Zofia Tomaszek knikte tevreden toen ze de verklaring van professor doctor IJzerman las. De advocate voegde de brief, getypt op zijn chique geschepte briefpapier, toe aan het dossier. De barokke handtekening was duidelijk vervaardigd door een oude, onvaste hand. De sierlijke krullen vertoonden kleine haperingen. Toch was dit onmiskenbaar het handschrift van Isabels vader, Pieter Cornelis IJzerman, al had hij niet meer de vaste chirurgenhand van weleer.

Isabel liet het verhaal achter de tia-kalligrafie maar achterwege. Ze wilde Zofia niet onnodig belasten en bovendien deed het niet ter zake. De oude IJzerman verklaarde dat hij voor onbepaalde tijd maandelijks via een automatische overschrijving vijftienhonderd euro zou overmaken voor het levensonderhoud van zijn dochter en haar twee kinderen. Verder schreef hij dat Isabel en de kinderen na de scheiding zolang als zij wensten in zijn huis in Nijmegen mochten wonen. Dat Maarten en Karen hem op de laatste vijf resterende vellen briefpapier alvast handtekeningen hadden laten zetten, nu hij dat nog kon, vertelde ze er ook niet bij. Hij had volgens Maarten eerst moeten oefenen op een groot tekenvel en daarna had hij achter elkaar de vijf blanco papieren getekend. Als hij snel achteruit zou gaan, konden ze in ieder geval nog brieven namens hem opstellen als dat nodig mocht zijn. Het leed geen twijfel dat haar vader als hij nog helder van geest was geweest hier vierkant achter zou hebben gestaan, sterker nog, hij zou de actie hebben toegejuicht.

Na zijn herseninfarct van een paar maanden geleden was de linkerzijde van het lichaam van haar vader verlamd en waren zijn geestelijke vermogens ernstig achteruitgegaan. Al maanden verbleef hij in het verpleeghuis, en het was uitgesloten dat hij er ooit nog zou uit komen. De oude IJzerman was zachter geworden, milder en van zijn autoritaire trekken was niets meer te bekennen. Het verdriet om zijn overleden vrouw, Isabels moeder, was naar de achtergrond verdrongen, of misschien wel helemaal uitgewist. Intens blij was hij als hij een van zijn kinderen zag en dan sprak er louter liefde uit zijn staalblauwe ogen. Hij was dankbaar wanneer ze hem even met de rolstoel in de tuin van zijn huis parkeerden om een glas witte wijn te drinken of aardbeienijs te eten. Van de ene op de andere dag was haar vader een zoetekauw geworden. In het verpleeghuis had hij de bijnaam meneer De Ruijter gekregen, omdat hij altijd buitensporig veel vruchtenhagel op zijn boterhammen strooide, het beleg dat hij zijn eigen kinderen had verboden te eten, omdat het volgens hem ongezond was, net als zuivel.

Soms gingen haar broer en zus ijs met hem eten bij zijn lievelingsbrasserie in de bossen, waar het personeel hem nog altijd met alle egards bejegende en het hem onmiddellijk vergaf wanneer hij weer eens een peuk uitdrukte in de botervloot. Zelfs als hij er zo'n smeerboel van maakte dat het ijs zijn zilverwitte, borstelige wenkbrauwen roze kleurde, behandelden ze hem met groot respect, want in die contreien bleef hij professor doctor IJzerman, de geniale chirurg.

Het deed Isabel pijn in het hart dat ze haar vader al zo lang niet had gezien. Ze kon zich de rijzige, grijze gentleman, de imposante gestalte die hij in haar gedachten nog altijd was, nauwelijks voorstellen in een stoel, onderuitgezakt, krachteloos en afhankelijk als een kind. Als ze in Nijmegen ging wonen, zou ze hem iedere dag bezoeken, zo nam ze zich voor.

Alsof haar vader wist wat er op het spel stond, had hij zich voorbeeldig gedragen bij de bank. Volgens Maarten had hij hun vader in zijn beste kostuum met de rolstoel het filiaal binnengereden en was hij uiterst charmant geweest tegen de baliemedewerkster, die door Maarten werd afgeleid toen pa IJzerman met een bibberende hand het overschrijvingsformulier tekende. Een fluitje van een cent, had haar broer gezegd. Ze hadden geluk dat hun vader een dermate goed pensioen had opgebouwd dat ze zowel zijn huis konden aanhouden als de torenhoge awbz-bijdrage aan het verpleeghuis konden betalen, en ook nog de maandelijkse schenking aan Isabel konden doen.

'Heel goed, Isabel, voortreffelijk zelfs. Zijn er verder nog dingen die ik moet weten, die van belang zijn voor de zitting?' vroeg Zofia, nadat ze alles aandachtig had bestudeerd.

'Ja. Tekla is met haar dochters bij Nicolas ingetrokken. Ik moest het van Alexandra horen.'

