Opgelucht haalde Isabel adem toen Caesar om negen uur kwam aanrijden in zijn oude Mercedes. Hij droeg precies hetzelfde als de avond ervoor en Isabel vroeg zich af of hij wel had geslapen. In de auto hing een geur van verschaald bier en knoflook vermengd met een goedkope aftershave. Karen en Isabel namen plaats op de leren achterbank. Die was net zo plakkerig als de vette brillenglazen van Caesar, maar niettemin comfortabel. Het zweet stond nu al op Isabels rug. Het beloofde een warme dag te worden. De zon stond fel aan de blauwe hemel.

'De jongen is binnen,' zei Caesar terwijl hij optrok. 'Pjotr heeft net gebeld. Zijn vader heeft hem tot in het klaslokaal gebracht.'

Isabel en Karen grepen op hetzelfde moment eikaars hand. Godzijdank hadden ze zich niet verraden door gisteren per ongeluk de telefoon op te nemen.

'Oké,' zei Isabel. 'Maar kennelijk is Nicolas wel op zijn hoede.'

'Misschien,' zei Caesar.

Met hoge snelheid reed Caesar over de ringweg van Warschau en nam de afslag bij de wijk Powsin. Zoals afgesproken stond Pjotr klaar bij de benzinepomp. Caesar parkeerde zijn auto naast die van Pjotr, ook een Mercedes.

'Twee halen, één betalen?' vroeg Karen, maar de grap miste doel. Caesar was geconcentreerd en liet zich niet afleiden.

Pjotr knikte toen het gezelschap bij hem instapte en trok op nog voordat Isabel haar portier helemaal gesloten had. Bij de school minderde hij vaart. Het lichtgele gebouw baadde in het zonlicht. Op de speelplaats regende het blauwe bloesem van de wisteria die net was uitgebloeid en over het grasveld lag een deken van veelkleurige bloemen. Er hing een serene rust. Behalve het vogelgekwetter en af en toe het geluid van een passerende auto was het stil. Het leek wel een sanatorium.

'Oké, team. Thumbs up,' zei Caesar, die zich omdraaide en zijn dikke duimen net zo lang omhooghield tot de achterbank hetzelfde deed. 'Daar gaan we.'

Gedrieën stapten ze uit. Caesar ging met grote passen voorop. De deur van de school zat op slot en Caesar klopte op het raam. De directrice deed open en Caesar haalde zijn badge tevoorschijn.

'Caesar. Privédetective en oud-politiechef. We komen even met u praten.'

De deur zwaaide open. 'Komt u verder. Dag, mevrouw IJzerman,' zei de directrice. 'Wat kan ik voor u doen?'

'Mevrouw hier komt haar zoon opzoeken. Ze is gerechtigd om hem te zien. Ik heb hier alle papieren,' zei Caesar.

'Het spijt me. Ik heb instructies en mag mevrouw IJzerman eigenlijk niet eens binnenlaten.'

'Instructies!' riep Isabel. 'Instructies!' Tranen van woede sprongen in haar ogen. 'Weet u hoe het voelt als je kind van je wordt afgenomen? Heeft u zelf kinderen? U kunt me nog meer vertellen. Ik heb mijn zoontje al twee maanden niet gezien. Hij heeft me nodig. Ik moet hem even vasthouden en geruststellen. Tobias is bang, dat heeft u zelf gezegd.'

'Het spijt me,' zei de directrice weer.

Nu ging Isabel helemaal los. 'Ik kan het niet meer aan,' zei ze en ze barstte in huilen uit. 'Ik ga nu naar hem toe, ik wil hem omhelzen.' Voordat de directrice hierop kon reageren pakte Caesar de vrouw bij de schouder en begon op haar in te praten.

'Laat haar nu maar even. We willen hier toch geen scène ten overstaan van de andere leerlingen?' hoorde ze de detective op strenge toon zeggen.

Isabel liep naar het lokaal volgens de plattegrond die Sanderijn voor haar had getekend. Rechtervleugel, derde lokaal. Ze opende de deur, zette haar vriendelijkste lach op en begroette de kinderen:'Dzien dobry!'

