Proloog

Het was zeven uur ’s ochtends, maar zo donker dat het net zo goed middernacht had kunnen zijn. Sneeuwvlokken dwarrelden als motten in de oranje gloed van de lantaarnpalen, vervaagden het skeletachtige silhouet van de bomen en nestelden zich op de dikke laag sneeuw die al op de grond lag. De hekken van Holland Park waren net een paar minuten open en ze bleef er even tussen staan, jogde verder op de plaats en rekte haar benen terwijl ze om zich heen keek, haar adem een wit wolkje dat werd meegevoerd in de lucht. Er was niemand, het enige teken van leven waren de verse voetsporen van de beheerder, die van het hek richting zijn kantoor liepen. Het licht dat daar brandde vormde een vage veeg in de verte. Ze kneep haar oogleden halfdicht en dacht dat ze zijn gedaante in de verte zag, maar wist het niet zeker.

Het park lag open en uitnodigend voor haar. Aan de ene kant leidden speelveldjes heuvelafwaarts naar Kensington High Street. Aan de andere waren de zwarte toppen van de bomen die de rand van het bos achter de muren van Holland House markeerden net zichtbaar. Het landschap was bijna onherkenbaar, de contouren zachter, de herkenningspunten verstopt onder een uniforme zee van blauwig wit, vreemd luminescent onder de donkere hemel. Ze genoot van wat ze zag en rende rustig het lange, brede pad op, hoorde de dikke laag poederachtige sneeuw onder haar voeten kraken. De muziek in haar koptelefoontje vulde haar hoofd; de pompende baslijn, het liedje dat rond en rond ging. IJsnaaldjes prikten in haar gezicht en de kou sijpelde door haar gympen en kleding. Dat maakte haar niets uit; ze dreef nog op het tij van de alcohol van de avond ervoor en had het gevoel dat ze kon vliegen. Ze was stuurloos, maar het was het waard geweest.

Ze liep langs de ornamentele hekken van Holland House, langs de gehavende ruïnes er net achter en de landschapstuin in, langs de bevroren patronen van de heggetjes die rond de lege bloembedden stonden. Ze klom de trap naar de noordelijke tuin op en rende richting het bos. Ze rook de bacon die werd gebakken in de jeugdherberg vlakbij en voelde een steek van honger door zich heen gaan. Nog een minuut of tien en dan was ze klaar; ze zou zichzelf belonen met een Engels ontbijt in een van de eetcafés aan Holland Park Avenue.

Eenmaal in het bos aangekomen versmalde het pad en de boomtoppen boven haar hingen over, vormden een tunnel. De weinige lantaarns stonden ver uit elkaar en wierpen hun zwakke poelen van licht op het pad eronder, verlichtten de boomstammen en struiken die er vlakbij stonden. Verderop, in de dikke ondergroei, was alles zwart. Ze vergrootte haar passen en dwong zichzelf sneller te gaan, de heuvel af. De ijskoude lucht deed pijn aan haar longen en haar adem kwam in korte, bijna pijnlijke stootjes. Ze was al moe; elke pas kostte moeite. Toen ze bijna helemaal beneden was struikelde ze, en ze viel op de harde grond. Ze snakte naar adem, hijgde, schoot in de lach om haar eigen onoplettendheid, rolde op haar rug en staarde omhoog naar de bewolkte hemel, liet de dikke, vederachtige sneeuwvlokken smelten op haar gezicht. Haar oordopjes waren uitgevallen en het viel haar op hoe stil het was, hoe het wel leek of de sneeuw elk geluid deed versterven. Behalve haar eigen ademhaling hoorde ze alleen ergens in de verte een vogel in een boom en het doffe razen van de auto’s op de rondweg om het park.

Even later duwde ze zichzelf met haar ellebogen tot zit, rekte haar kuiten en voeten om stijfheid te voorkomen. Ze veegde de dikke laag sneeuw uit haar haar en van haar kleding en pakte haar oordopjes. Toen ze wilde opstaan zag ze dat een stel van haar schoenveters los was. Ze boog zich voorover om ze opnieuw te strikken en hoorde het scherpe geluid van een tak die vlak achter haar brak. Toen zei iemand zacht haar naam.

1

‘Werk je bij Moordzaken?’ vroeg Sarah, en ze trok haar donkere wenkbrauwen op alsof het een idioot idee was. ‘Hoe is dat? Ik bedoel... waar je mee te maken krijgt, wat je allemaal ziet... Jezus, dat lijkt me gruwelijk.’ Ze maakte een vaag handgebaar in de lucht terwijl de woorden bijna ademloos uit haar mond tuimelden.

Mark Tartaglia leunde zwaar achterover in zijn stoel en koos zijn woorden zorgvuldig. ‘Wat kan ik daarover zeggen? Het is inderdaad behoorlijk gruwelijk, maar iemand moet het doen.’

Ze zaten samen aan een kant van de eettafel in de keuken van het huis van zijn zus Nicoletta in Islington. Hij nam een grote slok wijn en zijn blik concentreerde zich even op de donkere houten keukenkast die tegen een van de muren stond. Hij kwam bijna tot het plafond en al het andere meubilair in de ruimte leek er piepklein door. Hij was ooit van zijn grootmoeder geweest, en was vele jaren daarvoor gered uit de eerste kruidenierszaak die zijn familie in Edinburgh had gehad. Kenmerkend voor de rest van het huis stonden ook de planken van deze kast propvol met serviesgoed, snuisterijen, kleiwerkjes van de kinderen en kunst. Overal tussen stonden familiefoto’s, inclusief een van hem, die was genomen met kerst, waar hij op stond met een waterige blik in zijn ogen, een wijnglas in de ene hand en een knalbonbon in de andere, met een belachelijk roze papieren hoedje op zijn hoofd.

Aan de andere kant van de ruimte stond Nicoletta in een wolk van stoom en theatraal gekletter van pannen het hoofdgerecht klaar te maken. Ze droeg een eenvoudig, strak donkerblauw met wit omslagjurkje dat, vond hij, een beetje te veel benadrukte hoe mager en pezig ze was. Haar lange, steile zwarte haar zat in een losse knot op haar hoofd gespeld en ze zag er met haar zwaaiende armen terwijl ze rondliep en kletste uit alsof ze een orkest dirigeerde. Haar echtgenoot John stond, met een afzichtelijk roze bloemetjesschort voor en zijn mouwen opgerold, naast haar om haar orders op te volgen, zijn bleke hoofd glanzend van transpiratie.

Zoals meestal waren ze die zondagochtend met zijn allen, inclusief zijn neef en nicht, naar de mis geweest. Gianni en Elisa zaten nu aan de andere kant van de tafel en speelden Ik-zie-ik-zie-wat-jij-niet-ziet met Carlo en Anna, de kinderen van Nicoletta en John. Carlo, vier jaar oud, zat op schoot bij Gianni, die hem hielp met de woorden terwijl Anna, van bijna zes, naast Elisa zat. Hun hoge, lachende stemmen weerkaatsten van het lage plafond en schoten scherp door het brakke hoofd van Tartaglia. Normaal gesproken vond hij het heerlijk hen te zien, maar hij had nauwelijks geslapen en de avond ervoor veel te veel gedronken in een poging zichzelf te verdoven.

‘Doe je alleen moordzaken?’ vroeg Sarah even later.

Tartaglia concentreerde met moeite zijn blik en keek haar aan. ‘Ik hoor mezelf niet eens denken in die herrie. Wat zei je?’

Sarah kreeg een kleur. ‘Sorry. Ik vroeg of je alleen moordzaken doet. Het was niet mijn bedoeling om zo verbaasd te klinken. Maar ik zit de hele dag met mijn neus in de boeken tussen de studenten, terwijl jij... jij...’

‘Dat geeft niets,’ onderbrak hij haar voor ze verder ging. ‘Dat ben ik gewend. Ik vertel meestal maar niet wat ik doe, tenminste niet als ik iemand voor het eerst zie, maar je overviel me ermee.’

‘Sorry.’ Ze glimlachte verlegen. ‘Is het net als op televisie? Zoals in The Bill, of Frost?’

‘Nee. Het is heel anders. We werken niet vanuit een politiebureau. We hebben niet eens cellen, verhoorkamers of mensen in uniform. We werken in een gewoon kantoor en, zoals je al zei, houden we ons uitsluitend met moord bezig.’

‘Oké. Dus jullie zijn een soort eliteteam?’

‘We zijn wel specialisten, als je dat bedoelt.’

‘Het klinkt allemaal vreselijk interessant, echt waar.’

Ze zag er nog steeds gegeneerd uit, alsof ze iets grofs had gezegd. Hij vond het naar dat ze zich ongemakkelijk voelde en wilde net een of ander vaag cliché mompelen toen Nicoletta naar de tafel kwam lopen met een schaal spinazie à la crème. ‘Mark is brigadier,’ zei ze terwijl ze de schaal op een onderzetter schoof. Ze schudde wild met haar handen en blies even op haar vingertoppen. ‘Hij heeft al heel veel interessante zaken gedaan. Vraag hem er maar naar.’

Sarah glimlachte vaag.

‘Kan ik echt niets doen?’ vroeg Tartaglia, en hij maakte aanstalten op te staan.

‘Nee, echt niet,’ zei Nicoletta opgewekt voordat ze zich omdraaide en terugliep naar het fornuis.

Normaal gesproken hielp iedereen een handje mee als hij bij Nicoletta en John ging eten. Ze zei altijd dat dat het hele idee was achter samen lunchen, en hij nam over het algemeen een groot deel van de afwas voor zijn rekening. Maar deze keer was het anders. Ze had hem nog net niet aan zijn stoel vastgebonden, had zijn neef en nicht expres helemaal aan de andere kant van de tafel gezet, waardoor hij was gedwongen al zijn aandacht op Sarah te richten. Over een paar jaar werd hij veertig en Nicoletta was niet van plan iets aan het toeval over te laten, des te meer omdat ze vond dat hij een nogal laconieke aanpak had wat betreft romantiek.

Hij nam Sarah niets kwalijk; die was hopelijk niet op de hoogte van het gekonkel. Vergeleken bij het kleurrijke palet aan vriendinnen van Nicoletta die de voorgaande jaren aan hem waren gepresenteerd was ze eerlijk gezegd heel aantrekkelijk, met mooie hazelnootbruine ogen en een prachtig figuur. Als ze geen vriendin van zijn zus was geweest, of als hij haar ergens anders had ontmoet, zou hij misschien een poging hebben gewaagd. Maar zijn pet stond er niet naar en hij had geen enkele zin naar de pijpen van zijn zus te dansen.

Hij zag dat Sarahs wijnglas leeg was, reikte over de tafel en schonk haar het laatste beetje wijn in, waarbij hij zorgvuldig zorgde dat hij de droesem niet meeschonk.

Ze glimlachte. ‘Dank je. De wijn is heerlijk. Is het een Italiaanse?’

Hij keek op het etiket en knikte. ‘Siciliaanse merlot. Ik zal even een nieuwe pakken.’

Hij was dankbaar dat hij een excuus had even zijn benen te strekken en stond op, met de lege fles in zijn hand. Hij keek terloops door het beslagen raam naar de besneeuwde tuin. Er lag uitzonderlijk veel sneeuw, maar geen enkele weersomstandigheid verraste hem eigenlijk nog. Zelfs nu hij in de vochtige warmte in de keuken stond, rilde hij al als hij ernaar keek. Hij had een hekel aan de winter, vooral aan februari, de koudste, donkerste maand van het hele jaar, als hij het gevoel had dat het nooit meer lente zou worden.

Hij liep naar het aanrecht, waar John groente afgoot terwijl Nicoletta het geroosterde vlees uit de ovenschaal op een snijplank overhevelde. Tartaglia leunde over haar schouder en inhaleerde de sterke geur van truffels, paddenstoelen en knoflook. Het was een overbekende geur; het recept zoals gebruikelijk van zijn moeder.

‘Lamsvlees?’

‘Lamsvlees. En nu zitten.’ Ze keek hem niet eens aan en joeg hem ongeduldig weg met haar handen, een gebaar dat hem ook aan zijn moeder deed denken.

‘Alsjeblieft, neem deze maar mee,’ zei John met een medelevende glimlach terwijl hij de lege wijnfles aannam en Tartaglia een volle gaf, die al was ontkurkt. ‘Hoe vind je hem?’

‘Lekker.’

‘Hij komt van een kleine boer bij Palermo. Je vader importeert hem sinds kort in Groot-Brittannië en heeft ons voor de kerst een kistje gegeven.’

‘Was hij maar zo gul voor mij. Hij denkt dat ik het verschil tussen bocht en echte wijn niet kan proeven.’

‘Dat kun je ook niet. En ga nu maar weer zitten,’ snauwde Nicoletta terwijl ze hem met een elleboog opzij duwde met een stapel borden in haar handen.

Tartaglia liep terug naar de andere kant van de tafel, met een grote boog om zijn neefje en nichtje heen, die om de een of andere reden ineens zaten te ruziën.

‘Waar hadden we het ook weer over?’ vroeg hij terwijl hij naast Sarah ging zitten en probeerde het geschreeuw te negeren.

Ze keek toe hoe hij hun glazen volschonk. ‘Waarom denk jij dat mensen zo gebiologeerd kunnen raken door verhalen over seriemoordenaars? Het is allemaal zo afschuwelijk en angstaanjagend, en toch liggen de winkels er vol mee en zie je op televisie niets anders.’

Tartaglia knikte bedachtzaam. Het was een vraag die hij zichzelf al heel vaak had gesteld. ‘Volgens mij vinden mensen het leuk om zichzelf bang te maken. Een seriemoordenaar is gewoon een moderne boeman, een vleesgeworden nachtmerrie. Het feit dat sommigen nooit worden gepakt maakt de mythe alleen maar groter. Godzijdank zijn ze vrij zeldzaam, in Engeland. De meeste moorden waarmee we te maken krijgen zijn veel afgezaagder.’

‘Toch moet het bizar zijn. Moord is per slot van rekening niet iets wat je ooit hoopt mee te maken. Vind je het niet raar dat jij er zoveel ziet?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Raar’ zou hij het zelf niet noemen.

‘Ik vind wat ik in de krant lees al erg genoeg, vooral als er kinderen bij zijn betrokken. Maar voor jou is het dagelijkse kost. Ik zou geen oog meer dichtdoen.’

‘Dat lukt mij ook niet altijd.’

Sarah keek hem vragend aan over haar glas heen, en hij zag dat ze hoopte dat hij er meer over zou zeggen. Maar wat moest hij dan vertellen? Wilde ze echt horen hoe sommige zaken hem zo bezighielden dat hij er niet van kon slapen, hoe hij sommige beelden maar niet uit zijn hoofd kreeg? Als hij heel eerlijk was, was hij nooit gewend geraakt aan moord, was het hem nog steeds niet gelukt zich volledig immuun te maken voor de gruwel en duisternis van wat hij zag, of de persoonlijke tragedies en het domino-effect waartoe moord altijd leidde. Maar hij voelde geen enkele behoefte daar tijdens de lunch met iemand die hij nauwelijks kende een boom over op te zetten.

‘Het is moeilijk onder woorden te brengen,’ zei hij in de hoop dat hij over iets anders kon beginnen, hoewel hij eigenlijk geen idee had waarover ze het dan moesten hebben. Ze hadden het al uitgebreid over haar werk gehad – ze was net als Nicoletta docente aan de vakgroep Moderne Letterkunde van het Londense University College – en er was niet spontaan een ander gesprek ontstaan.

Ze keek hem geamuseerd aan. ‘Nou, gezien de omstandigheden vind ik dat je er behoorlijk normaal uitziet.’

Hij nam een slokje wijn. ‘Dank je. Als dat tenminste een compliment is.’

‘Dat is het. Als ik je beroep had moeten raden, had ik het nooit bedacht.’

‘Zie ik er niet uit als een agent? Nu ben ik teleurgesteld. Het is het enige werk dat ik ooit heb gehad, behalve dan in de winkel van mijn ouders, vroeger in de schoolvakanties.’

Ze schudde glimlachend haar hoofd. ‘Je bent absoluut niet wat ik me bij een politieman voorstel, tenminste niet een echte. Je bent veel te...’ Ze aarzelde en zag er weer een beetje gegeneerd uit. ‘Nou ja, op de televisie zien ze er veel te goed uit, toch? En ze lossen de misdaad altijd op.’

Hij knikte. ‘Dat is in het echte leven jammer genoeg heel anders.’

Er klonk een harde gil van de andere kant van de tafel, gevolgd door het geluid van brekend glas. Hij keek op en zag dat Gianni Carlo en Anna met geweld uit elkaar hield terwijl Elisa naar de gootsteen rende om een doekje te pakken om de bende op te ruimen.

‘Anna en Carlo, als jullie je niet gedragen ga je naar je kamer,’ zei Nicoletta terwijl ze steels richting haar broer en Sarah keek en naar de tafel liep met twee grote witte schalen met polenta en gesneden lamsvlees, bedekt met een laagje paddenstoelen. Ze zette ze voorzichtig neer zodat er geen sap over de rand zou lopen en veegde gehaast haar handen aan haar schort af.

‘Vertel Sarah eens over een paar van je zaken,’ zei ze tegen Mark terwijl ze een plukje haar achter haar oren veegde en terugliep naar het fornuis. ‘Vertel eens over die bruidegom,’ schreeuwde ze van de andere kant van de keuken.

Hij staarde haar aan, verbijsterd dat ze die zaak bij naam wist, maar ze keek niet naar hem, was alweer met iets anders bezig. Die zaak was te recent en te pijnlijk, en een die bijdroeg aan zijn slapeloosheid de laatste tijd, hoewel hij dat nooit tegen haar zou zeggen. Hij en zijn collega Sam Donovan waren bijna omgekomen tijdens hun poging de moordenaar te pakken die bekendstond als ‘de Bruidegom’. Tartaglia had de dood nog nooit van zó dichtbij in de ogen gekeken. Als hij dacht aan wat er had kunnen gebeuren kreeg hij het er nog benauwd van, en de film van gebeurtenissen speelde zich nog steeds elke nacht in zijn hoofd af.

‘Ik neem aan dat Mark op zijn vrije zondag geen zin heeft om over zijn werk te praten,’ zei John terwijl hij naar de tafel liep met een enorme kan water en een hand vol opscheplepels. ‘Er is zo rugby. Heb je tijd?’

Tartaglia wilde net antwoorden toen hij zijn telefoon in zijn zak voelde trillen. Hij trok hem tevoorschijn en zag dat het inspecteur Carolyn Steele was. Hij stond snel op van tafel, bijna blij met de onderbreking.

‘Sorry, dat is mijn werk,’ zei hij met een verontschuldigend schouderophalen tegen Sarah. Hij rende langs Nicoletta, die net aan kwam lopen met nog meer eten.

‘Hé, Marco,’ riep ze hem achterna, ‘je gaat toch niet weg, hè?’

Hij negeerde haar en liep de gang in, duwde de deur dicht met zijn voet voordat hij zijn telefoon openklapte.

‘Waar ben je?’ vroeg Steele, haar stem zacht en helder tegen de achtergrond van geroezemoes uit de keuken achter hem.

‘Bij mijn zus. In Islington. We gingen net lunchen.’

‘Mooi,’ zei Steele, alsof ze die laatste zin niet had gehoord. ‘Dat is redelijk in de buurt. Je moet direct naar Holland Park. Dood met verdachte omstandigheden. Sam is er al met de forensisch coördinator. Ze wachten op je op de parkeerplaats aan Abbotsbury Road, tussen Kensington High Street en Holland Park Avenue.’

 

De Ducati kwam slippend tot stilstand op het bevroren wegdek en het voorwiel kwam terecht tegen een berg aan de kant geveegde sneeuw. Tartaglia zette licht en motor uit en stapte af. Hij deed zijn helm af en het viel hem op hoe donker het was, hoewel het vroeg in de middag was. Holland Park was in zijn geheel afgesloten en de parkeerplaats was vrijgemaakt; de enige auto’s die er stonden waren van de politie en de forensische dienst.

Hij zag hoofdagent Sam Donovan in een verre hoek staan. Ze was met iemand aan de telefoon en stond naast een groepje agenten in uniform van het wijkbureau, bij de geopende achterklep van een busje. Een van hen deelde plastic bekertjes uit en er werd een thermosfles met iets heets erin doorgegeven. Aan de kleur te zien was het tomatensoep.

Toen ze hem aan zag komen lopen, zwaaide Donovan kort naar hem. Ze zei nog een paar woorden en klikte haar telefoon dicht.

‘Jij bent er snel,’ zei ze terwijl ze energiek op hem af stapte door de sneeuw.

Haar korte bruine haar stond in stekelige plukjes omhoog in de koude lucht en haar ogen waren vochtig, met een veeg uitgelopen mascara onder één ervan. Ze had een zwart-wit geblokt jasje aan dat zo te zien totaal ongeschikt was voor de weersomstandigheden, en droeg een felgekleurde oranjerode sjaal om haar nek.

‘Er was niet veel verkeer op de weg. Iedereen zit vast te lunchen.’

Hij liep achter haar aan een steile, gladde trap op het park in, en zag dat ze voor de verandering eens een rok aanhad, en nog een heel korte ook, nauwelijks langer dan haar jasje, hoewel hij niet veel van haar slanke benen kon zien, aangezien die grotendeels in een paar enorme regenlaarzen waren gehuld.

‘Vertel het eens,’ zei hij toen ze boven waren gekomen en hij zich afvroeg waarom ze zich zo had opgetut op een zondag.

‘Het slachtoffer is een vrouw, eind twintig of begin dertig. Ze is helemaal uitgekleed. We hebben nog geen identificatie gevonden en de doodsoorzaak is onduidelijk. Er wordt in de omgeving gezocht naar kleding of eigendommen, maar ze hebben nog niets gevonden. De Rechercheondersteuning is navraag aan het doen bij Vermiste Personen.’

‘Wie is de forensisch coördinator?’

‘Nina Turner. Ik heb haar net gesproken.’

