Hoofdstuk 7

Op het vliegveld van Cairo haalde Saxon zijn huurauto op en dook de gemotoriseerde chaos in die in de stad van de piramiden een vlotte verkeersdoorstroming moet verbeelden. De kakofonie van getoeter en de verstikkende wolken stof en uitlaatgassen waren wel een heel sterk tegengif tegen de lange weken die hij in de verlaten woestijn van Jemen had doorgebracht.
Hij reed naar een buitenwijk van Cairo en parkeerde de auto op de Sharia Sudan. Vanuit een aangrenzend omheind terrein, de Souq al-Gamaal, kwamen hem penetrante boerderij luchtjes en dierlijke kreten tegemoet. Het was de oude kamelenmarkt van Cairo. De kralen die ooit door groene weilanden omgeven waren, lagen nu tussen eindeloze rijen flats ingeklemd.
Saxon had deze locatie voorgesteld. Uit veiligheidsoverwegingen wilde hij Hassan op een openbare plaats ontmoeten. Deze met mest bevlekte oase van het oude Egypte leek hem ook voor de nostalgische sfeer aantrekkelijk.
Hij betaalde de geringe toegangsprijs voor niet-Egyptenaren en slenterde tussen de kralen door. Honderden uit Soedan ingevoerde kamelen wachtte het slachthuis of een zelfs nog erger lot als rijdier voor het vervoer van dikke toeristen naar de piramiden.
Saxon bleef staan om naar een bokkende kameel te kijken die in de bak van een niet al te grote pick-up werd geladen. Hij voelde een zacht rukje aan zijn hand. Een van de met vuil besmeurde boefjes die de markt om baksheesh bedelend afstruinden, probeerde zijn aandacht te trekken.
Hij keek in de richting die de jongen hem aanwees. Daar stond een man onder een geïmproviseerde overkapping bij een groepje druk marchanderende kamelenkopers. Saxon gaf de jongen een fooi en liep naar de andere kant van de kraal. De man had de voor veel Egyptenaren 
typerende melkbruine gelaatskleur en een keurig verzorgde baard sierde zijn kin. Hij droeg een ronde gebreide muts en een bijpassende witte gallibaya, het lange katoenen gewaad dat bij Egyptische mannen populair is.
'Sabaah ilkheer,' zei Saxon. Goedemorgen.
'Sabaah innuur, meneer Saxon. Ik ben Hassan.'
'Dank u dat u gekomen bent.'
'U wilt zaken doen?' vroeg Hassan. Dit aanbod had Saxons argwaan moeten wekken. Egyptenaren drinken eerst uitgebreid thee voordat ze over zaken praten. Maar zijn gretige enthousiasme verblindde zijn normaal alerte opmerkingsvermogen.
'Mij is verteld dat u me zou kunnen helpen bij het terugvinden van iets dat zoek is geraakt.'
'Wellicht,' zei Hassan. 'Als u het kunt betalen.'
'Ik betaal een redelijke prijs,' reageerde Saxon. 'Wanneer kan ik het zien?'
'Dat kan nu direct. Ik heb een auto. Kom maar met me mee.'
Saxon aarzelde. De onderwereld van Cairo onderhield soms banden met vage politieke groeperingen. Het leek hem verstandig Hassan eerst nog wat uit te horen alvorens hij zich door de vreemdeling liet meetronen.
'Laten we naar Fishawi's gaan. Daar kunnen we praten en elkaar wat beter leren kennen,' stelde hij voor. Het populaire terrascafé bevond zich vlak bij de grootste bazaar van Cairo en de oudste moskee.
Hassan fronste zijn wenkbrauwen. 'Te veel mensen.'
'Ja, dat weet ik,' zei Saxon.
Hassan knikte. Hij ging Saxon voor naar de uitgang van de markt en liep door naar een gedeukte witte Fiat die half op de stoep stond. Hij opende het portier voor Saxon.
'Ik volg u in mijn auto,' zei Saxon.
Hij stak de straat over en stapte achter het stuur van zijn huurauto. Net toen hij het sleuteltje in het contactslot wilde steken, kwam er een andere auto met piepende remmen naast de zijne tot stilstand.
Er sprongen twee mannen in zwarte pakken uit die met een paar snelle bewegingen bij hem instapten. De ene op de achterbank en de andere naast hem. Allebei richtten ze een vuurwapen op Saxons hoofd.
'Rijden!' zei de man op de stoel naast hem.
