HOOFDSTUK 28
Besluit
„... want mijn Geest zal hun Geest zijn....”
Ik heb getracht in deze omgewerkte uitgave van „De Doden spreken” u een indruk te geven van het spiritualisme, zoals wij dit heden ten dage kennen.
Het automatisch schrift, waarover ik in één van de eerste hoof d-stukken sprak, komt nu nog maar weinig tot mij, ofschoon, wanneer men om papier en potlood vraagt, de boodschappen altijd worden herkend aan het schrift, dat precies zo is gevormd als dat van de overledene.
Emeds zeer fijne en regelmatige handschrift werd direct door zijn familie herkend. Dat moet u zich eens proberen voor te stellen: met welk een enorm geduld, met hoeveel oefening heeft Emed dat niet moeten waarmaken! Een mens, niet meer levend in de stof, die een
stoffelijke hand op dusdanige wijze weet te beïnvloeden, dat deze gehoorzaamt aan iedere trilling.
Ook de wijze waarop de pastellen worden gemaakt, getuigen van een eindeloos geduld, alvorens men een medium voor dat werk gebruiken kan, want naast het tekenen, moeten zij ook de kleuren kiezen en daarmede weer een bepaalde dwang op het medium uitoefenen, waardoor dit medium de juiste kleuren ook kiezen zal.
Ik zal nooit van tevoren kunnen zeggen wat de inhoud van een geschreven opdracht is, of wat een pastel gaat voorstellen, ik moet dat volkomen vertrouwend afwachten.
Zij laten mij nooit weten, wat zij gaan doen. Zij zijn daarin volkomen onafhankelijk van mij, ofschoon zij natuurlijk afhankelijk van mij zijn voor het uitvoeren van hun werk.
Op openbare avonden is het pastelwerk dikwijls gedemonstreerd en men is dikwijls verbaasd, dat ik met mijn ogen wijd open sta te werken, ofschoon ik toch in een bepaalde trancetoestand verkeer, want men behoeft als medium absoluut niet een bepaalde bewusteloze toestand te ondergaan om werkelijk in een goede trance te verkeren. Honderden malen heb ik dat reeds mogen bewijzen.
Het boetseerwerk wordt op dezelfde wijze tot stand gebracht. Ik zie het maken, maar weet niets van het ontwerp en moet vertrouwen. Het is natuurlijk belachelijk, dat men het automatisch schrijven wél zou aanvaarden en het tekenen en boetseren niet zou willen aannemen.
Er is nog een vorm van mediumschap in mij ontwikkeld en wel het automatisch spreken. Emed geeft staaltjes van redenaarskunst weg, waarbij mensen van de pers vol verbazing zaten te luisteren, maar niet zij alleen, ook diverse dominees en priesters hebben zijn redevoeringen beluisterd en zijn dikwijls eensgezind geweest in hun lof omtrent de klare heldere betogen, die Emed hield.
Lezingen en wijdingsdiensten, ik heb er nooit iets voor behoeven op te stellen of te leren. Als een waterval vloeien de zinnen vanzelf uit mijn mond met een zinsbouw, die ik dolgraag de mijne zou willen noemen. Het spijtige is, dat ik het nooit na kan vertellen.
Gelukkig zijn er vrienden op aarde en ook aan Gene Zijde, die mij indien dat noodzakelijk blijkt te zijn, volkomen op de hoogte houden van het gesprokene en dikwijls wordt alles op de taperecorder vastgelegd.
Vroeger werden de redevoeringen van Emed ook wel stenografisch opgenomen, maar het kwam dikwijls voor dat men de vlug, maar volkomen duidelijk uitgesproken zinnen, niet volledig op kon nemen, omdat het niet bij te houden was.
