Hoofdstuk 11
De platte bodem van de rubberboot schoot met doffe dreunen
over de golven klappend door het water. Zavala had de spastische
vliegende-visachtige sprongen gemakkelijk kunnen intomen door vaart
te minderen, maar hij moest de boot op snelheid houden om op
gelijke hoogte met het containerschip te blijven.
'Dit voelt als een auto met vier lekke banden,' gilde Austin
boven de gierende herrie van de buitenboordmotor uit.
Zavala's reactie ging verloren in het geraas van een hoog
opspattende golf die hem vol in het gezicht trof. Hij knipperde het
vocht uit zijn ogen en spuugde een mondvol zeewater uit. 'Die klote
kuilen!'
Vakkundig stuurde hij de boot dichterbij en gaf met de
helmstok tegenroer om de onnatuurlijke golfslag te compenseren die
de reusachtige romp opwierp. Het leek haast alsof de arm waarmee
hij stuurde uit de kom werd gedraaid. De boot dreigde bij iedere
zwenking terrein te verliezen, maar de verloren meters wonnen ze
snel weer terug tot ze bijna halverwege de lengte van het schip
lagen. Met vaste hand overbrugde Zavala ook de laatste lastige
meters die hen nog van het schip scheidden.
Zoals ze met de hoge, brede boeg door de woelige zee ploegde,
leek het containerschip een voorbeeld van onstuitbaar
voortdenderend natuurgeweld. De langs de romp stromende boeggolf
vormde een barrière van wit schuimend water tussen Austin en zijn
doel: de loodsladder die vanaf het dek tot vlak boven de waterlijn
hing. Het dek van de Adventure lag hoog boven het water. De
touwladder was bedoeld om de overstap van de loodsboot op een vaste
staatsietrap mogelijk te maken die schuin langs de zijkant van het
schip liep.
Gezien vanaf het dek van de Leif Eriksson had de taak
die Austin zichzelf had toebedacht weliswaar lastig geleken, maar
niet onmogelijk. De Ocean Adventure was echter zo lang als
een op zijn zij liggende wolkenkrabber. Erger nog, deze
wolkenkrabber bewoog. Terwijl Austin tegen de loodrecht oprijzende
vestingwand opkeek die hij had gedacht te kunnen bedwingen, vroeg
hij zich af of hij zich hier niet verschrikkelijk op verkeken
had.
Hij schudde deze voor de concentratie funeste gedachte van
zich af, kroop naar de voorsteven van de boot en kromde zijn
vingers om het glibberig natte plastic van de drijvers. Zodra hij
klaar zat voor de sprong, gebaarde hij Zavala met een zwaai van
zijn arm dat hij de manoeuvre kon inzetten. Zavala stuurde de
opblaasboot naar de ladder. Het witschuimende water ketste de boot
terug als een koe die een vlieg van zich afsloeg. Zavala moest weer
terug zien te sturen.
Austin hield zich stevig vast aan de boeg, terwijl Zavala op
gelijke hoogte met het schip probeerde te blijven zonder dat de
boot dwars tegen een golf werd gedrukt waardoor hij kon omslaan.
Het koude water spatte in zijn ogen en vervaagde zijn blik. Het
geluid van het bulderende water, de buitenboordmotor en de
scheepsmotoren maakte communicatie, en zelfs nadenken, vrijwel
onmogelijk. Des te beter, want als Austin had nagedacht over wat
hij wilde doen, had hij het niet gedaan.
Hij begon moe te worden van het krachtige stampen van de boot.
Als hij nu niet snel in actie kwam, zou uitputting het grootste
obstakel worden. Lef en vastberadenheid waren nu de beste optie
voor de strijd tegen de simpele wetten van de natuur.
Er klonk een stem door zijn walkietalkie.
'Kurt, hoor je me?' Het was kapitein Dawe.
'Geen tijd,' gilde Austin in de microfoon. 'Ben bezig.'
'Weet ik. Ik zie je. Kreeg net bericht van het booreiland.
Laatste ankerlijn zit klem. Aanvaring lijkt onvermijdelijk. Zorg
dat je wegkomt anders zit je daar behoorlijk in de
kreukzone.'
Austin nam bliksemsnel een besluit. Hij wees naar het
containerschip en riep over zijn schouder. 'Booreiland zit vast,
Joe. Erop af!'
Zavala stak zijn duim op en drukte de helmstok opzij zodat de
boot tot op een paar meter van het schip kwam te liggen. Weer kwam
het nietige bootje in de heftige stroming van de boeggolf. Zavala
hield de boot als een Hawaïaanse golfsurfer op de kam van de
rollende golf tot ze net iets voor de ladder voeren. De touwladder
was in de zogenaamde man lines verstrikt geraakt, de
veiligheidstouwen die er aan beide kanten naast hingen. Zavala gaf
vol gas en legde de boot ietsje schuin. De boot helde over als een
scherp aan de wind varende zeilboot. Zavala en Austin gooiden hun
gewicht naar de hoge kant. Zo schoot de boot over het schuimende
water tot hij binnen handbereik van de tegen de romp klapperende
ladder was.
