Hoofdstuk 34
Angela voelde zich alsof er iemand over haar graf liep. Er was
geen enkele reden voor de ijzige kou tussen haar schouderbladen. Ze
bleef wel vaker overwerken en had nooit zo'n onrustig gevoel gehad
als ze alleen werkte; het had juist altijd iets vertrouwds gehad
dat je je door die uit vele eeuwen vergaarde wijsheid omringd
wist.
Ze dacht dat ze een stem had horen roepen. Maar ze was er niet
zeker van. Ze was te zeer op het materiaal over Meriwether Lewis
geconcentreerd.
De enige andere aanwezige in het gebouw was haar baas.
Misschien had Helen Woolsey haar goedenacht gewenst.
Angela leunde achterover in haar stoel en slaakte een zucht
van verlichting. Hier had ze op gegokt en gehoopt dat Woolsey
vertrokken was voordat Paul en Gamay terugkeerden. Ze hield haar
opwinding nauwelijks in toom. Ze had hun zoveel te vertellen.
Ze spitste haar oren. Stilte. Toch klopte er iets niet.
Angela stond op en liep door de verlaten leeszaal. Ze stapte
een donkere gang in en drukte op het lichtknopje. Het bleef donker.
Dit moest ze morgen even bij de conciërge melden. Ze liep de gang
in naar het licht dat door de kieren om de deur van Helens kantoor
scheen.
Ze bleef staan en klopte zachtjes op de deur. Geen reactie.
Helen had waarschijnlijk het licht vergeten uit te doen. Angela
duwde de deur open en liep naar binnen tot ze verstijfd van schrik
bleef staan.
Woolsey zat nog achter haar bureau met haar handen keurig op
haar schoot gevouwen en haar hoofd als een gebroken pop schuin
opzij geknakt. Haar mond hing open en de dode ogen staarden naar
het plafond. Roodbruine bloeduitstortingen ontsierden haar bleke
hals.
In Angela's schedel bonsde een stille schreeuw. Ze drukte haar
hand tegen haar mond en vocht tegen een opkomende
misselijkheid.
Terugdeinzend stapte ze het kantoor uit. Instinctief voelde ze
de drang hard naar de uitgang te rennen. Ze keek de duistere gang
in, maar een onbestemd oergevoel van gevaar weerhield haar ervan
zomaar de duisternis in te snellen. In plaats van naar de uitgang
te hollen, sprintte ze terug dieper het gebouw in.
Uit het donker stapte Adriano's imposante gestalte
tevoorschijn. Hij had de lichtschakelaar met zijn zakmes onklaar
gemaakt in de verwachting dat de jonge vrouw hem in paniek in de
armen zou lopen. Maar ze had zich omgedraaid en rende als een
opgejaagd konijn de andere kant op, terug naar haar hol.
Adriano was na de moord op de Waarnemer pas goed in de
stemming geraakt. Dat was te gemakkelijk geweest. De gedachte aan
een uitdaging vrolijkte hem op. Een moord was veel leuker als die
als de afronding van een jacht kwam.
Hij passeerde het kantoor van Woolsey en wierp een blik op
zijn handwerk. Woolsey was de laatste geweest van een hele reeks
Waarnemers binnen de organisatie van het Filosofisch Genootschap.
Het werken met Waarnemers was een systeem dat al eeuwen bestond. De
Waarnemers werden overal ter wereld in alle wetenschappelijke
centra in het geheim geronseld met als enige taak dat ze alarm
sloegen bij de eerste de beste aanwijzing dat het Geheim was
ontdekt.
Twee eeuwen eerder had een andere Waarnemer melding gemaakt
van de bevindingen van Jefferson. Die Waarnemer was een van de
wetenschappers die Jefferson had gevraagd de woorden op het vellum
te vertalen. Men was ervan uitgegaan dat er met de vernietiging van
Jeffersons documenten een einde aan zijn speurtocht was gekomen,
maar de connectie met Meriwether Lewis werd ontdekt en die
onvolkomenheid moest door naar het Louisiana-territorium gezonden
moordenaars worden rechtgezet.