Meermalen wordt mij gevraagd hoe het komt dat een ander medium wel in een trancetoestand moet zijn om dit werk in zijn geheel tot stand te brengen. Ik moet het antwoord daarop schuldig blijven; misschien dat de controle van een ander medium het beter vindt. Ik heb er geen verklaring voor, maar hierdoor mag een overtuiging niet vallen. De spiritualisten moeten, ik zeg het heel eerlijk, eens nalaten zich met de werkwijze van een intelligentie te bemoeien. Wij hebben allerminst het recht daarop ook maar enige invloed uit te oefenen; het zijn zelfstandig denkende wezens en wij kunnen van hen alleen maar leren. Er is nog veel te leren, ook voor de spiritualist, die zijn onderzoek dikwijls veel te licht opvat. Wij mogen nooit nalaten kritisch te zijn en kritiek kan zeer opbouwend werken, wanneer de kritiek eerlijk en objectief blijft.
Ook al zijn wij, spiritualisten, overtuigd van een voortbestaan, wij moeten vóór alles trachten, de zoekenden te steunen, wetende dat ook wij hebben moeten zoeken alvorens te vinden. Door met liefderijke steun en troost te helpen, kan de spiritualist zelf groeien, maar bovenal eerbied wekken bij de strijdende, zoekende mens op aarde. Eerst dán zal hij bewijzen, dat de spiritualist boven alles doordrongen is van het feit dat wij samen op weg zijn en dat de ene mens tot steun van de andere behoort te zijn.
Wat zou ik, mijn lieve lezers, hieraan nog moeten toevoegen?
Ik hoop dat u dit werk wilt aanvaarden als een eerlijke opsomming van de door ons beleefde feiten en dat u begrijpen wilt dat de drang om anderen te geven wat wij zelf mochten ontvangen, de eerste voorwaarde vormde voor het tot stand komen van dit werk.
Door het verschijnen van „Op de grens van twee werelden” is de vraag naar dit werk zo enorm groot geworden dat ik gelukkig ben, dat ik het kan aanbieden.
In de loop van de jaren zijn mijn ervaringen zo veelvuldig geworden, dat ik er nog enige boeken over zou kunnen schrijven. Ik hoop daarom, dat de geestelijke waarden van dit werk van dien aard zijn, dat in u de behoefte ontwaakt, dit alles zelf te gaan onderzoeken, want het kan uw levensbeschouwing ingrijpend wijzigen. Heel veel mensen keren zich af van instellingen, waar de barmhartige God misbruikt wordt als een soort boeman.
Ik wil dit werk niet besluiten, alvorens dank te hebben gebracht aan hen die mij steunden in vaak moeilijke ogenblikken, maar vooral wil ik dank brengen aan Emed, die met een onvoorstelbaar geduld mij geleid en gevormd heeft en naast hem dank ik al mijn geestelijke vrienden voor het werk dat zij door mij wisten te brengen.
Hun motto „God is Liefde” wil ik tot het mijne maken.
Jaren van openbaar leven liggen nu achter mij, nog steeds ben ik op weg om anderen te steunen en te helpen, nog altijd is Emed de vriend van allen. Ik ben gelukkig door de wetenschap dat, waar wij ook falen, een God van barmhartige liefde ons vergeven wil. Veel eerder dan mensen dit ooit zullen doen.
Mijn hart is dankbaar voor alles wat ik met Emed tot stand mocht brengen. Mijn ziel verheugt zich op de boodschap die over de gehele aarde weerklank zal moeten vinden.
„HEBT ELKANDER LIEF!”
De pelgrimstocht die leven heet
brengt leed en vreugde mee.
Wanneer ik vreugd het mijne noem,
vergeet ik al het leed.
Maar toch, al ken ik het geluk
en heeft een ander smart,
ik kreeg van God een grote taak;
Hij opende mijn hart!
Mijn kind, zo luidde Zijn bevel,
uw taak zal zijn op d' aard
de haat te weren uit de mens.
Zij zijn het allen waard!
Uw arbeid zal een zegen zijn.
Uw werk komt voort uit Mij,
opdat op iedere pelgrimstocht
de gids slechts... liefde zij!