11
Datum:
4 juni 2003, 16:00 uur
Locatie:
Verona, Italië
MICHEL
Toeterende auto’s en voorbij razende scootertjes domineren het straatbeeld van Verona. In de Italië-gids van LonelyPlanet hebben we natuurcamping Gastel San Pietro uitgezocht, midden in het stadscentrum. Een aparte locatie voor een natuurcamping. Maar het klinkt goed. Langzaam banen we ons een weg door het drukke verkeer. Na een paar keer stoppen om de weg te vragen blijkt dat de camping bij een fort op een heuvel in de stad moet liggen. Een halfuur later en drie bijna-aanrijdingen verder zien we het fort liggen. We rijden via een smal kronkelweggetje de heuvel op en zien dan het bordje CAMPING staan. De oude muur van het fort ontneemt ons het zicht, maar als we door de poort rijden weten we dat we een paradijsje hebben gevonden. De camping ligt binnen de muren van het fort. De kampeerplaatsen zijn voormalige tuinen. Vanaf het terras kijk je uit over de stad. Als de eigenaar aan komt lopen hebben we al een vermoeden dat deze prachtige camping niet geschikt is voor campers. En inderdaad, helaas hebben we gelijk. Het is een natuurcamping in een botanische tuin, waar alleen tentjes zijn toegestaan en dus geen oude busjes. Teleurgesteld kijken we de eigenaar aan die op dat moment zijn oog op ons busje laat vallen. “Is dat jullie busje?” vraagt hij geïnteresseerd. “Vanwaar al die stickers?”
Als we uitleggen dat we naar China onderweg zijn verandert zijn gezichtsuitdrukking volledig. “Had dat eerder gezegd! Daar wil ik alles over horen.” Hij maakt een uitzondering voor ons en regelt een plekje recht tegenover de poort. Opgelucht parkeren we ons busje.
De camping blijkt een oase van rust te zijn. Het fort is nog mooier dan we hadden verwacht. De kleine kampeerplekjes tussen de stadsmuren met prachtige wilde bloemen doen denken aan verloren tijden. Slapen in de Middeleeuwen noemt Elles het al snel. We lopen een terras op en kijken uit over de stad. We horen de kerkklokken zeven uur slaan. We sluiten de bus goed af en verlaten de camping om op ontdekkingstocht in Verona te gaan.
Via een prachtige oude trap langs historische huizen en het Romeinse theater lopen we richting Adige, de rivier die tussen het fort en het centrum ligt. Het is stil en het lijkt erop dat de bevolking zich klaarmaakt voor een avond gezellig eten. Hier en daar wordt onze neus geprikkeld door de geur van verse tortellini en tagliatelle. We duiken een klein pizzeriaatje in. De baas, een rasechte Italiaan, laat ons direct zien wat Italiaanse gastvrijheid is. Met veel bombarie worden we onthaald en al snel wordt oma uit de keuken opgetrommeld om naar de gasten uit het noorden te komen kijken. Voor we het weten hebben we twee glazen wijn voor ons staan en brengt oma allerlei lekkere hapjes uit de keuken. Vertwijfeld kijken we elkaar aan. Is dit Italiaanse gastvrijheid of Italiaanse’handelsgeest’ (lees: oplichterij)? Mario, zoals we de eigenaar noemen, heeft er zin in. Misschien wel iets te veel.
“Gaat dit wel goed?” vraagt Elles wat vertwijfeld.
“Ja, dat is Italiaans, joh, dat komt allemaal goed!”
“Maar Michel, we moeten wel rustig aan doen, anders halen we China nooit. We hebben maar een heel beperkt budget en daar moeten we het echt mee doen.”
“Ja, dat kan wel zijn, maar dit is de stad van de liefde, wist je dat?”
“Is elke stad in Italië niet de stad van de liefde?”
“Nee, Verona is de stad van Romeo en Julia. Hier is het verhaal van ‘s werelds beroemdste geliefden geschreven en je kunt zelfs het balkon bekijken waar Romeo onder heeft gestaan. Althans, als we het verhaal moeten geloven.”
“Dat is allemaal wel leuk, maar wat heeft dat te maken met al die hapjes die we geserveerd krijgen.”
“Eh, niets, maar ze zijn wel lekker.”
Als Mario na anderhalfuur met een grote glimlach de rekening geeft trek ik wit weg. Elles ziet het meteen en geeft me een teleurgestelde blik. De rekening is dermate hoog dat we allebei moeten slikken. De vriendelijke Mario blijkt uiteindelijk helemaal niet zo vriendelijk te zijn en heeft maar één vriend: zijn kassa!
“Maar het was wel lekker, toch?” De blik van Elles zegt me genoeg. “Morgen maar weer wokken?”