'Aha. Hij biedt dus een stabiel gezinsleven, met een vervangende moeder zelfs.'

'De kinderen vinden haar niet leuk, en ze zijn beledigd dat de dochters van Tekla hun oude kamers hebben ingepikt, want zo zien zij het,' zei Isabel.

'En hij betaalt nu dus wel weer de huur voor die benedenverdieping?' vroeg Zofia.

'Ik vermoed van wel,' antwoordde Isabel, 'maar als je het zeker wilt weten, moet je dat aan de huisbaas vragen, ik heb zijn nummer.'

'Niet nodig,' zei Zofia. 'Het feit dat hij je al heeft vervangen voordat de scheiding goed en wel is uitgesproken, en er een ander vrouwspersoon in de echtelijke sponde ligt zal de rechtbank niet zinnen. Zoals ik al eerder zei, ik heb vaker met dit bijltje gehakt.' De advocate was verbluffend overtuigd van zichzelf.

'Toch ben ik er niet gerust op,' zei Isabel aarzelend. 'Wat als ik niet met de kinderen naar Nederland mag? We missen onze familie. Mijn vader heeft niet het eeuwige leven en...'

'Niet op de zaken vooruitlopen nu,' onderbrak Zofia haar. 'We vertellen van meet af aan dat het jouw intentie is om in Nederland te gaan wonen. Alleen al om te voorkomen dat je in de toekomst als kinderontvoerder wordt gezien.'

Isabel schrok van dat woord. 'Kinderontvoerder? Waar heb je het over? Het zijn mijn bloedeigen kinderen!'

'Ik vind het ook belachelijk, maar zo heet het nu eenmaal.

Zowel Nederland als Polen heeft het verdrag tegen internationale kinderontvoering getekend. Dat betekent dat wanneer kinderen door de ene ouder zonder toestemming van de andere ouder mee worden genomen naar een ander land, dat dit land de kinderen dan in principe moet terugsturen. In principe dus, hè. Alle wetten zijn rekbaar, hoewel het met deze wat lastig ligt.'

Van de gedachte dat ze voor altijd in Polen zou moeten blijven, kreeg Isabel het zo benauwd dat ze letterlijk naar adem begon te happen. De spanningen met Nicolas waren ondraaglijk en ze wilde niet langer afhankelijk van hem zijn. Zolang haar vader leefde, kon ze op eigen benen staan, maar dat zou vanzelfsprekend een keer ophouden. Een droge hoest bleef steken in haar keel en ze deed verwoed haar best om haar ademhaling onder controle te krijgen. Zofia legde een hand op haar schouder.

'Geen paniek nu, dat is echt niet nodig,' zei ze. 'Heb vertrouwen. Als het ooit zover mocht komen heb je nog genoeg tijd om je zorgen te maken en je ellendig te voelen.'

'Sorry, Zofia, maar ik ben bang dat ik een zenuwinzinking krijg als ik hier nog heel veel langer moet blijven. Mijn geduld begint op te raken.'

'Jij bent een sterke vrouw, Isabel. En je weet niet waar je het over hebt, een zenuwinzinking. Daar mag je niet licht over praten. Het is een vreselijk lot waardoor je totaal de macht over je emoties kwijtraakt,' zei Zofia.

Isabels hoest was verdwenen en ze keek Zofia vragend aan.

'Mijn moeder heeft een zenuwinzinking gehad,' verklaarde Zofia. 'Toen mijn broer voor haar ogen mijn vader neerschoot omdat die zich aan zijn dochter had vergrepen en het meisje op haar dertiende zwanger had gemaakt. Als een baby, zo hulpeloos was ze, geen controle meer over haar emoties, geen vaardigheden, niets dan een weerloos hoopje ellende Ze is er nooit bovenop gekomen.' Zofia keek strak voor zich uit.

Het lag op Isabels lippen om te vragen of zij die dochter was, of Zofia dat meisje van dertien was, en of ze dat kind had gekregen en waar dat zich dan nu bevond. Maar ze besloot tact te tonen en te zwijgen. Ze was verbaasd dat Zofia dit zo plompverloren vertelde, maar kennelijk wilde ze Isabel duidelijk maken dat haar leed nog te overzien was. De geschiedenis van haar advocate verklaarde in elk geval Zofia's onverschrokkenheid en hartstochtelijke strijdlust die grensde aan mannenhaat. Een zelfverkozen oude vrijster was ze, nadat ze was onteerd als kind, en met iedere rechtszaak die zij voor een vrouwelijke cliënt won, kreeg ze een fractie van haar eigen waardigheid terug, zoiets moest het zijn. Vol vertrouwen legde Isabel haar lot in handen van deze vrouw en ze wist dat Zofia Tomaszek dat vertrouwen niet zou beschamen.