Parijs

Eerste kerstdag 2008

De stoep was iets breder dan in zijn herinnering en de lantaarns waren donkergroen geschilderd. Verder was er niet veel veranderd. Nicolas parkeerde zijn auto voor de deur van het gebouw. Hij keek naar boven en zag het licht op de eerste etage branden. Hij nam nog een slok van de energiedrank die hem nu al uren op de been hield: zes blikjes had hij gekocht tijdens de enige stop die hij had gemaakt tussen Amsterdam en Parijs en hij had ze nadat hij een paar uur in zijn auto had liggen slapen op één na allemaal opgedronken. Door de sneeuwstormen was hij eindeloos onderweg geweest.

Met trillende handen pakte Nicolas zijn mobiel en scrolde naar de letter s. Drie keer ging de beltoon over en toen werd er opgenomen: 'Oui?'

Nicolas verkrampte bij het horen van de lage, dwingende stem van zijn stiefmoeder, maar hernam zich. Hij had haar in al die jaren nog nooit moeder genoemd, omdat hij het met geen mogelijkheid zijn strot uit kreeg, maar vandaag, op deze bijzondere dag, maakte hij een uitzondering. Hij schraapte zijn keel:'Maman, c'est moi, Nicolas,' sprak hij op fluistertoon.

Stilte. Met een bonkend hart luisterde Nicolas naar wat komen ging.

'Nicolas Nowack Kozinski,' zei ze toen. Ze sprak Pools tegen hem, zoals altijd. 'Wat praat je zacht, ben je ziek? Je weet wat we hebben afgesproken, nietwaar; radiostilte tot het zover is. Of ga je me vertellen dat je het eindelijk voor elkaar hebt, dat het is gelukt? Dat het misbaksel Nicolas junior één keer in zijn leven iets heeft gepresteerd?'

'Ja, moeder. Het is gelukt,' fluisterde hij. 'Sterker nog, ik heb een verrassing voor je: een heel bijzonder kerstcadeau. Ik sta voor de deur en Tobias ligt op de achterbank van mijn auto als een roos te slapen. Ik wil hem niet wakker maken, het is allemaal erg emotioneel voor hem geweest en hij is behoorlijk uitgeput, dus ik stel voor dat ik even naar boven kom om de zaken met je te regelen.'

Precies zoals hij verwachtte verscheen ze nu voor het raam. Ze droeg haar favoriete deux-pièces en het gewatergolfde haar had zo te zien onlangs nog een zilverspoeling gekregen. Er hing een paarse gloed om haar heen. Ze keek nors, haar mondhoeken hingen naar beneden. Hij huiverde, er ging een rilling door hem heen en even had hij de neiging om weg te kruipen onder zijn stuur, om aan haar vernietigende, stalen blik te ontsnappen. Maar hij deed het niet.

Nicolas wist dat hij de rollen nu moest omdraaien en dat hij moest bepalen hoe het spel verder werd gespeeld. Hij keek omhoog en legde zijn vinger op zijn lippen: 'Sssst,' zei hij en hij wees daarna op het hoopje onder de slaapzak op de achterbank. 'Ik kom nu naar boven.'

'Weet je de code nog?' vroeg Stanislawa en hij meende een flauw lachje rond haar mond te zien.

Of hij de code wist. Me dunkt, dacht hij. Die had zijn vader acht jaar geleden veranderd. 'Je bent altijd welkom, jongen, en breng je zoon mee,' had hij gezegd. Je zoon. Nu, daar was hij dan. Hij beëindigde zonder te antwoorden het gesprek en legde de mobiele telefoon in het handschoenenkastje, naast de Buck. Hij pakte het mes op, aarzelde even en legde het toen weer terug. Voor hij het portier opende, trok hij de zwarte wollen handschoenen aan. Hij wierp nog een blik op de slaapzak en sloot zacht de deur.

Een snijdende wind blies langs zijn gezicht en maakte zijn ogen aan het tranen. Met zijn ogen half geloken stapte hij uit. Hij rechtte zijn rug en snoof de waterkoude lucht op; het prikte in zijn neusgaten. Het was hier beduidend ijziger dan in Amsterdam. Zijn schoenen zakten weg in een dik pak sneeuw. Met langzame passen liep hij naar de voordeur van het appartementencomplex en las het bord: Le Jardin des Hespérides. Hij grinnikte: de tuin van de nimfen die de boom met de gouden appels bewaken. Wie eet van de boom, zal eeuwig leven.

Bij de deur tikte hij de cijfercode van het alarm in: 17062000. Zeventien juni tweeduizend, de dag dat Tobias in Warschau ter wereld kwam. Zijn enige zoon, zijn Poolse zoon, kleinzoon van Nicolas Nowack Kozinski senior, de beroemde verzetsheld. Allemaal leugens. Een luide zoemtoon volgde en Nicolas duwde de deur uit het slot.