Het werd Saxon koud om het hart, maar hij reageerde met een voor hem kenmerkende kalmte. Hij had in zijn leven als ontdekkingsreiziger en avonturier heel wat benauwde momenten gekend. Hij startte de auto, reed van de parkeerplek weg en gehoorzaamde het bevel om Hassans auto te volgen. Hij zei geen woord. Vragen zouden zijn ongenode passagiers alleen maar tegen hem in het harnas jagen.
De Fiat reed door het drukke verkeer in de richting van de Citadel, een aaneengesloten complex van moskeeën en militaire gebouwen. Saxon zonk de moed in de schoenen. In het labyrint van smalle steegjes rond de Citadel zou zelfs een heel leger hem niet snel vinden.
Hassans auto stopte voor de ingang van een onopvallend gebouw. Op een uithangbord stond zowel in het Arabisch als het Engels: POLITIEBUREAU.
Hassan en zijn mannen dwongen Saxon uit te stappen en voerden hem mee door een karig verlichte hal naar een kleine raamloze ruimte waar het stonk naar zweet en sigarettenrook. Het volledige meubilair bestond uit een metalen tafel en twee stoelen. Het hok werd verlicht door een enkel peertje aan het plafond.
Saxon was er allesbehalve gerust op. Hij wist dat mensen die in Egypte het politiebureau ingingen er soms nooit meer uitkwamen.
Hij moest gaan zitten en hun zijn portefeuille geven. Daarna werd hij alleen gelaten. Na een paar minuten kwam Hassan terug in het gezelschap van een kalende grijsharige man met een bungelende sigaret tussen zijn dikke lippen. De nieuwkomer knoopte zijn colbertje, dat strak om zijn omvangrijke buik zat, los en liet zich op de stoel tegenover Saxon zakken. Hij drukte zijn sigaret in een met peuken gevulde asbak uit en knipte met zijn vingers. Hassan gaf hem de portefeuille, die hij opende alsof het een zeldzaam boek was.
Hij bekeek zijn identiteitsbewijs. 'Anthony Saxon,' zei hij.
'Ja,' antwoordde Saxon. 'En u bent...?'
'Ik ben inspecteur Sharif. Dit is mijn bureau.'
'Mag ik u vragen waarom ik hier ben, inspecteur?'
De inspecteur klapte de portefeuille dicht. 'Ik stel hier de vragen.'
Saxon knikte.
De inspecteur zwaaide met zijn duim naar Hassan. 'Waarom wilde u deze man ontmoeten?'
'Dat wilde ik niet,' antwoordde Saxon. 'Ik had afgesproken met iemand die Hassan heet. Maar deze man is kennelijk iemand anders.'
De inspecteur gromde. 'Klopt. Dit is agent Abdul. Waarom wilde u Hassan spreken? Dat is een dief.'
'Ik hoopte via hem iets terug te vinden dat uit het museum van Bagdad is gestolen.'
'Dus u bent op zoek naar gestolen goed,' zei de inspecteur.'Ik zou het betreflende voorwerp aan het museum hebben teruggegeven. Als u het aan de echte Hassan vraagt, zal hij dat bevestigen.'
De inspecteur wisselde een blik van verstandhouding met Abdul. 'Onmogelijk,' zei hij tegen Saxon. 'Hassan is dood.'
' Dood? Ik heb hem gisteren nog aan de telefoon gehad. Wat is er gebeurd?'
Terwijl hij aandachtig Saxons reactie opnam, antwoordde de inspecteur: 'Vermoord. Een hele toestand. Weet u zeker dat u hier niets van af weet?'
'O ja, héél zeker.'
De inspecteur stak een sigaret van het merk Cleopatra op en blies twee dunne rookzuiltjes door zijn neusgaten. 'Ik geloof u. Nu mag u vragen stellen.'
'Hoe wist u dat ik een afspraak met Hassan had?'
'Heel simpel. U staat in zijn agenda. We hebben uw naam opgezocht. U bent een beroemde schrijver. Iedereen leest uw boeken.'
'Nou, dat zou wel iets beter kunnen,' zei Saxon met een zwak glimlachje.
De inspecteur haalde zijn schouders op. 'Wat wil een beroemde schrijver van een dief?'
Saxon twijfelde of de inspecteur zijn obsessie zou begrijpen die hem ertoe had aangezet heel Europa, het Midden-Oosten en Zuid-Amerika af te reizen op zoek naar de oplossing van een van de oudste mysteries uit de geschiedenis van de mens. Er waren momenten waarop hij dat ook zelf niet begreep. Zorgvuldig zijn woorden kiezend zei hij: 'Ik dacht dat Hassan me kon helpen met het vinden van een vrouw.'
