Pieter Greve kon tevreden zijn. De minister van Justitie had een stapel moties aan zijn broek gekregen, ondanks het feit dat hij ze had ontraden. De Tweede Kamer bracht hem internationaal in een lastig parket, maar hij kon de wil van het parlement onmogelijk negeren.
Ingespannen luisterend schoof Isabel heen en weer op haar stoel. Wat konden die politici elkaar uitentreuren doorzagen, dacht ze, een houten kont kreeg ze ervan. Naast haar wiebelde ook Karen ongeduldig met haar benen. Isabel vroeg zich af hoe haar zus, die bepaald geen zitvlees had en altijd ongedurig in de rondte holde, het al die jaren al volhield als parlementair journalist.
Met lange tanden kondigde justitieminister Quarles van Ufford voor het volgende jaar een wetsvoorstel aan om de uitvoering van het Haags Kinderontvoeringsverdrag te verbeteren. De belangrijkste vernieuwingen waren dat de Centrale Autoriteit op afstand zou worden gezet en dat het haar onmogelijk zou worden gemaakt om in cassatie te gaan tegen een beslissing van het hof. Schoorvoetend bekende hij dat ook de door hem ingestelde staatscommissie concludeerde dat de Centrale Autoriteit artikel 13, de belangrijkste uitzonderingsgrond, 'wellicht wat te restrictief interpreteert'.
Verder dwong de Kamer de minister ertoe te regelen dat er nooit meer een kind zou worden teruggestuurd voordat er een omgangsregeling was getroffen met de andere ouder, en ook dat een kind dat van de rechtbank terug moest het hoger beroep in Nederland mocht afwachten.
Voor Luna kwam dit alles te laat, dacht Isabel, en misschien voor nog wel vele tientallen jongens en meisjes die dit jaar met hun moeder naar Nederland zouden komen. Het zou nog maanden, zo niet jaren duren voordat de nieuwe wet er was.
Quarles van Ufford zegde toe dat er binnen afzienbare tijd over de problemen met het verdrag gediscussieerd zou worden in internationaal verband door de bijzondere commissie van de Haagse conferentie. Dat was pas over anderhalf jaar! Waarom moest alles zo lang duren? Er waren moeders en kinderen die op dit moment in nood zaten en die met hun hoofd tegen een muur van onbegrip op liepen. Isabel maakte zich kwaad. Wrang was dat in 2006 de democraten de problemen met het verdrag ook al in de Tweede Kamer aan de orde hadden gesteld, maar dat alles was aan dovemansoren gericht geweest. Soms moest een individueel Kamerlid jarenlang sleuren, zuigen en zeuren voordat er een begin van een gevoel van urgentie ontstond, legde Karen uit.
Met een zekere arrogantie probeerde Quarles van Ufford de argumenten van de Tweede Kamer te weerleggen, waarbij hij geen moeite leek te doen de neiging te onderdrukken om zijn mensen bij justitie te verdedigen: van het klakkeloos terugsturen van kinderen was volgens hem geen sprake. Dat hij tegen eigenrichting was, stak hij ook niet onder stoelen of banken. Het was duidelijk dat deze minister zich niet liet afleiden door schrijnende gezinsdrama's, al was hij daar medeverantwoordelijk voor.
Karen legde aan Isabel uit dat het niet denkbeeldig was dat het hele voorstel over deze kabinetsperiode heen zou worden getild, zoals dat in Binnenhofjargon heette, en dat er bij een volgend regeerakkoord een dikke, rode streep door werd gezet. Gewoon wat zaken tegen elkaar wegstrepen, alsof het om de dagelijkse boodschappen ging: onderwijsvernieuwing tegen belastingverhoging, een snelweg tegen een minderjarig kind. Isabel stelde vast dat principes dus belangrijk waren in de politiek, maar dat ze voor een compromis wel mooi overboord gingen.
Nu pas doorzag ze hoe moeilijk het voor welwillende volksvertegenwoordigers als Pieter Greve was om echt iets voor elkaar te krijgen. De tergende stroperigheid van de wetgeving, de bureaucratie, het moest uitermate frustrerend zijn.
In journalistensociëteit Le Journal bestelde Greve het ene rondje na het andere en liet hij zich door collega-Kamerleden op de schouders slaan. Het was geen dagelijkse kost dat de oppositie verstrekkende moties aangenomen kreeg, terwijl de grootste regeringspartij faliekant tegen was. Het urenlange debatteren had zowel de sprekers als de luisteraars dorstig gemaakt en ook Karen liet wat glazen wijn aanrukken, hetgeen haar op boze blikken van Ivo kwam te staan, die met de rest van haar redactie zat te dineren. Karen negeerde hem en droeg Isabel op hetzelfde te doen. Met hun ruggen gingen ze naar de tafel van TV Binnenhof toe zitten.
