15

 

De met stofdeeltjes doorschoten lichtstralen kwamen nu niet langer hoog op de muur rechts van Sabrina neer, maar laag op de muur links van haar. Schreeuwen lukte haar al een hele tijd niet meer. Waarschijnlijk had ze een tijdje geslapen, maar zeker wist ze dat niet. In ieder geval was het nu nog heter in het kamertje dan daarnet, maar ze had geen dorst meer en dat was een heel slecht teken. De handboeien hadden de huid van haar polsen geschaafd en op de plekken waar haar heup en haar billen de vloer raakten, waren die volkomen gevoelloos geworden. Ze probeerde zich te bewegen en merkte dat haar lichaam haar te zwaar geworden was. Ze kon zich niet meer bewegen. Ik ben mijn kracht kwijt. Water, dat was het antwoord. Zelfs in situaties waarin de dood niet ver meer verwijderd leek, kon een beetje water een mens weer alert en actief maken. Water. Ze keek op naar de vuile, gebarsten wastafel boven haar hoofd. Het ding was al net zo oud en aftands als de rest van dit vertrek en zag eruit alsof er in geen jaren water in had gezeten. Al binnen een uur nadat ze weer bij bewustzijn was gekomen, had Sabrina zich gerealiseerd dat dit niet het huis was waarin ze met Maroef al-Hakim had gesproken. Dat was een huis geweest, en aan de geuren die erin gehangen hadden, was duidelijk te merken geweest dat het bewoond werd. Dit kamertje stonk naar rotte vis. Het was een bouwval waar niemand zich meer om bekommerde. Ze had hier nog geen enkel menselijk geluid gehoord. Zelfs geen stemmen in de verte of voetstappen op straat. Eén keer was er een rat over de vloer gerend, maar daar was het dan ook bij gebleven: dat was het enige teken van leven buiten haarzelf dat ze hier had opgemerkt. Er zaten schaafwonden op haar knieën en op de wreef van haar linkervoet - ook de riempjes van de sandaal aan die voet zaten vol schuurplekken. Ze hadden haar aan haar armen voortgesleept en niet bijster zachtzinnig ook. Een deel van de pijn in haar hoofd kwam niet vanuit het punt waar de klap haar geraakt had. Ze kon zich goed voorstellen hoe ze haar zonder veel omhaal door een stinkend steegje hadden gesleurd en haar hier aan haar lot hadden overgelaten. Maar ze zouden haar toch niet laten sterven? Anders hadden ze haar toch meteen al vermoord? Ze wilden dat ze zwak en wanhopig zou zijn als ze haar gingen ondervragen - en reken maar dat ze haar daarbij zouden martelen - zodat ze erachter zouden komen wat ze wist over de dood van Jakoeb Hisjam. Hoewel dit voor Sabrina de eerste keer was, was het scenario op zich niet nieuw. Tot op heden was ze nog nooit zo behandeld. Niemand had haar ooit zo van haar kracht weten te beroven. Tot nu toe hadden haar tegenstanders eenvoudig geprobeerd haar te vermoorden. Wat een ontmoedigende gedachte trouwens: ze was vaker besprongen door mannen die haar wilden vermoorden dan door mannen die met haar wilden vrijen. Net toen ze wegzonk in de diepe slaap van een delirium hoorde ze plotseling een stem, gevolgd door het ratelende geluid van een ketting en het schuren van een grendel die werd weggetrokken. Ze voelde dat haar hele huid begon te prikken. Toen ging de deur open. Er kwam een man naar binnen. Hij was korter en tengerder dan Maroef en toen hij dichter bij Sabrina in de buurt kwam, zag ze dat zijn tandeloze mond en zijn piekerige haar hem een verlopen uiterlijk verschaften, maar dat hij niet oud was. Ze staarde hem aan en bracht alle weerzin in stelling die ze maar kon opbrengen. In haar positie was een onbelemmerd stromende bron van welgerichte haat een van de dingen die noodzakelijk waren om een kans op overleven te hebben. De man had een geëmailleerde kan en een plastic beker bij zich. 