HOOFDSTUK 27
De zin en het doel van het spiritualisme
„Al de weg leidt mij naar boven...”
Wanneer wij teruggaande in ons leven, het hoe en het waarom van datgene, wat wij meemaakten, overdenken dan komen wij geen van allen los van de gedachte dat het leven een veel diepere zin heeft dan wij beseffen en dat alles vast een hogere bedoeling heeft.
Wanneer wij in onze zelfbeschouwing eerlijk durven zijn, dan zien wij helder, vooral op het einde van ons leven, de fouten die wij hebben gemaakt. Wij kunnen niet volstaan met de bewering, dat alles in ons leven nu eenmaal zo zijn moest, omdat wij niet uit vrije wil handelden, maar vaak uit vrije wil, gedwongen door lust en begeerten, fouten hebben gemaakt, die wij, indien wij sterk genoeg waren geweest, versneden hadden.
Met de woorden „dat omloop ik toch niet” geeft men blijk van een fatalistische inslag, die geenszins strookt met de realiteit van het leven.
Het spiritualisme wil deze fatalistische houding dan ook niet erkennen als juist; integendeel, zij wil uit alle macht de gedachte dat niemand zijn levensloop kan veranderen en dat van het begin tot het einde alles zou vast staan, teniet doen, omdat zij de wil tot beheersen, tot strijden en overwinnen in de mens wil doen groeien en zo de mens brengen tot de evolutie, waarvan hij deel uitmaakt. Het heeft geen enkele zin ons te laten leiden door de gedachte: „dat is nu eenmaal mijn lot,” want én in de Bijbel én in diverse wetenschappelijke boeken vindt men herhaaldelijk beschreven, dat de vrije wil is meegegeven om van ons leven het beste te maken wat ervan te maken is.
Wanneer het lot ons voortdurend ellende brengt, mogen wij toch niet meedrijven met de maalstroom, doch wij moeten doorlopend trachten door wil en energie dit lot te verbeteren.
De zin van het spiritualisme, de strijdende mens in aanraking te brengen met de gedachte aan evolutie — reeds tijdens zijn aardse bestaan — is niet een onbereikbaar ideaal, maar lijkt me alleszins bereikbaar.
Het feit alleen reeds, dat wij zélf ons godsbegrip en onze levensbeschouwing hebben gevonden en dat daarom dogmatisch denken geen enkele zin meer voor ons heeft bewijst, dat wij met inschakelen van de wil om tot de werkelijk levende God te komen, bijzonder geslaagd zijn, want niets maakt onze God tot een creatuur. Hij staat voor ons als een Bron van Licht en Liefde, waaruit wij vrijelijk mogen putten om anderen deelgenoot hiervan te maken. Zo is onze God ontdaan van wraak en boosheid en is een reine en pure Kracht geworden, een Bron van genade en erbarmen voor de struikelende en vallende mens.
Het misverstand, dat vaak heerst omtrent het godsbegrip, bij mensen, die in kerken en vergaderingen zich spottend uitlaten over de overtuiging van anderen, zal men in de wereld van de spiritualisten ternauwernood vinden, omdat de spiritualist wordt verboden te spotten met de geloofsovertuiging van anderen. Hem wordt geleerd eerbied op te brengen voor alle stromingen.
Het doel van het spiritualisme is gericht op het geluk van de mens, die weet onbevangen en vrij van vrezen en angsten zijn God te kunnen vinden, juist daar waar hij Hem nodig heeft.
De spiritualisten kennen rangen noch standen, staan afwijzend tegenover iedere slavernij, kennen geen verschil in huidskleur. Toen God de wereld en de mensen schiep, zal het zeker in Zijn bedoeling hebben gelegen verscheidene kleuren te scheppen en als God zei: „Zo is het goed” dan is het goed, al heeft Hij nog nooit gezegd: „Zo is het af,” waarmee ik wil zeggen, dat de weg van de evolutie verder gaat, al lijken wij in een wereld te leven van revolutie.
Het weten, dat na de stoffelijke dood deze evolutie niet stilstaat, maar eerder een hoge vlucht neemt, troost ons bij het afscheid nemen van een geliefd wezen, omdat wij weten dat er geen werkelijke dood is en dat het afscheid een tijdelijk verdwijnen is uit elkanders gezichtsveld.
Het ligt echter niet in onze macht onze doden op te roepen. Zo moeten wij soms jaren geduldig wachten, tot er een mogelijkheid voor hen is met ons in contact te komen.
