GEWAARWORDINGEN
De winkel van de roodharige sigarenman was op de hoek van een stille straat. Er bestonden toen nog stille straten. Leefden er mensen in de stille straten? Ja, maar het was nauwelijks te merken.
Er stond een grote vissenkom in z'n winkel. Hé, heeft u geen goudvissen? Nee, natuurlijk niet, goudvissen zijn moordenaars, die vreten alle andere vissen op.
De vader kwam van z'n werk terug en hoe was het vandaag? Nou, de sigarenman zei dat goudvissen moordenaars zijn. Heeft ie daar gelijk in? Ik weet het niet, nooit van gehoord. Wat een rare kerel.
De sigarenman is allang dood. Z'n saaie vrouw ook. Is dat niet jammer?
En iets verderop stond een tehuis voor zielige kinderen. Het lag iets terug, met een brede tuin ervoor. Ook weer zo'n geheimzinnig gebouw. Hoe zou het er toch vanbinnen uitzien. Het gebouw was dichtbij, maar ook ver weg. Achter het gebouw en achter het ouderlijk huis liep de trein. Het gebouw is inmiddels afgebroken. Het gebouw is er niet meer. En de kinderen die er ooit woonden? Die zijn of heel oud of dood. Waarschijnlijk het laatste: men is sterfelijk. Toen wisten ze nog niet dat ze dood zouden gaan. Ja, ze wisten het wel, maar ze dachten er niet aan.
Het huis en de stille straat zijn er nog. Maar daar wonen nu nieuwe mensen in, mensen die niets van het verleden weten. Ze wonen in huizen waar heel veel woorden gevallen zijn. Zouden die woorden er nog rondwaren? Een nieuw behang, een nieuwe vloerbedekking, goed, maar de woorden en gevoelens van weleer, zijn die verdwenen? Vast niet. Die zijn waarschijnlijk ergens verstopt. Maar als men geen belang stelt in verborgen gewaarwordingen, hoort men niets, helemaal niets.