'Wilt u water?' 'Alstublieft,' kreunde ze. Hij knielde naast haar neer en schonk de beker vol met water. Het was vers en ze kon de koelte ervan ruiken. Hij zette de beker aan haar lippen en ze voelde een koel golfje over haar tong spoelen. Toen ze het vocht probeerde door te slikken, leek haar keel wel op te zwellen. Snel trok de man, die wist wat er nu ging komen, de beker weer terug. Sabrina hoestte zwakjes en toen hij de beker weer aan haar mond zette, nam ze nog een slok. Het water dat door haar keel stroomde, voelde hard en scherp aan. De man trok de beker weer terug en keek haar aan. 'U moet een paar minuten wachten,' zei hij. 'Daarna kunt u meer drinken.' Zijn Engels had een zwaar accent, maar was goed verstaanbaar. 'Waarom doet u me dit aan?' 'Niet praten.' 'Maar ik ben bang.' Ze slaagde erin haar onderlip te laten trillen. 'Vertelt u me alstublieft wat er gaat gebeuren.' 'Ik weet niets.' Met een onbewogen blik in zijn ogen keek hij haar aan. 'Ik doe alleen maar wat me gezegd wordt. Bevelen. Begrijpt u?' 'Maar alstublieft...' Ze haalde diep en rillerig adem en wist een paar krokodillentranen voort te brengen. 'Ik heb toch niets misdaan. Kunt u me dan helemaal niets vertellen?' 'Ik kan u vertellen wat ik denk.' Sabrina keek hem aan. Ze zag er nu heel zielig uit. 'Ik denk dat u voor morgenavond gevonden wordt op de vuilnishoop van de markt van Guersa el Kebir, zonder handen en zonder hoofd.' Ze huiverde. 'Mag ik nog wat water, alstublieft?' 'Maar drink het dan langzaam op.' Toen de beker opnieuw haar lippen raakte, zoog ze het water weer op en spoelde haar mond ermee. Richt je haat, dacht ze. Ze liet het water met kleine slokjes door haar keel kabbelen terwijl ze met haar lippen nog steeds deed alsof ze dronk. Richt je haat. Toen ze al het water in haar mond had doorgeslikt, begon ze met opzet in de beker te kuchen, alsof ze zich verslikte. 'Alstublieft...' jammerde ze toen de beker werd teruggetrokken. 'Alstublieft, wilt u een van mijn handen losmaken? Ik kan niet behoorlijk slikken als u de beker vasthoudt.' De Arabier gromde, maar reageerde verder niet. 'Heel eventjes maar,' jammerde Sabrina. 'Ik heb toch zo'n verschrikkelijke dorst.' Hij gromde opnieuw en stond op. Hij rommelde even in een zak van zijn veel te ruime broek en haalde er een bos sleutels uit die met een ketting aan zijn broeksriem was bevestigd. Hij koos een klein blinkend sleuteltje uit en ging op zijn hurken naast Sabrina zitten. De geur van zijn adem en zijn zweterige kleren golfde haar tegemoet. Hij maakte de rechterboei los en bevestigde die toen aan de afvoerpijp. Sabrina kromde en strekte haar vingers en voelde ze tintelen toen het bloed haar vingertoppen weer kon bereiken. Ze trok een verdrietig en dankbaar gezicht. Richt je haat. Ze keek de man recht in de ogen toen hij haar de beker overhandigde. 'Dank u wel.' Ze zette de beker aan haar lippen, maakte toen een scherpe draaiende beweging met haar pols en smeet de man het water in de ogen. Terwijl hij zijn hand naar zijn gezicht bracht, greep ze zijn duim vast en trok die met een ruk naar achteren, zodat het bot brak. Hij gaf een gil. Sabrina bleef de duim hard naar achteren trekken, boog haar hoofd en gaf hem twee keer een kopstoot tegen zijn neus. Terwijl het bloed uit zijn neusgaten stroomde, viel hij brullend tegen haar aan, zodat Sabrina haar benen om zijn middel kon slaan. 