Hoofdstuk 20
De volgende ochtend stond Austin vroeg op en trok een korte
broek en een T-shirt aan. Nadat hij zijn voeten in sandalen had
geschoven, liep hij naar de rivieroever en knielde naast de
hakafdruk in de modder. De afdruk was nog vaag zichtbaar. Hij mat
de omtrek door zijn voet ernaast te zetten. Een forse vent.
Austin bleef een minuut diep in gedachten verzonken staan en
tuurde in de zilveren schittering van het zonlicht op de Potomac.
Hij kon nu niet veel doen; de glurende Grote Voet was al lang
verdwenen. Hij haalde zijn schouders op en haastte zich terug naar
het botenhuis. Austin was heel wat minder gerust geweest als hij
boven zich had gekeken en de kleine zender/ontvanger met een
flinterdunne antenne had gezien die daar aan een tak van een eik
was bevestigd.
Na een snelle douche verwisselde Austin zijn kleren voor een
trainingsbroek en een polohemd. Hij vulde een reisthermoskan met
zijn favoriete Jamaicaanse koffie, stapte achter het stuur van een
turkooizen Jeep Cherokee uit het NUMA wagenpark en reed naar de
buitenwijken van Maryland.
Hij was een halfuur vroeger bij het uitgestrekte depot van het
Smithsonian Institution dan hij met Carina had afgesproken. Hij
wilde eerst even alleen zijn bij het beeld dat voor zoveel commotie
had gezorgd. De beveiligingsbeambte keek of zijn naam op de lijst
op zijn klembord voorkwam en gebaarde dat hij het uit golfplaten
opgetrokken gebouw binnen kon gaan. In de lengte van de hal hingen
lange rijen planken langs de wanden die vol stonden met keurig
geordende en ge- etiketteerde kartonnen dozen met daarin de
overschotten van de uitgebreide collecties van het
Smithsonian.
Een slanke man was druk in de weer met een camera op een
statief dat naast een bronzen beeld stond opgesteld. De fotograaf
keek op van zijn zoeker en fronste zijn voorhoofd.
Austin stak zijn hand uit. 'Anthony Saxon, neem ik aan.'
Saxon trok een borstelige wenkbrauw op. 'Kennen wij
elkaar?'
'Ik ben Kurt Austin. Ik werk voor de NUMA. Een paar jaar
geleden ben ik bij uw lezing over verdwenen steden in de Explorers
Club geweest. Ik herkende u van het omslag van uw laatste boek
Quest for the Queen.'
Saxons frons verdween, terwijl hij Austin de hand schudde
alsof hij de zwengel van een pomp hanteerde.
'Kurt Austin. U hebt Christopher Columbus ontdekt. Wat een eer
om kennis met u te maken.'
Austin relativeerde zijn reactie. 'Het was wel dankzij de
inspanningen van een heel team dat we de oude Chris in zijn slaap
hebben kunnen overvallen.'
'Maar toch, uw ontdekking van de mummie van Columbus op een
Fenicisch schip in een graftombe van de Maya's vormt een
wetenschappelijk bewijs voor precolumbiaans contact in de Nieuwe
Wereld.'
'Dat wordt door veel mensen nog altijd niet als feit
erkend.'
'Dat zijn cultuurbarbaren! Ik gebruik uw vondst als fundament
voor mijn theorieën. Wat vindt u van mijn boek?'
'Onderhoudend en informatief. De uitgangspunten zijn bijzonder
origineel.'
Saxon snoof geërgerd. 'Als mensen mijn werk origineel noemen,
bedoelen ze over het algemeen dat ze het mesjokke vinden. Ze
scheren mijn werk over één kam met al die boeken over ufo's,
graancirkels en buitenaardse wezens.'
'Ik vond uw boek helemaal niet mesjokke. Uw theorie dat de
Feniciërs de Grote Oceaan zijn overgestoken en ook het westelijk
halfrond is fascinerend. Toen u de koningin van Sheba daarbij
opvoerde, moest dat wel tot controverses leiden. Maar ik denk dat u
heel sterk staat met uw veronderstelling dat zij de sleutel vormt
tot het oude raadsel van Ofir.'
'De koningin heeft in de geschiedschrijving eeuwenlang haar
bevallige sporen nagelaten. Ik volg dat spoor al jaren.'