'Dzien dobry!' antwoordde het klasje in koor. Achterin sprong Tobias op van zijn stoel en holde naar Isabel toe. Hij vloog haar in de armen en omhelsde haar stevig. Zonder verder iets te zeggen droeg Isabel hem de gang op en sloot de deur van het klaslokaal achter zich, de lerares in verbijstering achterlatend. 'Kom schat, we gaan wat leuks doen. Ik ga even praten met de directrice, loop jij straks maar vast naar buiten. Weet je wie daar op je staat te wachten?'

Tobias schudde het hoofd en keek haar met grote ogen aan.

'Karen.'

'Is Karen er ook? Joepie!' Tobias huppelde mee aan Isabels hand.

'Mama gaat nu nog even boos doen tegen de directrice. Daar moet je niet van schrikken, hè?'

'Oké,' zei Tobias.

De directrice draaide zich om toen ze Isabel en Tobias aan hoorde komen en wierp zich voor de uitgang. Met haar armen gespreid probeerde ze de doorgang te versperren. Ze liet elk gevoel voor decorum varen. In haar mondhoeken vormden zich witte bellen van speeksel en ze liep paars aan van nijd. De keurige vrouw veranderde op slag in een furie.

'U gaat helemaal nergens heen,' brieste ze. 'Ik bel de politie.'

'Belt u de politie maar,' zei Caesar rustig. 'Ik heb allang met ze gesproken. Ze zijn op de hoogte. Toe dan? Verwacht u nu echt dat ze deze radeloze moeder gaan arresteren?'

'U moet binnen wachten,' zei ze tegen Isabel en ze duwde haar bij de deur vandaan.

Isabel wankelde op haar benen en hield zich aan Tobias vast. Nu begon het echt gênant te worden. 'Moet mijn zoontje getuige zijn van dit getouwtrek?' schreeuwde Isabel terwijl ze op de directrice af liep, die haar opnieuw een por gaf. 'Blijf met uw poten van me af. Ik wil niet dat mijn zoon wordt blootgesteld aan uw agressie. Tobias, wacht jij maar even buiten.'

Intuïtief glipte Tobias onder de arm van de directrice door, opende de deur en holde naar buiten.

Verbouwereerd greep de vrouw de telefoon van de balie en begon te bellen terwijl ze haar hand voor de hoorn hield. 'Uw ex-echtgenote is hier,' ving Isabel op. De verraadster. Tegen de politie zei ze even later dat ze 'een situatie' had en dat een moeder haar kind probeerde te ontvoeren.

'U weet toch dat van ontvoering geen sprake is, mevrouw,' zei Caesar op rustige toon. 'Isabel IJzerman heeft de voogdij en het paspoort van de jongen. Ze staat volledig in haar recht.'

'Dat zullen we nog wel eens zien,' brieste de directrice. Isabel zag nog net hoe Karen met Tobias aan haar hand naar de auto van Pjotr liep. Dat was alvast geregeld. Voor de vorm kijfde ze nog wat met de directrice, terwijl Caesar probeerde de boel te sussen door te citeren uit het vonnis. Na een paar minuten kwam er een politiewagen voorrijden. Twee agenten stapten uit en liepen zonder enige haast het schoolterrein op. Ze kwamen binnen en gaven eerst Caesar een handdruk.

'Hallo chef,' zeiden de agenten.

'Dag mannen. Alles is onder controle hier, hoor. Mevrouw komt haar zoon opzoeken, niets aan de hand,' antwoordde Caesar. 'Alleen de schooljuf begrijpt niet helemaal hoe het zit.'

'Ik ben de directrice en ik heb instructies om de jongen te beschermen,' hapte ze.

'Tegen zijn eigen moeder?' vroeg de agent, die ondertussen de papieren van Caesar doornam. 'Ik heb de indruk dat wij haar niet kunnen verbieden haar zoon op te zoeken,' zei de agent.

