Hoofdstuk1
Bagdad, Irak, 2003
Carina Mechadi was witheet van woede. De ogen van de jonge
Italiaanse vrouw vonkten als een Romeinse kaars toen ze de
puinhopen zag in de kantoren van de administratieve afdeling van
het Nationale Museum van Irak. Er waren kasten omgegooid. Overal
lagen dossiermappen verspreid alsof ze door een wervelwind waren
opgezogen. Stoelen en bureaus waren aan gruzelementen geslagen. Er
sprak een enorme wraakzucht uit de heftigheid waarmee deze
verwoesting was aangericht.
Carina barstte in een furieuze scheldkanonnade uit waarin ze
haar twijfels over een fatsoenlijke afkomst, de seksuele geaardheid
en de moed van de vandalen die hier in zo'n zinloze
geweldsuitbarsting tekeer waren gegaan, de vrije loop liet.
De jonge korporaal van het Amerikaanse korps mariniers die
voor haar veiligheid met een M4-karabijn in de aanslag in haar
directe omgeving rondscharrelde, liet de stortvloed aan
schuttingtaai gelaten over zich heengaan. De enige twee woorden in
het Italiaans die hij kende waren 'pepperoni' en 'pizza'. Maar hij
had er geen woordenboek voor nodig om te concluderen dat hij hier
getuige was van een onvervalst staaltje krachttermengebruik waar
een dokwerker met rugpijn nog een puntje aan kon zuigen.
De gespierde taal was des te verbazingwekkender als je de bron
ervan in ogenschouw nam. Carina was ruim een hoofd kleiner dan de
marinier. De legerkleding die ze van het militaire gezag moest
dragen, maakte de slanke vrouw nog kleiner dan ze was. In het
geleende kogelvrije vest zag ze eruit als een schildpad onder een
te groot schild. Het woestijnkleurige camouflagepak was voor een
kleine man bedoeld. De helm, waaronder haar lange donkere haar
verborgen zat, hing zo diep over haar voorhoofd dat haar
korenbloemblauwe ogen er maar net
Carina zag de verbaasde grijns op het gezicht van de marinier.
Ze bloosde van schaamte en stokte in haar tirade. 'Neem me niet
kwalijk.'
'Geeft niks, hoor, mevrouwtje,' zei de korporaal. 'Als u ooit
nog eens drilmeester wilt worden, kunt u bij het korps mariniers zo
aan de slag.'
De woede gleed van haar donkere gezicht. De volle lippen die
meer voor verleiding dan voor schelden geschapen leken, verbreedden
zich tot een glimlach waarbij ze een rij glanzend witte tanden
toonde. Nu de felheid uit haar taalgebruik was verdwenen, klonk
haar stem laag en koel. Met een licht accent zei ze: 'Bedankt voor
het aanbod, korporaal O'Leary.' Ze keek naar de rotzooi voor haar
voeten. 'Zoals u ziet, ben ik nogal emotioneel als het om dit soort
zaken gaat.'
'Ik begrijp het wel dat u hier pissig…' De marinier bloosde en
keek verlegen weg. 'Neem me niet kwalijk, ik bedoel natuurlijk dat
u kwaad bent, mevrouw. Vanwege die bende hier.'
De Republikeinse Garde van Saddam Hoessein had zich verschanst
op het ruim vier hectare grote museumcomplex in het centrum van
Bagdad aan de westoever van de Tigris. Geïntimideerd door de
onstuitbare Amerikaanse opmars waren de Iraakse troepen op de
vlucht geslagen, waarna het museum zesendertig uur lang onbewaakt
was geweest. Honderden plunderaars waren als bezetenen in het
complex tekeergegaan voordat ze door het hogere personeel waren
verjaagd.
De soldaten van de Republikeinse Garde hadden in hun haast om
in het burgerbestaan onder te duiken hun uniformen uitgetrokken en
hele stapels identiteitsbewijzen verbrand. In een laatste uiting
van verzet had een van hen DOOD AAN ALLE AMERIKANEN op een muur van
de binnenplaats gekalkt.
'We hebben het hier nu wel gezien,' zei Carina met een van
walging vertrokken gezicht.