'Het is niet het eerste voorbeeld van een cherchez la femme.
Het is eeuwig zonde dat uw replica van het Fenicische schip per
ongeluk door brand is verwoest voordat u uw theorie hebt kunnen
bewijzen.'
Er fonkelde woede in Saxons ogen. 'Dat was geen ongeluk,' zei
hij.
'Dat begrijp ik niet.'
'Het was aangestoken. Maar dat is verleden tijd.' Zijn
innemende glimlach was weer terug. 'Het idee van een oversteek van
de Grote Oceaan heb ik losgelaten. Te kostbaar en te gecompliceerd.
Ik probeer nu een wat eenvoudigere expeditie op touw te zetten. Ik
wil met een schip van Libanon naar Amerika en terug varen, via
Spanje, zoals de oude schepen van Tarsis dat mogelijk deden.'
'Ik zou een retouroversteek van de Atlantische Oceaan niet
eenvoudig willen noemen, maar veel geluk ermee.'
'Dank u. Wat brengt u hiernaartoe?'
Austin knikte met zijn hoofd naar het beeld. 'Mevrouw Mechadi
heeft me uitgenodigd om deze meneer te komen bekijken. En u?'
'Van mijn bronnen in het Smithsonian hoorde ik dat deze ouwe
knaap in de stad was. Het leek me wel aardig om even goeiedag te
zeggen.'
Gezien de uitgebreide apparatuur was Saxons belangstelling
voor het beeld kennelijk toch meer dan hij deed voorkomen. Austin
raakte de metalen arm van de Navigator aan. 'Mevrouw Mechadi
vertelde dat u veel over het beeld weet. Hoe oud is-ie?'
Saxon draaide zich naar de Navigator om. 'Meer dan
tweeduizend jaar.'
Nieuwsgierig bekeek Austin het donkergroene beeld dat
honderden mensen bijna het leven had gekost. De figuur was ruim een
meter tachtig hoog en stond met zijn in een sandaal gestoken
linkervoet iets naar voren. Hij droeg een met ingewikkelde patronen
versierde kilt die aan de bovenkant met een brede sjerp was
omgegord. Over de rechterschouder was een dierenhuid gedrapeerd.
Zijn haren staken in strengen onder een kegelvormige muts uit. De
glimlach op zijn bebaarde gezicht straalde een haast boeddhistische
vreedzaamheid uit. De ogen waren half gesloten.
In zijn rechterhand hield hij ter hoogte van zijn middel een
doosachtig voorwerp. De linkerhand hield hij iets gekromd omhoog,
net als de mijmerende Hamlet voor Yoricks schedel. Aan zijn voeten
lag een magere kat met een kleine kop. De kunstenaar had de poten
van het dier knap gebruikt om het beeld wat extra stabiliteit te
geven.
'Als niemand me had verteld dat dit Fenicisch is,' zei Austin,
'had ik het niet zo snel als stammend uit een bepaalde cultuur of
periode kunnen identificeren.'
'Dat komt omdat de Fenicische kunst geen specifieke stijl
hééft. Ze hadden het te druk met hun handel om zelf mooie
kunstwerken te kunnen maken. De Feniciërs produceerden goederen
voor de verkoop, dus imiteerden ze de kunst van de landen waar ze
handel mee dreven. De houding van het beeld is Egyptisch. Het hoofd
is Syrisch, haast oriëntaals. De natuurlijke manier waarop de
plooien van zijn kilt zijn gevormd, is van de Grieken afgekeken.
Het formaat is ongebruikelijk. De bronzen beelden van de Feniciërs
zijn over het algemeen vrij klein.'
'Die poes is toch uitzonderlijk.'
'De Feniciërs namen katten aan boord van hun schepen mee om
ratten te vangen en ook wel om te verhandelen. Ze prefereerden
oranjegestreepte katers.'
Austin bestudeerde het doosachtige voorwerp in de rechterhand
van de figuur. Het had een doorsnede van ongeveer vijftien
centimeter. Bovenop stak een ronde vorm uit van zo'n anderhalve
centimeter hoog. In de cirkel was een achtpuntige ster gegraveerd.
Een van de punten was groter dan de andere. Een dikke lijn met
punten aan beide uiteinden liep dwars door de ster van de ene naar
de anderen kant.
Saxon zag de peinzende uitdrukking op Austins gezicht.