'Zijn vader is onderweg. Dan moet u maar met hem praten.' De directrice schikte haar kapsel. Grijze plukken haar hingen voor haar gezicht. Haar knot was geruïneerd.

Isabel kreeg het benauwd. Ze bemoeide zich niet meer met de discussie en fingeerde een hoestbui. Hevig proestend en gebarend dat ze geen lucht kreeg, opende ze de deur en liep naar buiten. Ze keek om zich heen en zocht de auto van Pjotr, maar zag hem nergens. Die had zich dus al uit de voeten gemaakt. Binnen liepen de gemoederen hoog op en Isabel zag dat een van de agenten haar opmerkte. Nu maken dat je wegkomt, Isabel, zei ze tegen zichzelf en ze rende over de speelplaats naar de weg. Zonder na te denken dook ze onder een hoge groene struik, waarvan de takken gemene stekels bleken te hebben. Ze pakte haar mobiele telefoon en belde Karen. Geen gehoor. Na een minuut probeerde ze het opnieuw. De telefoon stond uit. Misschien stonden ze om de hoek te wachten, uit het zicht? Ze ontworstelde zich aan de stekelige takken en holde weer de straat op. Nog voor ze de hoek had bereikt, schrok ze zich te pletter van een auto die met hoge snelheid aan kwam rijden. De wagen ging vol op de rem toen Isabel zich omdraaide. Ze verstijfde en keek recht in de ogen van Nicolas. Hun blikken hielden elkaar een paar seconden gevangen, tot Nicolas wegkeek en de politieauto's zag staan. Nog eenmaal keek hij naar Isabel, waarna hij optrok en de auto om haar heen manoeuvreerde. Juist op dat moment stopte er een bus bij de halte. Zonder te aarzelen holde Isabel naar de bus en sprong erin. Op handen en knieën kroop ze tussen twee bankjes.

'Sorry,' zei ze tegen de verbouwereerde busreizigers die haar aanstaarden. 'Noodgeval.' Een van de passagiers wees op haar hoofd. Isabel voelde aan haar haren en trok er een tak met doornen uit. 'Dank u,' zei ze.

Ze haalde diep adem. Dat had geen haar gescheeld. Nicolas had verkeerd gegokt; hij had geconcludeerd dat Tobias nog in de school was en dat Isabel met lege handen op de vlucht was geslagen voor de politie. Als hij nu maar niet gezien had dat ze in de bus was gesprongen. Voorzichtig richtte ze zich op en keek door het achterraam. Geen achtervolgers. De bus denderde voort en bij iedere halte hield ze angstvallig de deur in de gaten.

Bij de vijfde stop besloot ze de gok te wagen. Ze sloop naar de uitgang en eenmaal buiten dook ze opnieuw de struiken in. Zonder een idee te hebben waar ze was, pakte ze haar mobiele telefoon. Karen nam nog steeds niet op. Caesar dan. Geen gehoor. Vloekend belde ze opnieuw Karen en sprak haar voice-mail in. 'Waar zijn jullie?' fluisterde ze. 'Bel me terug, ik lig hier tussen de brandnetels.'

Na tien minuten belde Caesar.

'Waar ben je?' vroeg hij.

'Geen idee.'

'Neem een taxi naar de benzinepomp bij de afrit. Ik kom daar ook naartoe,' zei Caesar en hij hing op.

Onzeker stond Isabel op, haar spieren stram van de ongelukkige houding. Ze fatsoeneerde haar kleding en zag even verderop een fonteintje. Daar waste ze haar gezicht en dronk ze wat water. De wondjes die de doornstruik had achtergelaten maakte ze voorzichtig schoon. Met haar telefoon in de hand bleef ze langs de weg lopen. De zon brandde op haar huid. Er was geen taxi te bekennen. Aan een voorbijganger vroeg ze de naam van de straat waar ze liep en het nummer van de taxicentrale. Ze belde en ging op de stoep zitten. Uitgeput en in een soort trance: langzaam drong het tot haar door dat ze haar zoon terug had. Ze wilde hem aanraken, voelen, knuffelen. De paar minuten die verstreken voor de taxi er was duurden een eeuwigheid.