‘Mooi,’ antwoordde hij. Nina was getrouwd met een andere brigadier van bureau Barnes, waar hij werkte, en ging over het algemeen grondig te werk. ‘Waar is ze?’ Hij had haar niet gezien op de parkeerplaats.

‘Ze is een hondenteam aan het regelen, maar ze komt over een minuut of tien naar de plaats delict. Laten we maar gaan, het is best een eind lopen.’

Ze passeerden restaurant Belvedere en staken het grasveld naar het bos over. Hij was een paar zomers geleden voor het laatst in Holland Park geweest, toen hij met Nicoletta, John en een stel vrienden naar een openluchtopera was gegaan. Iets van Verdi of Donizetti, iets lyrisch en Italiaans. Hij herinnerde zich het schrille schreeuwen van de pauwen nog, dat af en toe boven de muziek uit had geklonken, en de hitte; hij had gezweet als een otter in zijn colbert met stropdas onder die benauwde overkapping. Hij keek om zich heen; het was onherkenbaar en hij vond het jammer dat hij geen tijd had om de winterpracht goed in zich op te nemen.

Het sneeuwde al een paar dagen en de grond en elk horizontaal oppervlak waren bedekt met een dikke witte laag, op sommige plaatsen wel een halve meter hoog. Veel was onaangeroerd, hoewel er voetstappen van meerdere mensen stonden op het pad waar zij ook liepen, met wat zo te zien sporen van hondenpoten waren, die hier en daar de verte in verdwenen. Hoewel het die nacht zwaar had gesneeuwd was het park die dag gewoon open, en hij vroeg zich af hoeveel mensen het hadden verstoord voordat de omgeving was afgesloten.

‘Jezus, wat is het koud,’ zei Donovan terwijl ze haar kin dieper in de vouwen van haar sjaal duwde. ‘Ik haat de winter.’

‘Ik ook. Wie heeft het lichaam gevonden?’

‘Een stel kinderen dat vanochtend verstoppertje deed.’ Ze was een beetje buiten adem en had moeite hem bij te houden. ‘Die arme jongens zijn zich natuurlijk een ongeluk geschrokken. Dokter Browne onderzoekt nu het lichaam.’

‘Arabella? Wat heeft ze voor bui?’

Ze glimlachte. ‘Het is zondag en ze heeft haar lunch gemist.’

‘Ze is niet de enige,’ zei hij smachtend.

Ze keek hem vragend aan.

‘Ik was bij Nicoletta,’ voegde hij toe. Hij had om de een of andere reden het gevoel dat hij haar een uitleg schuldig was. ‘We zouden net gaan beginnen.’

Ze keek hem medelevend aan. ‘Arme jij. En ze is nog wel zo’n enthousiaste kokkin. Probeert ze je weer aan iemand te koppelen?’

‘Uiteraard.’

‘En?’

‘Niets,’ zei hij nadrukkelijk, waarop ze weer begon te glimlachen. ‘Een vriendin van haar werk. Ene Sarah. Heel aardig...’

‘Maar niet jouw type?’

‘Nee. Ik was eerlijk gezegd blij dat Steele belde.’

Ze ploeterden in stilte door de sneeuw en liepen het bos in. Hij vroeg zich af of ze aan die ene keer dacht dat hij haar had meegenomen om bij Nicoletta te lunchen, een paar maanden geleden, om haar op te vrolijken na de Bruidegomzaak. Misschien was zijn opmerking genoeg om een nare herinnering bij haar los te maken en hij keek van opzij naar haar, maar zag niets aan haar gezichtsuitdrukking.

De bomen aan beide kanten van het pad stonden dicht op elkaar, met een mengeling van rododendrons, hoge hulstbomen, en bladverliezende boomsoorten waarvan de kale takken een dak boven hun hoofden vormden. Tartaglia bedacht hoe ongelooflijk landelijk en stil het hier was, geen huis of weg in zicht. Als er geen houten hek langs beide kanten van het pad had gestaan hadden ze net zo goed echt op het platteland kunnen zijn in plaats van midden in Londen. Er lagen vrij veel bomen, die waren omgewaaid in de stormen van de afgelopen periode. Sommige lagen nog waar ze waren gevallen en andere waren al gedeeltelijk in blokken gezaagd. Een, die zo te zien meer dan dertig meter hoog was, met een enorme met klimop begroeide stronk, was aan een kant op het houten hek gevallen. De gigantische, bevroren wortels staken als een reusachtige hand de lucht in.

De grond was oneffen en ze waren pas een paar meter op weg toen Donovan uitgleed, waarbij een voet uit een laars schoot. Hij greep haar vast en kon nog net voorkomen dat ze viel.

‘Dank je,’ zei ze, en ze schudde de sneeuw van haar rode kous voordat ze haar laars weer aantrok en verder liep. ‘Mijn voeten zijn net ijspegels, ik voel ze niet eens meer, laat staan dat ik nog grip heb in die laarzen.’

‘Ze zijn wel het enige praktische wat je vandaag aanhebt,’ zei hij, en hij vroeg zich nogmaals af waar ze was geweest.

Ze schoot in de lach. ‘Ik heb ze geleend van een agent in uniform. Ik had geen tijd om naar huis te gaan, dus ik kon kiezen: deze aantrekken of mijn nieuwe laarzen verzieken.’

Een windvlaag blies een douche van ijsdeeltjes uit een tak boven zijn hoofd in zijn gezicht en hij had het ineens vreselijk koud, ondanks zijn zware leren pak en laarzen. Hij hoorde een helikopter in de verte, en Donovan en hij keken omhoog. Hoewel het niet meer sneeuwde was het onheilspellend donker, en hij herinnerde zich dat hij op het weerbericht had gehoord dat er nog meer sneeuw zou gaan vallen.

‘Ongelooflijk, hoe snel de aasgieren erbij zijn,’ zei ze terwijl het geluid van de helikopter harder werd.

‘Iemand heeft natuurlijk zoals gewoonlijk meteen de pers gebeld. Ik hoop maar dat hun uitzicht wordt versperd.’

‘Nina zei dat ze er niets van kunnen zien. Maak je geen zorgen.’

Een minuut later zagen ze een flikkering van elektrisch licht tussen de dikke takken voor zich, en ze hoorden stemmen. Ze volgden het pad naar een grote open plek, waar meerdere paden samenkwamen, als spaken in een wiel. Er stonden een paar houten bankjes omheen alsof het een veelbezochte plaats was om even te gaan zitten, hoewel hij zich daar niets bij kon voorstellen, nu het zo duister was en je alleen kale bomen zag. Ook hier was al door veel mensen over de paden gelopen, hoewel de sneeuw ernaast nog onaangeroerd was. Een paar agenten in uniform van het wijkbureau stonden op een kluitje voor de binnenste kordon te stampvoeten om een beetje warm te blijven. Daarachter kropen enkele in het blauw geklede forensisch onderzoekers op handen en knieën over de grond, op zoek naar sporen in de sneeuw.

‘Het lichaam ligt daar,’ zei Donovan. Ze bleef vlak bij de afzettape staan, die zich uitstrekte over het pad en naar een groot afgezet gebied vol bomen een meter of zes verderop liep. Hij zag het puntje van de forensische tent net boven wat dikke, hoge begroeiing uitsteken.

‘Hoe kom ik daar in godsnaam binnen?’

‘Er is een opening aan de rechterkant. Nina zou zo moeten komen. Als je me verder niet nodig hebt, ga ik terug naar de parkeerplaats om te informeren of ze al weten wie het is. Ik bel wel even als er nieuws is.’

Tartaglia schreef zich in bij de wachter in uniform en trok een beschermend pak, handschoenen en overschoenen aan voordat hij onder de tape door liep en langs de rand van het afgezette gebied over de planken die er waren neergelegd door de forensisch onderzoekers om het pad te beschermen, tot hij bij de opening in het hek kwam. Hij bleef even staan en staarde het dichtbegroeide bos in. Zelfs op dit moment van de dag was het er donker, en je zag niet veel vanaf het pad. Behalve dat je misschien over het hoge hek kon klauteren leek de opening de enige manier om erachter te komen. Het gat was amateuristisch dichtgemaakt met kippengaas, en er staken een paar geknakte houten spaken door, als uitstekende botten. Zo te zien aan de plukjes haar die op meerdere plaatsen aan het gaas hingen, werd de opening veel door honden en andere dieren gebruikt. Hij stapte er voorzichtig overheen en baande zich moeizaam een weg door de diepe sneeuw over de verborgen lagen begroeiing en gevallen takken.

De kleine tent stond midden in het omheinde stuk verstopt achter een hulstbosje. Binnen bewoog iemand, een silhouet tegen het felverlichte doek. Hij tilde de flap op en botste bijna tegen het brede achterwerk van dokter Browne, die bij iets op de grond knielde. Er stond een man met een fototoestel naast haar.

‘Graag een paar close-ups uit die hoek,’ blafte Browne tegen de fotograaf terwijl ze met een gehandschoende hand ergens naar wees. ‘En ook van de andere kant, voordat we haar omdraaien. En dan nog een paar van haar handen en voeten voordat ik de zakjes erom doe.’

De fotograaf liep naar het lichaam en begon te klikken. Elke flits verlichtte de tent en doorboorde Tartaglia’s hoofd als een mes, liet hem achter in een echo van lichtvlekken voor zijn ogen.

‘Goedemiddag, dokter Browne,’ zei hij, en hij knipperde een paar keer met zijn ogen in een poging zijn blik te concentreren, hoewel de fotograaf en Browne zijn zicht volledig blokkeerden en er dus niet veel te zien was.

Browne draaide zich half om en tuurde omhoog naar Tartaglia door haar halvemaansglazen, die net zichtbaar waren tussen de capuchon van haar pak en masker.

‘Fijn dat jij er ook eindelijk bent,’ zei ze chagrijnig.

‘Heb ik er zo lang over gedaan?’

‘Als je hier in die godvergeten kou staat lijkt elke minuut een uur.’ De fotograaf stond nog steeds te klikken en ze draaide zich naar hem om. ‘Kun je ons een paar minuten geven, John? Rechercheur Tartaglia wil even genieten van onze bosnimf en het is hier een beetje vol.’

‘Prima,’ zei John opgewekt terwijl hij zijn camera liet zakken. ‘Roep maar als u klaar bent.’ Hij liep de tent uit.

‘Het is wel een heel interessante,’ zei Browne, die met piepende adem overeind kwam. ‘Wat een schrale troost is voor het feit dat ik mijn zondagse lunch ben misgelopen. Kijk maar.’

Ze stapte opzij. Hij zag in het felle licht van de elektrische lamp het naakte lichaam van een jonge vrouw. Ze zat geknield in de sneeuw, haar hoofd helemaal voorovergebogen tot het de sneeuw raakte, haar gezicht bijna volledig verborgen achter haar hoogblonde haar, dat als zeewier in warrige sprieten naar beneden stak. Hij volgde de delicate lijn van haar schouders, de gladde bogen van haar rug, heupen en billen, die bijna lichtgevend glinsterden in het lamplicht. Haar armen en benen waren onder haar lichaam gevouwen en verdwenen in de sneeuw. Hij zag even een deels gebeeldhouwde marmeren buste voor zich, zo bleek dat het moeilijk te onderscheiden was waar het lichaam ophield en de sneeuw begon. Hij kreeg het al koud als hij naar haar keek.

Toen zijn ogen zich aan het licht hadden aangepast zag hij de vage rozerode livor-mortisvlekken op haar nek, schouders en rug, net zichtbaar onder de glinsterende ijskorst.

‘Dus ze is hier neergelegd,’ mompelde hij, en hij keek Browne aan. ‘Heeft u haar zo aangetroffen?’

‘Min of meer. Voor zover ik het kan zien heeft ze ook lijkvlekken op de achterkant van haar armen en benen, dus ze heeft een paar uur op haar rug gelegen, hoewel ze in deze houding is geposteerd voordat de vlekken helemaal waren gefixeerd.’

‘Enig idee hoe ze is verplaatst?’

‘Met deze temperatuur is dat moeilijk te zeggen. Aan de kleur van de hypostase te zien is de omgevingstemperatuur hier of ergens anders laag gebleven. Zoals je weet kan ik onmogelijk ergens een exacte uitspraak over doen, maar ik durf wel te gokken dat ze tussen de twaalf en zesendertig uur na haar dood is verplaatst. En het wordt nog interessanter, wat je kunt zien als je haar beter bekijkt.’ Ze trok haar brede wenkbrauwen op om haar punt te benadrukken.

Hij deed geïntrigeerd een stap naar voren en knielde neer naast de onbekende vrouw, veegde zorgvuldig wat haar uit haar gezicht en bestudeerde wat hij ervan kon zien. Haar voorhoofd rustte op haar handen, haar ogen waren open en staarden leeg naar de grond, wimpers en wenkbrauwen witbevroren. Ze was zo te zien eind twintig, begin dertig, maar dat was moeilijk in te schatten.

‘Jezus,’ zei hij toen hij nog wat haar uit haar gezicht veegde. Haar handen waren aan de polsen strak met tape vastgebonden, samengevouwen alsof ze bad.

‘Haar knieën en enkels zijn ook met tape gebonden,’ zei Browne. ‘Hoewel we dat in het lab pas goed kunnen bekijken.’

Hij knikte automatisch, was nog geconcentreerd op de handen van de vrouw. Haar nagels waren gemanicuurd, maar niet gelakt, en ze droeg geen ringen of andere sieraden.

‘Enig idee wat de doodsoorzaak is?’ vroeg hij terwijl hij met zijn blik nog op de vrouw gericht opstond. Iets aan haar pose gaf hem meteen het gevoel dat het een symbolische was, hoewel hij niet kon bedenken waaraan ze hem deed denken. Het beeld vergrendelde zich in zijn geest terwijl hij zich afvroeg wie ze was, en of ze een echtgenoot, of familie of vrienden had die haar misten.

Browne sloeg grommend haar armen over haar dikke buik over elkaar. ‘Niet echt, behalve dat ze dit duidelijk niet zelf heeft gedaan.’

‘Dat verrast me. Geen zichtbare verwondingen?’

‘Wat beurse plekken in het gezicht en een paar diepe krassen rond de mond. Voor zover ik het kan inschatten is ze mogelijk verkracht. Als we haar hebben omgedraaid zal ik uitstrijkjes maken. Maar het volledige onderzoek zal moeten wachten tot in het mortuarium. Het is ook veel eenvoudiger om daar de tape om haar armen en benen op vingerafdrukken te onderzoeken, en ik kan geen volledig onderzoek doen tot die eraf is. Als we hier langer blijven, vriezen we dood.’

‘En u controleert of er speekselresten op de tape zitten?’

‘Natuurlijk,’ zei Browne nadrukkelijk. ‘Maar ik zie hier niemand moeilijk doen met een schaar. We kijken in het lab meteen of er tandafdrukken op staan. Je weet maar nooit.’

‘Als we ervan uitgaan dat ze de hele tijd in de openlucht heeft gelegen, kunnen we neem ik aan niet zeggen of ze hier is vermoord of alleen achtergelaten?’

Browne schudde haar hoofd. ‘De sneeuw onder haar is ongeveer dertig centimeter dik en toen we hier aankwamen lag er een centimeter of twaalf op haar, die niet was beroerd. Ik neem aan dat die van vannacht is.’

‘Dus ze ligt hier al minstens een etmaal?’

‘Minstens. Ze heeft ook sporen van bladschimmel in haar haar. De enige open plek is bij die hulst. Misschien lag ze daar eerst. Ik heb er iemand naartoe gestuurd om monsters te nemen.’

‘Het is niet eenvoudig om aan deze kant van het hek te komen, zelfs overdag niet. En er is hier niets te zien. Zijn er sporen dat ze is gesleept of getrokken?’

‘Behalve die beurse plekken en schrammen is het lichaam intact. Ze is hier óf zelf naartoe gekomen – en ik ben het met je eens dat dat onwaarschijnlijk is – of ze is hiernaartoe gedragen, dood of levend.’

Tartaglia knikte. ‘Wat betekent dat we op zoek zijn naar iemand die in staat is om een volwassen vrouw van...’ Hij keek naar het lichaam in de sneeuw en probeerde haar lengte in te schatten. ‘Gemiddelde bouw en lengte. Een kilo of vijftig tot vijfenvijftig, zo te zien.’ Browne knikte instemmend. ‘Niet eenvoudig,’ ging Tartaglia verder, ‘met dat hek en de sneeuw. Enig idee wanneer ze is gestorven?’

Browne fronste haar wenkbrauwen. ‘Je weet dat ik normaal gesproken...’

‘Ja, dat weet ik. Wanneer is ze voor het laatst gezien? Wanneer is het lichaam gevonden?’ Zoals de meeste pathologen die hij kende was Browne notoir onwillig de tijd van overlijden in te schatten. ‘Mag het vandaag iets preciezer, dokter?’

Browne haalde diep en piepend adem en zette haar handen op haar voluptueuze heupen. ‘Nou, aangezien ik zo’n vreselijk goede bui heb vandaag... De eerste sneeuw is donderdag gevallen, dus in ieder geval ergens in de afgelopen drie dagen.’

‘Dat helpt enorm.’

‘Onderbreek me niet. Ik wilde gaan zeggen dat het naar mijn mening minder is dan dat. Ze heeft de omgevingstemperatuur en de rigor is net begonnen, hoewel die zwak is vanwege de kou. Tenzij ze in een vrieskist is bewaard, waar we dan in het lab achter komen, neem ik aan dat ze niet langer dan twee dagen dood is. Ik weet dat jullie graag precieze details horen, maar meer kan ik er niet over zeggen tot na de obductie, vanavond, en die levert niet met zekerheid meer op.’

‘Dank u,’ zei hij met een waarderende glimlach, die Browne beantwoordde met een kort knikje. ‘Bel maar als u me bij de post mortem nodig heeft. Verder nog iets?’

‘Ja. Je zult dit ook wel willen zien.’ Ze boog zich piepend voorover en pakte een bewijszakje, dat op de grond naast haar koffer tussen nog wat zakjes en haar medische instrumenten lag.

Ze stak het naar Tartaglia uit. ‘Iemand heeft hier een levendige fantasie.’

Hij zag door het doorzichtige plastic een gekreukeld velletje papier met tekst, die er gecentreerd getypt op stond:

 

Haar ogen, zo koud als juwelen

verzachten heel even; een kreet

De armen zo zwaar, ze bevelen

haar lippen, zo rood en zo wreed

als die zijn vergaan, o pylades

wat blijft er dan nog, wat zal zijn

Mystieke en somb’re Dolores

O, Vrouwe van Pijn?

 

‘Dat viel uit haar mond toen ik haar onderzocht,’ zei Browne. ‘Vreemde plaats voor een slecht gedicht, vind je niet?’

‘Nou. Het is in ieder geval nogal theatraal.’

Crime Scene Investigation heeft heel wat op zijn geweten, als je het mij vraagt.’

Tartaglia knikte en bleef zijn blik op het papiertje gericht houden in een poging iets te maken van de vreemde beeldspraak. Was het een grap, of had het echt betrekking op de dode vrouw? Het rinkelen van zijn telefoon onderbrak zijn gedachten. Het was Donovan.

‘Er is iemand als vermist opgegeven,’ zei ze. ‘Het ziet ernaar uit dat we weten wie het is. Ze heet Rachel Tenison. Ze was galeriehoudster en is donderdag aan het eind van de middag voor het laatst op haar werk in het West End gezien. Haar zakenpartner heeft haar vrijdag als vermist opgegeven toen ze niet voor een belangrijke lunchafspraak kwam opdagen. De leeftijd en beschrijving kloppen precies en ze woont vlak bij het park.’

2

Tartaglia stond iets voor zeven uur die avond voor het rood bakstenen appartementencomplex aan Campden Hill, waar Rachel Tenison had gewoond. Hij kwam linea recta van de obductie, die in volle gang was, toen Nina Turner hem had gebeld dat ze nu de woning van het slachtoffer met hem kon bekijken. Hoewel het lichaam nog niet officieel was geïdentificeerd, werd haar identiteit bevestigd door foto’s op haar paspoort en rijbewijs en werd haar flat behandeld als potentiële plaats delict. De stoep en straat voor het pand waren afgezet en het verkeer werd omgeleid. Hij baande zich een weg door de groep bewoners en verslaggevers die voor de tape stonden, en een agent van de uniformdienst schreef hem in. Hij stak de weg over, liep de trap op en de grote mahoniehouten voordeur van het pand in. De hal was na de duisternis buiten verblindend verlicht door een enorme koperen kroonluchter en er hing een aangenaam sterke chemische geur: metaalpoetsmiddel of meubelwas, hij wist het niet zeker. De vloer en trap waren bekleed met een ingetogen blauw, dik tapijt, de crèmekleurige hoogglansmuren waren zo te zien net geverfd, en al het beslag glom of het net was gepoetst.

Donovan stond te wachten, al helemaal aangekleed in een forensisch pak. Achter in de hal was een omkleedruimte geïmproviseerd en ze wachtte terwijl hij snel een pak aantrok.

‘Haar flat is op de vijfde verdieping,’ zei ze toen hij klaar was, en ze leidde hem naar wat eruitzag als een stokoude kooilift die in het trappenhuis was genesteld. ‘Er zijn vrijdagmiddag wat agenten van de uniformdienst van het wijkbureau geweest, nadat Rachel Tenison als vermist was opgegeven.’

‘Dat is snel,’ antwoordde hij terwijl hij het hek opensjorde en de lift in liep. Er werden in Londen aan de lopende band mensen als vermist opgegeven, maar er waren heel veel redenen waarom mensen op stap gingen en vergaten iemand te vertellen waar naartoe. Over het algemeen zat er niets sinisters achter, en bijna iedereen kwam gewoon weer thuis zonder dat er iets mis was geweest.

Hij gooide het hek dicht en Donovan drukte op het knopje voor de vijfde verdieping. ‘Dat zal wel komen doordat ze in Kensington woonde,’ zei ze, en ze drukte nog een keer op het knopje, aangezien er niets gebeurde. ‘En die zakenpartner wist aan welke touwtjes hij moest trekken. De portier heeft hen binnengelaten, maar er waren geen braaksporen en alles zag er onaangeroerd uit, dus ze zijn weer vertrokken.’

