'Weten jullie zeker dat dit een ziekenhuis is?' Isabel geloofde haar ogen niet. Overal zag ze dikke lagen stof en spinrag. De bedden zagen eruit als aftandse britsen in een veldhospitaal in oorlogstijd. De ambulancebroeder met de sterke handen parkeerde de rolstoel voor een leeg bed, waar een twee centimeter dik foammatras op lag. Isabel gruwde toen ze de vlekken zag die het matras in de loop der tijd had opgezogen.

'De dokter komt zo, u moet gaan liggen,' beval de man en hij beende de kamer weer uit. De drie andere vrouwen in de ziekenboeg keken Isabel meewarig aan. Met stomheid geslagen zat ze naast het ziekenhuisbed en staarde naar de lichaamssappen van ten minste dertig vreemde mensen. Een wee gevoel borrelde op in haar maag.

'Lakens,' zei iemand. Isabel keek op. 'Heb je geen lakens bij je?' herhaalde de roodharige vrouw die met haar hoofd in een neksteun lag. Het apparaat zag eruit als een middeleeuws martelwerktuig. 'Dat hebben ze hier namelijk niet, beddengoed.' De vrouw sprak langzaam.

'Nee, ik heb niet standaard een lakenset in mijn handtas,' gromde Isabel en ze hees zichzelf uit de stoel en ging op haar rug op het bed liggen. De pijn in haar been was ondraaglijk. 'Jezus, wat een ramp. Waar liggen de kussens?' vroeg ze.

'Die moet u ook zelf meenemen,' antwoordde de vrouw. De andere twee patiënten begonnen nu zacht te giechelen. 'Waar komt u vandaan?'

'Uit Nederland.'

'Ziekenhuizen zijn daar net hotels, is het niet? Hier lijkt het meer op een gevangenis,' zei Isabels buurvrouw en ze stak haar hand uit om zich voor te stellen. De afstand tussen de bedden was te groot, maar Isabel beantwoordde de uitnodiging en schudde haar hand in het luchtledige. 'Olga,' stelde de vrouw zichzelf voor. De andere vrouwen heetten Roza en Lilka.

De man die aan het voeteneind verscheen, moest de chirurg zijn. Hij droeg een soort slagersoverall vol oude bloedvlekken. Zonder handschoenen stroopte hij de doordrenkte lap stof van Isabels been en inspecteerde de wond. Haar achillespees was aan gort, ze moest worden geopereerd, vandaag nog. De arts draaide ongeïnteresseerd en monotoon een verhaal af dat in flarden bij haar binnenkwam. Twee weken in het ziekenhuis. Mijn god, twee weken. Hoe moest dat met de kinderen? Twaalf uur niet bewegen na de ruggenprik, want vergif, geen ander anaesteticum voorhanden. Overgeleverd aan idioten, one flew over the cuckoo's nest...

Voor haar gevoel stond de dokter tegen haar te schreeuwen alsof hij een doofstomme voor zich had. Isabel was in de verkeerde film beland, overgeleverd aan amateurs, aan uitbeners. De charlatan die voor chirurg door moest gaan ging nog even verder: gevaarlijke bijwerkingen, dus blijven liggen, anders gevolgen niet te overzien - ondraaglijke hoofdpijnen, braken, mogelijk blijvende schade aan gestel. De revalidatie zou maanden duren. Maanden? De ernst van haar verwondingen drong langzaam tot Isabel door. Hoe moest ze voor de kinderen zorgen? Ze realiseerde zich dat ze midden in een scheiding lag en dat haar hele toekomst afhing van de Poolse geneesheer die nog steeds op luide toon tegen haar sprak. Het zou een ramp zijn als ze door dit domme ongeluk de voogdij niet zou krijgen. Ze kneep haar ogen dicht en bad dat dit hele ziekenhuis niet bestond, dat ze er niet lag en dat het een boze droom was. Als ze de tijd kon terugdraaien, had ze de deur van Nicolas' kantoor gewoon met een koevoet opengebroken. Waarom had ze zich zo uit haar tent laten lokken? Had hij haar bewust in de val laten lopen?

Ze keek naar de arts, die aanstalten maakte om weg te gaan. Binnen een halfuur moest ze op de operatietafel liggen, dat waren de laatste woorden die ze meekreeg. Aan de binnenkant van haar hand voelde ze iets prikken. In een van de wondjes zat grind. Met de vingers van haar andere hand pulkte ze het eruit en ze voelde een bijtende pijn. Ze had om een desinfecterend middel moeten vragen, en om een glas water. Haar mond en keel voelden droog aan. Het gewonde been klopte onheilspellend. Het vestje waarmee ze het had afgebonden was doordrenkt met bloed. Als haar vader dit kon zien, zou hij er schande van spreken.

'Ik heb weinig vertrouwen in dit behandelteam,' citeerde Isabel haar vader met gevoel voor understatement. Haar Poolse lotgenoten verstonden de Nederlandse ironie niet.

'Dat van dat anaesteticum moet je niet onderschatten,' zei Roza op serieuze toon. 'Een half etmaal je hoofd niet bewegen. Je mag ons straks niet meer aankijken, zoals je nu doet. Serieus, ik heb ze hier zien creperen.'

