8


Hogun verbeet zijn wanhoop terwijl hij zijn hersenen koortsachtig liet werken. Met tweehonderd van zijn Legioenruiters stond hij tegenover meer dan duizend ruiters van de Nadir, de cavalerievleugel van Ulrics strijdkrachten. Hogun, die was uitgestuurd om de kracht en de samenstelling van de horde Nadir te verkennen, bevond zich meer dan honderdvijftig mijl van Delnoch vandaan. Hij had Orrin bijna gesmeekt om van zijn plan af te zien, maar de Eerste Gan liet zich niet vermurwen. 
'Een weigering van een dienstbevel kan bestraft worden met onmiddellijke degradatie uit alle gan rangen. Wil je dat soms, Hogun?' 
'Je weet heel goed dat ik dat niet bedoel. Wat ik je duidelijk wil maken is dat deze onderneming nutteloos is. We kennen de omvang van Ulrics strijdkrachten via onze spionnen en de talloze vluchtelingen. Het is gewoon gekkenwerk om tweehonderd man die woestenij in te sturen.' 
Orrins bruine ogen hadden gefonkeld van woede en zijn dikke kin trilde in een poging om zijn woede de baas te blijven. 'Gekkenwerk, hè? Dat vraag ik me af. Voel je gewoon helemaal niets voor dit plan of is de beroemde Corteswainkrijger bang om oog in oog met de Nadir te komen?' 
'De Zwarte Ruiters zijn de enige veteranen van enige waarde die je hier hebt, Orrin,' zei hij zo overtuigend mogelijk. 'Bij zo'n onderneming zou je al die tweehonderd man kwijt kunnen raken terwijl je er niets wijzer van wordt dan je al bent. Ulric heeft een half miljoen mensen en zeker twee keer dat aantal aan marketentsters, koks, hoeren en genietroepen. Hij zal over zes weken hier zijn.' 
'Alleen maar geruchten,' mompelde Orrin. Je vertrekt bij het krieken van de dag.' 
Het had een haartje gescheeld of Hogun had de ander op dat moment gedood, en Orrin had het gevaar gevoeld. 
'Ik ben je meerdere,' zei hij met een bijna huilerige stem. Je moet me gehoorzamen.' 
En dat had Hogun gedaan. Met tweehonderd van zijn beste mannen, gezeten op zwarte paarden - generaties lang als de beste strijdrossen op het continent gefokt - was hij onder donderend hoefgetrappel met zijn eenheid in noordelijke richting vertrokken toen de ochtendzon net boven de Delnochbergen uitrees. 
Eenmaal uit het zicht van de Dros had hij vaart laten minderen en zijn mannen een teken gegeven dat ze het kalm aan konden doen en met elkaar mochten praten. Dun Elicas kwam naar hem toegegaloppeerd en hield zijn paard in tot het stapvoets liep. 
'Een onverkwikkelijke zaak, meneer.' 
Hogun glimlachte, maar gaf geen antwoord. Hij mocht de jonge Elicas wel. De man was uit het goede hout gesneden en een uitstekende luitenant. Hij zat op zijn paard alsof hij in het zadel geboren was, een echte kentaur. En een duivel tijdens het gevecht met zijn speciaal voor hem gesmede sabel van zilverstaal, die twee duim korter was dan de standaardversie. 
'Wat moeten we te weten komen?' vroeg Elicas. 
'De sterkte en de samenstelling van het leger van de Nadir,' antwoordde Hogun. 
'Maar dat weten we toch al?' zei Elicas. 'Wat voert die domme dikzak in zijn schild?' 
'Genoeg, Elicas,' zei Hogun streng. 'Hij wilde er zeker van zijn dat de spionnen niet ... overdreven.' 
'Hij is jaloers op u. Hij hoopt dat u sneuvelt. Dat moet u toch ook zien. 
Niemand die ons kan horen. U weet wat voor man hij is - een hoveling. En hij heeft geen lef. De Dros zal nog geen dag lang standhouden, hij zal beslist de poorten open zetten.' 
'Hij is iemand die onder verschrikkelijke druk staat. Het lot van het hele volk van de Drenai rust op zijn schouders,' zei Hogun. Je moet hem de tijd gunnen.' 
'We hebben gewoon de tijd niet. Luister, meneer, stuurt u mij naar Wondwever om onze situatie uit te leggen. Hij zou vervangen kunnen worden.' 'Nee, geloof me, Elicas, daar zouden we niks mee bereiken. Hij is de neef van Abalayn.' 
'Die ouwe vent heeft heel wat te verantwoorden,' snauwde Elicas. 'Als we dit overleven, zal hij beslist zijn troon verliezen.' 
'Hij heeft dertig jaar geregeerd. Dat is te lang. Maar als we dit overleven, zoals je zegt, komt het door Wondwever. En het staat als een paal boven water dat hij de leiding op zich zal nemen.' 
'Stuur mij dan nu meteen naar hem toe,' drong Elicas aan. 
'Nu is het niet het juiste moment. Wondwever kan niets doen. Laat de zaak voorlopig rusten. We voeren onze opdracht uit en met een beetje geluk kunnen we er weer ongemerkt vandoor gaan.' 
