De aardbeienlimonade stond al in een grote karaf op het bureau met daarnaast twee glazen. Kysia pakte de jas van Tobias aan en hij stapte over de drempel de spreekkamer in. Vosje dribbelde achter hem aan. Kysia keek verbaasd naar het hondje en had kennelijk niet op hem gerekend. Ze kneep in haar neus alsof hij stonk. Misschien hield ze niet van honden. De kaartjes had hij achter in zijn broekzak zitten. Zeven stuks. Tobias pakte ze en gaf ze aan Kysia.

'En?' vroeg ze terwijl ze de glazen vol schonk. 'Hoe ging het?'

Tobias nam plaats op de stoel en Vosje ging onder het bureau liggen.

'Wel goed,' zei Tobias. 'Ik ben al pro.'

'Pro?'

'Met tennis, op de Wii.'

'Dus je hebt veel mogen spelen?' vroeg Kysia.

'Best wel,' zei Tobias. Hij had er nog wat extra speeltijd bij gesmokkeld, maar de meeste tijd had hij zelf verdiend.

'Dat betekent dat je meer controle krijgt over je angsten,' zei Kysia.

Tobias knikte en dronk zijn limonade. De kaartjes droegen hem op om tegen de stem in zijn hoofd in te gaan. Dat was best moeilijk, maar het ging hem steeds beter af.

'Ik had het al van je moeder gehoord,' zei Kysia. 'Ze is heel erg trots op je, en ik ook.'

'Krijg ik nieuwe opdrachten?' vroeg Tobias.

'Straks. Ik wil eerst nog wat praten.'

'Mag ik nog limonade?'

'Ja. Schenk je het zelf in?'

De karaf was zwaar. Met twee handen pakte Tobias hem op en schonk zijn glas tot aan de rand vol. Hij vond het een lekkere geur: aardbeien. Alexandra had een lipgloss die ook zo rook en waar hij wel eens stiekem van proefde.

'Mag Vosje water?' vroeg Tobias.

Kysia stond op en vulde een tupperware schaaltje bij het marmeren fonteintje in de hoek van de kamer. 'Eigenlijk mogen hier geen hondjes komen,' zei ze en ze zette het bakje op de grond.

'Waarom niet?' vroeg Tobias.

'Omdat hier ook mensen komen met een hondenfobie.'

'Wat is dat?'

'Dat betekent dat je heel erg bang bent voor honden.'

'Toch niet voor teckels?' vroeg Tobias.

'Jawel,' zei Kysia, 'ook voor teckels.'

Tobias lachte. Bang voor Vosje. Wie was er nu bang voor Vosje?

'Dat is een irreële angst,' zei Kysia.

'Wat betekent dat?'

'Dat je niet echt bang hoeft te zijn dat Vosje een bloeddorstig wezen is dat je aanvalt en verscheurt, maar iemand met een fobie denkt dat wel.'

Dit vond Tobias pas echt grappig.

'Eigenlijk werkt het net zo als met jouw angst dat je moeder door jouw toedoen naar de gevangenis moet,' zei Kysia. 'Dat noemen we ook een irreële angst.'

Gulzig dronk Vosje uit het bakje. Tobias aaide hem. Wie is er nu bang voor Vosje? zei hij opnieuw in gedachten. Het begon hem te dagen wat Kysia bedoelde. Hij keek haar aan en nam nog een slok van zijn limonade.

'Hebben ze dat in Polen ook, aardbeienlimo?' vroeg Kysia.

'Ja,' zei Tobias.

'En dronk je dat daar veel?'

Tobias haalde zijn schouders op.

'Waaraan denk je als je aan Polen denkt?'

'Aan papa.'

'En vind je het fijn om aan papa te denken?' 'Ik weet het niet.'

'Wat vind je het leukste om te doen met papa?' vroeg Kysia.

'Kamperen in het bos en naar de autofabriek.'

'En het stomst?'

'Naar de kerk gaan.'

'Mis je papa?'

'Ik weet het niet.'

'Spreek je hem nog veel?'

'Soms. Aan de telefoon,' zei Tobias.

'Is dat leuk?'

Tobias dacht na. Nee, natuurlijk niet. Zijn vader bleef zeggen dat mama naar de gevangenis moest, omdat ze een ontvoerder was. Bovendien kreeg hij de hele tijd te horen dat hij naar Bijbelles moest en dat zijn Engels slechter was geworden. De scholen in Polen waren veel beter voor hem, zei zijn vader dan, en ook beweerde hij dat zijn moeder niet goed voor hem zorgde. Tobias wist dat het verzinsels waren, maar hij durfde het niet tegen zijn vader te zeggen.

'Vind je het leuk als je vader belt?' drong Kysia aan.

'Niet echt,' zei Tobias en hij voelde dat hij een boei kreeg.

'Dit vind je moeilijk om te zeggen, is het niet?'

Tobias knikte.

'Dat begrijp ik. Het is ook niet leuk, maar je voelt het,' zei Kysia. 'Weet je, Tobias, weten wat je voelt is goed. Dan kun je bepalen wat je wel en niet fijn vindt. Je moet geen dingen doen die je niet fijn vindt, hoewel dat natuurlijk niet geldt voor huiswerk maken en je kamer opruimen.'

Jammer, dacht Tobias. Geen dingen doen die je niet fijn vindt. Niet meer telefoneren met papa, zou ze dat bedoelen? Dat zou zijn vader nooit accepteren.

'Als papa dingen zegt die je niet leuk vindt,' zei Kysia, 'dan mag je dat tegen hem zeggen.'

Aha, dat bedoelde ze. Dus nog wel telefoneren, helaas.

'Denk je dat je dat durft?'

'Ik weet het niet.' Tobias wist het echt niet.

'Dat wordt een van je opdrachten voor de komende week.'

'Wat moet ik dan zeggen?' vroeg Tobias.

'Ik zal een voorbeeld geven,' zei Kysia. 'Stel dat papa zegt dat mama naar de gevangenis moet en je vindt dat vervelend, dan zeg je: "Papa, ik vind het vervelend dat je dat zegt en ik wil dat je dat niet meer doet." Durf je dat?'

Tobias keek naar Vosje. Voor Vosje hoeft niemand bang te zijn, en ik hoef niet bang te zijn om iets te zeggen, besloot hij.

Hij knikte. Kysia knikte terug en begon te schrijven op haar kaartjes.