Daar kwam de slager weer, met zijn handlangers. Ze haalden de wieltjes van de rem en rolden het bed de kamer uit. Isabel zag nog net hoe de Poolse vrouwen een kruis sloegen.

'U kunt uw ogen weer opendoen, ik ben klaar.' Stijf als een houten plank lag Isabel op het ziekenhuisbed. Ogen opendoen, dat moest kunnen zonder verder te bewegen. Ze had gedurende de hele operatie bewust haar ogen dicht gehouden, bang dat de beelden van de beul met zijn besmeurde jas en zijn smerige chirurgische instrumenten voor altijd in haar geheugen gegrift zouden staan. Het licht deed pijn, haar hoofd bonkte. Ze betastte met haar hand voorzichtig de bovenkant van haar been en voelde dat ze tot aan haar lies in het gips zat. Het been zelf voelde ze niet, alleen het harde omhulsel. Ze was tot aan haar middel verdoofd en op het matras tussen haar benen ontdekte ze waar ze al voor vreesde: ze had alles laten lopen. De stank was ondraaglijk. Beschaamd veegde ze haar hand af aan de zijkant van het bed.

Als er nu maar snel een verpleegster kwam om haar te verschonen. Ah, daar was al een zuster met vier grote kommen water op een karretje. Ze zette een kom naast Isabel neer, deed bij de anderen zo te horen hetzelfde en liep de kamer weer uit.

Kom terug, zuster, riep ze in gedachten, kom alsjeblieft terug om mijn billen te wassen.

'Sorry, dames,' zei Isabel tegen haar kamergenoten.

'Het geeft niet,' antwoordde Olga. 'Hoe laat komt je bezoek?'

'Ik weet het niet. Mijn man en ik... het gaat niet goed thuis.'

'Wassen wordt hier gedaan door de familie. Daar is geen personeel voor.'

De hel op aarde, dacht Isabel, ze was beland in de hel op aarde. Ze moest Sanderijn laten bellen, maar ze wist haar nummer niet uit haar hoofd. Alles stond in dat verdomde mobiel. Isabel kon amper haar eigen pincodes onthouden, laat staan telefoonnummers. Zelfs die van haar familie in Nederland kon ze zich niet voor de geest halen. Nicolas wist dat. Hoe kon hij haar hier zo laten liggen? Waar was zijn gevoel? Ze maakte zich zorgen om Tobias en Alexandra. Als Nicolas haar zo liet lijden, liepen de kinderen misschien ook gevaar. Hij was hardhandig geweest. Op haar bovenarm werd een blauwe plek zichtbaar. Zonder geluid te maken huilde ze zichzelf in slaap, de kou in de botten die ze nog wel voelde negerend.

Acht uur later ontwaakte Isabel uit een droomloze slaap. Nog vier uur te gaan, dan mocht ze haar hoofd weer bewegen. Ze was niet misselijk, maar ze stierf van de honger. Het eten stond onaangeroerd op haar nachtkastje. Vanuit haar ooghoek zag ze een diep bord met bruine brij, bonenprut uit de gaarkeuken. Zo moest haar matras er nu ook ongeveer uitzien. Mensonterend was het. Honger. Opnieuw keek ze naar het eten. Zelfs als ze zou willen, kon ze het niet opeten, want de Poolse staatsziekenhuizen deden niet aan bestek; ook dat had ze van haar kamergenoten geleerd.

Op de gang hoorde ze voetstappen naderen. Isabel spitste haar oren en hoorde twee vrouwenstemmen die ze meende te herkennen.

'Hé Isabel!' Ze keek in de blije tronies van Martina en Kyra, haar collega's van het reisbureau.

'We komen je wassen. Nicolas belde om te zeggen dat je hier lag. Hoe gaat het?'

'Ik mag mijn hoofd nog even niet bewegen, het is een marteling. En die stank, ik...'

Zonder verder vragen te stellen gingen Martina en Kyra aan de slag. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was, boenden ze met een washand de billen van hun collega, maakten ze voor zover mogelijk het matras schoon, en legden ze voorzichtig een schoon laken onder haar neer. Zelfs aan een hoofdkussen hadden ze gedacht. Het bord met eten verwijderden ze uit haar gezichtsveld en Kyra toverde een fruitsalade uit haar tas. Nicolas had dus naar haar werk gebeld. Niet uit aardigheid, bedacht Isabel, maar louter om te zorgen dat ze haar baan en haar inkomsten niet zou kwijtraken, anders had hij wel haar beste vriendin gewaarschuwd.

Isabel slikte de tranen weg die haar keel in liepen, tranen die ten onrechte werden geïnterpreteerd als ontroering. Om als een baby te worden gevoed en gewassen door collega's die niet eens intieme vriendinnen waren, was horribel. Hoezeer Isabel het ook waardeerde, ze moest zich beheersen om niet te gaan gillen.

'Weet je wat een specialist hier verdient?' vroeg Martina. 'Drieduizend zloty, dat is nog geen achthonderd euro. En een verpleegkundige?'

