Hoofdstuk 38
'Ik ben nergens gelukkiger,' citeerde Gamay uit
de reisgids. 'Jefferson stak zijn liefde voor Monticello niet onder
stoelen of banken.'
'Kun je hem ongelijk geven?' Paul wees door de voorruit naar
de bekende ronde, op zuilen rustende porticus met koepel die op een
afgelegen heuvel hoog boven het groene golvende landschap van
Virginia uittorende.
Het was minstens een jaar geleden dat Paul en Gamay Trout voor
het laatst tijdens een van de uitstapjes die ze zo af en toe in hun
Humvee maakten, een bezoek aan Jeffersons legendarische optrekje
hadden gebracht. Over het algemeen zat Paul achter het stuur. Gamay
las de kaart en leverde de achtergrondinformatie over de
plaatselijke bezienswaardigheden, waarbij ze uit een keur aan
reisgidsen de meest futiele feitjes citeerde. Ad
nauseum.
'Aha!' zei Angela.
Trout kreunde. Angela, die op de achterbank zat, bleek Gamay
in het opsommen van triviale reisweetjes naar de kroon te steken.
Sinds ze die ochtend uit Georgetown waren vertrokken, hadden de
beide vrouwen om beurten aan één stuk door feiten en
wetenswaardigheden over Jefferson en Monticello ten beste
gegeven.
'Te laat,' zei Paul in een poging de jonge vrouw de mond te
snoeren. 'We zijn er.'
'Dit is echt belangrijk,' zei Angela. Ze zat met haar neus
haast tegen de pagina's van het boek The Life and Times of
Thomas Jefferson gedrukt. 'Dit gaat over het materiaal van
Jefferson dat tijdens de bootreis naar Monticello werd
gestolen.'
Trout spitste zijn oren. 'Lees voor.'
Daar had Angela geen tweede aansporing voor nodig. 'Jefferson
schrijft aan zijn vriend dr. Benjamin Barton over het verlies van
zijn Indiaanse vocabulaires. Barton was natuurwetenschapper en lid
van het Filosofisch Genootschap. Jefferson noemt de diefstal een
"onherstelbare tegenslag". Gedurende dertig jaar had hij de
woordenschat van vijftig Indiaanse talen in kaart gebracht, maar de
publicatie ervan uitgesteld omdat hij de gegevens die Lewis had
verzameld er nog in wilde verwerken. Hij had het idee dat sommige
Indiaanse woorden overeenkwamen met Russische. Hij wist nog een
paar pagina's uit de rivier te redden, waaronder de vellen waarop
woorden uit de taal van de Pani-indianen stonden die door Lewis
waren opgetekend. En "een kort fragment in een andere...", lees ik
hier in een facsimilé van zijn handschrift, maar er staat verder
niet bij om welke taal het gaat.'
'Ik vraag me af of dit fragmenten in dezelfde taal zijn als de
woorden op de plattegrond die als Fenicisch zijn geïdentificeerd,'
merkte Gamay op.
'Zou kunnen,' zei Paul. 'Misschien heeft Jefferson Lewis in
een brief verteld over de Fenicische woorden op de plattegrond.
Daarop heeft Lewis ontdekt dat de woorden overeenkwamen met teksten
die hij op een van zijn reizen had verzameld maar niet aan
Jefferson had doorgegeven.'
'Waarom zou hij dat materiaal hebben achtergehouden?' vroeg
Gamay.
'Omdat hij het belang er niet van inzag. Nadat hij het bericht
van zijn vroegere baas had ontvangen, liet hij alles voor wat het
was en begaf zich stante pede naar Monticello met iets wat hij aan
Jefferson wilde laten zien.'
'Dat houdt in dat die plattegrond heel belangrijk moet zijn,'
zei Gamay. 'Die kaart heeft met de Feniciërs te maken en toont de
locatie van Ofir.'
'Klinkt verleidelijk, maar zonder verdere informatie hebben we
er niets aan,' zei Trout hoofdschuddend. 'Een kompasroos. Een
schaalverdeling van de afstanden. Herkenningspunten in het
landschap. Dat soort gegevens, daar kunnen we wat mee.'
Angela klapte haar aktetas open, bladerde het document van
Jefferson door en trok de pagina met de kronkellijnen, stippen en
Fenicische woorden tevoorschijn.
Ze hield het wapperend op. 'Zijn we het eens dat een deel van
de kaart weg is gesneden?' vroeg ze.
'Klopt,' zei Paul. 'Dit lijkt een deel van een groter geheel
te zijn.'
