18
De regen kwam met bakken uit de hemel toen Donovan het pand waar professor Spicer werkte verliet. Ze had haar paraplu vergeten en rende zo snel ze kon, zigzagde door het drukke verkeer dat Russell Square verstopte naar het zijstraatje waar ze haar auto had geparkeerd. Ze viste haar sleutels uit haar zak, maakte het bestuurdersportier open en stapte in. Ze draaide het contactsleuteltje om, zette de ventilator aan, wachtte tot de ruiten niet meer beslagen zouden zijn, veegde zo veel mogelijk water uit haar haar en staarde naar de donkere vormen van de voorbijgangers die zich over de stoep haastten. Alles wat ze over Rachel Tenison wist paste perfect in de sadomasochistische verwijzingen in het gedicht van Swinburne, en wat professor Spicer had gezegd over obsessie. Dat het een liefdesgedicht was, hoe bizar ook, kon ook wel kloppen. Maar wat het verband met de moord op Catherine Watson was, was veel minder duidelijk.
Ze pakte haar mobieltje en belde Turner, maar de voicemail stond aan. Ze liet een boodschap achter en belde Tartaglia. Hij nam vrijwel direct op. Ze hoorde stemmen en harde muziek op de achtergrond.
‘Schikt het wel?’ vroeg ze.
‘Ja hoor, ik ben net thuis.’
‘Wat is die herrie?’
‘The Belly of the Beast. Een film met Steven Seagal,’ voegde hij toe, alsof ze dat had moeten weten.
‘Ik snap niet hoe je naar die troep kunt kijken.’
‘Zijn vroege films zijn prachtig.’
‘Wat vind je er zo leuk aan?’
‘Hij vecht als de beste en is onoverwinnelijk. En hij staat aan de kant van rechtvaardigheid.’
Ze hoorde de glimlach in zijn stem. ‘Goed van hem, hoor. Als je maar geen paardenstaart gaat laten groeien.’
‘Maak je daar maar geen zorgen om,’ zei hij lachend.
‘Maar goed. Sorry dat ik je kijkgenot verstoor, maar mag hij even wat zachter? Ik hoor mezelf niet eens praten.’ Hij draaide het volume uit en ze vertelde hem wat professor Spicer had gezegd. ‘Als het verder niets oplevert, is het gedicht in elk geval een aanwijzing over het karakter van Rachel Tenison, en over haar seksuele voorkeur. Maar er is één ding dat ik niet begrijp. Als Catherine Watson en Rachel door dezelfde moordenaar zijn omgebracht, waarom is er dan niet net zoiets bij Watson aangetroffen?’
‘Voor zover ik weet is er inderdaad niets gevonden, maar dat moet je even bij Simon navragen. Heb je hem nog gesproken?’
‘Ik kan hem niet te pakken krijgen. Hij neemt niet op.’
Tartaglia slaakte een diepe zucht. ‘Laten we dan maar hopen dat hij nog een beetje fit is. Hij moet officieel beschikbaar zijn.’
‘Heb je het dossier van Watson nog?’
‘Ja. Dave zou het komen ophalen, maar hij heeft nog geen tijd gehad. Als je iets wilt inkijken, kun je hiernaartoe komen. Ik ga voorlopig nog niet naar bed.’
Een halfuur later zat Donovan op de bank in Tartaglia’s flat door de lijst van bewijsstukken in de zaak-Watson te bladeren. Tartaglia stond bij het raam te roken en naar haar te kijken. Hij had zijn werkkloffie nog aan, maar had zijn colbertje uitgetrokken, zijn stropdas afgedaan en zijn overhemdsmouwen opgestroopt. Donovan was een paar maanden geleden gestopt met roken en hij had het raam opengedaan om de rook naar buiten te laten. De ijzige tocht blies die jammer genoeg net zo hard weer naar binnen en ze begon het koud te krijgen. Met stijve vingers bladerde ze door de pagina’s.
De lijst van spullen die uit Catherine Watsons flat waren meegenomen bestond uit meer dan tien volgetypte pagina’s, waaronder de inhoud van haar vuilnisbak en de mand met vies wasgoed, evenals sporen die waren verwijderd van de plek waar ze oorspronkelijk, volgens Malcolm Broadbent, was gevonden. Het zag ernaar uit dat Forensische Opsporing haar werk grondig had gedaan en alles had meegenomen wat mogelijk iets kon opleveren. Hoewel, en zo ging het altijd, vanwege de kosten alleen de zaken die dringend leken naar het lab waren doorgestuurd voor forensisch onderzoek. Er stond nergens in de lange lijst een gedicht.
‘Misschien dat dat gedicht ons om de tuin leidt, of in ieder geval wat betreft Catherine Watson,’ zei Donovan toen ze klaar was met lezen. ‘Hoewel het wel toevallig is dat ze Engels gaf. Volgens professor Spicer is het niet echt een bekend gedicht.’
‘Kende Spicer Watson toevallig?’
‘Nee. Spicer werkt aan het Birkbeck College, en Watson gaf les aan het ucl. Het is niet verrassend dat ze elkaar nooit zijn tegengekomen. Alleen al aan het Birkbeck College werken veertig docenten Engels. Sommigen fulltime, anderen parttime, en van wat ik begreep is er een flink verloop. Dat zal aan het ucl vast niet anders zijn. Hoe was het bij Liz Volpe?’
‘We zijn iets heel interessants tegengekomen.’
Het viel haar op dat hij het over ‘we’ had en ze vroeg bijna of hij Liz Volpe aantrekkelijk vond, gewoon om te zien wat hij zou zeggen, hoewel ze vrij zeker was van het antwoord. Hij was zelden immuun voor een aantrekkelijke vrouw, hoewel of hij daar iets mee deed een heel ander verhaal was. Liz Volpe was geen kroongetuige in de zaak, maar Donovan was ervan overtuigd dat hij het risico niet zou nemen.
‘Er mist een foto van Rachel Tenison in haar appartement,’ ging hij verder. ‘Net als bij Catherine Watson. En er is nog iets. Kijk maar.’ Hij pakte een vel papier van de salontafel en gaf het aan haar. Het was zo te zien een kopie van de voor- en achterkant van een ansichtkaart. ‘Die is een week of zes geleden naar Rachel gestuurd.’
