Vaticaanstad, 2 november 2005 Dear son,
Gekwetste trots, ze zeggen wel dat wij die van nature hebben, mijn zoon. Me dunkt, als je 123 jaar lang niet hebt bestaan, letterlijk van de wereldkaart was geveegd? Een ideaal slagveld waren we, zonder natuurlijke grenzen. De Duitsers, de Pruisen, de Russen, de Oostenrijkers, wie hebben ons niet bezet en vernederd? Voldoende grond voor een minderwaardigheidscomplex zou je zeggen en toch vechten wij onverschrokken voor volk en vaderland, voor onze identiteit.
Maar wat is jouw vaderland, zul je je afvragen? Is dat een geografisch iets, een uitgestrekt oppervlak tussen een bepaalde lengte- en breedtegraad? En heb jij aan dat stuk van de aardkloot alles te danken wat je nu bezit, gelooft en koestert? En was het miskende genie Copernicus een Duitser of een Pool? Een Pool natuurlijk, en in tegenstelling tot wat Copernicus beweerde, draait de wereld niet om de zon, maar om jou, mijn zoon, alleen om jou. Verontschuldig me dat ik het leed met een kwinkslag probeer te verzachten. Wat ik wil zeggen is dat ik een exponent ben van de geschiedenis van mijn land. Zo hartstochtelijk als ik daarin geloof, zo onverschillig laat die anderen. Niet zelden wordt de historie van een land voor lief genomen. Alsof er niets belangrijkers bestaat dan liefde, tussen ouder en kind, tussen man en vrouw, tussen christen en God; een wijdverbreid misverstand. Jij, die wordt gedwongen je van de ene beschaving in de andere te storten, weet niet goed genoeg waar je wortels liggen en waar je toekomst ligt. Maar weet dat je in Polen pas iemand bent als je echt iets presteert: Chopin, Marie Curie, paus Johannes Paulus II, Kosinski met een s- zorg dat jij nooit die geverfde vogel wordt
With Love,
Dad