Met korporaal O'Leary op een paar passen afstand in haar spoor
waadde ze door de troep naar de uitgang van de kantoorafdeling.
Haar zware tred was maar voor een deel het gevolg van de
legerlaarzen aan haar voeten. Ze werd tegengehouden door een
angstig voorgevoel voor wat ze zou aantreffen, of juist niet zou
aantreffen, in de openbare ruimtes waar de topstukken van het
museum in meer dan vijfhonderd vitrinekasten tentoongesteld
stonden.
En die angst nam alleen nog maar toe toen ze door de lange
centrale gang liepen. Een aantal sarcofagen was opengebroken en
standbeelden waren onthoofd.
Toen Carina de eerste hal inliep, ontsnapte haar onwillekeurig
een diepe zucht. Als in een roes liep ze van het ene vertrek naar
het volgende. Alle uitstalkasten leken als door een stofzuiger
leeggezogen.Ten slotte liep ze de ruimte in waar de Babylonische
voorwerpen uitgestald hadden gestaan. Een gezette man van
middelbare leeftijd boog zich over een kapotgeslagen kast. Naast
hem stond een jonge Irakees, die bij hun binnenkomst zijn AK-47 op
hen richtte.
De marinier bracht de karabijn naar zijn schouder.
De corpulente man keek op en keek de marinier door een bril
met dikke glazen aan. Er lag niet zozeer angst als wel minachting
in zijn ogen. Zijn blik verschoof naar Carina, waarna er een
veertienkaraats glimlach op zijn gezicht verscheen.
'Mijn dierbare miss Mechadi,' zei hij oprecht hartelijk.
'Hallo, dr. Nasir. Ik ben blij dat ik u hier heelhuids tref.'
Carina wendde zich tot de marinier. 'Korporaal, dit is Mohammed
Jassim Nasir. Hij is de hoofdconservator van het museum.'
De marinier liet zijn wapen zakken. Na nog even te hebben
gewacht om te laten merken dat hij zich niet door de Amerikaan liet
intimideren, volgde de Irakees zijn voorbeeld. Maar ze bleven
elkaar angstvallig in de gaten houden.
Nasir liep op Carina af en klemde zijn handen om de hare. 'U
had niet zo snel moeten komen. Het is hier nog gevaarlijk.'
'Maar u bent hier ook, professor.'
'Natuurlijk. Dit hier is mijn levenswerk.'
'Dat begrijp ik volkomen,' zei Carina. 'Maar het gebied rond
het museum is veilig.' Ze knikte naar de marinier die haar
vergezelde. 'Bovendien houdt korporaal O'Leary een oogje in het
zeil.'
Nasir fronste zorgelijk zijn voorhoofd. 'Dan hoop ik maar dat
die meneer een betere bescherming biedt dan waartoe zijn vriendjes
in staat waren. Als mijn dappere collega's niet hadden ingegrepen
was de ramp compleet geweest.'
Carina begreep de woede van Nasir. De Amerikaanse troepen
arriveerden pas vier dagen nadat de museumbeheerders de
plunderingen bij de commandanten hadden gemeld. Carina had hemel en
aarde bewogen om hen eerder in actie te laten komen. Ze had de
Amerikaanse officieren de identiteitskaart van de UNESCO die om
haar hals hing voor hun neus gehouden, met als enig resultaat de
mededeling dat de situatie nog te instabiel en te gevaarlijk
was.
Een discussie over de schuldvraag leek Carina nu zinloos. Het
was gebeurd, er was niets meer aan te doen. 'Ik heb met de
Amerikanen gesproken,' zei ze. 'Ze beweren dat het een bloedige
veldslag was geworden als ze eerder waren gekomen.'
Nasir wierp een ijzige blik in de richting van de marinier.
'Ik begrijp het wel. Ze hadden het te druk met het bewaken van de
oliebronnen.' De onvriendelijke uitdrukking op zijn roodbruine
gezicht liet er geen twijfel over bestaan dat hij liever een
bloedbad had gezien dan de plunderingen.
'Ik ben hier net zo ziek van als u,' zei ze. 'Dit is
verschrikkelijk.'