Donovan probeerde het handschrift te ontcijferen, wat haar uiteindelijk lukte. ‘Dat is behoorlijk obsessief, zeg, en het doet op een gekke manier het gedicht weerklinken. Maar degene die het heeft geschreven heeft wel gelijk. De afbeelding lijkt inderdaad op haar,’ zei ze terwijl ze naar de foto op de schoorsteenmantel keek. Met haar hoge voorhoofd, blonde haar en grote, ronde blauwe ogen leek Rachel Tenison op een engel, of op de renaissance-madonna op de ansichtkaart. Hij liet zien hoe verraderlijk indrukken kunnen zijn.
‘Waar heb je die gevonden?’
‘Hij zat in een boek dat Rachel aan het lezen was, het lag op haar nachtkastje. Forensische Opsporing moet het om de een of andere reden hebben gemist. Ik heb het origineel naar het lab gestuurd om te kijken of ze er daar iets mee kunnen.’
‘Het is wel een karakteristiek handschrift. Is er iets dergelijks aangetroffen in de flat van Catherine Watson?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik heb voordat jij er was het rapport nog eens gelezen. Al haar correspondentie is ten tijde van het onderzoek grondig doorgenomen. Er is niets uitzonderlijks aan het licht gekomen, zeker niet zoiets.’
Hij maakte zijn sigaret uit en sloot het raam, deed de houten luiken dicht om inkijk van de straat tegen te gaan. ‘Ik heb Dave net gesproken,’ zei hij terwijl hij in de stoel tegenover haar ging zitten. ‘Ze is die vrijdagavond een paar honderd meter van haar huis vandaan gebeld door een prepaidnummer. Hetzelfde nummer staat in de top dertig van nummers die de afgelopen drie maanden haar vaste nummer hebben gebeld, een paar keer heel laat in de avond. Die telefoon is vier maanden geleden aangeschaft.’
‘Kunnen we achterhalen door wie?’
‘Nee. Maar hij is alleen gebruikt om Rachel, thuis en op kantoor, mee te bellen, dus hij is speciaal daarvoor aangeschaft.’
‘Iemand is heel voorzichtig te werk gegaan.’
Hij knikte. ‘Heb je die vrouw kunnen vinden die drie maanden geleden in de galerie werkte? Al weet Richard Greville niet eens welke dag van de week het is, misschien dat zij wel weet of Rachel door iemand werd lastiggevallen.’
‘Ze is ondertussen verhuisd. We proberen haar te vinden via haar burgerservicenummer, maar dat schiet nog niet op. Ze heeft na de galerie nog wat uitzendwerk gedaan, maar het uitzendbureau zei dat ze van plan was een paar maanden naar het buitenland te gaan. Misschien is ze nog niet terug. Nick probeert haar ouders te vinden. Greville denkt dat ze misschien in Surrey wonen.’
‘Dat verhaal over het gedicht is intrigerend,’ zei hij na een korte stilte. ‘Waar is Simon? We moeten nu met hem praten.’
‘Hij heeft me nog steeds niet teruggebeld.’
Hij stompte op de armleuning van zijn stoel. ‘Verdomme. Hij kan niet zomaar onbereikbaar zijn als hem dat zo uitkomt, en dat zou hij moeten weten. We hebben zijn hulp nodig. Hij is er wél of hij is er niet, een andere keuze is er niet.’
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Hij heeft het echt heel erg moeilijk momenteel.’
‘En dat begrijp ik, maar wat moeten we dan? Wachten tot hij weer boven jan is? Er zijn twee vrouwen vermoord. Dit kan gewoon niet.’
Ze was het wel met hem eens, maar zei niets. Turner maakte het zichzelf al moeilijk genoeg en het had geen enkele zin voor hem in de bres te springen als ze geen idee had waar hij was of wat hij deed. Hij zat vast ergens zijn verdriet weg te zuipen.
‘Weet je, hij had nooit met Nina moeten trouwen,’ zei Tartaglia.
‘Wat bedoel je?’
‘Hij heeft, zoals altijd, maar wat gedaan zonder stil te staan bij de gevolgen.’
‘Ze was zwanger.’
‘Dat is geen reden om te trouwen.’
‘Maar hij hield van haar.’
‘Misschien,’ zei hij aarzelend. ‘Maar Nina is een vrouw die iemand nodig heeft die veiligheid biedt, die stabiel is, niet iemand die, nou ja...’ Hij maakte een afwijzend handgebaar.
‘Hoe ken jij Nina zo goed?’ vroeg ze. Ze was ineens geïntrigeerd, en voegde toe: ‘Je gaat me toch niet vertellen...’
‘Nee, hoor,’ antwoordde hij resoluut, en hij ving haar blik. ‘Ik ben één keer met haar uit geweest, dat is het enige.’
‘Dat wist ik niet.’
‘Waarom zou je ook? Het stelde niets voor. We kwamen elkaar gewoon op een avond na het werk tegen. We waren de laatsten die nog in die kroeg zaten en raakten aan de praat. Je weet hoe dat gaat. We hadden allebei geen zin om naar huis te gaan, dus we hebben Thais gegeten bij die tent achter The Bull’s Head.’
‘En?’
‘En niets. Ze was ontzettend aardig, maar mij een beetje té intens, en gecompliceerd. Ik had met haar te doen. Het was wel duidelijk dat ze niet gelukkig was en ze heeft me wat over Simon verteld. Volgens mij waren ze op dat moment uit elkaar. Misschien dacht ze dat trouwen alles zou oplossen, maar dat is maar zeer zelden het geval.’
‘Waar was Simon?’
‘Geen idee. Hoe dan ook, we hebben heel gezellig gegeten, ik heb haar naar huis gebracht en dat was dat.’
Donovan keek weg, geamuseerd over hoe onbewust hij ervan was hoe anders een vrouw een situatie kan interpreteren. Ze vroeg zich af of Nina er net zo laconiek onder was als hij. Maar ze begreep zijn gebrek aan interesse wel. Nina was zijn type niet, of tenminste niet het type dat zij in haar hoofd had als zijn type. Voor zover zij er zicht op had voelde hij zich aangetrokken door vrouwen die hoe dan ook onbeschikbaar waren, alsof hij gedijde op de uitdaging of de onzekerheid. Het was het enige vlak waar zijn gebruikelijke nuchtere en realistische kijk op de wereld hem in de steek liet.
‘Probeer Simon nog eens,’ zei hij met een zucht.
Donovan haalde haar mobieltje uit haar tas en belde Turner. De telefoon ging over, maar de voicemail nam weer op. Ze liet nog een bericht achter en verbrak de verbinding. ‘Het is wel vrijdagavond, hoor. Misschien heeft hij wel een afspraakje.’