'Interessant, hè?'
'Carina had het over een kompas dat er niet bij zou passen.
Men zegt dat de Chinezen het kompas hebben uitgevonden en dat
honderden jaren na de hoogtijdagen van de Fenicische handel.'
'Dat is wat algemeen wordt aangenomen. Wat denkt u?'
'Ik sta open voor alles,' zei Austin. 'Het Fenicische rijk
strekte zich tot ver voorbij de kusten van de Middellandse Zee uit.
Ze moeten voortdurend in contact hebben gestaan met hun koloniën.
Daarvoor moesten ze lange tochten over open zee maken. Van Tyrus
naar het westelijke uiteinde van het Middellandse Zeegebied is ruim
drieduizend kilometer. Dat vereist een voor die tijd ongekende
navigatiekennis, goede kaarten en nautische instrumenten.'
'Bravo! Ik twijfel er niet aan dat deze vindingrijke, slimme
lieden de specifieke mogelijkheden van de magneet kenden. Ze hadden
de technische kennis om een gemagnetiseerde naald op een dergelijke
windroos te monteren. Voila! Een kompas.'
'Dan is het beeld dus authentiek?'
Saxon knikte. 'Ik vermoed dat het rond 850 voor Christus is
gemaakt, toen het Fenicische rijk op haar hoogtepunt was.'
'De kompasnaald lijkt naar oost en west te wijzen.'
Saxon hief een wenkbrauw op. 'Wat valt u nog meer op?'
Austin bestudeerde het bronzen gezicht. De neus zag eruit
alsof hij een flinke tik met de slagkant van een moker had gehad.
Afgezien van die beschadiging had het gezicht de duidelijke trekken
van een jongeman met een gelaagde baard. De trek om de lippen
waarvan Austin aanvankelijk dacht dat het een glimlach was, bleek
bij nadere beschouwing eerder een grimas te zijn. De ogen waren tot
een turende blik samengeknepen. Austin ging achter het beeld staan
en bekeek de opgeheven hand.
'Volgens mij kijkt hij naar de zon, alsof hij met een kromstaf
navigeert.'
Saxon grinnikte. 'Dat is ronduit angstaanjagend, vrind.'
De cameralens was op het middengedeelte van het beeld gericht,
op een zich herhalend motief in de sjerp. In het patroon kwam
steeds een horizontale streep terug met een naar binnen gerichte Z
aan het uiteinde.
'Dit teken stond ook in uw boek.'
Austin was zo op de details geconcentreerd dat hij de schrik
op Saxons gezicht niet opmerkte. 'Dat klopt. Volgens mij
symboliseert het een schip van Tarsis.'
'U hebt dergelijke motieven ook in Zuid-Amerika en het Heilige
Land gevonden.'
Er flitste een steelse blik in Saxons grijze ogen op. 'Mijn
lasteraars beweren dat dat toeval is.'
'Dat zijn cultuurbarbaren,' zei Austin.
Austin bekeek het ronde medaillon dat om de hals van de figuur
hing. In het medaillon waren een paardenhoofd en een palmboom met
blootliggende wortels gegraveerd. 'Dit stond ook in uw boek. Het
paard en de palm.'
'Het paard is het symbool van Fenicië en de boom symboliseert
een gegrondveste kolonie.'
Austin streek als iemand die braille las met zijn vingers over
een aantal knobbels onderaan de palmboom. Een plotseling opgalmende
vrouwenstem sneed zijn vraag af voordat hij hem had kunnen
uitspreken.
'Hoe bent u hier binnengekomen?'
In de deuropening stond Carina met een trek van ongeloof op
haar gezicht.
Saxon probeerde haar dreigende blik met een glimlach te
verzachten, ik begrijp dat u kwaad bent, mevrouw Mechadi. Maar
geeft u de bewaker alstublieft niet de schuld. Ik heb hem mijn
papieren van de Explorers Club getoond. En die zijn echt,
overigens.'
'Voor mijn part staan ze op uw derrière getatoeëerd,' zei
Carina. 'Hoe wist u dat het beeld hier was?'
'Ik heb bronnen die weten dat ik erin geïnteresseerd
ben.'
Ze liep door tot bij het statief. 'Er komen foto's van dit
beeld in eenboek dat wij tijdens de tournee verkopen. Zonder
toestemming mag u hier geen foto's maken.'
