Warschau,
Johanneskapel
December 2004
Als een berg had hij tegen dit moment opgezien. De slapeloze nachten hadden hem zo opgefokt dat hij niets anders meer deed dan ruziën. Bekvechten over niets met alles en iedereen. Wie er ook zijn pad kruiste, hij kon ervan langs krijgen. Gespannen als een veer was hij, maar toch had hij op een bepaalde manier ook naar dit moment verlangd, het moment dat hij zichzelf in de spiegel weer recht in de ogen kon kijken.
Nicolas werd er doodmoe van dat zijn gevoelens voortdurend alle kanten op gingen. Maar nu hij eenmaal in de barokke biechtstoel zat en er geen weg terug was, voelde hij hoe zijn lichaam zich ontspande en de vermoeidheid even plaatsmaakte voor iets lichters, iets aangenaams.
De priester keek hem uitnodigend aan. Nicolas slikte en keek weg, hij had een fluwelen gordijn verwacht. Zijn keel voelde droog als karton van de hostie die hij zojuist had ontvangen, of was het toch van de opwinding? Daar gaan we dan, dacht hij. De eerste zonde die hij hakkelend opbiechtte was dat hij nog nooit van zijn leven had gebiecht. Pas sinds hij als immigrant naar Polen was gekomen en zich steeds meer Pool was gaan voelen, was hij gaan leven naar de katholieke leer, vertelde hij aan de imposante figuur in de zwarte soutane. Nicolas vond het lastig de priester in zijn ogen te kijken, dus concentreerde hij zich op het smetteloos witte priesterboord dat strak om zijn hals zat.
Meer dan ooit in zijn leven had Nicolas nu de barmhartigheid van God nodig. Er gebeurden dingen waar hij geen controle over had en als hij ergens behoefte aan had, dan was het controle, zekerheid en rust. Isabel en hij waren zo uit elkaar gegroeid dat ze als gezin in een negatieve spiraal waren terechtgekomen en Nicolas had geen idee meer hoe ze er zonder hulp moesten uit komen. Onbewust had hij Isabel en de kinderen steeds meer van zich vervreemd en was hij gevoelens gaan koesteren voor een andere vrouw, voor Tekla, die lieve, trouwe Tekla. Hij had zijn geheim tot nog toe zorgvuldig bewaard.
Met trillende stem vervolgde Nicolas zijn verhaal: 'Vader, vergeef mij, want ik heb gezondigd. De huwelijkse belofte, ik heb haar geschonden. Mijn vrouw en ik, we zijn uit elkaar gegroeid.'
'Soms verstrijken er jaren binnen een huwelijk voor je elkaar weer vindt,' zei de priester. 'Eenzaamheid en verbinding liggen dicht bij elkaar. Weet dat je altijd de draad weer kunt oppakken, mijn zoon.' Zijn toon was zalvend. Dat de priester met zijn standaardrepertoire begon, bracht Nicolas heel even van zijn a propos, maar hij besloot door te zetten.
'U begrijpt het niet. Er is geen sprake van een draad die kan worden opgepakt, de draad vertoonde slijtageplekken, maar nu is hij gebroken.'
'Een knoop,' zei de priester, 'met een beetje goede wil kun je de delen aan elkaar knopen?'
'Misschien,' zei Nicolas, 'maar een knoop is altijd een tijdelijke oplossing, het blijft een zwakke plek.'
De priester kuchte droogjes en Nicolas realiseerde zich dat hij wartaal sprak. Knopen een zwakke plek, kom daar maar eens mee aan bij een zeeman, dacht hij. 'Tegen de spanningen die wij ondervinden, is geen huwelijk bestand, eerwaarde. Het gaat niet meer. We staan elkaar nog net niet naar het leven, maar Isabel en ik, we halen het slechtste in elkaar naar boven,' zei Nicolas.
'Het is nooit te laat om het tij te keren,' zei de priester, 'en ik ben er om u in naam van God te helpen met adviezen.'
Dit was niet helemaal wat Nicolas wilde horen. 'Maar er is een derde in het spel,' biechtte hij snel op. De priester keek hem vragend aan. 'Een vrouw, een katholieke, rechtgeaarde Poolse vrouw. Door haar heb ik God teruggevonden,' zei hij vol verwachting.
'Dat is mooi, een sterke geestelijke band met een ander mens. Maar dat hoeft niet per se tot zondig gedrag te leiden.'