‘In zijn toestand? Dat lijkt me niet.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen en schudde gefrustreerd zijn hoofd. ‘We hebben echt niets aan hem op deze manier. Ik wil hem niet afkraken, maar hij had nooit bij de zaak gehaald mogen worden als hij het niet aankan.’
Ze knikte langzaam. ‘Waarom heb je niet meteen wat tegen Steele gezegd?’
Hij spreidde zijn handen. ‘Wat had ik kunnen zeggen? Ik wilde hem niet nog meer problemen bezorgen. Hoewel ik hem wat aandoe als hij onze zaak versjteert.’
Hij leunde achterover in zijn stoel en gaapte, alsof hij de hele wereld op zijn schouders droeg. Ze zaten even in stilte en toen stond hij op, alsof hij ineens iets bedacht, en liep naar de dozen bij de deur. Hij zocht erin en toverde een dvd tevoorschijn.
‘Wat is dat?’
‘Opnames van de plaats delict in de zaak-Watson. Ik heb ze al een keer gezien, maar ik wil nog eens kijken, voor het geval we iets hebben gemist. Vind je het goed? Je hoeft niet te blijven, hoor. Het is behoorlijk deprimerend.’
‘Nee, ik vind dat ik het ook moet zien.’
Hij zette de televisie aan, stak de dvd in de speler en zakte zwaar op de bank, naast Donovan. Hij zapte met de afstandsbediening door de straatbeelden, een aanzicht van het pand en naar waar de camera naar binnen ging en de woonkamer in. Daar liet hij hem afspelen.
‘De woonkamer is aan de straatkant,’ zei hij terwijl de camera langzaam door de ruimte ging en bij elk meubelstuk even stilhield. Tartaglia wees met de afstandsbediening naar het beeldscherm. ‘Broadbent zegt dat hij daar het lichaam van Catherine Watson heeft gevonden. Zoals je wel ziet zijn er geen sporen van verzet.’
‘Wat is er dan gebeurd?’
‘Er zijn met ultraviolet licht piepkleine bloedspetters van Watson aangetoond. Op de rand van het kleed en op de vloer, en een paar spetters laag op de muur naast de open haard. Ze waren met het blote oog niet te zien, wat waarschijnlijk de reden is dat de moordenaar ze niet heeft geprobeerd te verwijderen.’
‘Is ze hier aangevallen, niet in de slaapkamer?’
‘Ja. Forensische Opsporing heeft in de slaapkamer niets kunnen vinden.’
‘Waarom waren er zo weinig bloedspetters? Volgens Simon moet het een gruwelijke aanval zijn geweest.’
‘De theorie was dat de moordenaar een zeil of mat op de vloer heeft gelegd voordat hij haar molesteerde, wat verklaart waarom er midden in de ruimte niets is gevonden.’
‘Dus hij kwam voorbereid?’
‘Daar ziet het wel naar uit. En hij heeft alles wat hij heeft gebruikt weer meegenomen.’
‘Denk je dat Alan Gifford en Simon hun werk hebben gedaan?’ vroeg ze.
‘Zo te zien wel, ja. Dat was ook de conclusie van het coldcaseteam. Dat heeft ook niets nieuws gevonden.’
Toen de camera langs de planken van een hoge, overvolle boekenkast ging legde Donovan haar hand op Tartaglia’s arm. ‘Stop eens. Ik wil even naar haar boeken kijken. Misschien doceerde ze wel negentiende-eeuwse Engelse letterkunde, is er een verband met Swinburne.’
Ze kneep haar oogleden halfdicht en probeerde de ruggen te lezen, maar de boeken stonden te ver weg.
‘We kunnen het beeld digitaal laten vergroten.’
‘Simon zou moeten weten wat haar hoofdvak was,’ zei ze, en ze gaf het op nadat hij het beeld een paar keer op verschillende plekken had stilgezet.
‘Als hij nuchter is, bedoel je.’
Ze zei niets. Het had geen zin met hem in discussie te gaan of iets ter verdediging van Turner te zeggen.
Tartaglia liet de opname weer lopen en de camera ging van de boekenkast naar de open haard, bleef stilstaan bij de schouw en de familiefoto’s, een plant en een paar witte kaarsenstandaards met helderrood kaarsvet, dat was gesmolten en over het schoorsteenblad liep.
‘Wat is daar gebeurd?’ vroeg ze.
‘Weet je dat niet meer? Ze heeft eerder die dag kaarsen gekocht, en wijn en eten. Aan de hoeveelheid kaarsvet te zien hebben ze de hele avond gebrand.’
‘Arm mens,’ zei ze met een diepe zucht, en ze stelde zich de nietsvermoedende Watson voor, die haar avond plande, de wijn, het diner en de kaarsen, die zich aankleedde en de moordenaar binnenliet. De rillingen liepen haar over de rug, en ze dacht terug aan hoe dichtbij zij zelf bij een andere moordenaar was geweest, en hoe gemakkelijk ze zich had laten bedriegen.
De camera draaide terug naar het raam en hield stil bij een paar kussens op de vloer, maakte toen een snelle draai en ging de kamer uit, alsof de cameraman zich verveelde. Vage beelden van een donkere, smalle gang werden gevolgd door een piepkleine badkamer, de keuken, en de slaapkamer achter in de flat. De camera zoomde eerst op het bed in en daarna op Catherine Watsons bleke, naakte lichaam.
‘Dat is gek,’ zei Donovan, en ze wendde zich af. ‘Er zijn inderdaad helemaal geen sporen van verzet. Ze was toch niet gedrogeerd?’
‘Nee. En ook niet dronken. Ze had alleen twee glazen wijn gehad.’
‘Denk je dat ze zich met instemming heeft laten vastbinden?’
Tartaglia drukte op stop en legde de afstandsbediening weg. ‘Dat moet wel. Dat betekent dat ze degene die er was, vertrouwde.’
‘Toch is het niet normaal.’
‘Misschien heeft hij haar overgehaald, of haar ergens mee gedreigd als ze het niet deed.’
Donovan schudde haar hoofd en keek nogmaals naar de foto van Rachel Tenison op de schoorsteenmantel. ‘De eenvoudigste verklaring zou zijn dat Catherine Watson van sm hield.’
‘Dat zijn ze nergens tegengekomen.’
‘Dan was het misschien een nieuwe hobby. Ze heeft haar zus verteld dat ze verliefd op iemand was. Of misschien heeft ze alleen gedaan wat hij wilde om hem een plezier te doen en had ze geen idee hoe ver hij wilde gaan.’