'Hou op met dat geschreeuw,' zei ze met haar mond vlak bij zijn oor. Hij begon nog veel harder te brullen. Ze spande haar beenspieren en perste haar benen in zijn nieren. Terwijl hij begon te gillen, gaf ze hem opnieuw een kopstoot, wat hem dit keer twee kapotte lippen opleverde. Hij stopte met krijsen en begon naar adem te snakken. Terwijl ze hem met haar benen nog steeds in bedwang hield, liet Sabrina snel haar hand van zijn duim naar zijn handpalm glijden en klemde zijn hand vast. Daarna zette ze kracht vanuit haar schouder en draaide met een harde ruk zijn polsgewricht kapot. De man raakte buiten bewustzijn. Ze duwde hem op zijn rug, pakte zijn sleutels en maakte haar linkerhand los. Daarna maakte ze de rechterboei los van de afvoerpijp en nadat ze de man op zijn rug had gerold deed ze hem de handboeien om en trok hem toen weer op zijn rug. Er droop nog steeds bloed uit zijn neus. Ze stond op, strekte voorzichtig haar benen, waarbij ze zorgvuldig haar spieren spande en ontspande, en stak toen langzaam haar armen omhoog. Ze stond nu midden in het vertrek en terwijl ze langzaam draaiende bewegingen met haar bekken maakte, voelde ze voorzichtig aan de bult op haar hoofd. Toen alle botjes en spieren in haar rug weer goed op hun plaats zaten, schuifelde ze nog een paar keer de kamer rond tot haar bloedsomloop weer stabiel was en dronk daarna nog wat meer water. Het begon donker te worden en het zonlicht nam een diepgouden tint aan. Ze tuurde door de blinden voor het raam en zag een pad dat vanaf het gebouw naar de weg liep, dwars door een groepje stoffige bomen dat het huis aan het zicht van passerende automobilisten onttrok. Vijftig meter achter de bomen zag ze de motorkap van een oud Lelijk Eendje. Ze richtte haar aandacht weer op de man. Hij was nog steeds buiten bewustzijn en haalde hortend en stotend adem. Het bloed dat uit zijn neus druppelde, liep over zijn wang en kwam in een plasje op de vloer terecht. Ze pakte de kan op en smeet hem de rest van het water in het gezicht. Terwijl hij rochelend en spuwend weer bijkwam, zwaaide hij zijn hoofd woest heen en weer en Sabrina zag dat hij de pijn weer begon te voelen. Hij sperde zijn ogen wijd open. 'Hoe voel je je nu, maatje?' 'Laat me opstaan!' siste hij. 'Misschien.' 'Ik maak je af!' 'Niet met die handboeien om.' Hij riep iets in het Arabisch. 'Was dat een belediging?' 'Ik heb een wond aan mijn hand! Je moet me laten opstaan. De pijn is ondraaglijk!' Sabrina knielde neer en draaide hem op zijn zij. 'Trek je knieën op, dan rol je niet weer op je rug.' Zijn opluchting was hem duidelijk aan te zien, maar toen ze zijn opgezwollen hand en de slap hangende duim zag, realiseerde Sabrina zich dat de pijn ook nu nog heel erg moest zijn. 'Hoe heet je?' zei ze terwijl ze de stof van haar jurk zoveel mogelijk naar voren trok, zodat haar knieën tenminste enigszins beschermd werden tegen de harde vloer. 'Ik heet Saïd.' 'Nou, Saïd, ik wil alles weten over Jakoeb Hisjam.' 'Die naam ken ik niet.' Sabrina greep zijn arm beet en gaf er een harde ruk aan, zodat hij het uitschreeuwde van de pijn. 'Ik zal je eens iets over mijzelf vertellen, Saïd.' Ze wachtte tot zijn gekrijs was weggestorven en hij niet meer dan een zacht gekreun uitstootte.'Ik ben niet het soort vrouw waar jij ervaring mee hebt. Ik ben niet onderdanig. Ik laat me niet imponeren door het feit dat jij een man bent, en wat belangrijker is: ik ben wraakzuchtig, snel geïrriteerd en bazig, en ik gebruik vaak excessief geweld.' Ze boog zich over hem heen. 'Ik vertel je dat om je te laten weten hoe de zaken ervoor staan. En als je denkt dat dit pijn doet, dan weet je niet wat je nog te wachten staat.' Ze ging weer op haar hielen zitten. 'Nou, nog één keer. Vertel me eens iets meer over Jakoeb Hisjam.' Saïd kuchte en blies een wolk stof over de vloer. 