Langzaam liep hij de trap op, automatisch de krakende treden vermijdend. De deur naar het appartement stond op een kier. Hij liet zichzelf binnen en al in de vestiaire kwam de geur van gegrild gevogelte hem tegemoet. Nu pas merkte hij hoe hongerig hij was. Wanneer had hij voor het laatst gegeten? In de woonkamer werd hij getroffen door de leegte. De grote leren fauteuil van zijn vader was verdwenen. Nicolas liep naar de plek bij het raam waar hij had gestaan.

'Ik heb hem verkocht,' zei Stanislawa.

Nicolas zweeg en ging tegenover haar zitten aan de eettafel. Er stonden twee glazen klaar en een fles rode wijn. Ze gebaarde hem in te schenken en dat deed hij. Hij nam een flinke slok. 'Plan de Dieu', las hij op het etiket; een winnaar van de Medaille d'Or. Nicolas voelde zich nu geen winnaar. Straks misschien. Hij was in elk geval niet van plan zich nog langer een verliezer te voelen.

Hij moest zijn stiefmoeder zo ver krijgen dat zij de papieren zou tekenen. De papieren, opgesteld door de notaris, die hem eindelijk de beschikking zouden geven over de erfenis van zijn vader, inclusief de grond in Polen. Dat was immers de laatste wens geweest van zijn ouweheer, en die wens zou Stanislawa respecteren: Nicolas zou alles krijgen op voorwaarde dat hij Tobias terug naar Polen zou halen. Hij had het geld hard nodig. Het zou niet lang meer duren voor de schuldeisers met hem wilden afrekenen. Soms kon hij er niet van slapen. Hij wilde zonder geldzorgen kunnen leven en Tekla kunnen onderhouden. Tekla, de enige die vertrouwen in hem had, en die geloofde in zijn talent en in zijn bedrijf.

'Heb je de papieren?' vroeg Nicolas, die geen zin had om langer dan strikt noodzakelijk zoete broodjes te bakken. Het kostte hem al moeite om zo dicht in de buurt van zijn stiefmoeder te zitten. Op de lage boekenkast met haar verzameling Simenons en vertaalde Agatha Christies stond een ingelijste foto van Tobias. Achter het glas zat het plukje haar. Was Stanislawa op de hoogte van de wandaad van zijn vader?

Zwijgend stond ze op en liep naar de secretaire. Uit de antieke porseleinen vaas die op het meubel stond, diepte ze een sleutel op. Daar lag hij dus, dacht Nicolas - hij had het zelf kunnen bedenken. Ze opende het meubel en stak de sleutel in het slot van de breedste lade. Daaruit pakte ze een kartonnen koker met een rode strik erom. Stalin versierde haar attenties altijd met rood lint, een afwijking, meende Nicolas. En ze had de irritante gewoonte om het lint altijd terug te vragen nadat het presentje was opengemaakt, omdat ze het zonde vond als het samen met het cadeaupapier werd weggegooid.

Met een plechtig gebaar overhandigde ze de koker aan Nicolas. Ze hield een pen in haar andere hand. Met haar duim drukte ze het knopje van de ballpoint in en de punt trok zich terug.

'Eerst wil ik Tobias zien,' zei ze stellig.

'Natuurlijk,' reageerde Nicolas ontspannen. 'Dan wachten we nog wat en drinken onze wijn. De jongen moet slapen, hij is uitgeput.'

Stanislawa monsterde hem met haar strenge, hardblauwe ogen. Terwijl ze de glazen vol schonk, bleef ze Nicolas indringend aankijken. Ze staarde naar de handschoenen, die hij nog steeds aanhad. Nicolas gaf geen krimp, langzaam nipte hij van zijn wijn. Hij had zijn bewegingen volledig onder controle: geen trillende handen of schichtige ogen, die hij als kind altijd kreeg als zijn stiefmoeder te dichtbij kwam.

'Hoe heb je het gedaan?' vroeg ze, maar nog voor Nicolas kon antwoorden bedacht ze zich. 'Nee, nee, laat ook maar, ik wil er niets over horen, straks ben ik nog medeplichtig.' Ze sloeg haar wijn in één teug achterover en zette met een theatraal gebaar haar glas op tafel, waarna ze zei: 'Ik heb eigenlijk liever dat je snel weer gaat. Haal mijn kleinkind, wil je.' Mijn kleinkind. Er is niets, maar dan ook echt helemaal niéts van jou bij, dacht Nicolas, maar hij zweeg.

Hij haalde het lint van de koker, verbrak het rode zegel en nam het papier eruit. Het document rolde hij uit op tafel. Hij las het aandachtig. Het stond er allemaal in. Het geld dat op de Zwitserse bankrekening van Nicolas senior stond, ging naar Nicolas junior als hij aan alle voorwaarden had voldaan. Na Stanislawa's dood zou hij ook haar nalatenschap erven. Zijn vader en de notaris hadden al getekend. Er was nog ruimte voor twee handtekeningen: de zijne en die van Stanislawa.