Hij keek haar even bedachtzaam aan en knikte. ‘Misschien heb je gelijk. Het doet me wel denken aan iets wat dokter Williams zei. Ik ben ervan overtuigd dat Richard Greville loog toen hij zei dat hij geen idee had van Rachels voorkeur voor sm. Ik denk zelfs dat ze het bij hem heeft geleerd. Jammer genoeg kunnen we daar niets mee, en wat Catherine Watson betreft zullen we er wel nooit achter komen. Soms denk ik dat het veel eenvoudiger zou zijn geweest als ik nooit van die arme vrouw had gehoord.’ Hij stond met een zucht op en haalde zijn handen door zijn haar. ‘Borrel?’
Ze stond op. ‘Nee. Ik ga maar eens naar huis.’
‘Van uit een psychologisch profiel gezien lijken de moorden zo verschillend,’ zei hij, alsof hij ergens anders was met zijn gedachten. ‘Misschien moeten we ons alleen op Rachel concentreren en Simon, of wie dan ook, zich zorgen laten maken over die andere moord. Wat maakt het uit als een verslaggever dreigt een verhaal te publiceren waarin staat dat ze verband houden?’
Donovan trok haar jas aan en gooide haar tas over haar schouder. ‘Als wij het al niet voor elkaar krijgen, hoe lukt het hem dan wel?’
Hij liep naar de televisie, haalde de dvd uit de speler en legde hem terug in de doos bij de deur. ‘Ik heb Trevor vandaag gesproken,’ zei hij terwijl hij zich naar haar omdraaide en over zijn kin wreef. ‘Ik kan altijd heerlijk mijn verhaal bij hem kwijt en hij zegt zinnigere dingen dan wie dan ook. Ik hoopte dat hij een van zijn beroemde inspiratiemomenten zou krijgen.’
‘Wat zei hij?’ vroeg ze achterdochtig. Hoewel ze het met Tartaglia eens was over Clarkes kwaliteiten, vond ze dat Tartaglia toch eens afstand moest gaan nemen van zijn mentor. Het zou Tartaglia bovendien geen goed doen als Steele erachter kwam dat Clarke zich vanaf zijn ziekbed nog steeds met hun werk bemoeide.
‘Hij vond het heel interessant. Hij ziet ook niet meteen een duidelijk verband en denkt dat Steele gelijk heeft dat ze de zaken voor nu gescheiden houdt. Maar hij had wel een briljante ingeving: hij heeft wat mensen gebeld van wie hij nog wat tegoed had en heeft morgen een afspraak met Angela Harper voor me geregeld.’
‘Angela Harper?’
‘De psycholoog die een profiel heeft geschetst in de zaak-Watson.’
‘Je maakt een grapje. Een profiler? Straks vertel je me nog dat je moslim bent geworden.’
Zijn gezicht brak open in een brede grijns en hij schudde zijn hoofd. ‘Ik blijf voorlopig katholiek. Maar zoals alle katholieken heb ik een open vizier.’
‘Zoals alle katholieken? Ben je gek? Dat zijn de meest bevooroordeelde...’
Hij wapperde haar opmerking weg. ‘Laat maar zitten, Harper is anders. Ze weet wat ze doet en is een van de weinige profilers voor wie Trevor ooit tijd heeft gemaakt.’
‘Dat zegt wel wat. Ga je het aan Carolyn vertellen?’
‘Nee, dit is officieus. Zelfs als ze er toestemming voor zou geven, en daar is helemaal geen reden toe, dan weet je hoe lang het duurt als we de officiële instanties moeten inschakelen. Dan zijn we zo weken, of maanden, verder.’
Ze glimlachte. Hij kon zichzelf overal uit kletsen. ‘Je hoeft je naar mij niet te verantwoorden, hoor. Steele is degene om wie je je zorgen moet maken, als ze erachter komt dat je achter haar rug om bent gegaan.’
Hij spreidde zijn handen. ‘Luister, Harper woont bij Trevor om de hoek en wilde meteen tijd voor me maken. We hebben bij hem thuis afgesproken. Het is per slot van rekening weekend. We doen het in haar eigen tijd, en die van mij.’ Hij sprak gehaast, in een poging te bagatelliseren wat hij deed.
Ze schudde haar hoofd. Het had geen enkele zin te proberen Mark over te halen en al helemaal niet als hij Trevor Clarke achter zich had. ‘En Simon? Die ga je het toch hoop ik wel vertellen?’
Tartaglia keek haar uitdrukkingsloos aan. ‘Die is er niet, dus dan kan ik ook niets tegen hem zeggen, toch? En zoals je al zei kan ik het risico niet nemen dat Steele erachter komt. Het heeft geen enkele zin haar onnodig kwaad te maken en ik vertrouw er niet helemaal op dat Simon zijn best voor me doet.’
19
Het was zo laat op de avond rustig op de weg en Donovan was binnen vijf minuten van Tartaglia’s appartement in Shepherd’s Bush thuis in Hammersmith, waar ze met haar zus Claire woonde. Het pand stond midden in een laat-victoriaanse rij laagbouw en de smalle straat liep naar de Theems, vlak bij Hammersmith Bridge. Ingeklemd tussen de rivier en de drukke A4, die een dikke geul van oost naar west door Hammersmith groef, was het een klein, karakteristiek hoekje van de stad, met een keurig parkje langs de oever en een paar geweldige pubs met uitzicht op het water en de brug. De enige nadelen waren de luchtvervuiling en de permanente stroom verkeer over de A4. Maar die waren tegelijk ook de redenen waarom Claire het huis had kunnen betalen, en nu ze er ondertussen bijna vijf jaar woonde, merkte Donovan het geluid nauwelijks nog op.
Ze liep het pad over en liet zichzelf door de voordeur binnen. De televisie klonk hard uit de kleine woonkamer aan de voorkant van het huis, waar Claire op de bank lag, in haar pyjama met een nieuwe, roze badjas eroverheen. Ze keek de film met Steven Seagal, die blijkbaar nog steeds niet was afgelopen.
‘Hoe is het?’ vroeg Claire zonder opkijken terwijl ze geestdriftig een bak Ben & Jerry’s-ijs leegschraapte en de laatste lepel in haar mond stak.
‘Nog steeds geen doorbraak, of ook maar iets wat erop lijkt. En jij?’ Donovan trok haar jas uit en gooide hem met haar tas op een stoel.