'Nou ja, het is niet zo erg als het hier lijkt,' zei Nasir op
een onverwacht optimistische toon. 'De voorwerpen die uit deze
kasten zijn gehaald waren niet zo belangrijk. Gelukkig heeft het
museum na de invasie van 1991 een rampenplan ontwikkeld. De
conservatoren hebben de meeste voorwerpen in veiligheid gebracht op
plaatsen waarvan alleen de vijf belangrijkste museumbeheerders
weten waar ze zijn.'
'Dat is fantastisch, professor!'
Nasirs opgewektheid was van korte duur. Geïrriteerd plukte hij
aan zijn baard. 'Ik wou dat het overige nieuws net zo goed was,'
zei hij met een sombere klank in zijn stem. 'Andere delen van het
museum zijn er niet zo goed van af gekomen. De dieven hebben de
belangrijkste schatten uit Mesopotamië geroofd. Ze hebben de
heilige vaas en het masker van Warka, het Bassetki-beeld, het
ivoren tableau met de door leeuwen aangevallen Nubiërs, en de beide
roodkoperen stieren meegenomen.'
'Die zijn onvervangbaar!'
'In tegenstelling tot de kruimeldieven die wij uit het museum
hebben verjaagd waren de lieden die de echt waardevolle
antiquiteiten hebben meegenomen, behoorlijk goed op de hoogte. Ze
hebben de Zwarte Obelisk bijvoorbeeld laten staan.'
'Dan hebben ze geweten dat het origineel zich in het Louvre
bevindt.'
Nasirs lippen vernauwden zich tot een strak glimlachje. 'Ze
hebben geen énkele kopie zelfs maar aangeraakt. Ze zijn goed
georganiseerd en selectief te werk gegaan. Kom, ik zal het u laten
zien.'
Nasir ging hen voor naar de bovengrondse opslagruimtes. De
planken langs de muren waren leeg. De vloer lag bezaaid met
tientallen kruiken, vazen en potscherven. Carina schopte een
legeruniform opzij.
'Zo te zien heeft de Republikeinse Garde hier ook gehuisd,'
zei ze. 'Hebt u enig idee hoeveel er wordt vermist?'
'Het gaat jaren duren om dat te inventariseren. Ik schat dat
er zo'n drieduizend objecten verdwenen zijn. Maar dat is nog niet
het ergste.'
Ze liepen door naar een ruimte die bestemd was voor voorwerpen
uit de Romeinse oudheid. De professor duwde een hoekkast opzij,
waarachter een geheime deur zichtbaar werd, waarvan de glazen
ruitjes waren ingeslagen en de stalen tralies open gebogen. Uit
zijn zak diepte hij een kaars en een aansteker op. Ze daalden een
smalle trap af naar een stalen deur die wijd openstond zonder dat
hij geforceerd leek. De toegang werd achter de deur door een muur
versperd, waaruit een deel van de betonnen stenen was gewrikt,
zodat er een grote opening was ontstaan.
Door het gat betraden ze een warme, ongeventileerde ruimte. Er
hing een penetrante stank. Op de stoffige vloer waren een paar
voetafdrukken door rechercheurs met geel plakband gemarkeerd.
Carina keek om zich heen. 'Wat is dit hier?'
'Het ondergrondse magazijn. Het bestaat uit vijf ruimtes. Er
zijn in het museum maar een paar mensen die van het bestaan wisten.
Daarom dachten we dat de collectie hier veilig was. Maar we hebben
ons vergist, zoals u ziet.'
Hij bewoog de kaars in een boog door het vertrek. Het gelige
licht viel op tientallen in het wilde weg op de grond gesmeten
plastic opbergdozen.
'Ik heb zelden zo'n chaos gezien,' fluisterde Carina.
'In de vakjes van die dozen zaten cilindrische zegels, kralen,
munten, glazen flesjes, amuletten en sieraden. Alleen hier al
worden duizenden objecten vermist.' Hij hield de kaars bij een hele
reeks grotere plastic dozen die langs de muren opgestapeld stonden.
'Hier waren ze niet in geïnteresseerd. Kennelijk wisten ze dat ze
leeg waren.'