De lift kwam met een schok tot leven en begon langzaam omhoog te klimmen.

‘Nou, het past wel precies in de tijdlijn die ik uit dokter Browne heb kunnen lospeuteren,’ zei Tartaglia, die wenste dat hij de trap had genomen. De laatste keer dat hij met een kooilift was gegaan had hij meer dan een uur tussen twee verdiepingen vastgezeten. ‘Als ze in het park is omgebracht, betekent dat dat ze er een dag of twee heeft gelegen. Gezien de locatie en de sneeuw verrast het me dat ze zo snel is gevonden. Er is geen bewijs van verzet of iets verdachts in de flat?’

‘Nee. Niets.’

‘En camerabewaking?’

‘Er hangt een camera bij de voordeur, maar die neemt alleen op als iemand op een bel drukt, en hij filmt geen mensen die het pand verlaten. De nooduitgangen kunnen alleen van binnen naar buiten open en daar hangen geen camera’s. Wightman is naar de gemeente om te vragen wat er op straat hangt.’

‘In deze wijk zal dat niet veel zijn.’

Ze waren in een dure woonwijk, niet ver van de winkels en cafés in Notting Hill Gate en Kensington High Street. Normaal gesproken werd dit soort wijken niet geteisterd door meer dan wat autodiefstal, kleine inbraak en nu en dan een door een junk gepleegde overval. Hoewel slachtoffers steen en been klaagden over de gebrekkige politiebescherming, was er niet genoeg geld en wilde de gemeente het niet verspillen aan camera’s die alleen materiële eigendommen in de gaten hielden.

De lift kwam op de vijfde verdieping trillend tot stilstand en Tartaglia trok zo snel hij kon het hek open om te voorkomen dat het gevaarte zich zou bedenken, waarbij zijn vingers bijna klem kwamen. Hij liet Donovan eerst uitstappen en liep achter haar aan de gang in. Donovan bleef staan bij een houten paneeldeur en klopte aan. Er werd even later opengedaan door de lange, slanke Nina Turner, de forensisch coördinator, gekleed in een forensisch pak met overschoenen. Haar lange zwarte haar was volledig bedekt door de capuchon van haar pak en het enige wat hij boven het masker van haar gezicht kon zien was een paar goed gevormde, donkere wenkbrauwen boven amandelvormige bruine ogen.

‘We schieten al op,’ zei ze met een gedempte stem, en ze liet hen de warme flat binnen. ‘We hebben het lichtonderzoek gedaan en foto’s gemaakt van vingerafdrukken die we daarbij zagen, maar tot dusverre hebben we niets interessants gevonden. We hebben op verscheidene plaatsen uitstrijkpreparaten genomen en zijn net begonnen met het poederen van de oppervlakken.’

‘Fijn.’ Hij keek naar het marmeren bijzettafeltje bij de deur. Er stond een lege blauw-witte porseleinen schaal op. Ernaast lagen een opgevouwen exemplaar van The Independent en een keurig stapeltje ongeopende post.

‘Alles is van vrijdag,’ zei Nina. ‘Niets persoonlijks, alleen rekeningen en abonnementen, maar we nemen het voor de zekerheid toch maar mee.’

‘Enig idee wie het hier heeft neergelegd?’

‘Er ligt een briefje op de keukentafel, van ene Leonora. Er staat op dat ze vrijdag vierenhalf uur heeft schoongemaakt. Ik neem aan dat zij de post van beneden heeft meegenomen, en voor zover ik het kan zien is ze hier grondig te werk gegaan. Meters beige tapijt en geen stofje te vinden. Die vrouw verdient een medaille.’

‘We moeten haar zien te vinden. Hebben we een agenda of pda van het slachtoffer?’

Nina schudde haar hoofd. ‘Bij de voordeur stond een handtas, met de portemonnee van het slachtoffer erin. Er zit ongeveer honderd pond in en een stapel pasjes, rijbewijs et cetera, en de gebruikelijke vrouwenonzin. Maar geen pda of mobieltje. En er staat ook nergens een computer, hoewel er wel een aansluiting is, en in de logeerkamer staat een printer.’

‘En er zijn geen braaksporen?’ vroeg Donovan.

Nina schudde haar hoofd. ‘De sleutels van het slachtoffer missen ook, dus misschien dat iemand zichzelf heeft binnengelaten. Maar als dat zo is, kan ik er geen sporen van vinden.’

‘Misschien heeft ze om de een of andere reden al haar spullen op kantoor laten staan,’ zei Donovan.

‘Regel maar wat met Nick,’ antwoordde Tartaglia. ‘We moeten haar zakenpartner vragen of die er iets over weet.’

Donovan knikte en greep in haar jaszak naar haar telefoon.

‘Er stonden wat gebruikte bekers en glazen in de afwasmachine,’ zei Nina, die met hem de gang door liep. ‘Moeten we alles op vingerafdrukken nalopen? Zo te zien zijn het de enige objecten in het hele huis die de schoonmaakster niet rigoureus onder handen heeft genomen.’

‘Graag. Verder nog iets?’

‘Tot nu toe niets ongebruikelijks. Weet je zeker dat je wilt rondkijken?’

‘Je kent me. Ik wil een indruk krijgen van wie ze was, van wat voor leven ze leidde.’

Hij liep achter Nina aan de woonkamer in, waar een kleine forensisch onderzoekster de deurkruk stond te poederen. Het was een grote kamer, met drie hoge ramen, bijna van de vloer tot het plafond, elk met een smeedijzeren balkonnetje ervoor. Hij liep naar een van de ramen en staarde de donkere, bewolkte hemel in. Het was weer gaan sneeuwen en er waaiden dikke vlokken langs het raam, die zich op de al dikke laag sneeuw op het balkon nestelden. Er stond gegarandeerd nog steeds een clubje vasthoudende verslaggevers beneden op de stoep, maar die kon hij niet zien. Hij keek de heuvel af tussen de huizen door en zag in de verte auto’s over Kensington High Street kruipen, hun lichten schitterend in de mistige lucht als een ketting elfenlichtjes. Hij dacht aan Rachel Tenison, zoals hij haar die middag voor het eerst in het park had gezien, zo wit en delicaat, knielend in de sneeuw als een prachtige, ontluikende bloem.

Even later draaide hij zich om. De ruimte was spaarzaam ingericht, met een mengeling van antieke en moderne meubels. De gordijnen waren neutraal, de muren in ongeveer dezelfde tint, en behalve op de achtermuur, die van vloer tot plafond vol hing met boekenplanken, was er in de hele kamer geen kleur te bekennen. Boven de schoorsteenmantel hing een groot, donker landschap van olieverf, in een zwaar vergulde lijst; de enige decoratie. Neutraal, dat was hoe hij de ruimte zou beschrijven. De kamer leek wel een dure hotelsuite, niet iemands thuis. Hij liep naar de boekenkast, die ook nietszeggend en functioneel was. Hij stond vol met een standaardverzameling klassiekers, moderne fictie uit de top tien, een mengeling biografieën en een grote rij kunstboeken. Het enige opmerkelijke was dat de boeken op categorie en vervolgens alfabetisch waren gerangschikt. Zo deed hij dat thuis ook, maar hij zag maar zelden kasten van mensen die er ook zo over dachten.

Op een tafeltje naast een van de banken stond een collectie foto’s in zilveren lijstjes, de enige persoonlijke spulletjes in de kamer. Aan de kleding en kapsels te zien waren de meeste foto’s minstens tien jaar oud. Hij dacht op één ervan de dode vrouw te herkennen, toen ze een jaar of twintig was, en het viel hem op hoe aantrekkelijk ze was, wat hij in het park helemaal niet had opgemerkt, hoewel hij wist dat de dood de neiging had iedereen tot een generiek wassenbeeld te maken. Ze stond naast een lange, serieus uitziende man met donker haar. Zo te zien was hij ouder, en hij had zijn arm beschermend om haar heen geslagen. Ze keek glimlachend naar hem op.

‘Heeft ze een relatie?’ vroeg hij terwijl hij zich naar Nina omdraaide, die vlak achter hem stond.

‘Niet volgens de portier, die beneden woont. Volgens hem woont ze alleen. Ik heb ook geen kleding of andere spullen van een tweede bewoner gevonden. Wil je even in de slaapkamer kijken?’

‘Ja. Misschien dat die wat meer over haar vertelt. Deze kamer zegt me helemaal niets.’

Hij liep achter haar aan terug de gang in, waar Donovan nog aan het bellen was, en liep naar de slaapkamer achterin. Toen hij er binnenkwam, zag hij zichzelf en Nina gereflecteerd in een serie spiegelkasten, waarmee een hele muur was bedekt. Achter hen stond een gigantisch houtgesneden hemelbed met donkerrode gordijnen. Hij draaide zich om, verrast zo iets dramatisch in de flat aan te treffen. Het bed was opgemaakt, het linnengoed schoon en wit, een bleekgouden sprei over het voeteneind gedrapeerd. Op de vloer bij het voeteneinde stond een mooie, ouderwetse dekenkist, bekleed met verweerd zwart leer en versierd met rijen dof geworden koperen nagels. Behalve het bed was het het enige meubelstuk in de ruimte met karakter, en het stak erg af. Hij vroeg zich af wat erin zat en boog zich voorover om hem te openen, maar hij zat óf op slot, óf het deksel zat klem.

‘Ik ben nog geen sleutel tegengekomen,’ zei Nina.

‘Forceer hem maar niet, tenzij je geen keus hebt,’ zei hij terwijl hij er nog steeds naar keek, nieuwsgierig waarom hij op zo’n prominente plaats stond en op slot was. ‘Hij is prachtig.’

Op een leunstoeltje en een stel nachtkastjes met lampjes na was de kamer verder leeg. Er lagen wat boeken op de nachtkastjes, er stond een wekker op, maar wat hem het meeste opviel was de afwezigheid van schoenen of kleding, of andere gebruikelijke alledaagse voorwerpen. Hij had nog nooit zo’n nette kamer gezien.

‘Gek, hè?’ zei hij tegen Nina. ‘Het lijkt wel of hier niemand woont, vind je niet? Het zou zo een theaterdecor kunnen zijn, hoewel dan iemand vast de moeite had genomen het persoonlijker aan te kleden.’

Nina knikte. ‘We zullen het beddengoed meenemen, maar volgens het briefje in de keuken zijn de lakens vrijdag naar de wasserette gegaan.’

‘Jammer,’ zei hij en hij liep naar een deur in de hoek van de kamer.

Hij deed het licht aan en keek een kleine badkamer in. Witte handdoeken hingen netjes opgevouwen aan een rek en de weinige potjes en flesjes stonden in een keurige rij op de kalkstenen wastafel, een paar grote flessen parfum en een schaaltje met zeep op het glazen plankje erboven. Ook hier was het bijna klinisch, zonder de gebruikelijke vrouwelijke attributen. Hij zag zichzelf in de spiegel en merkte op dat hij zwarte kringen onder zijn ogen had, en dat hij zich die ochtend had vergeten te scheren. Jammer dan, bedacht hij met een zucht terwijl hij het licht uitklikte en zijn hoofd de slaapkamer weer in trok. Het was zondag, hoor.

Nina stond op de gang te wachten.

‘En dan zeggen ze dat ík obsessief netjes ben,’ zei hij. ‘Maar dit is wel erg extreem. Ik heb nog nooit zo’n badkamer of slaapkamer van een vrouw gezien. Waar zijn al die spulletjes die jullie zo essentieel vinden, al die dingen waar je niet zonder kunt leven...’ Hij was even stil en dacht terug aan de legers flesjes, brouwseltjes en vreemde, onbekende medicijnen en smeersels die zijn badkamer in het verleden van tijd tot tijd hadden overgenomen.

‘Dat is een cliché,’ snauwde Nina. ‘Niet alle vrouwen zijn slordig.’

‘Maar deze is niet normaal, en dat zegt een heleboel over Rachel Tenison. Heb je haar kleren al gezien?’

‘Ik heb alleen even snel gekeken: alles is duur, maar onopvallend smaakvol, niets opzichtigs. Zoals je je wel kunt voorstellen lijken alle planken wel of ze in een kledingwinkel thuishoren. Alles ligt op kleur gesorteerd, kun je dat geloven? Als we klaar zijn met poederen, bekijken we het goed.’

Hij slaakte een gefrustreerde zucht. Hij begon de anonimiteit van de flat en het gebrek aan menselijke aanwezigheid verontrustend te vinden. Er was geen persoonlijkheid. Niets. Wat voor vrouw kon zo leven? Hij kon zich niets bij haar voorstellen.

Hij wreef over zijn kin, keek nog even de ruimte in en besloot dat het tijd was om door te gaan. ‘Laat de rest ook maar even zien, hoewel dat vast geen nieuwe inzichten geeft.’

Toen ze de slaapkamer uit liepen kwam er een lange, pezige forensisch onderzoeker aanlopen, met een grote tas en een fototoestel over zijn schouder.

‘Ik ben bijna klaar,’ zei hij met een gedempte stem tegen Nina. ‘Ik ga nu de slaapkamer doen.’

‘Mooi. En kun je als je klaar bent Jan gaan helpen met poederen? Waar is Dave?’

‘In de studeerkamer; hij pakt de paperassen en het antwoordapparaat in.’

Hij liep langs hen heen op de smalle gang en Nina leidde Tartaglia terug de gang door naar een kamer aan de andere kant. Behalve dat er in een hoek bij het raam een eenpersoonsbed stond werd hij zo te zien gebruikt als kantoor, met een eenvoudig modern bureau, een stoel en een archiefkast. Toen ze binnenkwamen, kroop er net een forensisch onderzoeker met een hand vol kabels onder het bureau vandaan.

‘En?’ vroeg Nina.

‘Negen berichten sinds vrijdag,’ zei de man, die opstond en de draden lostrok, die hij vervolgens om een klein antwoordapparaat wikkelde. ‘Drie keer opgehangen, vier telefoontjes van ene Selina, die zich afvraagt waar ze is, en één van ene Liz, die zegt dat ze verlaat is maar er aankomt. Ik heb alle namen en tijden genoteerd.’ Hij gaf Tartaglia een vel papier van het bureau aan. ‘Ik zal op kantoor meteen een volledige transcriptie voor u maken.’

‘Dank je,’ zei Tartaglia, die het vel opvouwde en in zijn zak stak.

Hij hoorde in de verte wat hij aannam dat de voordeurbel was.

‘Ik ga wel even kijken wie dat is,’ zei Nina.

Tartaglia liet de forensisch onderzoeker achter om het kluwen kabels onder het bureau te ontrafelen, liep naar het raam en keek naar buiten. Nu zag hij de verslaggevers wel: ze stonden nog steeds in een kluitje bij de tapeafzetting. Hij zag in de verte de donkere boomtoppen van de bomen in Holland Park. Hij vroeg zich af wat ze daar had gedaan. Of was ze er na haar dood naartoe gebracht?

Hij draaide zich om en wilde net vertrekken toen hij zes grote, ingelijste, korrelige zwart-witfoto’s zag, die de achtermuur grotendeels in beslag namen. Het waren allemaal afdrukken van naakte mannen met een masker op. Op sommige bedekte het masker het hele gezicht, op andere alleen de bovenste helft. De mannen waren gespierd, bijna té, en poseerden met verschillende interieurs op de achtergrond, vakkundig geportretteerd, met een zinderende sfeer, bedoeld om te prikkelen. Hij liep er geïntrigeerd naartoe en bestudeerde ze nauwkeuriger. Elke afdruk was in de hoek gesigneerd en genummerd, duidelijk onderdeel van een beperkte oplage, en hij vroeg zich af hoeveel zoiets zou kosten. Vast een klein kapitaal. De sfeer deed hem denken aan een ansichtkaart van Herb Ritts, van een goed bedeelde man op een motorfiets, die een vriendinnetje hem eens voor de grap had gestuurd. De bestuurder moest hem voorstellen, hoewel hij op een Harley in plaats van een Ducati zat, niet dat zij het verschil zou zien. Hoewel de foto’s beslist niet pornografisch waren, waren ze wel de eerste tekenen van een persoonlijkheid in een verder nietszeggende flat en daardoor een vreemd tableau. Nog gekker was dat ze achter de deur van de studeerkamer hingen, bijna verstopt, hoewel Rachel Tenison er zittend aan haar bureau met de deur dicht van had kunnen genieten. Het deed hem denken aan die film van Stanley Kubrick, Eyes Wide Shut. Hij vroeg zich net af wat voor soort vrouw dergelijke afbeeldingen zou kiezen toen Nina haar hoofd om de deur stak.

‘Ik denk dat je even moet komen, Mark,’ zei ze. ‘Er staat beneden een mevrouw die zegt dat ze voor Rachel Tenison komt. Ze hadden een eetafspraak. Ze weigerde te vertrekken, dus ze hebben haar binnengelaten. Sam Donovan is er al naartoe.’

Hij trof de vrouw zittend op de onderste trede van de dik beklede trap in de hal aan. Ze zat met gebogen hoofd zacht te huilen. Ze had een lange, zwarte jas aan die het grootste deel van haar benen bedekte en als een rok over een paar treden boven haar lag gedrapeerd. Ze had haar handen tegen haar gezicht geduwd en het enige wat hij kon zien was een bleek driehoekje voorhoofd onder een berg lang blond haar.

Donovan zat naast haar met een arm om haar schouders. ‘De portier is even een borrel halen,’ zei ze terwijl ze naar hem opkeek. ‘Dit is Liz Volpe. Ze is een goede vriendin van Rachel Tenison. Ze hadden vanavond een eetafspraak.’

‘We moeten met haar praten,’ zei hij zacht, met het geluid van gedempt huilen op de achtergrond. ‘Ik zal even vragen of we de flat van de portier mogen gebruiken.’

Even later zaten ze rond het gaskacheltje van de portier in zijn woonkamer in het souterrain. De deur was dicht, en de portier stond er vast achter, in de hoop iets van het gesprek op te vangen. Het was onaangenaam heet in de kleine ruimte en Tartaglia stond bij het raam, dat hij een stukje had opengedaan om wat frisse lucht binnen te laten. Donovan zat naast Liz Volpe op de bank; er stond een doos tissues tussen hen in. Een groot glas whisky had zijn werk gedaan en Liz Volpe begon weer een beetje kleur op haar wangen te krijgen.

‘Ze was mijn beste vriendin,’ mompelde ze bijna tegen zichzelf terwijl ze wat tranen van haar gezicht veegde en langzaam haar hoofd schudde. ‘Ik kan het niet geloven.’

Het waren de eerste woorden die hij haar duidelijk hoorde spreken. Haar stem was laag en een beetje hees, alsof ze verkouden was. ‘U zei net dat ze behalve een stiefbroer geen naaste familie heeft?’ zei Donovan, en ze wachtte op antwoord. Liz leek verloren in haar eigen wereld en niets te horen.

‘We moeten die broer zo snel mogelijk zien te vinden,’ zei Tartaglia.

Even later knikte Liz. ‘Patrick. Patrick Tenison. Het parlementslid.’ Ze snakte naar adem als een vis op het droge.

‘Heeft u zijn telefoonnummer?’ vroeg hij terwijl hij een zucht onderdrukte, die naar boven kwam omdat hij de naam herkende. Een lijk in Holland Park was al nieuws op zich, maar betrokkenheid van een parlementslid bij een moordonderzoek betekende extra, ongewilde persaandacht. Hij zag de man niet voor zich, maar als hij het zich goed herinnerde had hij een of andere functie in het schaduwkabinet.

Liz boog zich voorover en zocht iets in een grote, overvolle handtas, die bij haar voeten op de vloer lag. Papieren, sleutels, make-up en muntgeld vielen op de vloer terwijl ze bezig was. ‘Mijn adresboekje... zit in mijn tas. Ergens.’ Ze maakte een vaag handgebaar en ging met een diepe zucht achteroverzitten, alsof de poging te veel voor haar was. Ze sloeg haar armen strak over elkaar.

‘Ik zoek het wel even,’ zei Donovan, die de tas pakte, hem op schoot zette en erin begon te wroeten.

‘Ik weet dat dit geen prettig moment is, na wat u net heeft gehoord,’ zei Tartaglia, die wenste dat hij haar niet lastig zou hoeven vallen. ‘Maar we moeten u een paar vragen stellen.’ Er kwam geen reactie en even later vervolgde hij: ‘Heeft u enig idee wat mevrouw Tenison in Holland Park deed?’

Hij wist weer niet zeker of ze hem had gehoord. Hij wilde net de vraag in andere woorden stellen toen ze nogmaals langzaam knikte. ‘Joggen... hardlopen... elke ochtend voordat ze naar haar werk ging... vroeger samen met mij... sinds we klein waren... zou vanochtend gaan... maar met die sneeuw... besloten thuis te blijven.’ Haar gezicht was half verstopt achter een gordijn van haar en ze sprak zo zacht dat hij haar nauwelijks verstond en stukjes miste van wat ze zei. Maar hij begreep waar het ongeveer over ging.

‘En u had vanavond een afspraak met haar?’

Ze knikte langzaam.

‘Wanneer heeft u haar voor het laatst gesproken?’

Ze leunde achterover en staarde naar het plafond, alsof het antwoord daar hing. Haar ogen stroomden weer vol tranen en ze deed ze dicht, wreef met haar handen over haar natte gezicht en legde ze over haar ogen. ‘Vorige week. Donderdag, denk ik. Ja, donderdag.’

‘En daarvoor?’

‘Een tijdje niet,’ mompelde ze. ‘Ik was er niet.’

‘Ik zal u voor nu verder met rust laten. Rechercheur Donovan kan u wel even thuisbrengen, maar we zullen u morgenochtend vroeg nogmaals, en diepgaander, moeten spreken. Als u uw gegevens aan rechercheur Donovan wilt geven...’ Hij was nog steeds niet overtuigd dat hij overkwam. Hij knielde op de vloer zodat hij haar recht kon aankijken en zei: ‘Het spijt me dat ik u dit moet vragen, maar kunt u iemand bedenken die mevrouw Tenison kwaad zou willen doen?’