‘O, het gebruikelijke. Hoewel er vandaag een zaak is binnengekomen die best eens interessant zou kunnen zijn. Een Russische postorderbruid die wordt beschuldigd van moord op haar man, hoewel niemand het lijk kan vinden. Het Openbaar Ministerie neemt volgens mij een enorme gok.’
Claire was strafpleitster en verdedigde iedereen, van cliënten met parkeerbonnen en mensen die te snel hadden gereden tot af en toe zelfs een moordenaar.
Er klonk geschreeuw en gegil uit de televisie en haar blik ging even terug naar het scherm. Een groep oosters uitziende mannen vloog door de lucht en voerde onwaarschijnlijke sprongen en trappen uit terwijl Seagal in het midden van het strijdperk stond om hen met één hand en zonder ook maar een druppeltje zweet van zich af te slaan. Hij was zo te zien flink aangekomen en heel wat jaartjes ouder sinds de laatste film die Donovan van hem had gezien, maar het paardenstaartje was nog hetzelfde. Kill Bill I en II kon ze blijven kijken, maar Seagal deed haar niets.
Nadat hij iedereen op het scherm in de pan had gehakt werd de reclame ingestart. Claire zwiepte haar lange, bleke benen van de bank en stond op.
‘Je ziet er doodmoe uit,’ zei ze terwijl ze in haar donzige roze pantoffels stapte en vooroverboog om Donovan een kusje op haar wang te geven. Ze rook naar een of andere bloemige zeep of badolie. Zelfs op blote voeten was Claire bijna dertig centimeter langer dan Donovan, met schouderlang, krullend haar, dat ze op haar hoofd had gespeld, de wispelturige eindjes in haar nek nog nat van het bad. Ze was twee jaar ouder dan Donovan en leek wat betreft bouw en teint op hun vader, terwijl Donovan meer van moederskant weg had. Hoewel, aangezien haar moeder ruim een meter zevenenzestig was, niemand begreep waarom Donovan zo klein was gebleven. Er waren heel wat irritante grappen over gemaakt, evenals over het gebrek aan overeenkomsten tussen de meisjes.
‘Ik ging net theezetten,’ zei Claire. ‘Jij ook?’
‘Ja, hoor. Hoewel ik eerlijk gezegd wel iets sterkers kan gebruiken.’ Donovan liep achter Claire aan de smalle gang door en de keuken aan de achterkant van het huis in. ‘Is er nog wijn? Ik kon gisteravond niets vinden.’
Claire schudde haar hoofd. ‘Ik haal morgen wel even. Ik moet toch naar de stad en het is mijn beurt om te koken. Ben je thuis of moet je werken?’
‘Ja, werken, maar ik zou wel met het eten terug moeten zijn. Aangezien we niet eens een verdachte hebben.’
Behalve in een glas wijn wist ze eigenlijk niet waar ze zin in had. Ze liep naar de kast in de hoek en nadat ze wat achterin had gerommeld, haalde ze een blikje cacao tevoorschijn. ‘Misschien dat ik even warme chocolademelk maak.’
‘Alleen als je hem met water wilt,’ zei Claire, die de ketel vulde en hem opzette. ‘De melk is bijna op.’
‘Shit. Doe maar thee, dan.’ Donovan zette het blik terug in de kast en knalde de kast dicht. ‘Weet je, we zouden iemand als Mark Tartaglia moeten hebben om het huishouden te doen. Ik durf te wedden dat die altijd melk en wijn in huis heeft.’
‘Je bedoelt dat hij een of ander arm mens dat laat halen.’
‘Nee. Zo is hij gewoon. Je zou zijn kasten moeten zien. Hij heeft minstens drie soorten azijn, en ik weet niet hoeveel varianten olijfolie.’
‘Nou, dan mag hij bij ons komen wonen,’ zei Claire terwijl ze een paar doosjes thee uit een ander kastje pakte en erin tuurde.
‘Hij zou erin blijven.’
‘Kruiden of Engelse? Hoewel er nog maar één zakje Engelse is, en de kruidenthee is kamille.’
‘Jij wilt zeker de Engelse? Geef mij dan maar de kamille, als er verder niets is.’
‘Dank je. Ik vind kamille niet te zuipen. Heb jij hem gekocht?’
‘Volgens mij heeft hij dat met koken van zijn familie,’ zei Donovan, die heel zeker wist dat zij geen kamillethee in huis had gehaald. ‘Zijn moeder heeft zelfs een Italiaans kookboek geschreven.’
‘Ze hebben toch een of andere Italiaanse hapjeswinkel, in Edinburgh?’
‘Ja. Hoewel een hapjeswinkel net zoiets is als het Ritz een motel noemen.’
‘Nou, dat zal dan wel verklaren waarom hij die spaghetti carbonara niet te vreten leek te vinden, de laatste keer dat je hem hier te eten hebt gevraagd.’ De ketel begon te fluiten. Claire pakte twee mokken van het afdruiprek en zette de thee. ‘Hij was veel te beleefd om er iets van te zeggen,’ zei ze terwijl ze Donovan haar mok aangaf, ‘maar ik heb wel gezien dat hij alle bacon onder zijn bestek verstopte.’
‘Het verbaasde me nog dat hij zijn bord bijna heeft leeggegeten. Het was net elastiek.’
Claire haalde haar schouders op. ‘Nou, morgen speel ik op veilig. Je krijgt een kant-en-klaarmaaltijd van de Tesco. Ik heb geen tijd om de keukenprinses uit te hangen.’
‘Godzijdank.’ Donovan trok het theezakje uit haar mok en gooide het in de prullenbak.
‘Ik heb morgenochtend een berg boodschappen te doen en daarna ga ik lunchen met een vriendin, dus het zal wel eind van de middag worden voor ik naar de Tesco ga. Laat het even weten als je nog iets nodig hebt.’
Donovan glimlachte. ‘Boodschappen doen’ betekende meestal dat ze kleren ging kopen. ‘Vergeet geen wijn.’
‘O, ja.’ Claire scheurde een velletje uit een blocnote bij de koelkast en voegde het aan haar al lange lijst toe. ‘Als je nog iets bedenkt, schrijf het er dan maar bij. En als je Mark of iemand anders wilt uitnodigen voor het eten, bel me dan even.’
‘Is Jake er niet?’ Jake was Claires vriend. Hij was ook strafpleiter en ze waren een maand of zes samen, hoewel ze elkaar zelden zagen, aangezien ze allebei lange dagen maakten en in het weekend ook vaak moesten werken. Donovan vroeg zich weleens af wat voor zin het had, hoewel haar eigen werk dezelfde onmogelijke eisen aan haar privéleven stelde.