In de op het kolkende water dansende boot voelde Austin zich
als een tegen de stroom op zwemmende zalm. Nu de ladder eindelijk
binnen bereik was, wrikte hij zijn voeten onder de zijdrijver van
de rubberboot, wrong zich uit het zwemvest en kwam half overeind in
sprongpositie. Hij moest volledig vrij in zijn bewegingen zijn en
het zwemvest had toch weinig nut als het fout ging. Hij had maar
één kans, en als hij die miste, kwam hij in het water terecht,
waarin hij onmiddellijk langs de romp zou worden meegesleurd tot
hij waarschijnlijk door de scheepsschroef aan mootjes werd
gehakt.
Hij voelde dat de boot wegzakte en hij strekte zijn armen uit
tot zijn vingers nog maar enkele centimeters van de onderkant van
het touw verwijderd waren. Hij boog zich verder over de boeg, zijn
vingers klauwend in het luchtledige. De afstand die tussen zijn
vingers en de ladder gaapte, verwijdde zich weer. Opeens zwiepte
het touw terug en greep hij als een door de nok van een circustent
zwevende acrobaat de onderste sport van de touwladder beet.
Terwijl Austins vingers zich om de sport klampten, zwenkte
Zavala de boot weg van het schip om te voorkomen dat hij omsloeg.
Austin bungelde aan het uiteinde van de ladder, greep in het wilde
weg boven zich en kreeg de volgende sport te pakken. De
hardrubberen stang was glibberig van het zeewater. Hij glipte haast
uit zijn hand toen een golf tot om zijn middel sloeg en hem omlaag
trok, maar Austin had de sport klemvast en slaagde erin zich omhoog
te trekken.
Door Austins gewicht kwam de ladder rustiger te hangen, maar
het dubbele touw bleef in de rondte tollen. Hij liet haast los toen
zijn hand langs de stalen romp schraapte. Zijn knokkels voelden
alsof ze in een bijtend zuur werden gedoopt. De pijn verbijtend
klom hij verder omhoog.
Hij wierp zijn hoofd in de nek om te zien hoe ver het nog was
naar de staatsietrap die langs de romp hing. Wat hij zag was
stimulerend. Hij was al halverwege de ladder. Nog een paar sporten
en hij had het platformpje aan de onderkant van de metalen treden
bereikt.
Nadat hij zich aan nog een paar sporten had opgetrokken, keek
hij opnieuw omhoog. Tussen twee ijzeren stangen die verticaal uit
het dek staken en als handgrepen dienden voor degene die aan boord
wilde stappen, zag hij twee ogen in zijn richting turen. Een
warrige haardos omlijstte een donker gekleurd mannengezicht. In een
brede grijns blikkerde een onregelmatige rij tanden. Het gezicht
verdween en er stak een arm over de rand. De hand aan het uiteinde
van de arm omklemde een mes waarvan het lange lemmet het touw van
de ladder doorsneed.
'Hé!' schreeuwde Austin bij gebrek aan een effectievere
uitroep.
Het mes stokte, maar ging vrijwel onmiddellijk weer door met
snijden en had het touw met een paar halen doormidden. De
touwladder schoot iets omlaag en Austin kwakte tegen de romp. Door
de klap liet hij haast de ladder los. Zijn greep verstevigend keek
hij weer omhoog. 'Krijg nou wat,' mompelde hij. Het mes bewerkte nu
het tweede touw van de ladder.
Hij greep een van de veiligheidslijnen die los in de wind
slingerden, en had hem net met beide handen vast toen het mes ook
het tweede touw volledig doorsneed. De ladder stortte in de
schuimende zee en was meteen verdwenen.
Austins hoofd sloeg als de klepel van een klok tegen de
zijkant van het schip. Hij zag sterretjes dansen. Zich wanhopig
vastklampend was hij zich maar al te goed bewust dat een laatste
haal van het mes hem de dood in zou jagen. Hij stak een arm uit en
greep de onderste trede van de staatsietrap en trok zich op tot
onder het platform, waar hij hopelijk voor die fijne messentrekker
niet meer te zien zou zijn.
Hij hield zich er heel even schuil. Toen hij het niet langer
meer volhield, hees hij zich op het platform en sloop op handen en
voeten de treden op tot hij bij de opening in de reling was. In een
nogal onhandige verdedigende houding sprong hij het dek op en zag
tot zijn opluchting dat hij daar door niemand in een hinderlaag
werd opgewacht.
Austin zwaaide naar Zavala, die op veilige afstand langszij
het containerschip voer. Zavala zwaaide terug.
Door de walkietalkie klonk de opgewonden stem van de kapitein.
'Alles oké, Kurt?'
Austin voelde zich als een vers gemalen gehaktbal, maar hij
antwoordde: 'Opperbest, kap. Ik ben op het schip. Hoe lang heb ik
nog?'
'Jullie hebben nog zo'n acht kilometer tot het booreiland.
Gezien de snelheid kun je het schip nog stoppen of
wegdraaien.'
Austin sprintte naar de bovenbouw op het achterdek, maar door
een afgrijselijke gil hield hij in. Uit een ruimte tussen de
opgestapelde containers klonk het schreeuwen van een vrouw die
onmiskenbaar in doodsangst verkeerde.