Woolsey had er geen flauw benul van gehad dat haar eerste
melding als Waarnemer een keten van gebeurtenissen in gang had
gezet die tot haar dood zouden leiden. Het was haar taak alle
serieuze onderzoeken naar Fenicische reizen naar Amerika te melden.
Plichtsgetrouw had ze de ontdekking van het document van Jefferson
gerapporteerd. Voordat ze de instructies ontving het document aan
een koerier te overhandigen, was het materiaal van Jefferson door
een vertegenwoordiger van het ministerie van BZ opgehaald. Zij gaf
de schuld aan haar assistente, waarop haar op het hart werd gedrukt
dat Angela niet te laten merken. Toen ze nogmaals belde om het
bezoek van het echtpaar Trout aan Angela te melden, tekende ze
daarmee haar doodvonnis.
Woolsey kreeg te horen dat ze ervoor moest zorgen dat Angela
lang bleef doorwerken. Een paar uur later was Adriano bij het
museum gearriveerd had de bibliothecaresse uit de weg geruimd en
vergeefs geprobeerd haar assistente in een hinderlaag te
lokken.
Hij vervolgde zijn weg door de gang, waarbij hij systematisch
alle deuren controleerde. Alle kantoren waren afgesloten. Hij kwam
op een kruispunt van twee gangen en snoof als een speurhond de
lucht op.
Klik.
Het geluid van een deurklink die werd omgedraaid was
nauwelijks hoorbaar. Tijdens een jacht waren Adriano's zintuigen op
z'n scherpst. Hij stapte de rechtergang in, liep naar een deur, die
hij opende, en betrad een donker vertrek.
Adriano was nooit eerder in de bibliotheek geweest, maar hij
kende de plattegrond uit zijn hoofd. Nadat Angela het document had
gevonden, had hij mensen op pad gestuurd om het gebouw te
verkennen. Hij zag zichzelf als iemand die professioneel te werk
ging en wilde goed op de hoogte zijn van zijn werkterrein, de
mogelijke plaats van executie.
Hij wist dat er in deze donkere ruimte op lange, in
evenwijdige rijen opgestelde rekken vele duizenden boeken stonden
opgeslagen.
Angela was tussen twee rijen weggedoken toen ze de deur open
en dicht hoorde gaan. Ze was op weg naar een uitgang helemaal
achter in het vertrek. Ze was ervan overtuigd dat het bonken van
haar hart haar zou verraden.
Adriano drukte op de muurschakelaar en in een flits baadde de
ruimte in het licht. Angela liet zich op handen en knieën zakken en
kroop naar het einde van de rekken, waar ze zich in een smalle
zijgang tussen de planken en de muur verborg.
Met zijn scherpe jachtgehoor pikte Adriano het zachte
schuifelen van handen en knieën over de grond op. Hij liep door het
middenpad. Hij nam er alle tijd voor, bleef herhaaldelijk staan en
tuurde tussen de boekenplanken alvorens weer door te lopen. Als hij
had gewild, had hij Angela binnen enkele seconden gevonden, maar
hij wilde de jacht rekken en de angst van zijn prooi zo hoog
mogelijk opvoeren.
Nadat hij diverse rijen had afgezocht, zag hij iets op de
grond liggen en stapte tussen de planken om te zien wat het was.
Het bleek een schoen. Er niet ver vandaan lag er nog een. Om zo min
mogelijk geluid te maken was Angela op kousenvoeten
verdergegaan.
Adriano grinnikte zachtjes en rekte zijn vingers.
'Kom maar bij me, Angela,' zei hij zachtjes zingend als een
moeder die haar kind bij zich riep.
Toen ze zo onverwacht haar naam hoorde noemen, krabbelde
Angela geschrokken overeind en snelde naar de uitgang. Achter zich
hoorde ze rennende voetstappen. Er strekte zich een arm naar haar
uit en een hand graaide naar de achterkant van haar blouse. Ze
gilde en trok zich los. Adriano liet haar expres weer gaan. Hij
speelde graag met zijn slachtoffers.
Angela dook tussen twee rekken ineen en perste haar rug tegen
de muur. Adriano boog zich om de volgende rij planken en tuurde met
zijn babyface over de boeken heen.