'Niet per se, nee,' zei Nicolas met het schaamrood op de kaken, 'niet per se.'
'Leeft u al lange tijd in zonde?' vroeg de priester.
'Ik heb haar in dienst genomen. Het begon als vriendschap, maar het is meer geworden. Ik hou van haar.' Die laatste vier woorden sprak Nicolas aarzelend uit.
'Houden van is goed. God is liefde. Maar houdt u van deze vrouw als van een vriendin, een geestverwant, of als van een geliefde?'
'Alle drie, eerwaarde vader.'
Nu zweeg de priester. Na een minuut die eindeloos leek te duren zei hij: 'En uw vrouw, houdt u van haar?'
Nicolas haalde zijn schouders op. 'Jawel, natuurlijk, ik hou van haar, op een bepaalde manier, maar niet meer zoals vroeger. Ze is de moeder van mijn kinderen. Van hen hou ik zielsveel. Maar soms weet ik niet meer wat ik voel, vader, dan overheerst de boosheid, de frustratie. Het is gekmakend om voortdurend gekleineerd te worden. Het is niet goed of het deugt niet bij Isabel. Altijd, altijd is ze teleurgesteld in mij. Ik kan het gewoon niet goeddoen.'
'Wat niet?'
'Alles niet. Ze wilde niet naar Polen verhuizen,' zei Nicolas, 'dus sindsdien is het hommeles. Isabel is gehecht aan luxe, aan comfort. Jarenlang heb ik kromgelegen om haar in weelde te laten baden. Ik kocht bontjassen voor haar en juwelen, jurken van bekende ontwerpers, dure schoenen, maar nooit was het genoeg.' Nicolas voelde de woede weer in zich opwellen. 'De eerste jaren van ons huwelijk heb ik alles gedaan om haar te plezieren en toen ik mijn roeping wilde volgen, toen het ging over idealen in plaats van over het bereiken van een zo groot mogelijke welvaart, kon dat ineens niet. Wilde mevrouw in Quebec achterblijven met onze dochter Alexandra tot ik kon garanderen dat ze in een grote villa in Warschau kon gaan wonen. Anders wilde ze niet mee. Voor mij was Polen iets onvermijdelijks, en is het inmiddels iets onomkeerbaars. Dit land is mijn thuis, hier blijf ik en hier zal ik sterven. Ik ben naar Polen geroepen, vader.'
'Door de almachtige?' vroeg de priester.
'Ja, door God. Het is Zijn wil dat ik hier ben. Hij wijst me de weg.'
'Daarom bent u nu in mijn parochie,' zei de priester.
'Om voor u en voor God te belijden dat ik heb gezondigd,' zei Nicolas en hij voelde dat hij de priester nu diep in de ogen durfde te kijken. De eerwaarde keek hem aan met maar één oog, het andere week naar buiten en over de iris lag een blauw waas. Naast het oog zat een merkwaardig litteken, een soort onaffe acht, of een dollarteken. Nicolas schatte de geestelijke op een jaar of tachtig.
'U weet dat een voorwaarde voor absolutie is dat u niets achterhoudt, dat u alles vertelt?' vroeg de priester, die met een snelle beweging een fluwelen lapje over zijn rechteroog trok dat hij als een goochelaar onder zijn bonnet vandaan toverde.
Nicolas knikte. 'Ik ben het niet meer waard uw zoon te heten, vader. Ik ben vreemdgegaan, ik heb gelogen, ik heb geld geleend en niet terugbetaald en ik wil een einde maken aan mijn huwelijk. Barmhartige God, ik heb spijt dat ik U heb beledigd.'
'Dat zijn nogal wat zonden. Belooft u uw leven te beteren?' vroeg de priester.
Nicolas knikte.
'Ik kan pas het sacrament van verzoening toedienen als u penitentie doet. God verlangt dat u vanaf nu ten minste twee keer per week te biecht gaat en dat u alles zult doen om uw huwelijk te redden.'
'Goed, eerwaarde vader,' zei Nicolas, maar zijn instemming betrof alleen het eerste deel van de penitentie. Het huwelijk was namelijk niet te redden. Dat zou hij de priester volgende keer wel duidelijk maken.
'Dan ontsla ik u van uw zonden in de naam van God. Amen.'
'Amen.'