‘Hij is het weekend naar zijn ouders, dus we zijn met zijn tweetjes.’ Claire pakte haar mok thee en liep terug naar de woonkamer. Toen ze de deur opendeed, blèrde de herrie van de Seagalfilm de gang in.
Donovan besloot in de keuken haar thee op te drinken en dan naar boven te gaan voor een bad. De kleine houten keukentafel lag vol met dossiers en papieren van de zaak waarmee Claire bezig was en Donovan moest voorzichtig het een en ander opzijschuiven om haar mok neer te kunnen zetten. Toen ze Claires gele blocnote en pen oppakte en op de stapel wilde leggen, moest ze ergens aan denken. Ze ging zitten en nam een slokje van haar hete thee. Toen wist ze ineens weer wat het was.
Ze liep terug naar de woonkamer, pakte haar telefoon uit haar tas en belde Tartaglia.
‘Ik bedenk ineens iets,’ zei ze toen hij opnam. ‘Er lagen mappen, of boeken of iets dergelijks op de vloer bij het raam in de flat van Catherine Watson.’
‘Dat herinner ik me niet.’
‘Kun je die dvd er nog even indoen? Spoel maar door naar de woonkamer. Bij het raam, naast een van die grote kussens. Ik weet zeker dat er papieren lagen of iets dergelijks.’
‘Oké. Wacht even.’
Ze luisterde hoe hij met de telefoon naar de deur liep en ze hoorde de film in stereo tot de dvd-speler het overnam.
‘Gevonden,’ zei hij even later. ‘Je hebt gelijk. Het lijkt alsof ze bij het raam had zitten werken. Ik zie een pen, wat papieren en een paar boeken op de vloer, maar ik kan niet lezen welke. Dat moeten we morgen laten uitvergroten.’
‘Kun je even in de lijst met bewijsstukken kijken?’
‘Oké.’
Hij kwam even later terug naar de telefoon. ‘Hier staat het: twee boeken... tien vellen A4-papier. Dat is alles. Ze vonden het duidelijk niet interessant te noteren wat precies.’ Ze hoorde op de achtergrond nog een telefoon gaan. ‘Wacht even,’ zei hij. ‘Dat is Simon. Ik vraag meteen of hij nog weet welke boeken het waren.’
Ze kon vanwege de herre op de televisie niet horen wat er werd gezegd, maar Tartaglia was al snel weer terug.
‘Hij is ladderzat,’ zei hij met afschuw in zijn stem. ‘En het is nog erger. Ik ben blij dat hij niet in dezelfde ruimte is als ik.’
‘Hoezo?’ vroeg ze, verrast door zijn felle toon. ‘Wat zei hij?’
‘Hij kan zich geen boeken herinneren, alleen die papieren. Hij zei dat er niets interessants in stond en dat we onze tijd verdoen. Toen ik zei dat ik dat zelf wel bepaal en dat we willen weten welke boeken het waren, zei die achterlijke zool: “Gewoon iets waar ze mee aan het werk was.”’ Hij imiteerde Turners luie toon. ‘“Niets belangrijks. Over een of ander meisje dat Dolores heette.”’
20
‘Ongelooflijk, dat het je niets zei, dat je het verband niet zag.’ Donovan staarde Turner verbijsterd aan en wapperde met de stapel papieren onder zijn neus, hoewel ze eigenlijk meer zin had ze in zijn gezicht te duwen. Het waren fotokopieën van de originelen die uit Catherine Watsons flat waren gehaald. De tien op dubbele regelafstand getypte pagina’s waren deel van een hoofdstuk over Swinburne waarmee Watson bezig was geweest, en ze citeerde overvloedig uit ‘Dolores’, waarvan ze ook de betekenis besprak.
Zoals altijd wanneer een plaats delict werd onderzocht, was de flat van Watson min of meer leeggehaald en was alles wat was meegenomen op een lijst genoteerd. Zaken waarvan men dacht dat ze de kosten van forensische analyse waard waren, waren naar het lab gestuurd, waarna ze in een beveiligde opslagruimte werden bewaard voor als de misdaad ooit op een rechtszaak zou uitlopen. De rest van de spullen, waaronder de papieren, werd ergens anders opgeslagen voor het geval er later nog iemand in geïnteresseerd zou zijn. Karen Feeney en Dave Wightman waren de hele ochtend bezig geweest ze op te sporen.
Turner trok een gezicht en schudde langzaam zijn hoofd, alsof hij niet kon geloven hoe stom hij was geweest. ‘Sam, kom op, het is meer dan een jaar geleden. We zagen er niet meer in dan een pak papier waarmee Catherine Watson bezig was. Waarom zou ik een verband zien met jouw gedicht? En trouwens, je zei toch dat het “Vrouwe van Pijn” heette?’
‘Nee, dat zei ik niet,’ zei ze kwaad, en ze keek hem recht in zijn ogen. Ze hoopte maar dat hij niet ging proberen de schuld van zijn fout op haar te schuiven.
Het was zaterdag, vroeg in de middag en de eerste keer die dag dat Turner zijn gezicht op kantoor liet zien. Hij stond naast haar bureau tegen de muur geleund, zijn grote handen in zijn te kleine broekzakken gepropt. Alles leek over hem heen te komen alsof zijn gedachten en prioriteiten elders lagen. Hij had voor de verandering eens de moeite genomen zich te scheren en droeg een schoon lichtblauw overhemd, dat de kleur van zijn ogen mooi deed uitkomen. Als ze niet zo kwaad op hem was geweest, zou ze hebben gezegd dat hij er leuk uitzag vandaag. Ze had nog steeds de papieren in haar hand geklemd en staarde hem aan zonder iets te zeggen, vroeg zich af of de stress die hij ervoer zijn observatievermogen had aangetast of dat hij altijd zo vaag was. Ze kon zich niet voorstellen dat Tartaglia ooit een detail van een zaak zou vergeten, hoe oud ook. Maar niet iedereen was zoals hij.
Turner leunde voorover naar haar toe en spreidde zijn handen. ‘Weet je, achteraf is het mooi praten, Sam. Maar je moet één ding begrijpen: die papieren betekenden helemaal niets voor de zaak zoals we die toen hadden. Helemaal niets. Ze waren van Watson, iets waarmee ze aan het werk was. Ze hadden niets met haar moordenaar te maken.’