Haar handen gleden van haar gezicht en ze staarde hem geschokt aan, alsof hij iets onvoorstelbaars had gezegd. Tegen het verhitte roze van haar huid waren haar ogen van een buitengewone kleur blauw.

‘Heeft u enig idee?’ herhaalde hij, maar ze gaf geen antwoord.

‘Nee,’ fluisterde ze toen, en ze verborg haar gezicht weer achter haar handen.

Hij stond op, trok een visitekaartje uit zijn zak en legde het voor haar op de salontafel. ‘U kunt me altijd bellen als u nog iets bedenkt. Dan nemen we in ieder geval morgenochtend contact met u op.’

Toen hij de kamer uit was en de deur achter zich sloot, ging zijn mobieltje. Het was dokter Browne; ze was net klaar met de obductie. Hij wendde zich van de portier af, die met een mok thee in zijn hand hoopvol in het piepkleine halletje stond, en luisterde geconcentreerd.

‘Oké. Ik kom eraan.’ Hij klapte zijn telefoon dicht en beende de flat uit voordat de portier kans had iets te vragen.

3

Hij trof dokter Browne, nog in haar operatieschort, bij een koffieautomaat in de gang in de kelder van het mortuarium aan.

‘Ik wil zwarte, maar dat verrekte ding blijft me maar met melk geven,’ zei Browne zonder op te kijken. Ze drukte ongeduldig op een paar knoppen en het apparaat kwam zoemend tot leven. Tartaglia zag meerdere plastic bekertjes koffie met melk op de tafel ernaast staan.

Wagners Siegfried galmde de gang door uit de open deur van Brownes kantoor een paar meter verderop. Tartaglia was een operaliefhebber, vooral van Italiaanse, maar van Wagner, en met name Siegfried, begreep hij niets. Het herinnerde hem aan een vriendin die hij ooit had gehad, een operazangeres met wie hij de hele serie In de ban van de ring had moeten kijken voordat ze met hem naar bed wilde. Typisch, dat Browne van die muziek hield.

‘Shit,’ blafte Browne, die haar vingers brandde terwijl ze een overvol bekertje uit het apparaat peuterde. ‘Koffie?’

‘Nee, dank u.’

Browne nam een slokje en trok een gezicht. ‘Gelijk heb je, hij is niet te drinken. Normaal gesproken blijf ik uit de buurt van die machine, maar mijn koffiezetapparaat is kapot. Loop je even mee naar mijn kamer?’

Ze gebaarde met haar hand en beende de gang door, haar schoenzolen knarsend op het linoleum en Tartaglia in haar kielzog. Ze leidde hem een kamertje zonder ramen binnen, waarvan één muur was bedekt met planken vol medische naslagwerken en paperassen. De enige versiering was een glanzende kalender boven een archiefkast. De foto voor februari was er een van een stevige wildstamppot met Parmezaanse kaas en aardappel, vergezeld van het recept, en aangezien Tartaglia sinds het ontbijt nauwelijks iets had gegeten, liep het water hem in de mond.

Op een stapel dossiers op het bureau lagen de resten van naar azijn ruikende fish-and-chips op een vet geworden krantenpagina. Browne liet zich met een zucht die bijna een grom was in een brede stoel achter haar bureau zakken en pakte een afstandsbediening uit een lade, waarmee ze de muziek uitzette. Ze gebaarde Tartaglia tegenover haar plaats te nemen, propte een paar slap geworden frietjes in haar mond, pakte de krant en gooide hem in de prullenbak.

‘Zoals ik aan de telefoon al opmerkte,’ zei ze terwijl ze haar mond en vingers vluchtig afveegde aan een papieren servetje voordat dat ook in de prullenbak verdween, ‘is de doodsoorzaak verstikking.’

‘Is ze gewurgd?’

Browne leunde achterover in haar stoel en begon langzaam van de ene naar de andere kant te wiegen terwijl ze haar handen losjes ineensloeg en op haar buik legde. ‘Het tongbeen is gebroken, maar er zitten geen zichtbare verwondingen in de hals, dus het is niet met de hand gedaan. Het kan zijn gebeurd door een zware klap, maar ik denk eigenlijk, gezien andere aanwijzingen die we hebben aangetroffen, dat ze in een soort armklem is gehouden.’

‘Van achteren...’

De patholoog knikte. ‘Het slachtoffer heeft schaafwonden onder de kin van een scherp object.’

‘Iets aan de kleding van de moordenaar?’

‘Mogelijk.’

‘Of een horloge, of een of ander sieraad.’

Browne gromde nogmaals en perste haar kleine, roze lippen samen. ‘Mogelijk, of een metalen knoop of manchetknoop. Ze heeft ook diepe schaafwonden op haar gezicht, die aangeven dat ze zich heeft verweerd.’

‘Dus de moordenaar staat achter haar,’ zei hij terwijl hij de scène voor zich probeerde te zien, ‘met zijn onderarm om haar hals om haar onder controle te houden. Ze probeert zichzelf los te wrikken en haalt haar gezicht open.’

‘Zo zal het ongeveer zijn gegaan.’ Browne haalde haar schouders op; ze zat nog steeds te wiegen. ‘We hebben haar nagels schoongemaakt.’

‘Laten we dan maar hopen dat ze de moordenaar heeft gekrabd.’ De kans dat een man een armklem zou gebruiken om een vrouw in bedwang te houden was groter, maar je had niet heel veel kracht nodig om iemand zo om te brengen; je moest alleen op de goede plaats drukken en in staat zijn het slachtoffer in bedwang te houden. ‘Is ze verkracht?’

‘Ante-mortemkneuzingen op de dijen en vagina suggereren dat wel, hoewel het zoals je weet moeilijk is daar met zekerheid een uitspraak over te doen. Ze heeft ook kneuzingen op haar hals en borsten, die kunnen betekenen dat ze is gebeten of dat er iemand hard aan haar heeft gezogen. We hebben geprobeerd er speeksel af te schrapen, maar de sporen zijn niet duidelijk genoeg om een gebit aan tonen. Gek genoeg zijn al die kneuzingen een paar uur of langer voor haar dood ontstaan.’

Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Weet u dat zeker?’

Browne hield op met wiegen en sloeg haar armen over elkaar. ‘Absoluut. De blauwe plekken zijn te goed zichtbaar.’

‘Dus het is mogelijk dat de verkrachting en de moord los van elkaar staan.’

‘Dat is niet duidelijk.’

Tartaglia wreef over zijn kin en probeerde het te begrijpen. ‘Maar hoe groot is de kans dat je eerst wordt verkracht, en vervolgens vermoord, door twee verschillende mensen, en dat binnen een paar uur?’ vroeg hij, bijna aan zichzelf. ‘Het moet dezelfde persoon zijn geweest... Of ze is niet verkracht.’

Browne haalde haar schouders op alsof dat haar om het even was. ‘Zoals ik al zei is het onduidelijk. Maar ik kan je wel vertellen dat ze naar drank stonk toen ik haar openmaakte. Je zult voor het precieze promillage op het toxicologisch rapport moeten wachten, maar ik durf wel te stellen dat ze hem flink had zitten toen ze stierf.’

‘Dus ze is ladderzat en heeft ruige seks, gewenst of ongewenst. Een paar uur later wordt ze vermoord en ligt ergens op haar rug. Even later komt de moordenaar terug en posteert het lichaam waar we het hebben gevonden.’

‘Dat is het wel ongeveer, ja.’

‘Was ze al dood toen ze werd vastgebonden?’

Browne tuurde hem bedachtzaam aan van over haar brillenglazen. ‘Dat is ook niet met zekerheid te zeggen. Je ziet aan de binnenkant van haar armen dat ze in bedwang is gehouden, en ze heeft schaafwonden op enkels en polsen die ook wijzen op dwang. Ze zijn niet van de tape, maar van iets scherpers. Gezien de kleur van de kneuzingen en de zwellingen zijn die ook van een paar uur voor haar dood.’

‘Kan het een touw zijn geweest?’

‘Nee. Het was harder en scherper. Ik zou eerder denken dat er handboeien zijn gebruikt.’

‘Wat aansluit bij de gedachte dat ze is verkracht.’

Browne knikte. ‘Er was nauwelijks zwelling rond de tape aan polsen en enkels, dus ik denk dat ze al dood was, of bijna, toen de tape werd gebruikt.’

Hij begreep het nog steeds niet en dacht terug aan Rachel Tenisons flat. ‘We hebben in haar appartement geen sporen van een gevecht of verkrachting aangetroffen. Misschien is ze ergens anders gedood, vervolgens vastgebonden met die tape en later in het park gedumpt, hoewel ik niet zou weten hoe je ongezien een lichaam zo ver het park in zou kunnen slepen. En waarom zou je die moeite doen?’

Browne staarde hem uitdrukkingsloos aan. ‘Daar wil ik niet over speculeren.’

Aangezien hij echt geen idee had wat er was gebeurd, wilde hij haar net vragen dat tóch te doen toen zijn telefoon ging. Het was Donovan.

‘Ik heb de stiefbroer gevonden, Patrick Tenison,’ zei ze. ‘Hij was op weg terug naar Londen van uit zijn kiesdistrict, waar hij woont. Hij wacht over een uur op je in zijn flat.’

 

Het appartement van Patrick Tenison was op de bovenste verdieping van een hoog, omgebouwd negentiende-eeuws pand in Westminster, vlak bij de Houses of Parliament. Tenison drukte op de zoemer om Tartaglia binnen te laten en stond bij zijn voordeur op hem te wachten toen hij de lift uit kwam. Tenison was nonchalant gekleed, in een bruine broek van ribfluweel en een geruit overhemd zonder stropdas. Hij was lang en goed gebouwd, met een breed gezicht en heel kort donker haar. Tartaglia zag meteen dat hij de oudere versie was van de man op de foto in de flat van Rachel Tenison.

Hij stak zijn hand uit naar Tartaglia. ‘Kom binnen, rechercheur. Sneeuwt het weer?’ Hij keek terloops naar Tartaglia’s natte leren jack en helm terwijl hij hem het kleine halletje binnenliet.

‘Het is net weer begonnen. En hard ook.’

‘Als u wilt kunt u uw jas daar te drogen hangen.’ Tenison wees naar wat haken bij de voordeur. ‘Het maakt niet uit als de vloer nat wordt. Het tapijt moet vervangen, maar de huisbaas is er nog steeds niet aan toe gekomen.’

Tartaglia legde zijn helm op de vloer en ritste zijn jack open. Hij haalde zijn pen en blocnote uit de zak, schudde het jack uit en hing het op. Hij liep achter Tenison aan een kleine zitkamer met laag plafond in aan het einde van de gang. In een hoek van de kamer stond een tafeltje met drank en Tenison schonk een groot glas cognac met spuitwater voor zichzelf in.

‘U ook iets drinken?’ Tenisons stem klonk vlak, uitgeblust.

‘Nee, dank u.’ Tartaglia ging zitten en keek om zich heen in de te kleine kamer.

Er hingen saaie schilderijen aan de muur, en de kamer was ingericht met nepantiek en een havermoutkleurig tapijt. Het zag eruit als een goedkope bedrijfswoning en niet een plek waar Tenison veel tijd doorbracht, gezien het gebrek aan boeken of persoonlijke bezittingen. Onder de overhangende dakrand waren twee ramen, en Tartaglia zag door de open luiken de glinsterende lichten en silhouetten van de gebouwen langs de Theems, en het reuzenrad London Eye.

‘Kunt u me vertellen wat er is gebeurd?’ vroeg Tenison terwijl hij met een glas in zijn hand op Tartaglia af kwam lopen en tegenover hem in een leunstoel ging zitten. ‘De agenten die bij me thuis zijn geweest... Ze zeiden dat ze onder verdachte omstandigheden is gestorven, dat ze is gewurgd. Ze vertelden dat ze in Holland Park is gevonden.’ Hij sprak zacht, elk woord nauwkeurig gearticuleerd, alsof hij moeite deed zijn spraak onder controle te houden. Hij zette zijn glas aan zijn lippen en dronk het in drie teugen leeg.

‘Inderdaad,’ zei Tartaglia op zijn hoede. ‘Heeft u enig idee wat ze daar deed? Het is maar een steenworp van waar ze woonde, dus ik vroeg me af...’

‘Ze ging er over het algemeen ’s ochtends hardlopen. Ze was gek op dat park. Het is de reden dat ze die flat heeft gekocht.’

Dat sloot aan bij wat Liz Volpe had gezegd en Tartaglia maakte een aantekening. ‘Ging ze ook lopen als het slecht weer was?’

‘Juist dan. Ze had het park graag voor zichzelf.’ Tenison zette zijn lege glas neer en wreef in zijn ogen. ‘Weet u wat zo gek is? Ik heb haar altijd gewaarschuwd dat ze niet alleen moest gaan rennen. Ik heb gezegd dat het gevaarlijk was, maar ze trok zich van mij niets aan.’ Hij keek op en zijn bruine ogen zochten het gezicht van Tartaglia. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Het spijt me, maar daar kan ik op het moment niet op ingaan.’

‘U kunt me toch wel íets vertellen?’ Tenison staarde hem nog aan. ‘Is ze... Is ze verkracht? Was het een seksuele moord?’

‘Daar kan ik nu echt niets over zeggen,’ zei Tartaglia resoluut. Het was logisch dat Tenison meer wilde weten, maar hoe minder hij, of wie dan ook die een band had met Rachel Tenison, erover wist, hoe beter. Iedereen in haar onmiddellijke familie- en vriendenkring was verdacht, tot de alibi’s waren bevestigd.

‘Ik begrijp het,’ zei Tenison, en hij fronste zijn wenkbrauwen alsof hij niet blij was met het gebrek aan helderheid. ‘Heeft u enig idee wie het heeft gedaan?’

‘Het is nog veel te vroeg om daar een uitspraak over te kunnen doen, meneer Tenison. Het is een van de redenen waarom ik hier ben. Heb ik goed begrepen dat u haar enige naaste familielid bent?’

Tenison knikte. ‘Ik ben haar stiefbroer. Mijn vader is met haar moeder getrouwd toen Rachel drie was. Ze heeft toen onze achternaam aangenomen.’

‘Leven ze nog?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Ze zijn omgekomen in een auto-ongeluk toen Rachel twaalf was. Ik woonde toen bij mijn moeder. Ze heeft Rachel onderdak aangeboden; ze kon nergens anders naartoe.’ Tenison sprak ongeëmotioneerd, alsof hij een buitenstaander was, maar iedereen ging op zijn eigen manier met een shock om. Tartaglia kreeg de indruk dat zijn afstandelijke manieren enkel een mechanisme waren om zijn zelfbeheersing te bewaren.

‘Nergens? En Rachels vader dan?’

‘Die heeft ze nooit gekend. Hij heeft haar moeder kort na Rachels geboorte verlaten en ze hebben niets meer van hem vernomen. Hij heeft nooit meer contact opgenomen. Voor hetzelfde geld is hij ook dood.’

Tartaglia, die uit een grote, warme familie kwam van wie iedereen hem onder dergelijke omstandigheden liefdevol zou hebben willen opnemen, werd geraakt door de gedachte dat een twaalfjarig meisje op de wereld achterbleef met alleen een stiefbroer en zijn moeder. Hij zag Rachel Tenison weer voor zich zoals hij haar had aangetroffen, zo fragiel en gebroken, en voelde een hevige steek van verdriet, en het plotselinge, irrationele verlangen haar te beschermen, ook al was ze dood.

‘U zult het lichaam moeten identificeren,’ zei hij, zijn blik nog op Tenisons uitdrukkingsloze gezicht gericht.

Tenison knikte. ‘Alles waarmee ik kan helpen.’

‘Heeft u enig idee waarom iemand uw zus zou willen doden, meneer Tenison?’

Tenison sloot zijn ogen even, haalde zijn neus op en schudde zijn hoofd. ‘Rachel was een zeer speciale, getalenteerde vrouw,’ zei hij, plotseling geëmotioneerd. ‘Ze had geen vijanden. Iedereen die haar kende hield van haar.’

‘En vrienden, of vriendinnen? Was er iemand met wie ze een extra sterke band had?’

‘Dat zou u aan Liz moeten vragen. Liz Volpe. Die kent Rachel het langst. Rachel kwam bij haar in de klas toen ze bij ons kwam wonen.’

‘Verder nog iemand?’

Tenison zuchtte. ‘De meeste van Rachels andere vriendinnen zijn getrouwd en hebben kinderen. Hun leven heeft een heel andere wending genomen dan het hare en een deel van hen woont niet meer in Londen. Rachel was peetmoeder van een paar van hun kinderen, maar ik heb niet de indruk dat ze hen vaak zag.’

‘Wie zag ze wel? Ik neem aan dat ze niet altijd thuiszat.’

‘Rachel stak veel energie in haar werk, rechercheur. Het was als een huwelijk, of een kind. Ze had niet veel tijd over voor andere dingen.’

‘Was ze succesvol?’

‘Enorm.’

‘Neem me niet kwalijk dat ik erover begin, maar ik heb de indruk dat mevrouw Tenison zeer bemiddeld was.’

‘Ze heeft wat geld en vastgoed van haar moeder geërfd, en heeft alles in haar zaak geïnvesteerd. Ze heeft ongelooflijk hard gewerkt en goede zaken gedaan. Ze behoort tot Londens tophandelaren in schilderijen van Oude Meesters.’

‘Weet u wie haar notaris is?’

Tenison keek verward. ‘Denkt u dat iemand het voor het geld heeft gedaan?’

‘Daar hebben we op dit moment geen idee over. U kent het cliché... We moeten overal rekening mee houden.’

Tenison knikte langzaam. ‘Crowther en Phillips, aan Lincoln’s Inn Fields, maar u kunt zich de moeite besparen daar te gaan praten. Ik ben Rachels executeur-testamentair. Afgezien van een paar kleine donaties aan goede doelen laat ze haar aandelen in de zaak na aan Richard Greville, haar zakenpartner. Haar flat met inhoud, op familiebezittingen na, gaat naar Liz Volpe. De rest van haar activa worden in een trust geplaatst voor mijn kinderen, James en Lorna.’

‘Laat ze u niets na?’ vroeg hij verbaasd, en hij begon in zijn blocnote te schrijven.

‘Dat wilde ik niet.’ Tenison perste zijn lippen op elkaar alsof hij niet van plan was er verder nog iets over te zeggen.

‘Kent een van de begunstigden de inhoud van het testament?’

‘Luister, rechercheur,’ zei hij nadrukkelijk terwijl hij met zijn ellebogen op zijn knieën voorover leunde. ‘Geen van hen zou Rachel vermoorden om haar geld.’

‘Geeft u alstublieft antwoord op mijn vraag, meneer Tenison. Ik moet alles nalopen, alles uitsluiten.’

Tenison leunde zuchtend achterover op de bank. ‘Oké. Voor wat het waard is: ik weet vrij zeker dat ze niet op de hoogte zijn. Rachel was erg in zichzelf gekeerd en zou zoiets voor zichzelf houden. En waarom zou ze het vertellen? Ze dacht niet aan doodgaan. Dat testament is er als verstandige voorzorg. We hadden nooit gedacht dat zoiets als dit zou gebeuren.’

‘Wanneer is het testament geschreven?’

‘Een paar jaar geleden. Die man bij Crowther en Phillips zal u wel precies kunnen vertellen wanneer.’

Tartaglia schreef in zijn blocnote dat iemand dat even moest gaan vragen. ‘Had u een goede band met mevrouw Tenison?’

De vraag leek Tenison te verrassen en hij gaf niet direct antwoord. ‘Ja, we hadden een goede band. Heel goed.’ Hij stond zuchtend op en liep naar het raam, staarde voor zich uit naar buiten. Hij zag er fysiek leeg uit, alsof zijn vulsel eruit was gelopen. Het was echt opmerkelijk, voor een man van zijn lengte en postuur. ‘Ik heb verder geen broers en zussen, en zij had die ook niet,’ zei hij. ‘Ik ben zeven jaar ouder, maar er is in de loop der jaren een hechte band tussen ons ontstaan, hoewel we nooit echt samen onder één dak hebben gewoond. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik haar moest beschermen. Ze was zo’n lief, fragiel poppetje toen ze bij ons kwam wonen. Ze zei alleen het hoognodige, durfde nergens haar mening over te geven en had er een hekel aan het huis te verlaten, alsof ze bang was dat er dan iets vreselijks zou gebeuren. Mijn moeder werd er gek van.’

‘Maar jullie gaven veel om elkaar?’ vroeg Tartaglia zacht.

‘Ja. Heel veel. Ik...’ Tenisons stem ebde weg en hij wreef ruw met zijn handen over zijn gezicht.

‘Zagen jullie elkaar vaak?’

Tenison haalde zijn neus op en draaide zich snuivend naar Tartaglia om. ‘We hadden een paar gemeenschappelijke vrienden. Ik heb mijn vrouw, Emma, via haar leren kennen. Ze studeerden samen aan de universiteit.’

‘Waar is uw vrouw, meneer Tenison?’

‘In Hampshire. We hebben een huis in mijn kiesdistrict. Ze woont er met de kinderen. Ik kom alleen naar Londen voor mijn werk.’

‘Was ze afgelopen vrijdag thuis?’

‘Voor zover ik weet. Denkt u dat ze toen...’

‘Nogmaals, dat weten we nog niet. Mevrouw Tenison is vrijdagmiddag door iemand van haar werk als vermist opgegeven. Ze is donderdag rond zes uur ’s avonds voor het laatst gezien. We gaan natuurlijk nog proberen te achterhalen wat ze daarna heeft gedaan, maar gezien het feit dat ze ’s ochtends graag hardliep in het park, ziet het ernaar uit dat ze vrijdag is aangevallen. Kunt u me alstublieft vertellen wat u die dag heeft gedaan?’