'Ik wil er even helemaal niets mee te maken hebben,' zei Karen terwijl ze een slok wijn nam. 'Niemand kan mij verbieden om hier te komen.' Ze verslikte zich toen ze Tanja Spijker zag binnenkomen, die haar twee vlechten als Mickey Mouse-oren op haar hoofd had gedraaid. Toen het Kamerlid het gezelschap van Greve aan de bar zag hangen, glipte ze snel het glazen rookhok in. Vanwege alle kritiek op haar initiatiefwet was Spijker door haar partij van de portefeuille kinderontvoering gehaald en kennelijk was ze daar nog steeds wrokkig over. Achter de glaswand zagen de rokers eruit als een uitstervende diersoort die in een vitrine werd tentoongesteld.
Het feit dat in Le Journal alles op de pof ging, en dat de drank voor rekening van de hoofdredacties was, wakkerde de drankzucht van de parlementair journalisten danig aan. Isabel had al veel verhalen van Karen gehoord over gezellige onderonsjes met de heren en dames politici. Uiteraard vond ze het best interessant om een keer met eigen ogen te zien waar en met wie haar zusje-haar dagen sleet, maar niet te lang. Ze wilde bij Tobias en Alexandra zijn, zeker nu ze besefte hoe zij de dans waren ontsprongen. 'Ontvoeringszaken zijn vaak een dubbeltje op zijn kant,' hoorde ze Greve zeggen. Ondanks de jolijt over de belangrijke stappen die er met het dossier waren gezet, kon Isabel zich niet vrolijk maken. Ze dacht aan alle kleine kinderen die nu ergens in een buitenland hun moeder zaten te missen.
'Ik wil gaan,' zei Isabel.
Karen keek verschrikt op. 'Nu al?'
'Tobias en Alexandra zijn thuis. Ik wil naar huis.'
Terwijl Karen afscheid nam van de obers en snel haar glas leegdronk, schudde Isabel de stevige hand van Greve.
'Bedankt voor alles,' zei Isabel.
'We doen wat we kunnen, mevrouw,' zei Greve. 'Hoe gaat het met Tobias?'
'Goed. Alleen is hij af en toe nog steeds bang dat ik naar de gevangenis moet.'
'Dat zou ik ook zijn als ik hem was,' reageerde hij.
'Pardon?'
'De civiele zaak heeft u gewonnen,' zei Greve, 'maar uw ex kan u nog steeds strafrechtelijk laten vervolgen voor het onttrekken van zijn kind aan zijn gezag.'
Isabel verstarde en zweeg.
'Maar ik ga ervan uit dat de officier van justitie in Polen dat nu niet meer doet,' haastte hij zich te zeggen. 'We moeten erop vertrouwen dat zo'n man of vrouw gezond verstand heeft.'
Zo overtuigend als Greve die namiddag had geklonken in de Tweede Kamer, zo ongeloofwaardig vond Isabel zijn zogenaamd geruststellende woorden op dit moment.
'Het blijft een waardeloos verdrag,' zei Isabel.
'Weet u wat waardeloos is?' brak Quarles van Ufford ineens in. 'Trouwen met een buitenlandse man, emigreren, kinderen krijgen en dan het leven van die kinderen overhoopgooien omdat je zo nodig moet scheiden. Als dat niet zo vaak gebeurde, dan hadden we helemaal geen verdrag nodig.'
'U weet niet waar u over praat,' zei Isabel. 'Wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten? Is dat wat u bedoelt? Dat vrouwen, of nee, hele gezinnen maar moeten wegkwijnen in een buitenland, omdat ze er ooit gelukkig waren? Nee, dat is inderdaad heel christelijk. Schuld en boete, daar bent u van. Als het aan u had gelegen waren mijn kinderen zonder pardon teruggestuurd naar Polen.'
Isabel was nog lang niet klaar met haar betoog, maar Karen trok haar aan haar arm mee naar de uitgang. 'Niet zo'n goed idee, Isabel,' zei ze.
'Wat een kletspraat,' zei Isabel. 'Quatsch van Ufford.'
De stem van Greve weerkaatste tegen de marmeren muren van de smalle gang. 'Hé, IJzerman!' riep hij.
Ze draaiden zich om.
Greve lachte zijn tanden bloot en stak zijn duim op. 'Je zus had wel gelijk.'