Ze legde de papieren op het bureau. Ze moest met tegenzin toegeven dat daar wel wat in zat, hoewel ze er niet van overtuigd was dat Tartaglia het ook zo zou zien. Turner en Gifford hadden geen reden gehad een tweede blik op die paperassen en boeken op de vloer bij Watson te werpen. Het zou voor beiden niet relevant zijn geweest dat Catherine Watsons specialisme negentiende-eeuwse Engelse letterkunde was, en regels uit het gedicht zouden ook betekenisloos zijn geweest.
Turner leunde naar voren en pakte de papieren op. ‘Wat is het, dan?’ Hij begon ze langzaam door te lezen en likte aan zijn duim om de pagina’s om te slaan. ‘Een essay, neem ik aan?’
‘Nee. Het is hoofdstuk zes van wat eruitziet als een academisch artikel of een boek. De titel van het hoofdstuk is: “Decadentie: een herbeschouwing”.’
‘Weet je zeker dat het geen essay van een student is?’
‘Daar is het veel te goed voor geschreven en bovendien is het te lang. Aangenomen dat de notities en correcties van haar zijn, neem ik aan dat ze haar eigen werk zat te redigeren.’
‘Dat handschrift kunnen we gemakkelijk controleren,’ zei hij terwijl hij verder bladerde. ‘Zo te zien heeft ze het niet afgekregen. De aantekeningen houden halverwege op.’
‘Misschien werd ze onderbroken, of is ze om de een of andere reden even gestopt en had ze geen gelegenheid om verder te gaan.’
Hij legde de papieren op zijn bovenbeen en keek haar aan. ‘Misschien werd ze gebeld, of was ze er zelfs mee bezig toen de moordenaar arriveerde.’
‘Ik kan me niet voorstellen dat je de concentratie kunt opbrengen zoiets te gaan doen als je afspraakje er zo aankomt.’
Hij glimlachte. ‘Ik neem aan dat jij je zou staan optutten?’
‘Of ik zou in de keuken bezig zijn,’ zei ze streng, geïrriteerd dat hij zo luchtig deed. ‘Maar ik zou zeker niet mijn boek gaan redigeren.’
‘Nee, maar jij bent ook geen lerares Engelse letterkunde. En Catherine Watson was niet zo mooi als jij.’
‘Universitair docente,’ corrigeerde ze hem, en ze weigerde hem aan te kijken. Ze was normaal gesproken niet betweterig, maar ze wilde niet dat hij dacht dat hij haar zo gemakkelijk kon inpakken.
‘Wat dan ook. We weten eerlijk gezegd niet wie ze die avond verwachtte. De kaarsen en alles gaven ons de indruk dat ze een afspraakje had, maar misschien vergisten we ons wel. Misschien kwam er gewoon een collega langs.’
‘Dat maakt niet uit. Waar het om gaat is dat de papieren in die kamer lagen toen ze is omgebracht en dat de moordenaar ze gezien moet hebben.’
Hij knikte langzaam. ‘Je weet toch dat er in het midden twee pagina’s missen, hè?’
‘Wat? Laat eens zien.’
Hij gaf haar de papieren en ze bladerde erdoor.
‘Bladzijden 63 en 64.’
‘Je hebt gelijk,’ zei ze, geïrriteerd dat haar dat niet was opgevallen. Ze liet zich achteruit zakken op haar stoel en sloot haar ogen even, probeerde het zich voor te stellen. ‘Volgens mij lagen er twee stapeltjes papieren op de vloer. Misschien heeft ze haar werk toen ze werd gestoord in twee bergjes neergelegd zodat ze daarna verder kon. Ik moet wat close-upfoto’s van de opname laten maken.’
Turner haalde zijn schouders op alsof het niets uitmaakte. ‘Stuur je alles op voor analyse?’
‘Ja. Er wordt haast mee gemaakt.’
‘Dat zal wel wat kosten. Wat verwacht je te vinden?’
‘Een vingerafdruk, of dna, als we geluk hebben.’
‘Denk je echt dat de moordenaar eraan heeft gezeten?’
‘Hoe kan hij het gedicht anders hebben gezien? Het is een paar pagina’s verder het hoofdstuk in.’
Hij knikte. ‘Oké. Dat zal het voordeel van een frisse blik wel zijn.’
En een heldere, nuchtere geest, wilde ze zeggen, maar ze hield haar mond. ‘Wat heb je verder gedaan vandaag, behalve uitslapen?’
Ze klonk scherper dan de bedoeling was, maar ze glimlachte vergevensgezind.
Hij wreef in zijn handen. ‘Nou, om te beginnen heb ik Malcolm Broadbent gevonden. Zoals je vast wel weet was hij onze belangrijkste verdachte. Maar het ziet ernaar uit dat we hem kunnen afschrijven, in ieder geval voor de moord in Holland Park. Als zijn alibi klopt, was hij bij zijn moeder in Hull.’
‘Dus dan hebben we alleen nog... hoe heet hij ook alweer?’
‘Michael Jennings. Die is verhuisd. Ik heb hem nog niet gevonden. Maar ik ben ermee bezig, Sam.’ Hij was even stil en staarde haar geconcentreerd aan met zijn vreemde, bleke ogen. ‘Maak je geen zorgen. Ik weet wat je denkt, maar ik kom er wel uit. Echt. Ik ga het niet verzieken en jullie teleurstellen. Echt niet.’
Ze zei bijna dat hij dat al had gedaan, maar hield zich in. Hij glimlachte schaapachtig naar haar en deed haar denken aan een slonzige golden retriever, hard kwispelend met zijn staart op de vloer, wanhopig te behagen. Meer dan wat dan ook voelde ze zijn eenzaamheid en ze had, ondanks haar irritatie, vreselijk met hem te doen.
Haar mobieltje redde haar ervan een gepast antwoord te moeten verzinnen. Het was Claire, bij de Tesco, met de vraag wat ze wilde eten.
‘Ik kan niet kiezen,’ zei Claire, die over het achtergrondlawaai heen stond te schreeuwen. ‘Lasagne, ovenschotel met gehakt en aardappelpuree, of macaroni met kaas?’
‘Lasagne of macaroni. De laatste keer dat het mijn kookbeurt was, hadden we die ovenschotel en die was niet geweldig.’
‘Dan ga ik maar eens,’ zei Turner op de achtergrond, en hij stond op.
Donovan hoorde Claire in haar oor. ‘Is dat Mark? Wil je hem te eten vragen?’