'Als dat waar is,' zei Gamay met een van opwinding trillende
stem, 'zou wat Lewis aan Jefferson wilde laten zien wel eens de
andere helft van de kaart kunnen zijn. Naar verluid had Lewis
tijdens de expeditie naar de Grote Oceaan een goudmijn
ontdekt.'
'Wauw!' zei Angela. 'Dus als onze theorie over de jonge slaaf
klopt, wist Lewis waar de mijn Ofir zich bevond.'
'Hoho,' zei Paul grijnzend. 'Dan hebben we misschien toch een
iets te voorbarige indruk gewekt. Gamay en ik hebben er een handje
van om met onze ideeën te speculeren, maar we blijven wel
wetenschappers. We handelen dus uitsluitend op basis van feiten. Nu
zijn we aan het speculeren naar aanleiding van veronderstellingen
die niet bewezen zijn.'
Angela keek beteuterd. Gamay probeerde de jonge onderzoekster
weer wat op te vrolijken. 'Maar, Paul, je zult toch moeten toegeven
dat het een opwindende gedachte is, ook al zijn er dan nog veel
vragen onbeantwoord.'
'Ik ben de eerste om toe te geven dat het plausibel klinkt,'
zei Paul. 'Misschien ligt hier ook het antwoord wel in
besloten.'
Hij stuurde de Humvee een parkeerterrein op bij de Jefferson
Bibliotheek, een imposant, tweeënhalve verdieping hoog gebouw van
witte overnaadse planken op ongeveer een kilometer ten oosten van
de hoofdingang van Monticello. Ze liepen de hal in, meldden zich
bij de receptioniste en vroegen of ze de archivaris konden spreken
met wie ze hadden getelefoneerd. Een paar minuten later verscheen
er een lange man in een geelbruin kostuum in de hal die met
uitgestoken hand op hen afkwam.
'Leuk om u te zien,' zei hij met een brede glimlach. Met het
zachte, lijzige Virginia-accent zei hij: 'Ik ben Charles Emerson.
Jason Parker, de archivaris met wie u hebt gesproken, heeft uw
vraag aan mij doorgespeeld. Welkom in de Jefferson
Bibliotheek.'
Emerson had een lage stem en de hoffelijke omgangsvormen van
een echte heer uit de zuidelijke staten. Zijn lichtbruine gezicht
was vrijwel helemaal glad op een paar lachrimpeltjes rond zijn
ooghoeken na. In het strakke kostuum stak het lichaam van een
fitnessfanaat, maar de staalgrijze kleur van zijn haar verraadde
dat hij toch al in de zestig moest zijn.
Gamay stelde Paul en Angela voor. 'Dank u dat u even tijd voor
ons hebt,' zei ze.
'Geen probleem. Jason zei dat u van de National Underwater and
Marine Agency bent?'
' Paul en ik werken voor de NUMA. Mevrouw Worth is
onderzoekster verbonden aan het Amerikaans Filosofisch
Genootschap.'
Emerson trok een wenkbrauw op. 'Wat een eer. Wat de NUMA
allemaal doet is algemeen bekend. En het Filosofisch Genootschap is
een van de wetenschappelijke juwelen van ons land.'
'Dank u,' zei Angela, terwijl ze de hal rondkeek. 'Uw
bibliotheek mag er ook zijn.'
'We zijn bijzonder trots op ons onderkomen,' zei Emerson. 'De
bouw heeft vijfenhalf miljoen dollar gekost en we zijn in 2002
opengegaan. We hebben plankruimte voor 28.000 boeken en beschikken
over een gevarieerd scala aan leeszalen en multimediale
voorzieningen. Ik zal u rondleiden.'
Emerson liet hen de diverse lees- en studiezalen zien alvorens
hij hen naar zijn ruime kantoor bracht. Hij nodigde zijn bezoekers
uit plaats te nemen en ging zelf achter een groot eikenhouten
bureau zitten.
'Ik heb geen idee waarmee onze bibliotheek u van de NUMA van
dienst zou kunnen zijn. Ons prachtige landschap hier ligt nu niet
bepaald aan zee.'
'Dat is ons opgevallen,' reageerde Gamay glimlachend. 'Maar
misschien hebt u ons meer te bieden dan u denkt. Meriwether Lewis
heeft in opdracht van Thomas Jefferson een expeditie naar de Grote
Oceaan geleid.'
Indien Emerson deze uitleg nogal vaag vond, liet hij daar in
ieder geval niets van merken. 'Meriwether Lewis,' zei hij peinzend.
'Een boeiende man.'
Angela kon zich niet inhouden. 'In feite zijn we meer in zijn
bediende geïnteresseerd. Een zekere Zeb Moses, een jongeman die bij
Lewis was toen hij stierf.'