Saxon keek langs Carina en zijn gezichtsuitdrukking veranderde
opvallend. Zijn glimlach verdween. Hij liet als een pitbull zijn
tanden zien en zei grommend één enkel woord:
'Baltazar.'
De delfstoffenmagnaat was in de deuropening verschenen. Achter
hem stond een jongeman met een leren koffertje in zijn hand.
Baltazar stapte met grote passen op Carina af.
'Fijn dat ik u weer zie, mevrouw Mechadi.' Hij stak Saxon zijn
hand toe. 'Viktor Baltazar. We kennen elkaar nog niet, geloof
ik.'
Saxon negeerde de uitgestoken hand. 'Tony Saxon. U wilde een
boot kopen die ik had gebouwd om er de Grote Oceaan mee over te
steken.'
'O, ja,' reageerde Baltazar onbewogen op de laatdunkende
bejegening. ik wilde hem aan een museum schenken. Ik heb gehoord
dat hij tot op de waterlijn is afgebrand. Wat zonde.'
Saxon wendde zich tot Carina. 'Het spijt me, mevrouw Mechadi.
Ik hoop dat u ons gesprek in de ambassade niet vergeet.'
Hij klapte zijn statief in elkaar en tilde het op zijn
schouder. Met een laatste felle blik op Baltazar liep hij met
driftige passen naar de deur en verliet het depot.
Carina schudde geërgerd haar hoofd. 'Sorry dat ik iets te fel
reageerde. Die man is de grootste hork die ik ooit heb ontmoet.
Maar genoeg over hem. Kurt, mag ik je voorstellen aan Viktor
Baltazar. Zijn stichting sponsort onze tournee.'
'Prettig kennis met u te maken, meneer Austin. Mevrouw Mechadi
heeft me al verteld over uw rol bij het verijdelen van de kaping.
Dank u zeer voor het redden van deze opmerkelijke jonge dame en het
veiligstellen van de collectie.'
'Van Carina heb ik gehoord hoe vrijgevig uw stichting is
geweest,' zei Austin.
Baltazar wuifde het compliment met een kort handgebaar weg en
richtte zijn aandacht op het beeld.
'Eindelijk. De Navigator. Heel bijzonder. Uw besluit om
hem het middelpunt van de tentoonstelling te maken juich ik toe,
mevrouw Mechadi.'
'Dat lag voor de hand,' zei Carina. 'Zelfs met de beschadiging
in zijn gezicht straalt hij een indrukwekkende waardigheid en
intelligentie uit. En hij heeft ook iets mysterieus over
zich.'
Baltazar knikte. 'Wat vindt u van onze zwijgende vriend hier,
meneer Austin?'
Austin was met zijn gedachten nog bij zijn gesprek met Saxon.
'Misschien reageert hij minder zwijgzaam als we hem de juiste
vragen stellen?'
Baltazar keek Austin even onderzoekend aan, waarna hij zijn
aandacht weer op het beeld richtte. Hij liep om de Navigator
heen en liet zijn blik over iedere vierkante centimeter van het
brons gaan.
'Hebt u al een deskundige naar het beeld laten kijken?' vroeg
hij aan Carina.
'Nog niet. Het zal naar het Smithsonian worden overgebracht,
waar het wordt klaargemaakt voor de tournee.'
'Met het oog op de eerdere poging om het beeld te stelen, maak
ik me toch enige zorgen over de beveiliging,' zei Baltazar. 'Zoals
de onbevoegde aanwezigheid van de heer Saxon hier bewijst, is de
beveiliging niet optimaal. Het beeld zal vooral tijdens het vervoer
kwetsbaar zijn. Ik ben zo vrij geweest om een transportbedrijf te
regelen dat het beeld vanochtend nog onder bewaking komt ophalen.
Ze kunnen hier ieder moment zijn. Als u er geen bezwaar tegen
heeft, uiteraard.'
Carina dacht over het aanbod na. Hoe meer mensen wisten waar
het beeld was, hoe groter het risico werd.
'Dat is heel vriendelijk van u,' zei Carina. ik neem uw aanbod
graag aan.'
'Prima, dat is dan geregeld. Ik weet dat het nog vroeg op de
dag is, maar ik stel voor dat we ons succes met een toost
bezegelen.'