Tenison keek hem verbijsterd aan. ‘Ik?’

‘Het zijn gewoon routinevragen die we iedereen moeten stellen.’

Hij zuchtte vermoeid. ‘Natuurlijk. Het spijt me. Natuurlijk moet u alles nagaan. Vrijdag? Ik was hier, alleen natuurlijk, tot een uur of acht. Toen heb ik een trein naar Hampshire genomen, en ik heb het grootste deel van de dag vergaderd. Ik ben nu net pas terug in Londen.’

Tartaglia maakte een aantekening. Als ze preciezer wisten hoe de gebeurtenissen waren verlopen en wisten wanneer ze ongeveer was gestorven, zouden ze alles grondig nalopen. ‘Nog even over het motief: besprak mevrouw Tenison haar relaties weleens met u?’

‘Hoe bedoelt u, die met mannen?’

‘Ja.’

‘Niet echt.’

‘Maar ze had ze wel?’

‘Voor zover ik weet niets serieus, zeker niet recent.’

‘Meneer Tenison, uw zus was in de dertig en een aantrekkelijke vrouw. Er moet een keer iemand zijn geweest. Ze moet minnaars hebben gehad.’

Tenison staarde hem zonder iets te zeggen aan.

‘Het is heel belangrijk,’ voegde Tartaglia toe.

‘Oké, rechercheur. Ik hoor wat u zegt.’ Hij liep terug naar de bank en plofte neer, benen gestrekt voor zich uit. ‘Heeft u Richard Greville al gesproken?’

‘Haar zakenpartner? Er is contact opgenomen, maar hij is in het buitenland.’

‘Ze hebben lang een verhouding gehad, als je het zo kunt noemen. Richard was haar baas bij Christie’s. Ze konden het zo goed met elkaar vinden, om het zo maar te zeggen, dat ze samen een zaak zijn begonnen.’

‘Maar ze zijn niet meer bij elkaar?’

‘Voor zover ik weet al een tijdje niet meer.’

‘Was het een serieuze relatie?’

‘Op een bepaald moment volgens mij wel. Het probleem was dat Richard al was getrouwd.’

‘En hij wilde niet bij zijn vrouw weg?’

‘Nee. En ik weet ook niet zeker of Rachel dat wel wilde.’

‘Hoe bedoelt u?’

Tenison fronste zijn wenkbrauwen, alsof hij zijn mond voorbij had gepraat. ‘Ik had gewoon de indruk dat ze tevreden was met de situatie zoals die was.’

Tartaglia had het gevoel dat er meer achter Tenisons woorden zat, maar dit was niet het moment om daarnaar te gaan vissen. ‘En Richard Greville?’

Tenison haalde zijn schouders op. ‘God mag het weten. Ik neem niet aan dat Rachel zijn eerste affaire was, of zijn laatste. Hij is al een jaar of twintig met Molly getrouwd en volledig van haar afhankelijk, op een rare manier. Zij geeft hem de veiligheid en ondersteuning die hij nodig heeft om zijn gang te kunnen gaan. Dat zou Rachel hem nooit hebben gegeven.’

‘Wie heeft de relatie verbroken?’

‘Rachel, neem ik aan, hoewel het voor zover ik weet niet met vuurwerk gepaard is gegaan. Het was gewoon klaar.’

‘Was Greville er verbitterd over?’

‘Niet dat ik weet.’

Zoals Tenison het zei, klonk het allemaal zo open en eenvoudig, maar Tartaglia’s ervaring was dat affaires maar zeer zelden zo waren, en dat ze over het algemeen niet eindigden met twee tevreden partijen. Tenison was óf naïef, óf hij vertelde niet het hele verhaal.

‘Wist de echtgenote van Greville dat hij een verhouding had met uw zus?’

Tenison haalde diep adem, alsof hij het daar liever niet over had. ‘Sommige mensen kunnen hun eigen neus niet zien, maar Molly is heel scherp. Ze moet het geweten hebben, hoewel Richard waarschijnlijk stom genoeg was, en ijdel genoeg, om te denken dat ze niets doorhad. Maar ik zie haar Rachel niet vermoorden, als u dat bedoelt.’

‘Waarom niet?’

‘Wat zou het voor zin hebben? Die affaire was verleden tijd.’ Zijn toon was kortaf en afwijzend.

Tartaglia bestudeerde Tenison even. Hij vroeg zich af of zijn reactie voortkwam uit preutsheid of eenvoudigweg afkeuring. Objectief gezien was hij een aantrekkelijke man, maar zijn uitstraling had iets wat een beetje week en bekrompen overkwam, alsof hij een zwak karakter had.

‘Weet u dat zeker?’

‘Absoluut.’

‘Ik krijg de indruk dat u niet dol bent op Richard Greville.’

Tenison haalde zijn schouders op. ‘Dat is ook zo. En ik was er ook niet blij mee dat Rachel wat met hem had, zowel zakelijk als privé. Maar daar kun je mensen niets over zeggen, zeker mensen als Rachel niet. Je moet ze hun eigen fouten laten maken en hopen dat ze ervan leren.’

Tenison pakte zijn glas en stond op om het bij te vullen, alsof hij van gespreksonderwerp wilde veranderen.

‘En met wie ging ze nadien om?’ vroeg Tartaglia, die nog lang niet klaar was.

‘Ik heb echt geen idee. Sorry,’ zei Tenison stijf, over zijn schouder, terwijl hij zijn drankje stond te mengen.

‘Heeft ze het over niemand gehad?’

‘Waarom zou ze? Ik was haar oppas niet, en als broer was ik vast de laatste met wie ze zoiets zou bespreken.’

Daar zat wat in. Tartaglia dacht aan zijn eigen liefdesleven, of eigenlijk het gebrek daaraan, en knikte. Zijn hart over dat onderwerp bij Nicoletta uitstorten zou het laatste zijn wat hij zou doen. Hoewel vrouwen over het algemeen over vertrouwelijkere dingen praatten.

Hij vroeg Tenison nogmaals: ‘Maar u weet zeker dat de relatie met Richard Greville voorbij was?’

‘Absoluut,’ zei Tenison, die met een halfvol glas terugliep naar de bank en weer moeizaam ging zitten. ‘Ik ken Rachel. Ze zou nooit naar Richard zijn teruggegaan, al had hij haar op zijn knieën gesmeekt en haar de hele wereld aangeboden.’

Tartaglia werd verrast door hoe resoluut Tenison klonk, en door de intense blik in zijn ogen. ‘Misschien heeft ze het u niet verteld.’

Tenison schudde ferm zijn hoofd. ‘Niemand kende mijn zus beter dan ik, rechercheur. Er was bij Rachel geen weg terug.’

 

Het was ruim na middernacht toen Tartaglia thuiskwam in Shepherd’s Bush. Behalve een kat die over straat rende was het stil. Alle ramen waren donker; iedereen lag allang in bed. Hij zette de motor af, duwde de Ducati over het bevroren pad de voortuin in en zorgde dat het hek niet achter hem dicht kletterde. Hij parkeerde de motor uit zicht achter de heg, zette het alarm aan en trok de plastic hoes eroverheen die hij achter de vuilnisbakken had liggen. Zijn appartementje was op de begane grond van een pand dat in een wirwar van woonstraten stond, in de buurt van Hammersmith Broadway. Hij vond het een fijne wijk, met de vele winkeltjes en goedkope restaurantjes aan de hoofdweg, en een stel leuke pubs op loopafstand. Gemak was alles als je alleen woonde en er werkuren als die van hem op nahield.

De solide gebouwde, laat-victoriaanse rijtjeshuizen stonden een stukje van de straat vandaan achter muurtjes en ondiepe voortuinen. Hun eenvoudige roodbakstenen voorgevels en ruime afmetingen hadden iets geruststellends, met de grote erkers op twee verdiepingen en puntgevels op de zolder. Iemand uit zijn familie had eens gezegd: ‘Georgian als het mooi moet zijn en victoriaans voor comfort,’ en hij bedacht vaak hoe waar dat was. De meeste panden in de straat waren omgebouwd tot appartementen, sommige van de woningbouwvereniging, de rest als koopflats, en een paar ervan werden nog in hun geheel als woonhuis gebruikt. Aan beide kanten van de weg stonden kersenbomen, de takken nu kaal en vol sneeuw. Over een paar weken zouden ze vol uitbundige roze bloesem zijn, waardoor de straat een bijna magische sfeer kreeg.

Hij deed de gemeenschappelijke voordeur open en liet zichzelf via de kleine gemeenschappelijke hal zijn flat binnen, die direct toegang gaf tot de woonkamer. Hij klikte het licht aan en trok de oude houten luiken dicht, waarmee het oranje licht van de lantaarnpaal recht voor zijn raam werd buitengehouden. Het waren de oorspronkelijke luiken; toen hij er net woonde was hij dagen bezig geweest om de lagen verf eraf te krabben en ze weer functioneel te krijgen. Hij had ook zo veel mogelijk andere oorspronkelijke elementen in ere hersteld, had de oude hardhouten vloer geschuurd en gelakt, en achter de betimmerde schoorsteenmantel de oude witmarmeren schouw vandaan gehaald. Hij had de open haard weer werkzaam gemaakt, hoewel de eerste poging tot een haardvuur had geresulteerd in een kamer vol rook... de schoorsteen was decennia lang niet geveegd.

De centrale verwarming was een paar uur geleden afgeslagen en het was fris in de kamer, er hing een bijna ijzige kou in de lucht. Hij liep snel naar de stookruimte in de gang en drukte hem weer aan, trok toen in de woonkamer zijn jas uit. Hij speelde het enige bericht op het antwoordapparaat af terwijl hij zijn stropdas lostrok. Het was Nicoletta, die vroeg waarom hij zo plotseling weg moest en wat hij van haar vriendin Sarah vond. Het leek wel dagen geleden in plaats van uren. Misschien had hij beter zijn best moeten doen met Sarah. Er waren momenten als dit, als hij ’s avonds, moe en alleen, verlangde naar het gezelschap en de fysieke aanwezigheid en warmte van een vrouw. Maar een vriendin van Nicoletta was geen goed idee.

Hij luisterde even naar haar stem, de toon van vermoeide verwijten bijna verdronken in het gebabbel van de kinderen. Toen hij genoeg had gehoord, verwijderde hij de boodschap zonder hem verder af te luisteren. Waarom vatte ze alles toch altijd zo persoonlijk op? Hij voelde een bekende steek van irritatie door zich heen gaan en vroeg zich af waarom ze toch maar niet in staat was te begrijpen wat zijn werk inhield, of dat een nieuwe moordzaak belangrijker was dan een familielunch. Nu hij weer aan het eten dacht drong het plotseling tot hem door dat hij vreselijke honger had: hij had het het grootste deel van de dag gedaan op weinig meer dan koffie en een stuk of vijf sigaretten. Hij wist dat hij even moest slapen voor de instructies van zeven uur – het zou weer een lange dag worden – maar hij moest wat eten voordat hij naar bed ging.

Hij liep de keuken in, trok de kastjes en koelkast open en pakte een zakje aardappels, eieren en Parmezaanse kaas. Hij zag op het label dat de aardappels uit Cyprus kwamen, waar het ongetwijfeld al lente was. Hij waste ze snel en kookte ze in de schil voordat hij ze in plakjes sneed en in olijfolie bakte tot ze goudbruine randjes hadden. Hij klopte de eieren, schonk ze met de geraspte kaas in de pan en liet de indrukken van die dag nog eens de revue passeren.

Hij hoopte na alles wat dokter Browne had gezegd dat het lab iets interessants zou vinden, mogelijk zelfs dna. Maar dat zou allemaal nog even op zich laten wachten. Ondertussen was het belangrijk dat ze een tijdlijn kregen. Na wat hij had gehoord leek het aannemelijk dat Rachel Tenison op vrijdagochtend zoals altijd was gaan hardlopen in het park en daar mogelijk haar moordenaar had ontmoet. Maar doordat de aanval, als het dat was geweest, en de moord een paar uur na elkaar hadden plaatsgevonden, was het allemaal niet erg eenvoudig.

Hij zette de frittata nog even onder de grill voor een extra knapperig korstje en legde hem op een bord, sneed hem in puntjes, voegde zout en peper en nog wat kaas toe, gevolgd door een grote klodder ketchup. Zijn moeder zou geschokt haar armen in de lucht hebben gegooid. Tomatenketchup? Marco, hoe dúrf je? Hij hoorde haar stem bijna, en zag de gezichtsuitdrukking van walging die daarbij hoorde. Hij glimlachte bij de gedachte, liep met zijn bord en een flesje bier naar de woonkamer en at met zijn bord op schoot.

Hij was al snel klaar met eten, zette zijn bord neer, strekte zijn benen voor zich uit en legde zijn hielen op de rand van de salontafel. Hij stak een sigaret op en genoot even van de verrassende stilte om dit uur, hartje Londen; hij had een paar dagen geleden nog een vos horen blaffen. Zijn gedachten dreven terug naar de zaak. Moorden door een vreemdeling waren over het algemeen opportunistische, lukrake gebeurtenissen, met alle gebruikelijke kenmerken van een chaotische, zieke geest. Maar de manier waarop Rachel Tenisons lichaam was gekneveld, bijna ritualistisch, betekende dat er nauwkeurige voorbereidingen waren getroffen. En dan was er dat vreemde gedicht. Wat de moordenaar er ook mee had bedoeld, het was duidelijk een weloverwogen boodschap.

Ze hadden nog geen idee of ze in haar flat was vermoord, of in het park, of waar dan ook, hoewel het park, hoe meer hij erover nadacht, de meest logische plek leek. Dat hij haar kleding had uitgetrokken lag voor de hand. Dat was de eenvoudigste manier om forensisch bewijs te voorkomen, zoals iedereen die weleens naar csi keek wist. Het liet ook zien dat de moordenaar georganiseerd was. Maar waarom was ze na haar dood gekneveld en in die vreemde, symbolische positie geplaatst? En waarom dat gedicht? Welke boodschap probeerde de moordenaar te geven? Het monochrome beeld van de naakte en gebonden Rachel Tenison ging nogmaals door zijn hoofd. Hij kon het er niet uitkrijgen. Het was gek hoe dergelijke beelden, zelfs ongewild, op je netvlies brandden. Hij vroeg zich af wat voor soort vrouw ze was geweest, dacht terug aan haar vreemd onpersoonlijke flat: de sfeerloosheid, de netheid, het grote bed met de donkerrode gordijnen en de bizarre foto’s. Ze was een raadsel en ze intrigeerde hem.

Er waren geen voor de hand liggende antwoorden. Zijn oogleden begonnen zwaar te worden. Hij maakte zijn sigaret uit en dwong zichzelf zich uit te kleden voordat hij in bed kroop.

4

Het was net na zeven uur ’s ochtends. Donovan zette haar blauwe Volkswagen Golf op de kleine parkeerplaats van het kantoor van Moordzaken in Barnes en zette de motor af. Toen ze uitstapte viel het haar op hoe donker het was, maar het sneeuwde tenminste even niet. Ze was laat. Haar hoofd voelde nog een beetje suf van het slapen en het had haar moeite gekost om op te staan toen de wekker om zes uur ging. Het was van haar woning in Hammersmith maar tien minuten rijden naar Barnes, over de Theems via Hammersmith Bridge. In de zomer ging ze regelmatig op de fiets, over de weg die door de speelvelden van jongensschool St. Paul’s liep, helemaal langs de rivier naar Barnes. Maar in de winter wilde ze alleen maar zo snel mogelijk op haar werk zijn.

Het lage kantoorpand uit de vroege jaren zeventig stond halverwege Station Road, die de Green, met de pittoreske eendenvijver en achttiende-eeuwse huizen, verbond met de wildernis van Barnes Common. Het bakstenen pand was een doorn in het oog van het zeer gewilde stadsdeel, dat maar een paar kilometer van het hart van Londen lag, maar de sfeer van een ouderwets dorp ademde en werd begrensd door de rivier. De bewoners waren een mengeling van welgestelde artsen, tandartsen, advocaten en mediabonzen, en een paar bekende acteurs, en het was een vreemde locatie voor twee teams van Moordzaken, vooral als je bedacht dat ze maar hoogst zelden werden opgeroepen om een moord in hun eigen achtertuin te onderzoeken.

Een ijskoude windvlaag greep Donovan terwijl ze uitstapte, sloeg de punt van haar sjaal in haar gezicht en prikte in haar ogen. Ze trok haar zware tas over haar schouder, trok haar jas strak om zich heen en rende door de achterdeur naar binnen en de trap naar de eerste verdieping op.

De ochtendinstructies waren net begonnen in de grote open kantoorruimte aan de voorkant van het gebouw. De zaal was vol en ze ging op een bureau achterin zitten, naast Nick Minderedes, die met zijn dikke, zwarte haar nog nat van het douchen met een stomende beker koffie in zijn handen zat. Tartaglia stond voor in de ruimte, met achter zich op het schoolbord al een plattegrond van Holland Park en foto’s van het slachtoffer. Hun baas, inspecteur Carolyn Steele, zat naast hem, gekleed in haar gebruikelijke uniform: een donkere broek met bijpassend jasje, vandaag een met een nauwelijks zichtbaar krijtstreepje, en een brandschone witte blouse. Ze zag er fris uit, of ze een hele nacht had geslapen, haar korte, donkere haar glad als altijd, haar gezicht emotieloos terwijl ze luisterde naar agente Karen Feeney, die berichtte wat de verscheidene gesprekken van de avond ervoor hadden opgeleverd.

‘De parkbeheerder heeft haar vrijdagochtend kort nadat hij het hek had geopend het park in zien komen,’ zei Feeney. ‘Hij weet zeker dat ze alleen was. Hij zei dat hij haar bijna dagelijks zag. Ze stond vaak al te wachten als hij kwam om het hek open te maken. Hij zei dat ze altijd dezelfde route liep, vlak langs waar het lichaam is gevonden.’

‘Heeft hij verder nog iemand gezien?’ vroeg Tartaglia.

‘Nee, meneer. Maar hij zei dat het zo koud was dat hij meteen naar binnen is gegaan.’

‘Nou, dat is tenminste een begin, en het wordt steeds waarschijnlijker dat ze in het park is vermoord en achtergelaten.’ Hij keek naar agent Dave Wightman, die voor aan de groep stond met een blocnote in zijn hand. ‘Dave, wat heb je te melden?’

Wightman, klein en breedgebouwd, met blond haar, een bril en een jongensachtig gezicht, was de nieuwste aanwinst van het team. ‘De bewakingscamera’s hebben nog niets opgeleverd, meneer,’ zei hij. ‘Er hangen er geen in de onmiddellijke omgeving, maar we hebben alles van het gebied eromheen voor de zekerheid meegenomen en zijn ermee bezig.’

‘En de camera bij de voordeur?’

‘Die gaat alleen aan als iemand aanbelt, maar zonder aan te geven bij wie. Het enige wat erop staat is een stroom mensen die naar binnen gaat.’

‘Hoeveel appartementen zijn er in het pand?’ vroeg Steele met haar zachte, intonatieloze stem.

‘Meer dan veertig, mevrouw. Het zal wel even gaan duren voor we iedereen hebben geïdentificeerd.’

‘Als je hulp nodig hebt, bel je het wijkbureau maar,’ zei Tartaglia. ‘Heb je de schoonmaakster al gevonden?’

Wightman knikte. ‘Leonora. Ze is Filippijnse en woont in een flat van de woningbouwvereniging in Notting Hill. Ze was de hele avond ergens mahjong aan het spelen en ik heb haar net pas gesproken. Ze zei dat ze sinds iets meer dan twee jaar op dinsdag en vrijdag schoonmaakt bij Rachel Tenison. Afgelopen vrijdag was ze er zoals altijd om tien uur. Toen ze zichzelf had binnengelaten, stond de handtas van mevrouw Tenison in de gang, wat ze vreemd vond. Er was niet afgesloten en het alarm was uitgeschakeld, wat ook ongebruikelijk was. Ze dacht in eerste instantie dat mevrouw Tenison thuis was.’

‘Misschien dat Rachel Tenison het alarm niet heeft aangezet omdat ze alleen even ging hardlopen. Als dat zo is, is ze daar dus nooit van teruggekomen.’

‘Daar zei de schoonmaakster niets over, meneer. Mevrouw Tenison was er nooit als ze kwam. Ze hadden nu en dan telefonisch contact en lieten briefjes voor elkaar achter.’

‘Is haar verder nog iets raars opgevallen?’ vroeg Steele.

‘Nee, mevrouw.’

‘Hoe heeft ze de flat aangetroffen?’ vroeg Tartaglia. ‘Was het een puinhoop, netjes, slordig?’

‘Ze zei dat het behoorlijk netjes was, dat denk ik tenminste.’ Wightman tuurde in zijn aantekeningen en voegde toe: ‘Niets opmerkelijks, in ieder geval.’

‘Was er in het bed geslapen?’

‘Ja.’

‘Maar niets abnormaals?’

‘Nee, meneer. Ze heeft wat glazen opgeruimd, en een paar lege wijnflessen.’

‘Waar stonden die?’

Wightman keek weer in zijn aantekeningen. ‘In de woonkamer. Ze zei dat het eruitzag of Rachel Tenison gasten had gehad. Ze heeft vier of vijf glazen in de afwasmachine gezet, maar die heeft ze niet aangezet omdat er verder bijna niets in stond. Ze vertelde dat mevrouw Tenison hem pas aanzette als hij vol was. Iets over energiebesparing.’

‘Die glazen zijn naar het lab,’ zei Tartaglia tegen iedereen. ‘We weten nu in ieder geval wanneer ze zijn gebruikt.’

‘Een deel kan best eerder dan donderdagavond zijn gebruikt,’ zei Steele.

Tartaglia schudde zijn hoofd. ‘Voor zover ik het kan inschatten was Rachel Tenison bepaald niet het type dat vieze glazen dagen laat staan.’

Wightman knikte. ‘De schoonmaakster zei dat mevrouw Tenison van schoon en netjes hield. Leonora had nooit veel op te ruimen, in tegenstelling tot wat ze op sommige van haar andere adressen aantreft. Ze zei dat ze er vreselijk graag werkte.’