'Jason zei dat u door de telefoon al naar Zeb had gevraagd.
Dat is ook de reden waarom hij uw vraag aan mij heeft doorgegeven.
Zeb was een verbluffende figuur. Geboren als slaaf heeft hij zijn
hele leven in Monticello gewerkt. Hij was in de negentig toen hij
overleed en heeft de officiële afschaffing van de slavernij nog
meegemaakt.'
'Zo te horen hebt u zich in hem verdiept,' merkte Paul
op.
Emerson glimlachte. 'Dat kon haast niet anders. Zeb Moses was
een voorvader van mij.'
'Dat is een mooi toeval,' zei Paul. 'Dan bent u de uitgelezen
persoon om de vraag te beantwoorden die ons bezighoudt.'
'Ik zal mijn best doen. Brand maar los.'
'Weet u hoe het komt dat Zeb al zo spoedig na zijn aankomst in
Monticello een vrij man is geworden?'
Paul had de gewoonte om zijn hoofd als hij diep in gedachten
verzonken was iets voorover te laten hangen en met zijn grote
bruine ogen te knipperen alsof hij over de rand van een onzichtbare
bril tuurde. Het was een misleidende eigenschap waarmee hij mensen
soms overrompelde. Emerson bleek geen uitzondering.
Hij leek zijn houding van hartelijke openheid heel even te
verliezen. Zijn glimlach bevroor tot een licht fronsende
gezichtsuitdrukking, maar hij had zichzelf meteen weer in de hand.
Zijn mondhoeken kromden zich omhoog tot een brede glimlach.
'Zoals ik al zei, mijn voorvader was een opmerkelijk mens. Hoe
bent u er achter gekomen dat hij een vrij man was?'
'Dat hebben we in het archief van Monticello gevonden,' zei
Paul. 'Bij Zebs naam staat "vrij" in het handschrift van
Jefferson.'
'Nou, Jefferson heeft inderdaad een aantal van zijn slaven
vrij verklaard,' zei Emerson.
'Niet erg veel,' zei Angela. 'Jefferson had zijn bedenkingen
tegen slavernij, maar op uw eigen website is te lezen dat hij er
altijd minstens tweehonderd tegelijk op nahield. Hij verkocht er
meer dan honderd en gaf er vijfentachtig aan zijn familie. In zijn
testament gaf hij er maar vijf de vrijheid en hoogstens drie, onder
wie uw voorvader, tijdens zijn leven.'
Emerson schoot in de lach. 'Het is duidelijk dat ik met u niet
in debat moet gaan, jongedame. U hebt groot gelijk. Maar mij gaat
het erom dat hij tenminste wél slaven de vrijheid gaf, terwijl dat
- helaas - maar heel zelden voorkwam.'
'Waarmee we bij mijn vraag terug zijn,' zei Paul. 'Waarom
kreeg Zeb zo snel nadat hij in Monticello te werk werd gesteld de
vrijheid en vervolgens een aantrekkelijke aanstelling in de
huishouding?'
Emerson leunde achterover in zijn stoel en drukte de
vingertoppen van beide handen tegen elkaar. 'Ik heb geen flauw
idee. Hebt uzelf misschien een vermoeden?'
Paul wendde zich tot Angela. Hij had iets goed te maken na de
wetenschappelijke les die hij de jonge vrouw had gelezen. 'Dat kan
mevrouw Worth u het beste uitleggen.'
Angela sprong hier gretig op in. 'We denken dat de reis van
Lewis in feite een geheime missie was om Jefferson van belangrijke
informatie te voorzien. Dat was de reden waarom Lewis werd vermoord
en Zeb Moses is naar Monticello doorgereisd om de missie te
volbrengen. Jefferson heeft Zeb daarvoor beloond met een baan en de
vrijheid.'
'Dat is nogal wat,' zei Emerson en hij schudde zijn hoofd op
een manier die scepsis uitdrukte zonder grof te zijn. 'Wat voor
informatie zou dan aan de jonge Zeb zijn toevertrouwd?'
Gamay wilde hun hand niet overspelen en kwam tussenbeide
voordat Angela kon antwoorden. 'We denken dat het een kaart is
geweest.'
'Een kaart van wat?'
'We hebben geen idee.'
'Dit is volslagen nieuw voor mij,' zei Emerson. 'Weet u wat,
ik ga er achter aan. U hebt me echt nieuwsgierig gemaakt. Ik heb
nooit vermoed dat Zeb bij dat soort spannende intriges betrokken is
geweest.' Hij keek op zijn horloge en stond op. 'Excuseert u mij
dat ik dit hoogst interessante gesprek moet afbreken, maar ik heb
een afspraak met een mogelijke geldschieter.'
