Hoofdstuk 37

Carina voelde zich alsof ze op wolken liep. De lunch met de twee expositieorganisatoren op het caféterras van het Metropolitan Museum of Art was veel beter verlopen dan ze had verwacht. Er zat schot in de zaak. Eindelijk.
De organisatoren hadden bijzonder positief gereageerd op haar suggestie dat een goede publiciteitscampagne rond de diefstal van de Navigator meer mensen naar het museum zou trekken. Ze hadden met nauwelijks ingehouden enthousiasme geluisterd naar haar verhalen over de lange zoektocht naar het beeld, de mislukte kaping en de uiteindelijk geslaagde roof van het beeld.
Als tafeltennissers hadden ze elkaar het ene idee na het andere toegespeeld en voortdurend van alles en nog wat in hun elektronische organizers genoteerd.
De Navigator zou een eigen zaal krijgen. Het zou een expositie binnen een expositie worden met de tot reusachtig formaat opgeblazen National Geographic-foto's van de opgraving van het beeld in Syrië. Plus foto's van het museum in Irak, de Egyptische piramiden, het containerschip en het Smithsonian Institution. Allemaal stukjes van de puzzel. Het middelpunt zou een leeg, voor het beeld gereserveerd voetstuk zijn, dat het geheel een mysterieuze lading zou geven.
Het thema van de expositie was uiteraard: Vermist.
De tentoonstelling zou binnen de museumwereld als een ongekend huzarenstukje worden gezien. Een geheid kassucces.
Terwijl ze met de lift van het dakterras naar beneden ging, moest ze in zichzelf lachen. Amerikanen! Al hadden ze dan hun problemen om in de huidige wereldeconomie op de been te blijven, hun fabelachtige vermogen om lucht te verkopen waren ze nog lang niet kwijl.
Door het denken aan Amerikanen schoot het haar opeens te binnen dat ze Austin moest bellen. Ze voelde de verleiding om delen van de indrukwekkende collectie van het museum te gaan bekijken, maar na een blik op haar horloge besefte ze dat de lunch langer had geduurd dan verwacht.
Met driftige pasjes liep ze door de Grote Hal naar de hoofduitgang. Tussen de enorme zuilen boven aan de brede trap die tot aan de stoep van Fifth Avenue doorliep, bleef ze staan en diepte haar mobieltje uit haar tas op. Ze bladerde haar telefoonboek door, maar hield daar al snel mee op toen ze zich herinnerde dat Austin zijn telefoon in Turkije in zee had gegooid.
Carina belde een servicelijn en vroeg het nummer van de NUMA. Tot haar vreugde kreeg ze een levend persoon aan de lijn. Admiraal Sandecker had de pest aan automatische antwoordapparaten en de NUMA was waarschijnlijk de enige overheidsinstelling in Washington die nog met telefonistes werkte.
Ze werd met Austins toestel doorverbonden en sprak een boodschap in op zijn antwoordapparaat, waarin ze hem zei dat ze een taxi naar het Penn Station zou nemen en dat ze hem vanuit de trein of bij aankomst in Washington zou bellen. Dezelfde mededeling sprak ze ook in op zijn antwoordapparaat in het botenhuis. Als ze hem niet kon bereiken, zou ze een taxi naar haar hotel nemen en daar op hem wachten.
Terwijl Carina telefoneerde, werden al haar bewegingen gadegeslagen van achter het stuur van een gele taxi die bij de hoofdingang van het museum langs de stoep geparkeerd stond.
Met zijn ogen strak op zijn doelwit gericht sprak de chauffeur in een mobilofoon.
'Pik een klant op bij de Met.'
Carina stopte het mobieltje terug in haar tas en liep de trap af.
De taxi reed langzaam naar voren en de chauffeur deed de verlichting van de dakbalk aan ten teken dat de taxi vrij was. Perfect uitgekiend stopte hij voor Carina op het moment dat ze de stoeprand bereikte.
Hoe was het mogelijk, alweer geluk, dacht ze. Ze trok de deur open en nam plaats op de achterbank. 'Waar gaat de reis heen, mevrouw?' vroeg de chauffeur over zijn schouder.
'Penn Station, alstublieft.'
De chauffeur knikte en schoof de plastic ruit dicht die de voorbank van de ruimte erachter scheidde. De taxi trok op en mengde zich in het drukke verkeer op Fifth Avenue. Carina keek door het raam naar het levendige straatbeeld. New York was een van haar favoriete steden. Ze hield van de energie die de stad uitstraalde, van de cultuur en de eindeloze variëteit aan mensen die de straten bevolkten.
Soms maakte ze zich zorgen dat ze zelf geen thuisbasis had. Ze was een kind van Europa en Afrika met wortels in beide continenten. Parijs was de stad waar ze woonde en werkte, maar ze was vaker onderweg dan dat ze thuis was. Ze verheugde zich op het verblijf in Austins botenhuis. Ze was helemaal weg van die onverschrokken, knappe Amerikaan en was jaloers op de manier waarop hij tussen het globetrotten en huiselijk leven een evenwicht had gevonden. Ze moest hem toch eens vragen hoe hij het beste uit die twee werelden zo perfect wist te combineren.
Carina rook een zoetige geur, alsof er een zwaar geparfumeerde vrouw in de auto was gestapt. Ze voelde zich duizelig van de indringende geur. Ze probeerde het raam open te draaien, maar de hendel klemde. De geur werd steeds sterker. Ze kreeg het zo benauwd dat ze dacht dat ze stikte. Ze leunde opzij over de bank en probeerde de hendel van het raam aan de andere kant. Ook vast.
Ze werd steeds duizeliger. Ze viel flauw als ze niet snel frisse lucht kreeg. Ze klopte op de scheidingsruit om de aandacht van de chauffeur te trekken. Hij reageerde niet. Ze keek op het legitimatiebewijs van de chauffeur en het viel haar op dat het gezicht op de foto niet overeenkwam met dat van de chauffeur. Het hart bonsde in haar keel en het koude zweet brak haar uit.
Moet... hier... weg.
Ze bonkte met beide vuisten op de plastic ruit. De chauffeur keek in de achteruitkijkspiegel. Ze zag zijn ogen. Emotieloos. Het beeld in de spiegel vervaagde.
Haar armen voelden loodzwaar aan. Ze kreeg haar vuisten niet meer omhoog. Ze zakte onderuit over de bank, sloot haar ogen en verloor het bewustzijn.
De chauffeur keek weer in de achteruitkijkspiegel. Toen hij zag dat Carina bewusteloos was, draaide hij met een schakelaar op het dashboard de gastoevoer naar de achterbank dicht. Hij sloeg een zijstraat van Fifth Avenue in en reed naar de oever van de Hudson.
Een paar minuten later stuurde hij de taxi naar een wachthuisje bij de ingang van een omheind terrein. De bewaker wenkte dat hij door kon rijden naar een helikopterplatform aan de rand van de rivier. Er stonden twee onguur ogende kerels bij een met loom rondzwiepende rotorbladen wachtende helikopter.
De taxi stopte vlak bij de heli. De mannen openden het achterportier en tilden Carina's slappe lichaam van de bank, waarna ze haar naar de helikopter droegen. 
Een van de mannen nam op de stoel van de piloot plaats, terwijl de andere met een gasfles in zijn handen naast Carina ging zitten, klaar om haar zodra ze tekenen vertoonde dat ze bijkwam een nieuwe dosis bedwelmingsgas toe te dienen.
De rotorbladen versnelden tot een wazige cirkel. Na een korte slingerbeweging kwam de heli los van de grond en was binnen de kortste keren nog slechts een verre stip in de lucht.