Caesar stond met draaiende motor te wachten bij het benzinestation. Hij was alleen. Geschrokken stapte Isabel voor in de Mercedes. 'Waar is Tobias?'

'Geen paniek. Pjotr is vast de stad uit gereden. Het duurde hem te lang. Ik weet niet wat voor connecties die ex van je nog heeft, maar we kunnen maar beter zo snel mogelijk Warschau verlaten. Wat heeft u ondertussen uitgespookt?' zei Caesar en hij boog naar haar toe en keek verwonderd naar haar gezicht. Isabel klapte het autospiegeltje omlaag en zag dat haar wangen vol gemene krassen zaten.

'Jakkes,' zei ze. 'Ik moest me verstoppen in de struiken. Nicolas reed me bijna overhoop. Ik was als de dood dat hij achter me aan zou komen.'

'Nu is hij zéker naar u op zoek,' zei Caesar.

'Heb je Nicolas gesproken? Wat zei hij?' vroeg Isabel.

'Hij is in alle staten. De man ging compleet door het lint. Ik heb gezegd dat ik u heb geholpen en dat ik geen idee had waar u met de jongen naartoe bent gegaan. Alleen dat er een vrouw met krullen bij was. Ik heb hem mijn kaartje gegeven,' zei Caesar.

'Waarom?'

'Om hem af te troeven. Ik heb niets te verbergen. Ik doe alleen mijn werk.' Caesars telefoon rinkelde. Hij pakte zijn mobiel uit de houder aan zijn riem en nam op. 'Meneer Nowack Kozinski, wat kan ik voor u doen?' Hij gaf Isabel een vette knipoog en sprak op zakelijke toon. 'Nee, ik weet niet precies wat ze van plan waren. Wat ik wel weet is dat ze in een witte huurauto reden met een Pools kenteken. Ik meen dat ze naar Krakau gingen, omdat ze van daaruit een goedkope vlucht naar Amsterdam konden krijgen. Meer kan ik niet voor u doen. Succes.'

De buik van de detective schudde op en neer terwijl hij bulderde van het lachen. De totale ontlading van Caesar sloeg over op Isabel en samen kregen ze de slappe lach. 'Dwaalsporen,' zei Caesar, 'mijn specialiteit.' De tranen rolden over Isabels wangen. Ze had haar kind terug. Caesar pakte haar hand en kneep erin. 'Nog even volhouden, lady,' zei hij.

Tobias had een grote cheeseburger voor zich staan en lachte toen hij Isabel en Caesar zag binnenkomen. Tot aan zijn oren zat hij onder de ketchup. Teder kuste Isabel de vettige wangen van haar zoon. Er hing een zoete wolk van junkfood en aardbeienmilkshake om hem heen.

'Mam, ik heb geen schoenen aan,' zei hij en hij toonde zijn Poolse slofjes.

'Dat geeft niet, schatje, we gaan heel lang rijden. Die schoenen heb je niet nodig.'

'We gaan naar Nederland, hè?' vroeg Tobias.

'Reken maar,' zei Isabel. 'Neem je shake maar mee, want we moeten maken dat we wegkomen.'

'Ik ben hier ook wel eens met papa geweest,' zei Tobias terwijl hij aan Isabels hand mee naar de auto liep. Het was een onbeduidend hamburgerrestaurant langs de snelweg en het kwam Isabel vreemd voor dat haar zoon het kende.

'Dat bedoel ik,' zei Isabel. We moeten maken dat we wegkomen. Misschien heeft je vader ook wel zin in een milkshake.'

'Vanille,' zei Tobias. 'Papa houdt alleen van vanille.'

Tobias wilde in het midden zitten en legde zijn ene hand op het bovenbeen van Isabel en het andere op dat van Karen.

Tevreden zakte hij onderuit. Hij leek ontspannen, maar was toch niet helemaal gerust op de situatie. 'Zit de politie achter ons aan?' vroeg hij.