Maar het geluk was niet met hen geweest. Vijf dagreizen van Delnoch waren ze op drie verkenners van de Nadir gestuit. Ze hadden er maar twee van kunnen doden, de derde had zich diep onder de nek van zijn steppenpony gebogen en was er zo snel als de wind vandoor gegaan naar een bos in de buurt. Hogun had een onmiddellijke terugtocht bevolen en met een greintje geluk zou hij ongehinderd hebben kunnen wegkomen. Elicas was de eerste geweest die de signalen in de gaten kreeg die met spiegels van top naar top werden doorgegeven. 
'Wat denkt u ervan, meneer?' vroeg hij toen Hogun de teugel inhield. 
'Ik denk dat we heel veel geluk zullen moeten hebben. Het hangt ervan af hoeveel ruiters ze hier in de buurt hebben.' 
Het duurde niet lang voor hij daar antwoord op kreeg. Laat in de middag zagen ze de stofwolk in het zuiden. Hogun keek achterom. 
'Lebus!' riep hij en een jonge krijger kwam aangegaloppeerd. 'Jij hebt adelaarsogen. Kijk eens achterom, wat zie je daar?' 
De jonge soldaat schermde zijn ogen met zijn hand af tegen de zon en tuurde de weg af die ze al hadden afgelegd. 
'Een stofwolk, meneer. Van zo'n tweeduizend paarden.' 
'En voor ons?' 
'Ongeveer duizend.' 
'Dank je. Voeg je maar weer in het gelid. Elicas!' 
'Meneer?' 
'Mantels oprollen. We gaan ze met lans en sabel te lijf.' 
'Ja, meneer.' Hij reed in galop langs de colonne. De zwarte mantels werden losgegespt en opgerold met riemen achter de zadels vastgemaakt. De zwart-met -zilveren harnassen glinsterden in het zonlicht toen de ene man na de andere zich op de aanval voorbereidde. Elke ruiter haalde een zwartzilveren armbeschermer uit zijn zadeltas en schoof die rond zijn rechter onderarm. Vervolgens werden kleine ronde schilden van de zadelknop gepakt en aan de linkerarm bevestigd. Riemen en wapenrustingen werden vastgemaakt. De Nadir waren zo dicht genaderd dat de afzonderlijke ruiters zichtbaar waren, maar het geluid van hun oorlogskreten werd overstemd door het geroffel van de paardenhoeven. 
'Helmvizier omlaag!' schreeuwde Hogun. 'Wigformatie!' 
Hogun en Elicas vormden de punt van de wig, de andere ruiters voegden zich in het gelid, honderd aan weerskanten. 
'Voorwaarts!' schreeuwde Elicas. De formatie ging over in een draf en vervolgens in een galop, de speren geveld. Naarmate de afstand kleiner werd, voelde Hogun hoe zijn bloed sneller stroomde en hij hoorde hoe zijn hart in hetzelfde ritme klopte als het gedonder van de met ijzer beslagen hoeven van de zwarte paarden. 
Nu kon hij de gezichten van de Nadir onderscheiden en hun kreten horen. 
De wig boorde zich in de gelederen van de Nadir. De grote zwarte strijdrossen kliefden door de massa kleinere bergpony's heen. Hoguns lans doorboorde de borst van een Nadir en brak toen de man finaal van zijn pony werd getild. Toen suisde zijn sabel door de lucht; hij sloeg een man met een houw van zijn rijdier, pareerde een stoot van links en met een backhandhouw trof hij de keel van de ruiter. Rechts van hem slaakte Elicas een oorlogskreet van de Drenai terwijl zijn steigerende paard met zijn voorbenen de borst van een gevlekte pony verbrijzelde, zodat de ruiter afgeworpen werd tussen de wervelende massa Zwarte Ruiters. 
Toen waren ze door de vijand heen gebroken en ze snelden voort naar de verre, twijfelachtige bescherming van Dros Delnoch. 
Toen hij achterom keek zag Hogun hoe de Nadir zich hergroepeerden en in noordelijke richting wegreden. Ze zagen af van een achtervolging. 'Hoeveel mannen hebben we verloren?' vroeg hij Elicas toen de formatie het tempo vertraagde tot een kalme gang. 
'Elf.' 
'Het had erger kunnen zijn. Wie waren het?' 
Elicas noemde de namen. Stuk voor stuk dappere mannen die al vele veldslagen hadden overleefd. 
'Dat zullen we die schoft van een Orrin betaald zetten,' zei Elicas bitter. 
'Mond dicht! Hij had gelijk. Het was meer geluk dan wijsheid, maar hij had gelijk.' 
'Wat bedoelt u met "gelijk"? We zijn niets meer te weten gekomen en we hebben elf man verloren,' zei Elicas. 
'We hebben ontdekt dat de Nadir veel dichterbij zijn dan we gedacht hadden. Die ruiters waren van de Wolfskopstam. Dat zijn Ulrics eigen mensen, zijn lijfwacht. Hij zou die nooit zo ver voor zijn hoofdmacht uitsturen. Ik zou zeggen dat we nog een maand hebben - als we geluk hebben.' 
'Verdomme, ik had dat zwijn de darmen uit zijn lijf willen snijden, wat voor gevolgen dat ook voor mij zou hebben.' 
'Zeg tegen de mannen dat ze vanavond geen vuur maken,' zei Hogun. 
Nou, dikzak, dacht hij, dit is je eerste juiste beslissing. Hopelijk is het niet je laatste.