'Aha,' zei de inspecteur. Hij wendde zich tot agent Abdul. 'Een vrouw!'
'Hassan bezat een antiek voorwerp dat mij had kunnen helpen bij het schrijven van een boek en het maken van een film over de koningin van Sheba.'
'Sheba!' riep de inspecteur teleurgesteld uit. 'Een dode vrouw.'
'Dood, maar ook niet dood. Net als Cleopatra.'
'Cleopatra was een fantastische koningin.'
'Ja. En Sheba ook. Oogverblindend mooi.'
De deur ging open en er stapte opnieuw een man het vertrek binnen. In tegenstelling tot de corpulente en smoezelige inspecteur, was deze man lang en slank. Hij was gekleed in een licht olijfgroen pak met een messcherpe vouw in de broekspijpen. Sharif stond op van zijn stoel en ging in de houding staan.
'Dank u, inspecteur,' zei de man. 'U en uw agent kunnen gaan.'
De inspecteur salueerde vluchtig en liep met de agent de kamer uit.De man ging op de stoel van de inspecteur zitten en legde een dossiermap op tafel. Hij keek Saxon met een geamuseerde trek op zijn smalle gezicht aan.
'Ik hoorde dat u graag naar de kamelenmarkt gaat,' zei hij in vloeiend Engels.
'Ik bewonder de manier waarop de kamelen hun kop hooghouden. Ze doen me denken aan aristocraten die moeilijke tijden doormaken.'
'Interessant,' zei de man. 'Ik ben Yousef. Ik werk voor Binnenlandse Zaken.'
Saxon wist dat het ministerie van Binnenlandse Zaken een synoniem was voor de geheime dienst.
'Heel vriendelijk van u om hiernaartoe te komen.'
'Met vriendelijkheid heeft dit weinig te maken.' Hij sloeg de map open. 'Dit is het dossier van de echte Hassan.' Met zijn keurig verzorgde vingers trok hij een aantal aan elkaar gehechte vellen papier tevoorschijn die hij Saxon onder de neus schoof. 'En dit is de lijst met antieke voorwerpen.'
Saxon keek de in het Engels gestelde lijst door. 'Dit komt overeen met de door het museum van Bagdad gepubliceerde lijst.'
'Dan vrees ik dat u te laat bent.' Yousef leunde achterover en drukte zijn handen met de vingertoppen tegen elkaar. 'Deze voorwerpen zijn door het leger meegenomen. Ze zijn nu in het bezit van een vertegenwoordiger van de UNESCO. De dag na de overdracht is Hassan gefolterd en vermoord.' Yousef legde zijn vingers om zijn keel.
'Als hij geen oude voorwerpen meer had, waarom heeft hij tegenover mij dan het tegendeel beweerd?'
'Eens een dief, altijd een dief. Hij heeft waarschijnlijk gedacht dat hij een rijke buitenlander nog een poot uit kon draaien.'
'Weet u wie hem heeft vermoord?'
'We doen ons best.'
'Wie was die vertegenwoordiger van de UNESCO?'
'Een Italiaanse vrouw. Een zekere Carina Mechadi.'
'Weet u of ze nog in Cairo is?'
'Ze is een paar dagen geleden met de oudheden per schip vertrokken. Br is met de regering in Bagdad overeengekomen dat ze ze naar de Verenigde Staten brengt.'
Hiermee was alle wind uit Saxons zeilen genomen. Hij was er zó dichtbij geweest. 'Mag ik nu gaan?'
'Zo u wilt.' Yousef kwam van zijn stoel overeind.
'Hoe dan ook, bij iedere zaak draait het altijd weer om een vrouw.'
'Mevrouw Mechadi?'
Saxon schudde zijn hoofd. 'Sheba.'
De Egyptenaar keek hem met een mat glimlachje om zijn lippen aan en hield de deur voor hem open. Saxon reed terug naar het Marriott Hotel. Terug in zijn kamer pakte hij zijn telefoon en wist iemand van de UNESCO te bereiken die bevestigde dat Carina Mechadi naar Amerika onderweg was.
Saxon liep naar het raam en keek uit over de tijdloze Nijl en de glinsterende lichtjes van de oude stad. Hij moest aan Yousefs glimlach denken toen hij het had over de geest van een vrouw die al drieduizend jaar dood was.
Na zo een tijdje te hebben nagedacht pakte hij de telefoon weer en boekte een vlucht naar de VS. Vervolgens begon hij te pakken.
Zijn lange reis op zoek naar de volmaakte vrouw had hem naar de meest afgelegen en gevaarlijkste streken ter wereld gevoerd. En hij was niet van plan het nu op te geven.