'Dat lijkt me stug. Zie je die twee mannen voorin?' vroeg Karen. 'Dat is de politie. Dus nee, ze zitten niet achter ons aan. Ze helpen ons juist om de grens over te komen.'

'Als dat de politie is, waarom hebben ze dan geen pistool?' vroeg Tobias.

'Omdat ze zo hoog en belangrijk zijn bij de politie dat ze geen pistool nodig hebben,' jokte Karen. Daarmee leek Tobias genoegen te nemen. 'Weet papa dat ik hier ben?' vroeg hij. 'Ja.'

'Is hij boos?' 'Ja.'

'Mama, moet jij nu naar de gevangenis?' 'Nee, schatje. Deze mannen brengen ons veilig naar Tsjechië en daar staan Maarten en Aranka op ons te wachten.' 'Mag dat?'

'Natuurlijk mag dat. Jij hoort bij ons. Wij mogen jou overal mee naartoe nemen, of papa dat nu leuk vindt of niet. Vind jij het leuk?'

'Ja,' zei Tobias en hij lachte zijn meest vertederende lach. 'Weet je, ik was bang dat jullie niet meer zouden komen.' 'Maar we hadden het toch beloofd?' zei Karen. 'Ja, maar het was eerst mislukt.' 'Dat kun je wel zeggen. Was je verdrietig?' 'Ja,' zei Tobias. 'Eerst moest ik iedere avond huilen in bed. Maar daarna dacht ik: zo is het leven. Toen ging het wel.'

Isabel slikte. Zo is het leven. Een jochie van zeven dat zich schikt in zijn verdrietige lot. Ze waren net op tijd.

De autorit naar de Tsjechische grens duurde precies zes uur. Tobias vermaakte zich de hele rit met een computerspelletje op de mobiele telefoon van Karen. Prinsheerlijk zat hij op de achterbank en gewillig liet hij zich telkens weer omhelzen en kussen door zijn moeder en zijn tante. De gsm van Isabel rinkelde onophoudelijk. Tout Amsterdam wilde Tobias spreken. Nicolas werd steevast weggedrukt en zijn dreig-sms'jes werden gewist.

Zwijgend reed Caesar op de grenspost af, steeds langzamer, tot hij ineens de auto op de vluchtstrook parkeerde.

'Wat is er?' vroeg Isabel.

'Ik heb een slecht gevoel,' zei Caesar. 'Het zou nog mis kunnen gaan als ik doorrij. Stel dat ze mij herkennen?'

'Wat dan nog? We doen toch niets illegaals? Althans, dat was de hele tijd jouw theorie?' Isabel voelde een lichte paniek opkomen.

'Jawel, maar dit land is corrupt, en daar dien ik altijd rekening mee te houden. De politie zoekt nu in opdracht van Nicolas naar een auto met een Pools kenteken, met daarin twee Nederlandse vrouwen en een jongetje met een Pools paspoort. Dat dwaalspoor zou ons nu nog de das om kunnen doen. Het is beter als jullie met een Nederlandse auto Tsjechië binnen rijden, dan denkt de grenswacht dat jullie toeristen zijn.'

'Dan moeten Maarten en Aranka hierheen komen rijden,' zei Karen.

'Nee, alleen Maarten,' zei Isabel, 'dan zijn we de familie IJzerman, dat is minder verdacht.'

'Onze taak zit er hier op,' zei Caesar. 'Ik verzoek jullie om uit te stappen.'

'Luister vriend,' zei Karen. 'Wij stappen pas uit als Maarten hier is en we ongezien kunnen overstappen in zijn auto. We gaan hier niet in de kijker staan. Jullie taak zit er pas op als wij in Tsjechië zijn, dus jullie rijden achter ons aan. Afspraak is afspraak.'

De Caesar Twins protesteerden niet. Tobias zat ineengedoken op de achterbank met zijn knieën opgetrokken en zijn armen om zijn benen gevouwen, zodat hij zijn gezicht kon verbergen tussen zijn ledematen. Zacht neuriede hij een liedje en sloot zich af voor de sfeerbedervende conversatie in de auto.