'Hij was een vrijheidsstrijder.' 'Een terrorist, ja, dat weet ik. Waarom is hij naar Engeland gegaan? Voor wie werkte hij?' 'Ik ben alleen maar een loopjongen. Dat soort dingen weet ik niet.' 'Zweer je dat?' 'Ik zweer het.' Sabrina greep zijn elleboog beet en bewoog snel zijn arm een paar keer op en neer. 'Zweer je dat nog steeds?' 'Hij... is hier geweest, in Tetoean. Hij moest zich verschuilen, ziet u. En toen kwam er een man die hem zocht, een Amerikaan.' 'Hoe heette die?' 'Ik weet het niet. Dat zweer ik,' voegde Saïd daar haastig aan toe. 'Ik heb zijn naam nooit gehoord, maar hij had een introductiebrief bij zich van een hoge officier van de Hezbollah.' 'Hoe komt het dat je dat dan wél weet?' 'Ik ben lid van dezelfde vrijheidsbeweging als Jakoeb Hisjam.' 'Hij heeft jullie opgeleid, hè?' 'Ja.' Saïd zweeg even en haalde moeizaam adem. 'Hij was onze leraar, en ook onze neef. We vormen een beweging die geheel uit familieleden van hem bestaat.' 'Met zijn hoevelen zijn jullie dan?' 'Minstens met zijn dertigen. We zijn klein, maar vastberaden.' Hij draaide zijn hoofd opzij en wierp Sabrina een uitdagende blik toe. 'Met onze wilskracht zullen we alle onderdrukking te boven weten te komen.' 'Als je dat een prettig idee vindt, Saïd, zou ik dat vooral blijven denken. Maar vooruit: wat wilde die Amerikaan van Jakoeb?' 'Hij wilde hem een opdracht geven. In Engeland. Jakoeb had er zo zijn twijfels over, maar hij had geld nodig.' 'Hoeveel kreeg hij betaald?' 'Dat weet ik niet. Ik zweer het.' Sabrina keek hem eens aan. 'Dat is niet helemaal waar, hè, Saïd?' Ze gaf een heel klein rukje aan zijn arm. 'Toch?' 'Hij moest een paar leden van een bepaalde organisatie buiten gevecht stellen.' Sabrina wachtte. 'Nou?' 'Ik heb het u verteld.' 'Wélke organisatie?' 'De naam was moeilijk. Ik weet niet...' Toen Sabrina zijn arm weer vastpakte, kneep hij zijn mond stijf dicht. Ze zag dat hij vastbesloten was om geen antwoord te geven op deze vraag. Met beide handen duwde ze hem ruw op zijn rug, zodat hij weer begon te kreunen. Terwijl ze zijn hoofd stevig in bedwang hield door een hand op zijn voorhoofd te leggen en daar met haar volle gewicht op te steunen, duwde ze de wijsvinger van haar andere hand' onder zijn ooglid. Hij begon te jammeren en deed wanhopig zijn best om zijn hoofd opzij te draaien. 'Reken er maar op dat ik niet overdrijf, Saïd. Als ik niet binnen vijf seconden een geloofwaardig antwoord van je krijg, ben jij je oog kwijt.' Ze duwde met haar vinger tegen zijn oog zodat hij begon te hijgen van de pijn. 'En als dat niet voldoende is, zorg ik ervoor dat je je andere oog ook nog kwijtraakt. Dus, nogmaals, hoe heette die organisatie die Jakoeb had ingehuurd?' 'Het... het is een nieuwe joodse organisatie, uit Duitsland. Ze heten Juli Zwanzig, twintig juli.' Sabrina herinnerde zich de foto uit het kluisje; de initialen op die vlag waren een J en een Z geweest. Ze trok haar vinger weer onder zijn ooglid vandaan en leunde achterover. Hij begon verwoed met zijn ooglid te knipperen. 'Jakoeb had een - hoe heet zoiets ook weer - een papier met dingen die hij moest doen.' 'Een dienstrooster.' 'Ja, een dienstrooster. Eerst moest hij naar Londen en tijdens zijn verblijf daar moest hij de papieren gebruiken die de Amerikaan voor hem had geregeld.' 'Dus toen is Jakoeb in Kemal Haidar veranderd?' 'Hij had een paspoort, een visum en alle andere benodigde papieren. Ze hebben hem ook een pistool gegeven, een speciaal model dat makkelijk mee te smokkelen was.' Saïd tilde zijn hoofd van de vloer. 'Mag ik op mijn zij gaan liggen? Mijn hand doet erg pijn.' Sabrina rolde hem op zijn zij en stond op. 