Tartaglia wreef bedachtzaam over zijn kin. ‘Laten we even aannemen dat die glazen van donderdagavond waren. Rachel Tenison is vrijdagochtend vroeg gaan hardlopen. Ze zal wel van plan zijn geweest ze even op te ruimen als ze weer thuis was. En haar sportkleding? Heb je de schoonmaakster gevraagd of ze die heeft gezien?’

‘Er was een mand met vuile was, die ze in de machine heeft gedaan, maar alle kleding was droog. Het sneeuwde vrijdagochtend hard. Als Rachel Tenison is gaan joggen, zouden haar kleren om tien uur nog nat zijn geweest.’

‘Inderdaad. Dus het lijkt er steeds meer op dat Rachel Tenison niet terug is geweest in haar flat om zich om te kleden. De vaatwasser was, op die glazen na, bijna leeg. Die zijn momenteel het enige wat we hebben.’ Hij keek naar Nina Turner, die net binnen was komen lopen. ‘Nog nieuws uit het park?’

‘Geen spoor van kleding of persoonlijke eigendommen, maar hopelijk vinden we vandaag iets.’

Ze zag er nog dunner en beniger uit dan normaal in haar grijze broek met jasje en blauwe blouse, die haar lichtbruine huid oplichtte. Haar lange, zwarte haar zat in een paardenstaart en ze was ondanks het feit dat het nog zo vroeg was keurig opgemaakt, iets waarvan Donovan maar niet kon beslissen of ze het moest bewonderen of verfoeien.

‘Hoe lang verwachten jullie dat het park nog dicht blijft?’ vroeg Steele.

‘Nog een paar dagen,’ antwoordde Nina, die terloops naar Tartaglia keek. ‘Het schiet niet op met al die sneeuw. We weten in ieder geval waar ze het park is ingegaan en welke route ze waarschijnlijk heeft genomen. We hebben gisteren met hondenteams gewerkt, en die komen vandaag ook weer. We blijven zoeken, maar ik ben eerlijk gezegd niet hoopvol gestemd dat we iets zullen vinden behalve haar kleren en spulletjes. Als we aannemen dat ze vrijdag is omgekomen, is het park twee hele dagen open geweest voordat we het hebben afgesloten.’

‘En de flat van het slachtoffer?’ vroeg Tartaglia.

‘We hebben gisteravond het poederen afgerond en er zijn een aantal vingerafdrukken naar het lab.’

‘En haar spullen?’

‘Daar beginnen we vandaag mee. Als we daarmee klaar zijn, gaan we met de luminol aan de slag.’

Tartaglia keek naar Minderedes. ‘En jij, Nick?’

Minderedes gleed langzaam van het bureau, met zijn beker in zijn hand, en schraapte zijn keel. ‘De uniformdienst zoekt hardlopers en wandelaars die die ochtend in het park zijn geweest, maar tot dusverre was iedereen die we hebben gevonden er later. Niemand heeft iets ongewoons gezien.’

‘En je hebt de Rechercheondersteuning gevraagd iedereen na te lopen?’

Minderedes knikte.

‘Dus haar lichaam was óf ondertussen goed verstopt, waarschijnlijk in de bosjes waar ze is gevonden, óf het was ergens anders mee naartoe genomen, hoewel dat onwaarschijnlijk lijkt.’

‘Misschien heeft ze haar moordenaar in het park ontmoet en is ze ergens met hem naartoe gegaan, waar hij haar heeft omgebracht,’ zei Minderedes. ‘En is de moordenaar later teruggekomen om het lichaam in het park te dumpen.’

Steele schudde haar hoofd. ‘Mogelijk, maar niet waarschijnlijk. Als ze haar moordenaar in het park heeft ontmoet, waarom heeft hij haar dan eerst ergens mee naartoe genomen en vervolgens weer teruggebracht? We hebben het over het centrum van Londen, niet het platteland. Het is vreselijk druk in dat park overdag. Het risico is te groot.’

‘Dat lijkt mij ook,’ zei Tartaglia. ‘En zoals we weten is haar lichaam vlak bij haar looproute gevonden. Laten we ons voor nu even bij de meest logische verklaring houden, tenzij we nieuwe informatie krijgen die die tegenspreekt.’

‘Maar ze is een paar uur voordat ze stierf al aangevallen,’ zei Karen Feeney van af haar plekje aan een bureau voor in de ruimte. ‘Hoe verklaren we dat dan?’

Tartaglia knikte. ‘Het enige wat we weten is dat ze een paar uur voor haar dood seks heeft gehad. Ruige seks. Ze had ook behoorlijk diepe schaafwonden aan polsen en enkels; ze was vastgebonden. Maar misschien was dat niet met toestemming. We weten nog niets over haar persoonlijkheid of achtergrond.’

‘Wat denk jij dat er is gebeurd?’ vroeg Steele. ‘Een uit de hand gelopen seksspelletje?’

‘Dat zou heel goed kunnen, hoewel haar moordenaar misschien niet degene is met wie ze seks heeft gehad. Rachel Tenison ging bijna elke ochtend hardlopen, dus misschien heeft iemand haar in de gaten gehouden, of was het iemand die ze kende.’

‘Was ze lesbisch, of biseksueel?’

‘Niet volgens haar broer, maar dat is natuurlijk wel iets wat we nog even moeten navragen. Als je weet wat je doet, kan een vrouw moeiteloos een andere vrouw ombrengen met een armklem. We moeten niet uitsluiten dat een vrouw het heeft gedaan, hoewel het volgens de statistieken zoals we weten niet waarschijnlijk is, speciaal gezien de mogelijk seksuele motieven.’

‘Maar waarom een armklem?’ vroeg Steele.

‘Het zou kunnen dat het slachtoffer heeft geprobeerd los te komen,’ zei hij. ‘Misschien heeft hij haar alleen proberen te bedwingen. Het is gemakkelijk om te ver te gaan, om de controle kwijt te raken als het spannend wordt. Hoe dan ook, als het slachtoffer probeert zichzelf te bevrijden snijdt iets uit de kleding van de moordenaar – een horloge of armband, iets scherps – haar onder haar kin. Dat kan allemaal binnen maximaal een paar minuten zijn gebeurd. Ergens daarna is het lichaam verplaatst. De hypostase laat zien dat ze meerdere uren plat op haar rug heeft gelegen voordat ze weer werd gekneveld. Misschien is de moordenaar gestoord en moest hij later terugkomen om zijn werk af te maken, om een vertoning van haar te maken. Hij trekt al haar kleren uit, knevelt haar met tape en propt een gedicht in haar mond, posteert het lichaam in een knielende pose, bijna als een offer. Jullie hebben de foto’s allemaal gezien.’

‘Ze ziet eruit alsof ze zit te bidden,’ zei Feeney.

‘Meer alsof ze om genade smeekt,’ voegde Minderedes toe.

Tartaglia knikte. ‘Het is een gerichte boodschap, hoewel ze open is voor interpretatie.’

‘We hebben geluk dat ze zo snel is gevonden,’ zei Donovan, die terugdacht aan de overwoekerde omgeving in het bos. ‘Voor hetzelfde geld had het weken geduurd, of maanden. Die kinderen konden daar alleen komen omdat een deel van het hek was losgekomen en er nog geen tijd was geweest om het te repareren.’

‘Precies,’ zei Tartaglia. ‘We moeten ervan uitgaan dat het niet de bedoeling was dat we haar zo snel zouden vinden. We hebben te maken met een moordenaar die georganiseerd is en helder nadenkt, niet iemand die in paniek is. Dat is wat we nu kunnen zeggen. Tot we meer weten moeten we ons concentreren op een profiel van het slachtoffer, en we moeten erachter zien te komen wie Rachel Tenison donderdagavond na haar werk heeft gezien. Heb je haar agenda al, Nick?’

Minderedes schudde zijn hoofd. ‘Haar zakenpartner – Richard Greville – was in het buitenland. Ik kreeg hem gisteravond pas te pakken. Hij is vanochtend in de galerie.’

‘Dan gaan jij en Sam even een babbeltje met hem maken. We moeten haar zakelijke telefoontjes en dossiers bekijken, en de details, als dat kan, van haar mobieltje. De gebruikelijke zaken. Wie doet haar vaste lijn thuis?’

‘Ik,’ zei Wightman. ‘Ik zou vandaag nog een uitdraai moeten krijgen.’

Tartaglia keek naar Donovan. ‘Sam, ga jij achter dat gedicht aan? Tenzij de moordenaar ons probeert te misleiden, lag het daar met een reden. Verder wil ik dat iedereen zich concentreert op het park: namen, adressen, controle van iedereen die er regelmatig komt en iedereen die er rondhangt sinds het is afgesloten. Gezien de omstandigheden kunnen we niet uitsluiten dat de moordenaar een onbekende is. Karen en ik hebben om negen uur een afspraak bij Rachel Tenisons beste vriendin, Liz Volpe.’

‘En de pers, meneer?’ vroeg hoofdagente Sharon Fuller, de officemanager, die vlak achter Donovan zat. ‘Gaat u vandaag de identiteit van het slachtoffer vrijgeven?’

‘Ja. Zodra haar stiefbroer haar formeel heeft geïdentificeerd. Ik neem aan dat het rond de lunch algemeen bekend is.’

‘Er komt eind van de ochtend, voor het middagnieuws, een persconferentie,’ zei Steele. ‘Die neemt hoofdinspecteur Cornish voor zijn rekening. Als er iemand belt, verwijs je die maar naar de afdeling Communicatie, of naar mij.’

‘Er komt veel ongewenste media-aandacht,’ voegde Tartaglia toe. ‘Rachel Tenison was een bekende galeriehoudster in het West End en haar stiefbroer zit in het schaduwkabinet. Jullie kunnen je de krantenkoppen wel voorstellen. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat de details niet bekend worden. Alles, en dan bedoel ik echt alles, moet buiten de publiciteit blijven. Begrepen?’

5

Tartaglia en agente Karen Feeney stonden iets na negen uur die ochtend bij het adres in Notting Hill dat Liz Volpe had opgegeven. Het witgeschilderde victoriaanse pand was indrukwekkend, met ornamentele deklijsten, gebogen balkons en een grote klassieke portiek. Het was het laatste van een rij dergelijke huizen, op de hoek van twee wegen en van achteren uitkijkend over volkstuinen, die heuvelopwaarts naar Notting Hill Gate lagen.

Tartaglia drukte op de bel waar volpe bij stond, en haar stem klonk al een paar seconden later door de intercom. Hij kondigde zichzelf en Feeney aan.

‘Bovenste verdieping,’ zei Liz. Haar stem klonk slaperig, alsof ze net wakker was.

Hij hoorde de klik van de ontvanger, gevolgd door de zoemer, en duwde snel de zware donkergroene deur open.

Tartaglia liep de brede draaitrap op en wachtte boven tot Feeney, die zwoegend achter hem aan kwam, er ook was. Er was maar één deur en hij stond op een kier. Ze zagen Liz Volpe niet en liepen naar binnen, een brede gang in die zo te zien als eetkamer dienstdeed, met een tafel met aan een kant klapstoelen ertegenaan. Door een dakraam scheen grijs gefilterd licht naar binnen, dat een amateuristisch geschilderde muurtekening van een mediterraans landschap op de achtermuur verlichtte.

Liz kwam snel daarna de gang in lopen. Ze had een flets geworden spijkerbroek met gympen aan en trok een enorme antracietgrijze trui over een strak zwart t-shirt. Ze had het slordige, gedesoriënteerde uiterlijk van iemand die net uit bed komt.

‘Sorry dat ik u laat wachten,’ zei ze met een lage, hese stem terwijl ze haar dikke, donkerblonde haar uit de hals van haar trui trok. Haar gezicht was bleek, haar oogleden waren rood en dik.

‘Dit is agente Karen Feeney,’ zei Tartaglia.

Liz stak haar hand uit en glimlachte gespannen naar het tweetal. Haar vingers waren koud en ze trok ze snel weer terug. ‘Komt u verder.’

Ze ging hen voor de gang door naar de zitkamer achterin, langzaam, bijna schuifelend, alsof ze nog half sliep of in een soort trance was. Ze was een stuk langer dan hem de avond ervoor was opgevallen, bijna net zo lang als hij, en mager en getraind.

De kamer die ze binnen liepen was groot, op de hoek van het pand, met een hoog plafond en ramen aan twee kanten van de schuin aflopende erkers. Liz deed het licht aan en gebaarde hen naar een comfortabel uitziende bank bij de open haard. Ze ging er zelf tegenover zitten, in een bruin leren leunstoel met hoge rugleuning, benen tegen elkaar, handen stijf op haar schoot gevouwen, de houten salontafel als een hek tussen hen in.

Tartaglia ging zitten en keek om zich heen, naar de vervaagde groene muren, de overvolle gammele boekenkasten en de versleten houten vloer, die vol lag met een verzameling stoffige Afrikaanse kleden. Een appartement in die wijk, met die afmetingen, moest een kapitaal kosten, maar de inrichting leek zo uit een kringloopwinkel te komen. Er stond ook niets vrouwelijks. Er waren geen snuisterijen of schilderijen, behalve een verweerde oude prent van een racepaard, die in een zware, zwarte lijst aan de schoorsteenmantel hing.

‘Woont u hier al lang, mevrouw Volpe?’ vroeg hij terwijl Feeney naast hem kwam zitten en in haar overvolle tas naar een blocnote en pen begon te graven.

Liz schudde haar hoofd. ‘Het is van mijn broer. Ik woon hier tijdelijk, tot hij terugkomt. Tot ik iets voor mezelf heb gevonden. Ik heb een tijd in het buitenland gewoond.’

Hij keek haar aan en het drong tot hem door dat hij de avond ervoor niet echt naar haar had gekeken. In elkaar gedoken op de bank van de portier, met haar zwarte jas en lange haar, dat in haar gezicht hing, was er ook niet veel te zien geweest, en hij had het gevoel dat hij haar nu voor het eerst zag. Ze had grote, blauwe ogen. Haar gezicht was meer mooi dan aantrekkelijk, met een brede neus en een volle, brede mond, maar als geheel genomen, met haar lengte en haar, was ze opmerkelijk.

‘Het spijt me dat we u zo snel weer lastigvallen, maar we moeten u wat vragen stellen. Het is uitermate belangrijk dat we zo veel mogelijk over Rachel Tenisons achtergrond te weten komen.’

‘Dat begrijp ik,’ zei ze zacht, en ze staarde naar haar handen. ‘Wat wilt u weten?’

Hij merkte op dat ze geen ringen om haar lange vingers droeg en dat haar nagels functioneel kort waren geknipt.

‘Waren jullie al lang vriendinnen?’

Ze keek hem aan. ‘Meer dan twintig jaar. We zaten samen op school.’

‘Dus u kent haar familie goed?’

‘Ik ken haar broer Patrick, maar ik heb haar ouders nooit ontmoet. Die zijn gestorven voordat ze bij mij op school kwam.’

‘Dus u kende haar erg goed.’

‘Dat zal wel, ja.’

Hij hoorde aarzeling in haar stem. ‘Weet u dat niet zeker?’

Ze zuchtte. ‘We kenden elkaar al heel lang. We hebben samen veel meegemaakt, als u dat met “goed” bedoelt. We gaven heel veel om elkaar, maar we waren niet zo intiem zoals sommige meisjes. Zo ben ik niet, en Rachel ook niet.’ Het antwoord rolde een beetje te gemakkelijk van haar tong, alsof ze het van tevoren had geoefend.

‘Wat was ze voor iemand?’ vroeg hij terwijl hij haar geconcentreerd aankeek.

Ze fronste haar wenkbrauwen, alsof ze het nut van de vraag niet inzag. ‘Stil, altijd al een eenling. Jongens, make-up en feestjes... Dat is allemaal nooit haar ding geweest. Een oude geest in een jong lichaam, als u begrijpt wat ik bedoel. Rachel zat liever met haar neus in de boeken dan dat ze zat te kletsen over popmuziek en dergelijke.’

‘Maar dat maakte u niet uit?’

‘We kwamen er ongeveer op hetzelfde moment achter dat we gek waren op kunstgeschiedenis en werden naarmate we elkaar beter leerden kennen goede vriendinnen.’

‘En dat bent u gebleven?’

Liz ademde diep in en knikte. ‘We gingen samen naar de universiteit en zijn elkaar blijven zien toen we in Londen gingen werken.’

‘Wanneer heeft u haar voor het laatst gesproken?’

Ze was even stil en beet op haar onderlip, keek weg naar het raam. ‘Vorige week. Dat had ik al verteld.’

‘Wanneer precies?’

‘Donderdag. Ik heb haar gebeld... om te vertellen dat ik een paar weken in Londen was. We zouden gisteravond uit eten gaan, zoals u al weet.’

‘En niets in dat gesprek baarde u zorgen?’

Weer die aarzeling terwijl hun blikken kruisten. ‘Absoluut niet.’

‘En de laatste keer dat u haar daarvoor heeft gezien?’

‘Dat was ongeveer tien weken terug.’

‘Waarom zo lang?’

‘Misschien moet ik even iets uitleggen. Ik werk ook in de kunstwereld, maar als onderzoekster aan een particulier project in de Verenigde Staten. Ik woon er al een tijdje, maar ik ben er regelmatig voor in Europa, zoals nu. Ik heb Rachel de laatste keer dat ik hier was ook gezien.’

Ze trok een verfrommelde tissue uit haar mouw en snoot haar neus.

‘Waar heeft u het over gehad?’

Er schoot een flits van ongemak over haar gezicht en ze ging anders zitten, keek even naar de tissue, die ze in een balletje zat te knijpen. ‘Niets bijzonders, over gemeenschappelijke vrienden en werk. Het project liep ten einde en ik wist niet wat ik daarna ging doen... ik twijfelde of ik terug wilde naar Groot-Brittannië.’

‘Heeft ze iets over haar privéleven verteld?’

‘Niet echt.’

‘Wat? Helemaal niets?’

‘Niets wat ik nog weet.’ Haar toon was overdreven scherp en ongeduldig. Ze wilde om de een of andere reden snel over iets anders beginnen en Tartaglia werd nieuwsgierig.

‘Maar u was toch hartsvriendinnen?’

‘Ja. Waarom blijft u dat vragen?’

‘Ik probeer alleen een beeld van haar te vormen, dat is alles,’ zei hij eenvoudigweg, in de hoop eventuele angsten weg te nemen. ‘Had ze helemaal geen zwaktes, passies, problemen?’

‘Natuurlijk wel,’ zei ze met een zucht. ‘Maar daar doe ik haar geen recht mee. Als je iemand goed kent, is het moeilijk onder woorden te brengen. Ik wil haar niet beschrijven met een paar afgezaagde clichés.’

Hoewel hij dat best begreep, had hij het gevoel dat ze hem probeerde af te leiden van de kern. ‘Maar u had toch wel enig idee van wat er speelde in haar leven?’

Ze aarzelde. ‘Misschien zeg ik het niet goed.’ Ze ging ongemakkelijk anders zitten, alsof ze ergens pijn had, trok een kussen achter haar rug vandaan en gooide het op de vloer. ‘Dat is beter,’ verzuchtte ze. ‘Waar waren we gebleven?’

‘Ik zei dat u toch wel enig idee moest hebben van wat er speelde in het leven van mevrouw Tenison.’

‘Ja, nou ja, ik ben een tijd weg geweest. Rachel was hoe dan ook erg gesloten. Het was soms heel moeilijk om te raden wat er in haar omging, zelfs voor mij.’

‘Vond ze het moeilijk om een vriendschap te onderhouden?’

Ze knikte langzaam. ‘Ze kon zich heel ongemakkelijk voelen, zelfs bij mensen die ze goed kende. Dat zal ook wel niet verrassend zijn, na wat ze in haar jeugd heeft meegemaakt.’

‘Met wie had ze verder nog contact?’

‘Ze hield het over het algemeen bij mensen die ze al lang kende, bij wie ze zich op haar gemak voelde. Patrick natuurlijk, en zijn vrouw Emma en hun twee kinderen. En haar zakenpartner, Richard, en diens vrouw...’ Haar stem ebde weg alsof ze aan iemand anders dacht. Haar blik concentreerde zich weer op de ruimte achter het raam. ‘Ze stak eigenlijk al haar energie in de zaak. Ze was heel gedreven.’

Hij dacht verbittering te zien, maar wist het niet zeker. Misschien had ze zich verwaarloosd gevoeld. Ze keek weg en hij zag dat ze tranen in haar ogen kreeg.

‘Vertel me eens over haar zakenpartner, Richard Greville. Ik begreep dat ze een verhouding hebben gehad.’

Ze keek verrast op. Verrast dat hij dat wist of verrast dat hij ernaar vroeg, dat wist hij niet. ‘Die is voorbij.’

‘Weet u dat zeker?’

‘Ja. Al voordat ik voor het eerst naar de Verenigde Staten ging, en dat is iets meer dan een jaar geleden.’

‘Weet u echt heel zeker dat het voorbij is? Misschien heeft ze het u gewoon niet verteld.’

Ze ging weer anders zitten en sloeg haar benen over elkaar. ‘Nee, ik weet het echt zeker. Ik merkte het verschil. Al was het alleen vrouwelijke intuïtie en hebben we het er nooit over gehad.’

‘Wie heeft er een eind aan gemaakt?’ vroeg Feeney, die van haar blocnote opkeek.

‘Voor zover ik weet zij, maar volgens mij wisten ze allebei dat het beter was. Hij is getrouwd. Ik denk dat ze uiteindelijk allebei de zaak belangrijker vonden dan hun seksuele gevoelens.’

‘Denkt u dat hij er kwaad over was?’ vroeg Tartaglia.

Liz trok haar wenkbrauwen op. ‘Richard? Zo’n type is hij helemaal niet. En voordat u het gaat vragen: ik zie hem absoluut Rachel niet vermoorden in een aanval van jaloezie.’