Isabel trok voorzichtig haar schouders op en voelde een steek bij haar slapen. 'Au. Een habbekrats, weet ik veel, maar in ieder geval zo weinig dat ze voor dat geld niet ook nog eens je kont gaan schrobben. Het zal allemaal wel, Martina, maar dit heeft echt niets met gezondheidszorg te maken,' zei Isabel.

'Wanneer kun je weer komen werken, denk je?' vroeg Martina.

'In de pruimentijd. Reken voorlopig maar niet op mij.' Ze moesten weg en wel meteen. Isabel wilde alleen zijn. Het bezoek van de collega's confronteerde haar met het feit dat ze voorlopig invalide was en op wieltjes door het leven moest. Werken was uit den boze. Ze zou vastzitten in haar huis, het huis dat ze deelde met een man die haar als oud vuil op de stoep van het ziekenhuis had gedumpt.

Waarom Isabel twee weken in het ziekenhuis moest blijven, was haar nog steeds niet duidelijk. Het had iets te maken met standaardprocedures. Iemand had honderd jaar geleden bedacht dat je na een operatie aan de achillespees ten minste veertien dagen plat moest blijven liggen. De gezondheidszorg kostte in Polen toch niets, dus niemand maalde erom dat patiënten te lang bedden bezet hielden. Gewoon lekker laten creperen in hun eigen vuil, prima. Maar er was hulp onderweg. Karen had, geheel tegen haar dwingende arbeidsethos in, vrij genomen en was met de auto op weg naar Warschau. 'Ik kom je halen, zusje,' had ze gezegd, 'ik wil dat je daar geen dag langer ligt dan strikt noodzakelijk.' De mobiele telefoon die ze van Sanderijn in bruikleen had gekregen, had Isabel voor een instorting behoed. Ze belde twee keer per dag met Tobias en Alexandra en de kinderen waren ook al een paar keer langs geweest, met bloemen en attenties. De vaste oppas werkte nu twaalf uur per dag en zorgde voor de kinderen. Van Nicolas ontving ze taal noch teken. Tot nu.

'Er is een aangetekende brief voor u, mevrouw.' De postbediende reikte Isabel een envelop aan en een formulier. Afzender, Nicolas Nowack Kozinski, las ze. Ze zette haar handtekening, gaf de jongeman een fooi van het kleingeld dat op haar nachtkastje lag en rukte de envelop open:

Warszawa, 14 februari 2005

Isabel,

Hierbij informeer ik je dat de huur van de benedenverdieping per 1 maart aanstaande door mij is opgezegd (zie bijgevoegde brief aan de huisbaas). De bovenverdieping is bestemd voor mij en mijn bedrijf QueWar.

Met hoogachting, Nicolas

'Wel verdomme!' Isabels uitroep galmde nog na toen Sanderijn met een grote bos zonnebloemen onder haar arm de ziekenhuiskamer binnen kwam.

'Hé, hé, niet zo schreeuwen, kind, straks krijg je nog een rolberoerte. Een bosje zonneschijn! Dat kun je wel gebruiken zo te zien. Qa va?' Ze pakte een bontgekleurde vaas uit haar tas en zette de bloemen erin. 'Om te lenen, die vaas, ik zie je alweer loeren.'

'Dit geloof je niet, Sanderijn. Lees en huiver,' zei Isabel en ze reikte de brief aan.

'Sodeju,' mompelde haar vriendin.

'Zeg dat wel.'

'Leuk valentijnscadeau. Toch attent, dat Nicolas daaraan denkt na zeventien jaar huwelijk,' zei Sanderijn.

'Ik kan hier niet om lachen, San. Kijk dan hoe ik erbij lig!' Ze gaf een klap op haar gipsen been, waar Tobias tijdens het laatste bezoekuur met waterverf blauwe en groene handafdrukken op had gezet. 'Wat moet ik nou, binnen twee weken een ander huis zoeken?' Isabel zweeg, pakte de brief met twee handen vast en hield hem voor haar gezicht. Ze wilde erop spugen. 'Verscheuren?' vroeg ze.

'Nee, dwaas,' antwoordde Sanderijn, 'leer nu eens een keer schaken, schat.' Ze sprak weer op het bekende samenzweerderige toontje. 'Wat denk je dat de rechters hiervan vinden straks bij de echtscheidingsprocedure? Een man die zijn invalide vrouw en twee kinderen op straat zet? Hier weet die oude Tomaszek wel raad mee, Isabel. Deze misstap gaat hij betreuren. Mijn hemel, wat een strategische fout maakt meneer hier!'

'Je begrijpt het niet, Sanderijn. Nicolas wil dat ik zelf de huur ga betalen van de benedenverdieping. Het is hem om het geld te doen,' pareerde Isabel.

'Natuurlijk begrijp ik dat, maar het staat er niet. Hier, lees!' Sanderijn wapperde met het papier. 'De huur is door hem opgezegd, hij zegt het zelf! Ik zie het als een kans, nee als dé kans. De kans om met de kinderen te verhuizen. Dan heb je die alvast, moet je maar denken.'