'Nog één vraag. Hoeveel mensen moest Jakoeb vermoorden?' 'Bij de naam van God, ik weet het niet.' 'Twee? Meer dan twee?' 'Dat hebben ze Jakoeb niet verteld. De Amerikaan wilde niet meer kwijt dan dat de leiders van Juli Zwanzig het doelwit zouden vormen en dat Jakoeb de rest te horen zou krijgen als hij in Engeland zat.' In een poging om Sabrina's gezicht te zien draaide Saïd zijn ogen zover mogelijk naar rechts. 'Hij dacht dat dat bezoek aan Europa hem ongeluk zou brengen.' 'Daar heeft hij gelijk in gehad.' Snel keek Sabrina de bos sleutels door die ze Saïd had afgepakt. Ze vond het contactsleuteltje van een Citroen en zei: 'Ik ga ervandoor.' 'Maar u moet me nog losmaken!' 'Ik móet helemaal niks. Blijf nou maar gewoon stilliggen en wees blij dat je er levend vanaf bent gekomen.' Ze stond op. 'En voor ik ga, nog een goede raad, Saïd: de volgende keer dat je een stinkdier opeet, moet je het eerst villen.' Toen ze haastig naar buiten wilde lopen, botste ze bijna tegen een man aan die net door de voordeur naar binnen kwam. Hij staarde haar even aan, sprong toen snel achteruit en trok een mes uit zijn riem. 'Niet doen,' zei Sabrina terwijl ze met wijd uitgestrekte armen op haar hurken ging zitten. Ze hield de autosleutel nu in haar gebalde vuist geklemd, zodat de baard van de sleutel als een priem tussen twee vingers naar buiten stak. De man dook op haar af. Sabrina sprong opzij en terwijl het mes rakelings langs haar gezicht schoot, dook ze naar voren. Ze haalde uit met haar vuist en voelde de sleutel door zijn wang snijden. Hij gaf een gil. Ze trok haar vuist terug en terwijl hij opnieuw uithaalde met het mes, ramde ze de sleutel in zijn keel, vlak boven zijn sleutelbeen, zodat het kraakbeen diep tussen zijn strottenhoofd en zijn luchtpijp terechtkwam. Hij liep het mes vallen en terwijl hij naar zijn keel greep, viel hij achterover. Sabrina schopte de deur open en rende naar de wagen.

*** 

Om negen uur was ze weer terug in het hotel. Doordat de rit over vele stoffige weggetjes was gegaan, zat haar huid nu vol met fijn terracottakleurig zand. De oude Indiër bij de receptie zei dat er een bezoeker op haar zat te wachten. Het klonk alsof dat zijn goedkeuring niet kon wegdragen. Ze liep naar het piepkleine barretje en zag dat Nat Takahasji in een hoekje de plaatselijke krant zat te lezen. Toen hij haar zag, keek hij haar geschrokken aan. 'Wat is er gebeurd? Is er een bus over je heen gereden, of zo?' 'Gewoon een alledaags routineklusje voor de UNACO. Het is nou eenmaal smerig werk, maar dat vinden we helemaal niet erg, hoor. Wat brengt jou hier. Nat?' 'Voor ik terugging, wilde ik je op een etentje trakteren.' 'Je bent een schat,' zei ze. 'Dat is het prettigste wat ik me nu kan bedenken.' 'Maar beloof me wel dat je je eerst even gaat wassen. Ik moet een beetje om mijn reputatie denken.' 'Twintig minuten,' beloofde ze terwijl ze naar de trap liep. 'En als je me terugziet, zul je je ogen niet geloven.' Nat ging weer zitten om het nieuwsbericht waar hij mee bezig was geweest uit te lezen: het was een op het laatste nippertje ontvangen bericht, dat met rode letters op de achterpagina stond afgedrukt. Die middag waren er twee dode Peruanen uit een put in de Medina gevist. Toen Sabrina haar kamer binnen liep, bedacht ze zich hoe prettig het zou zijn om met Nat te kunnen praten over wat haar was overkomen sinds de vorige keer dat ze elkaar gezien hadden. Maar dat was uitgesloten. Regels waren regels, en zij zou zwijgen als het graf. 'Hij zou er trouwens toch geen woord van geloven,' zei ze terwijl ze koers zette naar de badkamer.