‘Jaloezie? Waar zou Richard Greville jaloers op moeten zijn? Had ze een ander? Ik zag op de foto’s dat ze een aantrekkelijke vrouw was.’

‘Bij wijze van spreken,’ zei ze snel. ‘Richard is gewoon geen jaloers type.’

‘Maar er was wel iemand anders. Zegt u dat?’

Ze raakte kort met haar vingertoppen haar lippen aan. Tartaglia was zich weer bewust van de aarzeling die leek aan te geven dat er iets werd verborgen.

‘Dat weet ik niet,’ zei ze. ‘Ik denk dat Rachel iemand zag, maar ik weet het niet zeker.’

‘Weet u een naam?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Het komt door iets wat ze zei. Tussen neus en lippen. Verder weet ik niets en misschien vergis ik me wel.’

‘Weet u het zeker?’

‘Nee. Het is gewoon een indruk. Verder niets.’

‘Het is heel belangrijk dat we iedereen spreken die ze de afgelopen maanden heeft gezien, en zeker iedereen met wie ze een relatie heeft gehad. Herinnert u zich nog iets anders?’

Haar blik was uitdagend. ‘Nee. Dat heb ik al gezegd. Waarom blijft u dat vragen?’

Hij wist al terwijl ze sprak dat ze iets wegliet, dat ze iets niet vertelde. Hij kende haar helemaal niet, maar voelde het. Het was niets nieuws, het gebeurde aan de lopende band als je mensen ondervroeg: de zelfcensuur, het filteren, bewust of onbewust. Het was zijn werk om het op te merken en de waarheid te achterhalen. Maar hij had het gevoel dat het met Liz Volpe niet eenvoudig zou gaan worden, en zijn nieuwsgierigheid werd nog verder aangewakkerd.

‘En vóór Richard Greville?’

‘Ze heeft weleens wat met iemand gehad, maar nooit serieus.’

‘Ik heb alle gegevens nodig die u heeft. We moeten iedereen nalopen.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Als ik nog iemand weet. Maar het is al een tijdje geleden en zoals ik al zei, was het met niemand serieus.’

‘Behalve met Richard Greville?’

‘Dat was in ieder geval specialer dan met iedereen daarvoor.’

Hij knikte, hoewel hij zich verre van bevredigd voelde. Hij kon haar niet dwingen te praten, maar was vastbesloten er hoe dan ook achter te komen. Hij besloot een andere aanpak te proberen. ‘Hoe zou u haar omschrijven? Begrijp ik het goed dat ze moeite had met relaties?’

Ze leek de vraag even te overwegen en knikte. ‘Ja. Ze was verlegen, en verlegenheid maakt mensen ongemakkelijk, isoleert ze. Rachel vond het gewoon moeilijk om een emotionele band met iemand te smeden. Dat is een verdedigingsmechanisme. Volgens mij was ze bang zichzelf bloot te geven, gekwetst te worden.’

‘Het is eigenlijk nog te vroeg om te zeggen, maar het ziet ernaar uit dat ze is vermoord door een man, en waarschijnlijk een bekende,’ zei hij gedecideerd terwijl hij haar blik ving. ‘U was haar beste vriendin. Denkt u nou echt dat ik geloof dat ze u niet vertelde wat er in haar leven speelde?’

Ze kreeg een rood gezicht. De knokkels van haar handen werden wit en ze balde haar vuisten op haar schoot. ‘Misschien was er wel niets te vertellen.’

Hij haalde zijn vingers door zijn haar, leunde naar haar toe en probeerde een brug tussen hen te slaan. ‘Niets te vertellen? Luister: misschien probeert u uw vriendin uit een of ander misplaatst gevoel van loyaliteit te beschermen, maar ze moet toch een leven naast haar werk hebben gehad, en als u inderdaad van die goede vriendinnen was, moet u dat hebben geweten. Al was u niet intiem met elkaar, vrouwen praten. Ze kunnen niet anders dan hun vriendinnen in vertrouwen nemen. Of u nu in Amerika of Londen was, er is altijd e-mail en telefoon. We controleren de gegevens om te zien wat er aan contact is geweest.’

Liz perste haar lippen op elkaar en staarde hem aan, maar ze gaf geen antwoord. Hij zag de pijn en koppige afweer in haar ogen, en het had geen zin om nu verder te gaan. Ze moest eerst kalmeren. Misschien dat ze dan wat meer zou vertellen.

Hij stond op, en Feeney volgde zijn voorbeeld. ‘Dank u. Als er verder nog iets is, nemen we contact met u op. Een laatste vraag: het is enkel formaliteit, maar kunt u ons zeggen waar u was vrijdagochtend?’

Ze keek geschrokken, alsof ze die vraag niet had verwacht. ‘Hier. U denkt toch niet dat ik...’

‘Het is alleen een formaliteit. Geeft u alstublieft antwoord.’

‘Ik ben donderdagnacht teruggekomen uit New York.’

‘Dus u was vrijdagochtend alleen?’

Ze aarzelde een fractie van een seconde voor ze antwoordde. ‘Ja. Natuurlijk.’

 

Een vlaag ijskoude wind sloeg Tartaglia en Feeney in het gezicht toen ze de straat op liepen. Tartaglia keek rillend naar de loodgrijze hemel. Er kwam gegarandeerd meer sneeuw. Hij zette zijn kraag omhoog en duwde zijn handen diep in zijn jaszakken.

‘Wat vindt u ervan?’ vroeg Feeney terwijl ze achter hem aan sjouwde door de sneeuw en drek op de stoep. Haar wilde, rode haar was zoals gewoonlijk uit haar gezicht gebonden, deze keer in iets wat half vlecht, half staart leek. Hoewel het pas het begin van de dag was, begon haar haar al los te komen en er hingen kroezige slierten als slangen om haar brede, volle gezicht. ‘Ik had absoluut het idee dat we niet het hele verhaal kregen,’ ging ze zonder op antwoord te wachten verder met haar zachte melodieuze stem.

Tartaglia bleef even bij de stoeprand staan terwijl er een rij auto’s en busjes passeerde, en toen begon hij langzaam de heuvel op te lopen. ‘Ze houdt iets achter, dat denk ik ook. Maar dat kan om heel veel verschillende redenen zijn.’

Feeney schudde geestdriftig haar hoofd. ‘Dat stuk over dat ze geen idee had wat zich afspeelde in het liefdesleven van haar vriendin... dat slaat echt helemaal nergens op, als ik zo vrij mag zijn. Vraag maar aan elke willekeurige vrouw. Of ze nou in het buitenland zit of niet.’ Ze streek gehaast met een wollige, roze gehandschoende hand over haar haar terwijl ze hem vragend aankeek.

‘Je hebt vast gelijk, maar dit was niet het moment om erover door te gaan.’

‘Zullen we haar naar een verhoorkamer laten komen en het formeel maken? Misschien dat ze dan wel wil meewerken.’

Tartaglia schudde zijn hoofd. ‘Nog niet. Als het echt belangrijk was, denk ik dat ze het ons wel had verteld. Wat ze ook heeft gezegd, of niet, ik had wel de indruk dat ze om Rachel Tenison gaf.’

‘Maar waarom zat ze dan zo schaamteloos te liegen? Denkt ze dat we gek zijn?’

Er was een gat in de verkeersstroom en hij ging haar voor door de grijze smurrie, de weg over naar waar hun auto stond geparkeerd.

Hij begreep en voelde mee met Feeneys frustratie en ongeduld, maar je kon iemand die niet wilde praten niet dwingen, en druk uitoefenen kon een averechts effect hebben. Na wat er was gebeurd was het niet gek dat Liz Volpe in de war was. Ze moesten haar wat tijd geven, alles even laten bezinken. En als dat niet werkte, konden ze altijd nog zwaar materieel inzetten.

Toen ze bij de auto stonden, keek hij Feeney aan. ‘Volgens mij wil ze niet praten omdat ze een gesloten karakter heeft, en omdat ze haar vriendin niet wil afvallen,’ zei hij. Ik heb gezien hoe ze keek toen ik aandrong. Ze ziet het als moddergooien en begrijpt nog niet dat het relevant is. Het is allemaal net gebeurd, ze is in shock en probeert haar vriendin te beschermen. Dat is volkomen normaal. En ze vertrouwt ons niet.’

Feeney gaf geen antwoord, hoewel hij aan de stand van haar dunne lippen zag dat ze het met hem oneens was.

‘We krijgen het heus wel uit haar, vertrouw daar maar op,’ zei hij stellig terwijl hij het passagiersportier opentrok en instapte.

 

Liz stond van achter het gordijn toe te kijken hoe Tartaglia overstak, zijn passen groot en doelbewust, alsof hij zo snel mogelijk verder wilde. Zijn handen staken diep in zijn zakken en hij liep met geheven hoofd en rechte schouders. Zijn grappige roodharige agentje had moeite hem bij te houden en haar veel te grote regenlaarzen flapperden achter haar aan terwijl ze aarzelend door de sneeuw ploeterde. Wat een gek stel. Ze bleven staan bij een ongemarkeerde donkerblauwe auto, zeiden wat tegen elkaar en stapten toen in, de agente achter het stuur.

Hoewel het gesprek op sommige fronten niet zo vreselijk was verlopen als ze had verwacht, had ze toch een nare nasmaak in haar mond. Ze haatte het porren en trekken, bijna alsof ze zelf terechtstond. En sommige dingen gingen hen gewoon niet aan. Ze was ervan overtuigd dat Tartaglia wist dat ze iets achterhield, hoewel hij absoluut niet kon weten wat. Maar hoe meer ze erover nadacht, hoe ongemakkelijker ze zich ging voelen. Ze wist zeker dat ze hem niet voor het laatst had gezien.

Ze keek toe hoe hun auto langzaam uit de parkeerplaats optrok en de berg op reed. Toen ze eenmaal veilig uit zicht waren ging ze op de leuning van de bank zitten, pakte de telefoon en toetste een nummer in. Hij ging een paar keer over en toen werd er opgenomen.

‘Ze zijn net weg,’ zei ze. ‘Je wilde dat ik zou bellen.’

‘Hoe ging het?’

‘Het had slechter gekund, denk ik.’

‘Hebben ze je hard aangepakt?’

Ze aarzelde. ‘Volgens mij ben ik er heel gemakkelijk vanaf gekomen. Jezus, wat heb ik een kater. Ik heb mezelf gisteren in slaap gedronken. En ik heb zulke vreselijke, vreselijke dromen gehad... allemaal over Rachel.’

‘Je moet me laten komen.’

‘Nee. Dat is geen goed idee.’

Het drong tot haar door dat ze een beetje scherp klonk en het was even stil, tot hij weer begon te praten. ‘Wat hebben ze gevraagd?’ Zijn toon was achteloos, probeerde zijn nieuwsgierigheid te verbergen, en ze moest er bijna om glimlachen dat hij voor de verandering eens zo jongensachtig doorzichtig was.

‘Ze wilden weten hoe het zat met mijn vriendschap met Rachel, wat voor iemand ze was, wie haar kan hebben vermoord. Je weet wel. Wat moest ik zeggen? Ik heb mijn best gedaan, onder de omstandigheden.’

Ze probeerde zakelijk te klinken en hoorde hem uitademen, aan de andere kant van de lijn, mogelijk opgelucht. Ze was even stil en dacht terug aan het gesprek met Tartaglia, de manier waarop hij haar vragend had aangekeken, had geprobeerd tussen de regels door te horen wat ze zei. Hij was nog niet met haar klaar, dat wist ze zeker.

‘En wat heb je gezegd?’ vroeg hij, nu vasthoudender.

‘Alleen algemene dingen, niets specifieks.’

‘Heb je helemaal niets gezegd?’ Ze hoorde de bezorgdheid in zijn stem.

‘Natuurlijk niet.’

‘Weet je dat zeker?’

‘Natuurlijk weet ik het zeker. Ik weet wat ik heb gezegd.’

‘Mooi.’ Een korte pauze en toen: ‘Zal ik straks naar je toe komen?’

Tartaglia’s scherpe, donkere blik stond op haar netvlies gebrand, alsof hij nog steeds naar haar keek. Hoewel ze rationeel wist dat het een slecht idee was – hij had veel betere dingen te doen dan iedereen in de gaten houden die Rachel had gekend – maakte het haar nog steeds onrustig.

‘Laat me alsjeblieft komen,’ zei hij voordat ze kans had te antwoorden.

‘Nee. Dat lijkt me niet slim.’

‘Nu doe je melodramatisch.’

‘Misschien.’ Ze sloot haar ogen en drukte haar vingertoppen tegen haar slapen, alsof ze probeerde het beeld van Tartaglia’s aantrekkelijke gezicht uit haar hoofd te duwen. ‘En toch denk ik dat het geen goed idee is. Bovendien heb ik een gruwelijke hoofdpijn die maar niet weggaat.’

‘Daar kan ik wel wat aan doen,’ zei hij zacht.

Ze opende haar ogen en staarde ongericht naar de straat beneden. Er was flink gestrooid en het midden van de weg was een natte, grijze brij, met bergen smerige sneeuw langs de stoepranden. Er was een bus de hoek om komen rijden, die midden op de weg stond omdat hij niet langs een dubbel geparkeerde auto kon. Er stond een file tot aan de lichten van Elgin Crescent en ze hoorde ongeduldig getoeter.

Er was met de dood van Rachel iets essentieels veranderd. Ze kon het niet onder woorden brengen, en al helemaal niet aan hem, maar ze voelde zich vreselijk onrustig. Ze wilde haar ogen dichtdoen, haar hoofd tegen zijn borst leggen en de buitenwereld even vergeten. Maar ze wist best dat dat niets oploste; het leven was niet meer eenvoudig.

‘Laat me alsjeblieft komen,’ zei hij. ‘Ik wil bij je zijn.’

‘Nee. Vanavond niet. Ik heb wat tijd voor mezelf nodig.’

6

‘Is dat een Rafaël?’ vroeg Sam Donovan terwijl ze naar het grote schilderij in een overdadig vergulde lijst staarde dat achter het bureau van Richard Greville hing.

Er flikkerde even een glimlachje op Grevilles ingeteerde gezicht. ‘Heel goed, rechercheur, maar ik vrees dat ik u moet teleurstellen. Het is een replica, hoewel een buitengewoon goede, waarschijnlijk enkele decennia na zijn dood geschilderd. We hebben af en toe een werk van hem om te verhandelen, maar zijn olieverfschilderijen worden zeer zelden geveild, en brengen dan miljoenen op. Dit kwam lang geleden op mijn pad en ik heb het voor een schijntje op de kop kunnen tikken. Dus nu heb ik het helemaal voor mezelf, waar niemand het ziet, en ik ben er best aan verknocht. Het is echt erg goed gedaan.’

Ze waren in het kantoor in de kelder van galerie Greville-Tenison aan Dover Street, Mayfair. De donkerrood geschilderde, raamloze ruimte rook sterk naar sigarenrook en stond vol boeken, terwijl het enige natuurlijke licht door een klein dakraam in een hoek scheen. Greville was zo te zien midden tot eind vijftig, lang en mager, met een bos sluik blond haar dat over zijn voorhoofd viel. Hij was nonchalant gekleed in een roze overhemd zonder stropdas en een bruine broek, en zat in elkaar gezakt achter zijn bureau in een met fluweel beklede leunstoel, zijn gezicht buiten het bereik van de lichtbundel van de kleine koperen leeslamp. Het was pas halverwege de ochtend, maar hij zat met een glas whisky in zijn handen en streelde nu en dan over het geslepen glas, alsof hij er troost in zocht.

Ze spraken een paar minuten over zijn kunsthandel in het algemeen, aangezien Donovan het gevoel had dat hij een subtiel duwtje nodig had voordat ze een poging zou doen hem directe vragen over Rachel Tenison te stellen. Ze hoorde tijdens hun gesprek voetstappen op de houten vloer boven haar hoofd, en het geroezemoes van een gesprek dat uit de galerie boven naar beneden sijpelde, waar Minderedes een gesprek had met Selina, de aantrekkelijke, blonde assistente van Greville.

‘Hoe lang kende u Rachel Tenison al, meneer Greville?’ vroeg Donovan, die op haar horloge keek en besloot dat het tijd werd voor actie.

Greville zuchtte en kneep zijn kleine blauwe ogen even dicht, alsof alleen al het horen van haar naam pijnlijk was. ‘Meer dan tien jaar. Ze werkte in eerste instantie voor me bij Christie’s, en na een tijdje hebben we besloten samen een zaak te openen.’ Hij sprak langzaam en bedachtzaam, alsof elk woord moeite kostte.

‘Was het een gelijkwaardig partnerschap? Ik bedoel...’ Donovan probeerde haar woorden zorgvuldig te kiezen.

‘We waren allebei voor vijftig procent eigenaar. Maar wat u echt bedoelt is: waarom is Rachel zaken gaan doen met een oude vent als ik? Dat is een logische vraag. Ik neem aan omdat ik in die tijd het netwerk en de kennis had, en zij het geld. Maar ze was een snelle leerling. We hadden binnen de kortste keren een vaste clientèle. Ze was enorm getalenteerd, dat was wel duidelijk.’ Er klonk geen verbittering in zijn stem, alleen wat weemoedig verdriet.

‘Zou u zeggen dat uw partnerschap succesvol was?’

Hij knikte. ‘We vulden elkaar aan. Ik weet niet hoe het nu verder zal gaan... nu ze... weg is.’

‘U heeft haar vrijdag als vermist opgegeven. Waarom maakte u zich zorgen?’

‘Rachel had een afspraak met een klant, een heel belangrijke. Een Amerikaan uit Texas die heel veel via onze galerie aanschaft, we bieden vaak namens hem op veilingen. Ze zou naar zijn hotel gaan om wat stukken met hem te bespreken die binnenkort geveild gaan worden. En daarna zouden ze gaan lunchen, en ’s avonds zou ze met hem en zijn vrouw naar een balletvoorstelling gaan.’

‘Dat allemaal voor een klant?’

‘Dat is in onze wereld heel normaal. We hebben een hechte band met onze verzamelaars en geven hun een koninklijke behandeling als ze in de stad zijn. Dat is hoe de ponden binnenkomen, of in het geval van meneer Gunn de miljoenen dollars, en allemaal met een mooie, gezonde commissie. Hoe dan ook, toen Rachel niet naar Claridge’s kwam, wist ik direct dat er iets mis was, en ik heb Selina de politie laten bellen.’

‘Heeft u niet zelf gebeld?’

‘Ik was in Genève met een andere klant. Ik ben net vanochtend terug. Het was gemakkelijker om Selina te laten bellen. Het heeft schijnbaar even geduurd voor ze de juiste persoon aan de lijn hand.’

‘Dus u was vrijdag in Genève?’

‘Dat klopt. Ik ben er die ochtend vroeg naartoe gevlogen. Ik zat midden in een vergadering toen Selina belde dat Rachel niet was komen opdagen en dat ze haar telefonisch niet kon bereiken.’

‘Dacht u niet dat mevrouw Tenison ziek was?’

Greville schudde zijn hoofd. ‘Rachel was nooit ziek. Nooit. En als ze ziek was geweest, zou ze hebben gebeld. Zo zat ze in elkaar. U kunt zich vast wel voorstellen dat ik echt heel bezorgd was.’

‘Maar u heeft uw vergadering wel afgemaakt?’

Greville zette met een knal zijn glas op het bureau. ‘Wat had ik anders moeten doen? Die godvergeten klant wilde praten. En ik had natuurlijk geen idee wat er was gebeurd. Ik hoorde pas later die avond wat, vlak voordat ik naar bed ging, toen ik zag dat ik een voicemailbericht had. Iemand van het wijkbureau vertelde dat ze haar flat hadden bekeken – oppervlakkig, neem ik aan – en dat er zo te zien niets aan de hand was.’ Hij was even stil en voegde toen toe: ‘Uiteindelijk heb ik zelf het bureau gebeld. Ze leken te denken dat het me geen moer aanging als Rachel had besloten niet naar haar werk te komen, dat er ongetwijfeld een persoonlijke reden was die haar afwezigheid verklaarde. Ik wist dat er iets mis was, maar ze weigerden verdomme gewoon te luisteren. Ze zeiden dat ik maandag maar moest terugbellen als ze er dan weer niet was. Ze zeiden min of meer dat ik me niet met andermans zaken moest bemoeien.’

Hij nam nog een grote slok whisky en Donovan wachtte tot hij verder zou gaan. Ze begreep zijn gevoel van onmacht wel, en ook, in het licht van wat er was gebeurd, dat hij verbitterd was. Maar er was geen reden geweest om een zoekactie te beginnen, vooral niet omdat ze in haar flat waren geweest en er zo te zien niets mis was. Zelfs als ze eerder in het park waren gaan zoeken: toen Greville voor het eerst had gebeld, was Rachel Tenison al dood.

‘Ik heb die zaterdag en zondag nog een paar keer gebeld,’ voegde hij nadrukkelijk toe, alsof hij het gevoel had dat hij moest rechtvaardigen dat hij alles had gedaan wat hij kon doen. ‘Maar ik kon degene die dat bericht had achtergelaten niet bereiken. Ik bleef maar een antwoordapparaat krijgen en iedereen die iets wist, leek naar huis te zijn. En toen belde iemand me gisteravond om te vertellen dat Rachel dood is. Dat haar lichaam in Holland Park is gevonden.’ Hij zette zijn glas neer en wreef met zijn handen over zijn gezicht, schudde zijn hoofd alsof hij nog steeds niet kon geloven wat er was gebeurd. ‘Ik heb om de een of andere reden het gevoel dat ik hier had moeten zijn, in Londen. Misschien had ik eerder terug moeten vliegen...’

‘Ik weet niet of het een troost is, maar we denken dat mevrouw Tenison vrijdagochtend vroeg is gestorven.’ Hij staarde haar uitdrukkingsloos aan en ze herhaalde: ‘Zelfs als het wijkbureau actie had ondernomen, weet ik zeker dat niemand iets had kunnen voorkomen.’