'Daar hebben we uiteraard alle begrip voor,' zei Paul. 'We
appreciëren het zeer dat u tijd voor ons hebt vrijgemaakt.'
'Graag gedaan,' zei Emerson, terwijl hij zijn gasten naar de
deur begeleidde.
Emerson mocht het onderhoud dan hebben beëindigd, maar dat
gold nog niet voor Angela.
'O, dat was ik bijna vergeten, meneer Emerson,' zei ze. 'Hebt
u wel eens van Jeffersons Artisjokken Genootschap gehoord?'
Emerson bleef met zijn hand op de deurklink staan. 'Nee,' zei
hij. 'Nooit van gehoord. Heeft het met tuinieren te maken?'
'Mogelijk,' zei Angela met een schouderophalen.
'Dat is ook iets wat ik zal uitzoeken.'
Emerson keek vanuit de deuropening toe hoe zijn bezoekers in
de Humvee stapten en wegreden. Op zijn gezicht lag een uitdrukking
van diepe bezorgdheid. Met driftige passen liep hij terug naar zijn
kantoor en toetste een nummer in op zijn telefoon.
Aan de andere kant van de lijn klonk een droge, broze
mannenstem. 'Goedemorgen, Charles. Hoe gaat het ermee
vandaag?'
'Het is wel eens beter geweest. De mensen die gisteren belden
en naar Zeb Moses vroegen, zijn zojuist vertrokken. Een echtpaar
van de NUMA en een jonge vrouw van het Filosofisch
Genootschap.'
'Ik neem aan dat je ze met je onvolprezen conversatietalent
keurig hebt afgewimpeld.'
'Ik dacht dat ik daar aardig in was geslaagd tot de jonge
vrouw me naar het Artisjokken Genootschap vroeg.'
Het was enige tijd stil aan de andere kant van de lijn tot de
kille droge stem ten slotte zei: 'Dan kunnen we maar beter even met
z'n allen om de tafel gaan zitten.'
'Ik ga dat meteen regelen,' zei Emerson.
Hij hing op en staarde een ogenblik voor zich uit, waarna hij
zich weer tot actie aanzette en uit het hoofd het eerste van een
hele reeks telefoonnummers intoetste.
Terwijl hij wachtte tot er werd opgenomen, zag hij opeens een
heel scherp beeld voor zich: een enorme kluwen draad die zich
ontrolde.
'Eerste indruk?' vroeg Paul terwijl ze langs Monticello
reden.
'Vriendelijk, maar toch ook ietwat gereserveerd,' reageerde
Gamay.
'Hij verbergt iets,' vond ook Angela.
'Ik zag zijn reactie toen jij naar het Artisjokken Genootschap
vroeg,' zei Paul. 'Het klassieke beeld van een hert dat in het
licht van koplampen verstart.'
'Dat viel mij ook op,' zei Gamay. 'Die vraag van Angela raakte
bij hem beslist een gevoelige snaar. Misschien moeten we eens wat
dieper op dat genootschapje ingaan. Kennen wij iemand die veel van
artisjokken weet?'
'Ik ken iemand die een boek over artisjokken aan het
bestuderen is. Ik zal hem bellen.'
Stocker was thuis en reageerde verheugd toen hij hoorde dat
het Angela was. 'Alles goed met jou? Ik heb over die moord bij
jullie in de bibliotheek gehoord en geprobeerd om je thuis te
bereiken.'
'Ik ben oké. Ik vertel het je nog wel. Maar ik wil je om een
gunst vragen. Ben jij in jouw onderzoek ooit iets tegengekomen over
een Artisjokken Genootschap?'
'Die geheime club van Jefferson?'
'Die bedoel ik. Weet je daar meer over?'
'Ik ben de naam tegengekomen in een artikel over geheime
genootschappen aan de Universiteit van Virginia. Ik ben er niet
verder op ingegaan, omdat het me niet van belang leek.'
'Weet je wie dat artikel heeft geschreven?'
'Een professor aan de UVA. Ik zal je zijn naam en
telefoonnummer geven.'
Ze noteerde de gegevens, zei tegen Stocker dat ze binnenkort
contact met hem zou opnemen en vertelde Paul en Gamay wat ze had
gehoord. Gamay liet er geen gras over groeien en belde de professor
meteen op.
'Goed nieuws,' zei ze nadat ze de verbinding had verbroken.
'De professor is gaarne bereid ons in de pauze tussen colleges te
woord te staan, maar dan moeten we wel opschieten.'
Trout drukte het gaspedaal in en de brede terreinwagen trok
grommend op.
'Volgende halte: de Universiteit van Virginia.'