Korporaal O'Leary bekeek de ravage met een straatvechtersoog
op zoek naar in- en uitgangen. 'Als ik zo vrij mag zijn, sir, maar
hoe hebben ze deze ruimte kunnen vinden?'
Nasirs bedrukte gezicht versomberde nog meer en hij antwoordde
met een mistroostig knikje. 'Jullie Amerikanen zijn niet de enigen
die reden hebben om te mekkeren. We vermoeden dat iemand van ons
eigen personeel die hiervan op de hoogte was, de dieven hier
naartoe heeft gebracht. We hebben van al het personeel
vingerafdrukken afgenomen, alleen niet van het hoofd van de
beveiliging, want die is niet teruggekomen om zijn werk weer op te
nemen.'
'Ik vroeg me al af waarom ik bij de deur geen sporen van braak
zag,' zei Carina.'De dieven zijn langs dezelfde weg in de kelder
gekomen als wij, maar zij waren vergeten om lampen mee te nemen of
hebben niet verwacht dat ze die nodig zouden hebben.' Hij pakte een
stukje half verbrand schuimrubber op. 'Dit spul van boven hebben ze
als fakkel gebruikt. Het fikt als een tierelier en de stank moet
niet te harden zijn geweest. We hebben een sleutelbos op de grond
gevonden. Die hebben ze waarschijnlijk laten vallen en niet meer
terug kunnen vinden. Ze hebben dertig kasten met onze mooiste
cilindrische zegels en vele duizenden gouden en zilveren munten
overgeslagen. Ik schat dat er ongeveer tienduizend opgegraven
artefacten weg zijn. Ze hebben honderden dozen ongemoeid gelaten.
Allah zij geloofd!'
Na elkaar liepen ze door een deur naar een grotere ruimte die
vol stond met de qua vorm en omvang meest uiteenlopende oude
voorwerpen. 'Dit zijn objecten die hier na een eerste globale
identificatie zijn opgeslagen om later, als ze ervoor in aanmerking
komen, in de hoofdcollectie te worden opgenomen. Sommige liggen
hier al jaren.'
'De voetafdrukken lopen ook in deze richting,' merkte Carina
op.
'De dieven hebben kennelijk gedacht dat ze hier iets van
waarde konden vinden. Wij hebben daar geen zicht op zolang we de
stukken nog niet volledig geïnventariseerd hebben. We hebben het
veel te druk met onze pogingen om de meest waardevolle objecten
terug te krijgen.'
'Ik hoorde dat er een amnestieregeling is,' zei ze.
'Dat klopt. Dat heeft mijn vertrouwen in de mens weer wat
gesterkt. De mensen hebben duizenden voorwerpen teruggebracht,
inclusief het masker van Warka. Ik verwacht dat er nog meer
terugkomt, maar zoals u weet zijn de meest waardevolle stukken
hoogstwaarschijnlijk in het bezit van rijke verzamelaars in New
York of Londen.'
Carina zuchtte instemmend. De diefstal was zorgvuldig
voorbereid. De voorbereidingen voor de militaire invasie hadden
weken geduurd. Gewetenloze handelaren in Europa en de Verenigde
Staten hadden alle gelegenheid om van tevoren van rijke cliënten
bestellingen voor specifieke voorwerpen op te nemen.
De handel in antiek is vrijwel even lucratief geworden als de
drugshandel. Londen en New York zijn de belangrijkste markten. De
gestolen artefacten uit illegale opgravingen in Griekenland, Italië
en Zuid-Amerika worden veelal witgewassen in Zwitserland, waar de
voorwerpen als ze eenmaal in het land zijn al na vijf jaar een
legale status krijgen.
Carina stond zwijgend tussen de lege dozen, kennelijk diep in
gedachten verzonken. Na een poosje zei ze: 'Misschien kan ik het
amnestieproces wel wat versnellen.'
'Maar hoe dan? We hebben het overal luid en duidelijk
bekendgemaakt.'
Ze wendde zich tot de marinier. 'Ik heb uw hulp nodig,
korporaal O'Leary.'
'Ik heb de opdracht om te doen wat u van me vraagt,
mevrouw.'
Om Carina's lippen speelde een mysterieus glimlachje. 'Daar
ging ik ook van uit, ja.'