Hij knikte langzaam, dronk zijn glas leeg en trok een gezicht alsof hij walgde van de hele gang van zaken. ‘Normaal gesproken drink ik niet zoveel,’ zei hij terwijl hij het glas stevig op het bureau voor zich zette. ‘En al helemaal niet ’s ochtends. Maar ik heb niet geslapen. Ik zal vandaag wel niet veel werk gedaan krijgen, ik denk dat ik de galerie maar sluit en naar huis ga. Ik moet op een rijtje krijgen wat er is gebeurd. Bedenken wat er moet gebeuren, hoe ik het aan de klanten moet vertellen.’

Zijn verdriet en shock leken oprecht en ze wenste dat ze hem verder niet lastig hoefde te vallen. ‘Kunt u een reden bedenken waarom iemand mevrouw Tenison zou willen ombrengen?’ vroeg ze na een korte stilte.

Hij keek haar aan en knipperde met zijn ogen. ‘Nee. Iedereen was stapelgek op haar. Zo was ze. Iedereen was door haar gecharmeerd.’

‘En er is niets wat u weet, zakelijk of privé, dat hoe dan ook potentieel gevaarlijk was in haar leven?’

‘Nee. Niets.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik neem aan dat het eenvoudig is. Er loopt een of andere gek los op straat, een zieke maniak die uit een gevangenis of instelling is ontslagen omdat de regering niet betaalt om ze opgesloten te laten zitten waar ze thuishoren.’

‘We overwegen alle mogelijkheden, meneer Greville,’ zei Donovan, die geen zin had om in een politieke discussie te worden getrokken, hoewel ze wel met hem meevoelde. ‘En een daarvan is dat ze door een bekende is vermoord.’

Hij schudde gedecideerd zijn hoofd. ‘Waarom zou iemand die Rachel kent haar willen vermoorden? Dat slaat nergens op.’

‘Een van haar klanten misschien? Zoals u al zei, klinkt het alsof de band met hen heel hecht was. Kan een van hen een grens hebben overschreden?’

‘Nee. Ik zou tenminste niet weten wie. Er waren natuurlijk klanten die haar aantrekkelijk vonden. Dat hoort bij het leven en ze was een mooie vrouw. Maar Rachel was uitzonderlijk zorgvuldig, ze ging nooit te ver en had heel duidelijke grenzen. Haar klanten wisten dat en respecteerden haar erom. Ze gedroeg zich altijd buitengewoon professioneel.’

‘En in haar privéleven?’ Ze ving zijn blik en vroeg zich af of hij vrijwillig over zijn relatie met Rachel zou beginnen.

Greville leek verrast. ‘Denkt u dat het een crime passionnel was?’ Hij wreef even bedachtzaam over zijn kin en zei toen: ‘Ik weet niets recents. Bij Christie’s liep een jongen rond die een beetje als een verloren lammetje achter haar aan sjouwde, maar volgens mij was ze niet geïnteresseerd. Geen idee hoe het met hem is afgelopen, en hij kwam eerlijk gezegd nogal onervaren over... hij lijkt me niet het type dat... Maar hoe dan ook, het was geen serieuze relatie, als u daarnaar zoekt. Ze ging weleens met iemand lunchen, maar voor de rest zou ik het niet weten.’

‘Was er verder nog iemand?’

‘Ik herinner me een journalist. Iemand met wie ze had gestudeerd. Hij is onlangs een paar keer naar de galerie gekomen – volgens mij schreef hij iets over door de nazi’s geconfisqueerde kunstwerken – maar ik was niet op de hoogte van iemand die belangrijk was, niemand die zulke sterke emoties voor haar zou hebben dat hij...’

‘Je weet nooit wat mensen voelen, wat ze laten zien of wat ze verbergen, meneer Greville. Ik wil graag de naam van iedereen die u kunt bedenken.’

Greville zuchtte alsof het hem allemaal enorme moeite kostte. ‘Die jongen bij Christie’s heette Rupert Nogwat... Hij werkte op de afdeling Britse Schilderkunst, geloof ik. Misschien nog steeds. Die journalist heette Jonathan, maar dat kunt u beter aan Selina vragen. Zij weet veel meer dan ik over dergelijke zaken, en zij houdt de agenda bij.’

‘En u, meneer Greville?’ Ze bleef hem aankijken. ‘Ik begrijp dat u een relatie met mevrouw Tenison heeft gehad.’

Hij staarde haar aan, perste zijn smalle, droge lippen op elkaar en zoog een teug lucht naar binnen. ‘Ik zou niet weten wat u dat aangaat.’

‘Alles gaat ons aan. Vertel er eens wat over.’

Hij strengelde zijn handen ineen en keek weg. ‘Er is niet veel over te zeggen.’

‘Maar ik begrijp dat uw relatie een paar jaar heeft geduurd.’

‘Ja. Maar het is al heel lang geleden en zoals ik al zei, zijn dat uw zaken niet.’

Hij sprak laatdunkend, alsof wat er was voorgevallen onbelangrijk was, maar zijn ogen werden vochtig en zijn gezicht liep rood aan. Hij ontweek haar blik.

‘Het spijt me, meneer Greville, maar ik moet er echt meer over weten. Heeft zij er een einde aan gemaakt, of u?’

Hij voelde in zijn broekzak, trok een grote, gekreukte blauwgeruite katoenen zakdoek tevoorschijn en snoot luidruchtig zijn neus. ‘Zij heeft het beëindigd,’ zei hij terwijl hij met een snuif de zakdoek hardhandig in zijn zak terugduwde.

‘Was u er ongelukkig onder?’

Hij schudde verward zijn hoofd. ‘Het was zo raar. Er was niemand anders. Er was echt niemand anders.’

‘Weet u dat heel zeker?’ vroeg ze, en ze vroeg zich af of Greville zich van den domme hield.

‘Ja,’ zei hij, en hij zag er gekwetst uit. ‘Er was geen enkele reden toe. Ik gaf haar wat ze nodig had. Ze was veilig bij mij.’

Dat was zo’n vreemde opmerking dat Donovan even de draad kwijt was. ‘Hoe bedoelt u, veilig? Veilig voor wat?’

Greville zuchtte diep en staarde voor zich uit. ‘Wat ik bedoel is dat sommige mensen van gevaar houden, dat ze verleiding en problemen zoeken. Ik was een veilige haven voor Rachel, die ze nodig had.’

‘Zegt u nu dat mevrouw Tenison van gevaar hield?’

‘Ik zeg dat ze iemand nodig had die voor haar zorgde. Ze was fragiel. Een delicaat wezen. Als een zeldzame, prachtige bloem. Ik zorgde voor haar.’ Een kort glimlachje van affectie verlichtte het verdriet in zijn bleke, verslagen gezicht.

‘Als een vaderfiguur?’

Greville trok zijn wenkbrauwen op alsof die term hem niet aanstond. ‘Ik kan u best de huis-tuin-en-keukenversie over haar achtergrond geven, maar die is niet echt relevant, toch? Mijn lieve, lieve meisje is dood.’

Hij bleef Donovan bijna uitdagend aankijken, reikte achter zich en friemelde tot hij het handvat van de kastdeur had gevonden. Hij trok hem open en pakte een fles Famous Grouse, die nog voor ongeveer een derde gevuld was, en schonk een centimeter of drie in zijn glas.

‘Wist uw vrouw van uw relatie?’

‘Nee,’ zei hij stellig. Hij had moeite de dop weer op de fles te krijgen, alsof zijn vingers stijf waren, en zette de fles op het bureau. ‘En ik wil ook dat dat zo blijft, is dat duidelijk?’ Hij liet zich in zijn stoel zakken en nam een grote slok whisky.

‘Als u ons de waarheid heeft verteld, meneer Greville, en uw vrouw doet dat ook, en uw alibi’s kloppen, dan is er geen reden waarom ze zou moeten weten wat er tussen u en Rachel Tenison heeft gespeeld.’

Hij zag er opgelucht uit en smakte met zijn lippen. ‘Mooi. Zoals ik al zei, was het allemaal in een ver verleden. Het heeft geen enkele zin haar nu overstuur te maken.’

‘Het zou heel fijn zijn als u ons uw dna en vingerafdrukken geeft, zodat we weten welke sporen van u zijn in Rachel Tenisons flat.’

‘Prima.’ Hij maakte een vaag handgebaar.

‘En we moeten controleren waar u vrijdag was.’

‘Ga uw gang. Ik heb niets te verbergen. Vraag maar na bij British Airways. Ze kunnen daar bevestigen dat ik vrijdagochtend voor dag en dauw naar Genève ben gevlogen.’

‘Dank u. Dat zullen we doen.’ Donovan had het gevoel dat ze op dit moment van Greville had gekregen wat hij van plan was te geven, en ze stond op, pakte een visitekaartje uit haar tas en schoof dat over het bureau. ‘Als u nog iets bedenkt, hoe triviaal ook, belt u dan alstublieft.’

Hij knikte. ‘Natuurlijk. U kunt aan Selina vragen of ze Rachels dossiers en haar agenda voor u pakt. U mag alles inzien, als u het maar met haar regelt. Zij doet de administratie.’

Donovan liep zijn kantoor uit en trok de deur half achter zich dicht. Toen ze zich omdraaide om de trap op te lopen, zag ze Grevilles lange, bleke gezicht in de opening. Hij staarde even naar zijn bureau, alsof hij nadacht, boog toen zijn hoofd en legde het in zijn handen. Zijn schouders begonnen te schokken en het zag eruit of hij huilde, hoewel ze niets hoorde. Voor zover ze het kon inschatten had hij haar de waarheid verteld en ze had met hem te doen.

Minderedes zat boven op een hoekje van het bureau van Selina.

‘Tijd om op te stappen,’ zei Donovan opgeruimd. ‘Hebben we alles wat we nodig hebben?’

‘Ja.’ Minderedes gleed van het bureau en liep met haar naar de deur. Ze stonden bijna op straat toen hij zich nog even omdraaide naar Selina, met een hand een telefoontje vormde bij zijn oor en geluidloos zei: ‘Bel me.’ Donovan zei niets en liep voor hem uit de glazen deur uit, die ze voor zijn neus liet dichtvallen. Als hij zich als een idioot wilde gedragen, zocht hij het maar uit.

Het was ijskoud, de hemel weer dreigend, en ze trok haar jas stevig om zich heen. Er lag nog steeds wat sneeuw op de grond, maar dat was nu meer grijze drek dan wat anders, en ze voelde haar voeten tijdens het kleine wandelingetje van de galerie naar de auto al nat worden.

‘Ik weet niet hoe het met jou is,’ zei ze scherp toen Minderedes grijnzend naar buiten kwam lopen, ‘maar ik wil koffie en wat te eten. We hebben nog wat parkeertijd over.’

‘Lekker. Ik zou een moord doen voor iets warms.’

Ze staken de weg over naar een eetcafé. Ze kochten broodjes en koffie, waarmee ze aan een tafeltje voor het raam gingen zitten, dat uitkeek op galerie Greville-Tenison. Hoewel het bijna lunchtijd was, waren er bijna geen voorbijgangers en er reden nauwelijks auto’s op straat; de meeste mensen bleven binnen vanwege de kou. Na een paar minuten zag ze Richard Greville naar buiten komen, met een lange, donkere jas aan en een bruine hoed op. Hij liep de straat uit en heuvelafwaarts over Hay Hill richting Berkeley Square.

‘Greville heeft vrijdag de vlucht van tien voor zeven naar Genève genomen,’ zei Minderedes tussen twee happen van zijn grote rozijnenbroodje door. Er lag een tweede op zijn bord te wachten. ‘Hij is daar om halftien plaatselijke tijd geland en heeft een groot deel van de dag vergaderd. Hij heeft het weekend met andere klanten in de buurt van Basel doorgebracht.’

‘En mevrouw Greville?’

‘Die was schijnbaar in Londen. Ik heb het privéadres en ga straks even bij haar langs.’ Hij nam nog een grote hap van zijn broodje. Hij zat met zijn elleboog op tafel, zijn beige regenjas keurig over zijn arm gevouwen, en pakte alle gevallen kruimels en stukjes noot er zorgvuldig af, alsof hij het niet kon aanzien iets te verspillen. Het was haar een raadsel hoe hij zo mager bleef.

Donovan nam een klein hapje van haar croissant en wenste dat ze niet zo’n honger had. ‘Je belt de luchtvaartmaatschappij nog wel even of hij inderdaad op dat vliegtuig is gestapt, hè?’

‘Natuurlijk. Maar als hij naar Genève was, is hij onze boef niet.’ Minderedes trok zijn brede wenkbrauwen op en grinnikte om zijn eigen woordkeus terwijl hij het laagje poedersuiker dat op zijn stropdas terecht was gekomen erafveegde.

‘En Selina? Heeft die een alibi?’

‘Die was thuis. Haar kamergenoot kan het bevestigen. Denk je echt dat de moordenaar mogelijk een vrouw is?’

Donovan nam een grote slok van haar cappuccino met te veel melk. ‘We moeten er rekening mee houden, hoewel je natuurlijk veel kracht nodig hebt om een lichaam te verplaatsen. Ik zie een vrouw niet zomaar een armklem gebruiken, tenzij ze een militaire achtergrond heeft of aan vechtsport doet. Weet je al iets over de missende laptop en telefoon?’

‘Die zijn nog niet terecht. Die laptop gebruikte ze schijnbaar over het algemeen thuis, ze nam hem zelden mee naar kantoor. Ik heb haar e-mailadres, hoewel de berichten die ze al had gedownload op haar laptop niet bewaard worden door de provider. De informatie van haar computer op het werk wordt ook op het netwerk bewaard. Voor zover Selina weet was haar pda haar enige telefoon, maar daar kon ze alleen haar e-mail van kantoor mee ophalen.’

‘Dus het ziet ernaar uit dat iemand ze heeft meegenomen. En haar agenda? Staat die op het netwerk?’

Minderedes knikte. ‘Ik heb een uitdraai, en Selina mailt me het hele ding, samen met haar klantenbestand. De meesten wonen in het buitenland, dus het zou relatief eenvoudig moeten zijn hen te elimineren.’

‘En die Amerikaan met wie ze vrijdag had afgesproken?’

‘Die is nog in de stad. Als we klaar zijn, ga ik wel even naar zijn hotel. Selina zei dat het hier vlakbij is.’

‘En wat had Selina over Greville te vertellen?’ vroeg ze nadrukkelijk.

Minderedes veegde met een papieren servetje een laagje melkschuim van zijn lippen, vouwde het zorgvuldig op en legde het naast zijn bord. ‘Ze werkt er pas een paar maanden, maar ze zei dat hij en Rachel Tenison heel goed met elkaar waren.’

‘We moeten haar voorgangster ook even spreken.’

‘Daar wordt aan gewerkt,’ zei hij terwijl hij met een strak glimlachje op zijn borstzak klopte. ‘Ik heb haar naam en het telefoonnummer via het uitzendbureau. Volgens Selina loopt de galerie uitstekend. Ik zal het even navragen bij de boekhouder en de accountant, en natuurlijk bij de bank, maar het klinkt allemaal solide. Niets verdachts, voor zover ik er zicht op heb.’

‘En Rachel Tenisons privéleven?’

‘Volgens Selina had ze dat niet, of het stond niet in haar agenda. Haar werk was haar leven, je kent dat wel.’

‘En donderdag?’

Minderedes nam een hap van zijn tweede broodje, pakte een stapeltje gevouwen papieren uit zijn zak en bladerde erdoor tot hij had gevonden wat hij zocht. ‘Donderdag. Niet veel, zo te zien. Ze waren iets voor Maastricht aan het voorbereiden.’

‘Een of andere grote kunsthandel in Nederland. De koerier is ’s middags wat schilderijen komen brengen die ze hadden laten inlijsten en Rachel Tenison is om een uur of zes vertrokken, nadat ze weg waren. Ze zei dat ze met iemand ging borrelen.’

‘Met wie?’

‘Het staat in haar agenda als “borrel met J.B.”.’ Hij liet haar de pagina zien en duwde de uitdraai terug in zijn zak. ‘Er staat niet eens bij waar ze hadden afgesproken. Selina vertelde dat zulke korte notities heel normaal waren, zelfs voor klanten. Ze zei dat ze de meeste klanten wel herkent, maar ze heeft geen idee wie J.B. is.’

‘Dus het was privé. Wat een manier om je kantoor te runnen, zeg.’

‘Selina zei dat Greville nog erger is; die is onmogelijk te volgen. Hij kan niets met computers en loopt rond met een handgeschreven agenda, die ze af en toe in beslag neemt om in het systeem te zetten wat hij ongeveer gaat doen.’

‘Dat klinkt behoorlijk ouderwets, maar aangezien ze maar met zijn tweeën waren, was het vast wel te doen. En de telefoongegevens?’

‘Die zijn onderweg.’

‘Wat had Selina verder nog te vertellen? Jullie konden het zo te zien wel met elkaar vinden.’

Minderedes begon weer te glimlachen. ‘Leuke meid, die Selina. Heel behulpzaam. Maar niet helemaal mijn type.’

‘Jij hebt helemaal geen type,’ zei ze met een snoevend neusgeluid.

Minderedes haalde zijn schouders op. ‘Hoe dan ook. Ze heeft de dossiers klaarliggen als we ze willen inzien, maar ze kan niet geloven dat een van hun klanten Rachel Tenison zou willen ombrengen.’

Donovan zette haar mok neer en bestudeerde hem even. Sluwe Nick. Dat was zijn bijnaam op kantoor en hij leek er heel tevreden mee. Het was in ieder geval een typerende: met zijn gebleekte tanden, zijn zonnebankbruine huid en het gouden kettinkje om zijn hals was hij niets meer dan een goed verzorgde zwerfkat, en het bleef haar verbijsteren hoeveel vrouwen daarvoor vielen. Ze nam aan dat het zijn zelfvertrouwen was, waarmee hij leek te zijn geboren. Ze wenste niet voor het eerst dat hij eens met wat tegenslag te maken zou krijgen, iets om hem een beetje op zijn plaats te zetten, hoewel mensen als hij met een natuurlijke teflonlaag leken te worden uitgerust. Ze was jaloers op zijn gebrek aan onzekerheid. Wat zou het leven toch gemakkelijk zijn als je dacht dat je altijd gelijk had.

‘Je gaat haar mee uit vragen, hè?’ vroeg ze. Hoewel hij geen antwoord gaf, zag ze de koppige spanning om zijn lippen terwijl hij zijn koffie opdronk. ‘Je hoeft er niet om te liegen, hoor.’ Ze wilde het hem alleen maar horen zeggen, en ze keek toe hoe hij een kleur kreeg en haar blik ontweek. ‘Kun je het nou echt niet laten? Kun je nou echt niet een keer een vrouw ondervragen zonder te proberen haar in bed te krijgen?’

Hij knalde zijn kop op tafel, waardoor het lepeltje kletterde, en staarde haar razend aan. ‘Wat heb jij daarmee te maken? Ik heb toch zeker recht op een privéleven, of niet soms?’

‘Als het vrouwelijk is en beweegt, moet ermee worden geneukt. Dat is jouw levensmotto.’

‘Jezus Christus, ze is geen zestien, hoor. Ze kan heel goed zelf beslissen. En trouwens, hoe moet ik met die uren die wij werken anders iemand leren kennen die geen godvergeten irritante politievrouw is? Vertel me dat maar eens.’

‘Dat lijkt je anders vrij goed af te gaan. Je weet toch wat Mark gaat zeggen als hij erachter komt, hè?’

Minderedes reageerde verontwaardigd op het noemen van Tartaglia’s naam. ‘Ga jij het hem dan vertellen? Gezellig in zijn oor fluisteren, lekker met zijn tweetjes? Dat is wat jij wel zou willen, toch?’

‘Dat slaat nergens op en dat weet jij ook,’ zei ze fel. Ze kon hem wel in zijn gezicht slaan.

‘Hoe zit het trouwens met hem en die roodharige pathologe? Fiona... Hoe heet ze ook weer? Zij snijdt in de lichamen en hij mag lekker neuken. Mooi geregeld.’

‘Jezus, jij bent echt gestoord. Maar dat is verleden tijd, niet dat het jou wat aangaat.’

‘Net zoals het hem niets aangaat wat ik in mijn vrije tijd doe.’

‘Wel als het een lopende zaak in de weg staat.’

‘Selina is geen kroongetuige, toch? En jij hebt mooi praten, na wat er is gebeurd met...’ Hij hield op met praten en staarde haar even geschokt aan, met halfopen mond, klemde toen zijn kaken op elkaar en staarde naar buiten, alsof er ineens iets heel interessants gebeurde aan de andere kant van de straat. Dat hij zich zo geneerde was het enige wat haar ervan weerhield hem voor zijn bek te slaan.

Hij verwees naar de man die bekendstond als Tom, een seriemoordenaar die meerdere tienermeisjes had omgebracht en die haar en Tartaglia ook bijna had gedood. Niemand op het werk durfde er recht in haar gezicht naar te verwijzen. Maar ze wist dat iedereen het er achter haar rug om over had dat ze voor hem was gevallen; mensen begonnen weleens te fluisteren, of hielden ineens op met praten als ze binnenkwam. Jezus, wat waren ze een stelletje naïevelingen, en dat noemde zich rechercheur. Dachten ze echt dat ze niet wist waarover ze het hadden? Maar het had geen zin er met Minderedes op in te gaan. Hij was de moeite niet waard. En hij praatte toch alleen maar na wat iedereen dacht. Het beste wat ze kon doen was het maar negeren en hem niet de bevrediging geven dat hij haar op de kast kreeg.

Het viel haar ineens op dat het heel stil was geworden in het café. Ze keek om zich heen en zag dat er meerdere gezichten op haar waren gericht. Ze vroeg zich af hoeveel ze hadden gehoord, pakte haar tas en wendde zich tot Minderedes.

‘Ik ga achter dat gedicht aan,’ zei ze zo emotieloos en zakelijk mogelijk. ‘Bel me even als je die klant hebt gesproken.’

Ze gaf hem geen kans iets te zeggen en liep het café uit en de koude straat op.