Hij wenkte zijn assistent, die het meegebrachte koffertje op
een plank zette en het deksel openklapte. Er lag een fles Moët in.
De assistent ontkurkte de fles, schonk drie champagneflütes in en
gaf ze rond.
Ze klonken met de glazen, waarna Baltazar de zijne ophief. 'Op
de Navigator.'
Austin nam Carina's weldoener over de rand van zijn glas
aandachtig op. Het leek alsof hij uit steen gehouwen was. Onder het
antracietkleurige streepjeskostuum ging het gespierde lijf van een
worstelaar schuil. Zelfs boven de brede schouders leek het hoofd
dat op een forse nek rustte, te groot voor de rest van zijn
lichaam.
Baltazar merkte niets van Austins kritische observatie. Hij
kon zijn ogen niet van Carina afhouden en leek iedere beweging van
haar in zich op te zuigen. Austin voelde dat er achter die minzame
glimlach van hem een versluierde vijandigheid verborgen lag. Hij
vroeg zich af of Baltazar een oogje op Carina had en niet gelukkig
was met Austins vriendschappelijke omgang met de bevallige
Italiaanse vrouw.
De assistent begon de lege champagneflütes weg te bergen. De
aandacht van de anderen was op het beeld gericht en het viel
niemand op dat de assistent het glas van Carina apart in een
plastic zakje stopte en het zo in het koffertje teruglegde. Daarna
stapte hij naar voren en fluisterde Baltazar iets in zijn oor. Het
volgende moment keek Baltazar op zijn horloge en zei dat hij er
weer eens vandoor moest.
Carina begeleidde hem naar de deur. Toen ze terugkwam,
verontschuldigde ze zich bij Kurt dat ze zijn bezoek moesten
beëindigen en dat ze het beeld moest voorbereiden op het transport.
Ze spraken af dat ze via hun mobieltjes contact zouden houden en
elkaar later die dag ergens zouden ontmoeten om dan samen naar
Virginia te rijden voor hun bezoek aan de fotograaf van de
National Geographic.
Vlak bij Austins Jeep stond een zwarte Yukon met donkergetinte
ruiten geparkeerd. Uit de nummerplaat leidde Austin af dat het een
auto van de Amerikaanse overheid was. Die conclusie werd bevestigd
toen het achterportier van de Yukon openzwaaide en er een man in
een donkerblauw kostuum en een zonnebril uitstapte, die Austin een
politiepenning onder zijn neus duwde.
Terwijl hij de deur voor hem openhield zei de man: 'Er is
iemand die u wil spreken.'
Austin ging niet zomaar op bevelen van ongemanierde
vreemdelingen in. Hij glimlachte. 'Als u die speelgoedpenning niet
onmiddellijk voor m'n gezicht weghaalt, douw ik 'm zonder pardon in
uw onbeschofte muil.'
Austin verwachtte een agressieve reactie, maar tot zijn
verbazing barstte de man in lachen uit en sprak vervolgens met
iemand in de SUV 'U hebt gelijk,' zei hij. 'Uw maat is inderdaad
een harde noot.'
Er klonk een bulderende lach op uit de auto. Een stem die
Austin al heel lang niet meer had gehoord riep: 'Niet te dichtbij
komen, want hij bijt, hoor.'
Austin keek in de auto en zag een grote kerel achter het stuur
zitten. Hij rookte een sigaar en er lag een brede grijns op het
forse, hoekige gezicht.
'Ach, nee hè! Ik had moeten weten dat jij het was, Flagg. Wat
doe jij hier, zo ver buiten Langley?'
'Lieden in de allerhoogste regeringskringen hebben me verzocht
om je op te pikken. Stap in. Jake volgt ons wel in jouw
NUMA-wagen.'
Austin wierp de sleutels van zijn Jeep naar de andere man en
stapte in de Yukon. Hij had bij diverse CIA-operaties met John
Flagg samengewerkt, maar had zijn voormalige collega al in geen
jaren meer gezien. De Wampanoag-indiaan uit Martha's Vineyard
werkte als troubleshooter achter de schermen en vertoonde zich
zelden in het openbaar. Ze schudden elkaar de hand en Austin zei:
'Waar gaan we heen?' Grinnikend antwoordde Flagg: 'Je gaat een
boottochtje maken.'