'Hallo,' zei hij.
Angela draaide zich opzij en zag de ronde blauwe ogen. Ze
wilde schreeuwen, maar de kreet stokte in haar keel.
'Angela.'
Het was een vrouwenstem die haar riep.
Instinctief richtte Adriano zich nu eerst op de indringer. Hij
liep op het geluid van de stem af. Hij zou de nieuwkomer tegen de
grond slaan, zich snel van haar ontdoen en zich dan weer op Angela
concentreren.
Hij liep een hoek om en zag bij de deur twee mensen staan. Een
roodharige vrouw en een man die langer was dan hijzelf. Ze schenen
te schrikken van zijn plotselinge verschijning, maar hadden dat
meteen weer onder controle.
'Waar is Angela?' vroeg de vrouw.
Hij zei niets. Maar vanachter de rekken klonk een duidelijk
hoorbare snik. Angela.
Uit hun zelfverzekerde houding viel af te leiden dat ze zich
niet lieten afschrikken. De man stapte op hem af. Achter de man
keek de vrouw speurend om zich heen.
Adriano was geen tegenstand gewend. De situatie begon
ingewikkeld te worden. Hij deed alsof hij op de man toe stapte,
maar draaide zich opeens om en rende naar de uitgang. Hij sloeg op
een lichtschakelaar en vluchtte het vertrek uit.
'Angela, alles oké?' vroeg Gamay. 'Wij zijn het, de
Trouts.'
'Pas op,' waarschuwde Angela. 'Hij heeft het op mij
gemunt.'
De verlichting flitste weer aan.
Angela stoof tevoorschijn en viel Gamay om haar hals. Haar
lichaam schokte van het snikken.
Haastig inspecteerde Paul het vertrek. Daarna trok hij de
toegangsdeur open en stapte de gang in. Alles was stil. Hij liep
terug naar het magazijn. 'Hij is weg. Wie was die engerd?'
'Dat weet ik niet,' antwoordde Angela. 'Hij heeft Helen
vermoord. Daarna zat hij achter mij aan. Hij kende mijn
naam.'
'De voordeur was niet op slot,' zei Paul. 'We konden je
kantoor niet vinden en hoorden je gillen. Zei je dat hij je baas
heeft vermoord?'
Hoewel ze het verschrikkelijk vond om naar de plaats van de
moord terug te gaan, ging ze hen voor naar het kantoor van Woolsey.
Trout duwde de deur met de neus van zijn schoen open en stapte naar
binnen. Hij liep naar het bureau en hield zijn oor vlak bij
Woolseys openhangende mond, maar hoorde noch voelde haar ademen.
Dat ze nog leefde, had hij ook niet verwacht na het zien van haar
weggeknikte hoofd en de vlekken op haar keel.
Hij liep terug de gang in. Gamay had een arm om de schouders
van de jonge vrouw geslagen. Ze zag het ernstige gezicht van haar
man en belde 112 op haar mobiel. Daarna liepen ze naar buiten en
wachtten op de traptreden voor de ingang op de komst van de
politie.
De patrouillewagen verscheen binnen vijf minuten. Er stapten
twee agenten uit, die nadat ze met Paul en Angela hadden gesproken,
bijstand opriepen. Ze trokken hun vuurwapens. De ene stapte naar
binnen, terwijl de andere om het gebouw heen liep.
Vanuit de beschutting van een boom in een parkje tegenover de
hoofdingang van de bibliotheek stapte Adriano naar voren. De rode
en blauwe zwaailichten van de politieauto weerkaatsten op de zachte
rondingen van zijn gezicht. Nieuwsgierig bekeek hij de lange man en
de roodharige vrouw die hem bij zijn jacht hadden gestoord.
Met gierende banden stopte er een tweede politiewagen, waaruit
nog twee agenten sprongen.
Adriano trok zich weer terug in de duisternis en verliet
ongezien het terrein van de bibliotheek. Hij had geduld. Hij wist
waar Angela woonde en als ze die avond thuiskwam zou hij haar daar
opwachten.