jong zijnde, beschouwde ik de liefde als een laaiende vlam van hartstocht en na de roes had ik nooit méér overgehouden dan wat verkoolde resten.
Wanneer ik aan Gene Zijde komend niet de liefde ontvangen had zoals men mij die gaf, dan zou ik zeker de moed gemist hebben verder te gaan. Ik moest leren gemaakte fouten goed te maken en tot het inzicht komen, dat ik in vele opzichten gefaald had.
Nadat ik een gedeelte van de weg, steeds struikelende, had afgelegd, kreeg ik mijn eerste opdracht die verband hield met een boodschap voor de aarde. Ik werd uitgezonden om mijn eigen moeder te halen en hier kwam liefde aan te pas, want ik wist immers welk een lege plaats zij zou achterlaten. Erger vond ik, dat niemand wist van het bewust voortbestaan in de vorm zoals ik dat had leren kennen. Niet dat ik met moeder moeite zou ondervinden, want zij had een heel ander stofleven geleden dan ik. Moeder sprak nooit kwaad; een gevoel van haat kende zij hoogstwaarschijnlijk niet eens. Zij was zo innig goed, zo rustig, zo eenvoudig, zou zij mij herkennen wanneer zij mij zag? En ziet het wonder van de liefde kwam tot stand, want stervende sprak zij mijn naam uit — van mij — haar oudste zoon en eerstgeborene. Onmiddellijk nam ik de maatregelen, die ik nodig achtte om mij aan haar te laten zien. Op dat ogenblik verliet zij haar stoflichaam en vloog in mijn armen, haar nieuwe leven tegemoet.
Na moeder heb ik verscheidene keren mijn dierbaren van de aarde moeten halen en hen ontvangen als een gids, voor wie zij geen angst behoefden te hebben. Zo werd ik een gids, niet alleen voor doden, maar ook voor levenden. Er is veel liefde nodig de laatste taak te vervullen.
Daarnaast komt dan nog de vertroosting, want er is troost te geven aan hen, die achter blijven en daardoor lijden. Bij de liefde voor de mens behoort de vertroosting.
Wanneer u het leven van Jezus overdenkt, dan ziet u hoe Hij aan iedere liefdedaad een vertroosting koppelde en zittend tussen de schriftgeleerden zegt Hij, wanneer Zijn ouders Hem verwijten dat Hij hen heeft laten zoeken: „Wat maakt gij u bezorgd om mij...” en het klinkt als een troostwoord in hun leed, dit wijzen op het feit, dat zij zich voor Hem nimmer bezorgd behoeven te maken.
Wanneer wij verder gaan en met Hem de lijdensweg afleggen, een weg, die de meest gemartelde mens op aarde zich toch niet kan voorstellen, dan kunnen wij begrijpen dat Hij deze weg slechts gaan kon door de grote kracht van Zijn Liefde en in die liefde vond Hij de kracht om anderen te troosten met de woorden:
,Weent niet om Mij' en zelfs in Zijn doodsstrijd klonk de vertroostende belofte: ,Heden zult ge met Mij zijn in het Paradijs.'
Hij liet ons het universum van liefde na, toen Hij zei: ,Vrouw ziet daar Uw zoon en Zoon zie daar Uw Moeder,' daarmede aan de mensen de opdracht gevend elkaar lief te hebben, Zijn erfgoed van geestelijke gaven voor ons achterlatend.
Wij leven aan Gene Zijde in de kracht van deze liefde en zijn daardoor in staat u te leren en te steunen, opdat uw geest in deze liefde hoger kan stijgen. Wij brengen de opgejaagde en uitgeputte mens het weten van een hoger leven, opdat de mens ontwaakt en terugkeert van zijn dwaalwegen, opdat zij elkaar helpen en liefde leren geven. Nooit werd één mens slechter van geven en nooit werd iemand slechter omdat hij liefde mocht ontvangen. Er gaat zoveel uit van een kleine liefdedaad; een enkele blik, een enkel gebaar kunnen een grote steun zijn.
Wij weten dat werkelijke liefde altijd gewaardeerd wordt, ook al is die waardering niet zichtbaar, want uw kleinste liefdedaad zal aan Gene Zijde toch vruchten voor u afwerpen. Wanneer wij de mens waarnemen in een lief degedachte, dan is het als een stralend licht dat om hem heen is.
De mens, verkerend in haatgedachten, heeft voor ons een bijna ondoordringbare duisternis om zich.
Werkelijke liefde is dikwijls een ongekende rijkdom. Daarom is er in de harten van de mensen altijd een hunkering naar deze schat, hoewel wij weten dat in ieder mensenkind een deeltje van die werkelijke liefde aanwezig is. Dit kan zich uiten in liefde voor de vrouw, het kind of het werk. U mag dit nooit verwarren met eigenliefde, want de liefde die ik u tracht te beschrijven is gevende liefde.
De liefde komt opgeroepen en neemt bezit van lichaam en geest. Zij zuivert ieder hart van boosheid en hardheid.
Tracht daarom alles wat minder goed is in uw wezen, uit te bannen met de kracht van de liefde, want zij is voor de mens op aarde de allergrootste troost. Indien u ooit met liefde heeft gespeeld, keer dan terug van dat pad. Laat de tempel van liefde in u nooit afgebroken worden door lage hartstochten. Bij ons aan Gene Zijde is het veel moeilijker uw falen tegenover anderen goed te maken en daar ge dag noch uur weet, laat van nu af aan de liefde de eerste plaats innemen in uw wezen. Wanneer ge voelt dat alles dor in u is, omdat de liefde zoals ik deze met u besprak, u vreemd is, vraag ons dan hulp en kracht met geheel uw hart. Dit alles zal u gegeven worden.
Nog nimmer, nu en in de Eeuwigheid niet heeft de Bron van alle liefde op eerlijke vragen geen antwoord gegeven, want uit een universum van liefde bestaat Gods eeuwige goedheid, die met Zijn liefdelicht ons zal overstralen tot in alle eeuwen.”