'Goed, laten we het kort houden,' zei Nicolas. 'We tekenen nu en dan ben ik meteen weg. Als je daarna meeloopt naar de auto, dan geef je Tobias een dikke kus en dan vertrekken we meteen. U heeft wellicht nog andere plannen,' opperde hij vals en hij ontweek haar blik toen hij de woorden uitsprak. Hij bleef naar het papier kijken en hield zijn hand op: 'Mag ik de pen?'

Stanislawa keek nog altijd wantrouwig, maar Nicolas had haar overtuigd, dacht hij. Ze pakte het rode lint van tafel, rolde het op en klemde het in haar vuist. Met haar andere hand reikte ze hem de pen aan. Nicolas zette zijn krabbel en gaf de pen aan haar terug. Zonder morren zette ze met sierlijke krullen haar handtekening, waarna ze opstond en hem met haar bekende, ongeduldige handgebaar beval hetzelfde te doen. 'Kom, breng me naar de jongen en dan wegwezen,' zei ze.

Hij gruwde van dat gebaar. Ze trok hem nog net niet aan zijn oor omhoog. Stalin, de dictator, ze was nog geen steek veranderd.

Terwijl ze voor hem uit naar de deur liep, rolde hij snel het papier op en stopte het in de koker. De buit was bijna binnen. Stanislawa stond al boven aan de trap. Nicolas liet de deur van het appartement op een kier, ging naast haar staan en zei: 'Tobias zal wel even schrikken als hij u ziet, dus maak hem maar niet te abrupt wakker.' Hij gebaarde haar voor te gaan en als een gentleman stapte hij met een halve buiging en een armzwaai opzij: 'Na u,' zei hij. Daar was ze gevoelig voor, wist hij.

Gevleid knikte ze naar hem en ze daalde langzaam de trap af, tergend langzaam.

Nicolas ging vlak achter haar lopen. Over een paar treden moest het gebeuren, bij die met het loszittende tapijt. Hij telde de treden, van achter naar voor: vierentwintig, drieëntwintig, tweeëntwintig... In één beweging blokkeerde Nicolas met zijn voet en onderbeen haar pas en gaf haar een ferme duw in haar rug. Stanislawa viel voorover en belandde hard op haar hoofd. De klap was enorm. Nicolas hoorde haar nek kraken. Het bewusteloze - of misschien al wel dode lichaam - rolde de trap af, voor zijn gevoel steeds langzamer, tot ze helemaal beneden lag, op de antieke plavuizen.

Met een bonkend hart boog hij zich over zijn stiefmoeder heen. Er kwam bloed uit haar oren. Morsdood was ze. Of toch niet? Hij hoorde nog wat gepruttel. Voorzichtig stapte hij over haar heen om haar van alle kanten te bekijken, er vormde zich een kleine plas onder haar hoofd. Dieprood, vers bloed.

'Heb je nu je zin?' Nicolas verhief zijn stem. 'Ik praat tegen je, teef! Heb je nu je zin?' Zo'n toon had hij nooit tegen haar durven aanslaan. 'Had je niet gedacht, hè, dat die kleine, bange Nicolas je nog eens te grazen zou nemen? Waarom kon je niet gewoon van me houden? Waarom niet? Ik was een kind. Een jongetje dat zijn echte moeder miste, maar dat door jou nooit een brief van haar kreeg. Ik had jou toch ook niet uitgezocht? Een vals kreng was je. Vals en onvruchtbaar. Ik haat je, Stalin, al sinds die keer dat je me in het donker hebt opgesloten in de provisiekast. Waarom mocht ik niet gelukkig zijn? Omdat je zelf nooit een kind hebt gekregen?'

Met de neus van zijn schoen schopte hij zachtjes tegen haar bovenbeen. Ze reageerde niet. 'Hoe ik dat weet? Die ouwe schreef het me vlak voor zijn dood. Dat je zo verrekte vals bent geworden omdat je kinderwens nooit is vervuld. Maar die vent van je was zo potent als wat, Stalin. Hij kreeg nog een zoon toen hij al ver over de zeventig was. Dat wist je niet, hè? Tobias is zijn kind. Ja, je hoort het goed. Die ouwe heeft het al die tijd geweten. Hij neukte met mijn vrouw, met Isabel. Hij neukte de vrouw van zijn eigen zoon!'

Hij hoopte dat ze hem nog kon horen, dat haar ziel nog in de buurt was. Misschien zweefde ze nu wel onder de kroonluchter en zag ze zichzelf daar liggen. Ze begon nu ook te ruiken. Nicolas werd misselijk van de metalige geur en wendde zijn hoofd af. Hij pakte de schep en de bezem die in de hal stonden en maakte buiten de stoep sneeuwvrij tot aan zijn auto. Daarna zette hij de spullen terug op hun plek en deed de deur achter zich dicht. Met gedoofde lichten reed hij de straat uit. In de verte kwam madame Bodin, de buurvrouw, aanstiefelen met haar hondje. Ze zag hem niet.