Niet alleen voor ons ligt het geluk in dergelijke contacten, vooral ook voor hèn, omdat zij ons kenbaar kunnen maken dat verdriet overbodig is, omdat zij een nieuwe fase van leven zijn ingegaan en dat in de sferen hen het geluk deelachtig werd, waarvan zij op aarde soms niet of ternauwernood mochten proeven.
Indien zij echter niet wensen af te dalen naar de aarde, dan zal de mens, ook al heeft hij zitting op honderden séances, zich tevreden moeten stellen met de boodschappen, aan anderen gegeven. Dan moet men op die wijze zijn overtuiging van een bewust voortbestaan na de stoffelijke dood opbouwen.
Op grond van onze ervaringen zijn wij tot de conclusie gekomen, dat de mens dikwijls gedreven door een, voor hem onverklaarbare drang, naar de séance wordt geleid. Wij weten hoe met innerlijke angst of nervositeit deze mens bezield kan zijn, een angst die plotseling verdwijnt, wanneer hij de séancekamer betreedt.
Het in de aanvang onbegrijpelijke wordt hem spoedig begrijpelijk en zo is het mogelijk dat zo iemand reeds bij de eerste zitting een boodschap ontvangt van een geliefd wezen aan Gene Zijde, die dikwijls direct vertelt zelf dat contact gewenst te hebben. Daarom erkennen wij om ons heen, dikwijls ongeweten ongekende krachten, waarmee wij verbonden zijn en daardoor op een weg geleid worden die bevrijdend werkt.
Er zijn echter ook helaas demonische krachten, die de mens kunnen beïnvloeden, maar wij willen hierbij direct aantekenen, dat indien wij bewust met hogere krachten bekend zijn, de lagere krachten veel minder invloed op ons kunnen uitoefenen en allengs zullen verdwijnen.
Het is logisch, dat wij met het afleggen van het stoflichaam onze fouten, die geestelijk kunnen zijn, met ons moeten meenemen naar het nieuwe leven en dat wij eerst na een geestelijke groei, deze fouten kunnen afleggen, maar ook bij een bewust aards bestaan werken wij reeds aan de overwinning op die fouten. Wij zullen dus eerder kunnen opstijgen tot de hogere wereld.
De spiritualistische gedachte is gebaseerd op onderlinge liefde en eenheid, al bereiken wij op dit ogenblik nog lang niet het gestelde doel, wij doen ons best en God is milder in Zijn oordeel dan de mensen. Onze wetenschap dat eenheid de mens zal opheffen, brengt ons toch nader tot dat doel.
Zo de lezer dus de spiritualistische séance heeft gezien als een middel om „geesten op te roepen” en het medium als een willoos werktuig van die wereld om ons, dan verwijs ik u naar de vrije wil, die niet alleen op aarde maar ook aan Gene Zijde ons eigendom is.
Wanneer men uit sensatie deze dingen wil beleven, men zij gewaarschuwd: dit is geen kinderspel en elke poging om in contact te komen zonder goede leiding blijft een gevaar opleveren. Natuurlijk ben ik altijd bereid u een weg aan te wijzen, maar evenals wij zult u geduld moeten hebben. Na enige jaren van onderzoek echter zal men aan de spiritualistische verschijnselen niet meer twijfelen.
Er ligt geen abnormaliteit in dit onderzoek, grote geleerden hielden en houden zich daarmee bezig, want de mens is van nature geneigd de dood en haar raadsels te willen ontsluieren. Dikwijls wordt door het onderzoek, zoals wij dat hebben verricht, menig mens zielsgelukkig, iets dat zij nooit tevoren, in welke kerk dan ook hebben ondervonden. Immers, te vaak wordt er gesproken over dood en verdoemenis, over hel en vagevuur, over de eeuwige toorn van God, alsof God niet de milde Vader van het Al is.
De spiritualistische gedachte dat God liefde is, en daarom niets verloren laat gaan van alle leven, heeft veel mensen geluk gebracht. Wij willen dat geluk aan iedere naast ons levende en met ons strijdende mens brengen, opdat hij de zekerheid in zijn leven heeft dat hij de dood vrij van iedere angst tegemoet kan zien. De dood, die voor iedere mens onherroepelijk komt. Daarmee wordt tevens mijn overtuiging bevestigd:
De doden leven!