Ondertussen had Isabel haar broer aan de lijn gehad. 'Ze zaten hier vijf kilometer vandaan,' zei ze. 'Maarten komt er nu aan en Aranka wacht in een truckerscafé.'

Nerveus schoof Karen heen en weer op de achterbank. 'Het loopt gesmeerd, jongens,' zei ze om niet alleen Tobias, maar vermoedelijk ook zichzelf gerust te stellen. 'De operatie is bijna geslaagd.'

Tobias tilde zijn hoofd op en begon te gapen. Hij vocht tegen de slaap.

Terwijl de duisternis langzaam inviel zagen ze hoe in de verte Maarten kwam aanrijden. Hij seinde met de koplampen van zijn stationwagon.

'Allemaal uitstappen en als de wiedeweerga de grens over,' zei Caesar. 'Nog voor het helemaal donker is. In de avond controleren ze namelijk veel scherper,' wist hij.

'Tot in Tsjechië,' zei Isabel en ze kneep de Caesar Twins allebei in hun schouder.

'Wij verliezen jullie niet uit het oog,' zei Caesar. 'Doe voorzichtig.' Karen stond inmiddels al buiten en hielp Tobias in de auto van Maarten.

'Goed je te zien, kerel,' zei Maarten tegen Tobias. De jongen zweeg en lachte flauwtjes.

'Oké, gas! Geef me jullie paspoorten,' zei Karen, die voorin was gaan zitten. Ze pakte de vier paspoorten en stopte het Poolse document van Tobias onderop. 'Je geeft straks in één keer de hele stapel, oké?' zei ze tegen haar broer.

'Aye aye, captain,' zei Maarten en rustig reed hij op de grenspost af. Een Pool in uniform gaf het stopteken. De auto kwam tot stilstand en door het geopende raampje reikte Maarten de stapel paspoorten aan. De douanier controleerde het bovenste paspoort, dat van Isabel, en keek in de auto. Tobias lag met zijn hoofd op Isabels schoot en ze streelde hem. Met grote ogen keek het kind naar de douanier, die met zijn vrije hand aan zijn holster voelde. Tobias bleef de hand volgen en Isabel voelde dat zijn lijf trilde. Zacht streelde ze zijn rug om hem te laten ontspannen, terwijl ze vriendelijk lachte naar de grenswachter. Die lachte niet terug.

'Tourist?' vroeg hij aan Maarten.

'Yes, sir.'

'Nice, my country?' 'Very nice, sir.'

'Come again,' zei de man en hij gaf de stapel documenten terug.

Maarten knikte en draaide gehaast het raampje dicht. 'Ik dacht het niet!' riep hij terwijl hij het gaspedaal intrapte. 'We zijn veilig, Tobias!' De jongen was ineens weer klaarwakker en deelde aan iedereen high fïves uit.

Op de stoep van het truckerscafé wachtte Aranka met een paar grote flessen bier en een blikje cola. 'Willen jullie me nooit meer alleen laten tussen die onsmakelijke karpatenkoppen! Het was een hel!' brieste ze, maar toen ze Tobias zag was ze het alweer vergeten. Ze tilde de jongen op en kuste hem. 'We hebben je allemaal gemist, vriend. Tirza kan niet wachten tot ze weer met je kan spelen,' zei Aranka.

'Mag ik met Vosje bij Tirza logeren, mama?' vroeg Tobias.

'Wil je nu alweer bij me weg?' vroeg Isabel. 'We gaan eerst naar huis, naar Vosje en Alexandra.'

'Oké,' zei Tobias. 'Maar dan ga ik wel met Tirza spelen.'

'Zo vaak je maar wilt,' zei Isabel.

Caesar en Pjotr ontfermden zich over de biertjes. De Twins leken opgelucht. Na wat handen schudden namen ze afscheid, kort en zakelijk. Tobias zat omgedraaid in de auto en zwaaide naar de detectives die steeds kleinere stipjes werden aan de horizon, hun witte hemden verlicht door de lantaarns op het parkeerterrein, tot ze werden opgeslokt door het duister.