‘Nee, dat is Mark niet. Wacht even. Hé, Simon,’ riep ze achter Turner aan, die net de deur uit wilde lopen. ‘Heb je plannen voor vanavond?’
Hij keek om. ‘Alleen een afspraakje met Nicole Kidman. Niets wat ik niet kan afzeggen.’
‘Kom je dan bij ons eten? Mijn zus Claire kookt vanavond, wat betekent dat ze een kant-en-klaarmaaltijd van de Tesco opwarmt. Ik kan geen haute cuisine beloven, maar het is best te eten.’
‘Dat lijkt me leuk. Graag.’ Hij aarzelde. ‘Als je het zeker weet, tenminste...’
‘Zeker weten.’
Ze hoorde de stem van Claire: ‘Wie is dat? Wie is Simon? Jullie staan toch niet mijn kookkunsten belachelijk te maken, hè?’
‘Zal ik iets meenemen?’ mompelde Simon.
‘Jezelf en een fles whisky, als dat is wat je wilt drinken.’
‘Sam, hoor je me wel?’ schreeuwde Claire. ‘Wie is dat?’
‘Dat hoor je nog wel, en ik neem iemand mee voor het eten. Vergeet de wijn niet.’
Liz nipte van haar mok thee en staarde het keukenraam uit naar de onheilspellende donkergrijze lucht. Ze had bijna de hele dag binnen gezeten om dozen met spullen uit te zoeken die ze had opgeslagen in de logeerkamer van de flat van haar broer. Ze was op zoek naar haar fotoalbums, maar God mocht weten waar die waren, vast nog bij haar moeder; dat hoopte ze tenminste. Ze had wel een stapel oude brieven en ansichtkaarten gevonden, en een adresboekje en een agenda uit haar eerste studiejaar waarvan ze niet eens wist dat ze hem nog had. Ze bladerde erdoor en was direct terug in de tijd. De weinige korte notities deden haar, zoals alles, aan Rachel denken.
Ze was een koffer met oude kleding tegengekomen, voornamelijk truien en een paar t-shirts, van minstens tien jaar geleden. Het meeste kon zo de vuilnisbak in, aangezien de motten er een feestmaal aan hadden gehad. Maar één jurk ving haar blik. Het was een tweedehandse, uit de jaren veertig, zwart met roze en rode bloemetjes. De randen rafelden, de onderzoom hing eruit en er zaten een paar slijtgaatjes langs de naden, maar hij was nog steeds mooi en ze herinnerde zich dat ze hem bijna twintig jaar geleden voor een paar pond op de markt aan Portobello Road had gekocht. Ze droeg in die tijd alleen maar spijkerbroeken met t-shirts en het was de enige jurk die ze graag had gedragen; ze was broodmager en vond dat niets haar stond.
Ze stond op en liep ermee naar de spiegel aan de muur, hield hem zichzelf voor, vroeg zich af of ze hem nog zou passen. Maar hij zag er idioot kort uit; de tailleband te hoog; ze was vast gegroeid sinds de laatste keer dat ze hem aanhad. Ze vouwde hem zorgvuldig op en legde hem terug in de koffer. Ze zou later wel bedenken wat ze ermee ging doen. Ze wist eigenlijk niet waarom ze hem zolang had bewaard, en het drong tot haar door hoeveel er sindsdien was veranderd.
Ze was stijf geworden van het op de grond zitten. Ze moest even naar buiten, haar lichaam rekken en frisse lucht in haar longen voelen. Ze jogde al sinds haar tienerjaren en had het vaak samen met Rachel gedaan. Ze gingen elke vrijdag na school op de fiets naar Holland Park, zetten die bij de speeltuin en renden achter elkaar aan over de paden tot ze met bonkend hoofd hun fiets weer ophaalden en naar huis gingen. Ze stopten op weg altijd even bij een café, waar ze koffie verkeerd dronken en een Mars aten. Het was een wekelijks ritueel tot ze naar de universiteit gingen. Dat café was al lang weg en vervangen door iets glimmends en duurs, zoals dat nu in de omgeving paste, die er de afgelopen twintig jaar ook enorm op vooruit was gegaan. Het park was tenminste nog min of meer hetzelfde.
Ze was nog niet één keer gaan joggen sinds ze terug was in Londen. Het was zulk smerig weer geweest, met al die sneeuw en regen, dat ze er gewoon geen zin in had gehad. Maar toen ze uit het raam staarde en een vrouw rustig over de groene rechthoek gras in het parkje beneden zag rennen, besloot ze dat het tijd was. Ze zou naar Holland Park gaan. Hoewel ze er niet naar uitkeek na wat er was gebeurd, wilde ze zien waar Rachel was gestorven. Ze hoopte dat het haar om de een of andere reden rust zou geven. Misschien zou het haar ook weer dichter bij Rachel brengen.
Ze liep naar de slaapkamer en trok haar trainingsbroek, een t-shirt en een fleecetrui aan. Ze stapte in haar gympen, deed haar haar in een staart en pakte haar iPod. Het was al laat en het park zou over niet al te lang sluiten. Ze pakte de sleutels van de auto van haar broer en reed het kleine stukje bergopwaarts naar het park, waar ze bij de ingang parkeerde. Op het bord bij het hek stond dat het om halfvijf dichtging. Ze had twintig minuten, wat ruim voldoende moest zijn.
Behalve een groep mensen met honden die samen over het hoofdpad wandelden, kletsend terwijl hun dieren zich uitleefden op het veld, was het park verrassend leeg voor een zaterdag. De glooiende, modderige velden en speelveldjes zagen er vredig uit en een lichte mist hing boven de kuiltjes en holtes in het gras, verzamelde zich in heiige slierten onder het dak van boomtakken. Liz bleef staan bij het hoge, glanzend zwarte hek en keek even om zich heen, probeerde zich voor te stellen hoe alles eruit had gezien op de ochtend dat Rachel was gestorven. Alles was wit geweest, bedekt met een dikke laag sneeuw. Ze kon het zich moeilijk voorstellen in het afnemende middaglicht.
Ze liep een paar minuten om op te warmen en begon toen langzaam over het pad onder het zuidelijke terras te joggen, U2’s ‘With or Without You’ stampend in haar koptelefoontje. Het nummer deed haar aan de universiteit denken, aan de uren waarin ze met Rachel muziek had geluisterd in haar kamer, hoe ze hadden gekletst tot diep in de nacht en eindeloos veel koffie en thee hadden gedronken.
De ruïne van Holland House stak trots af tegen de donker wordende hemel. Ze draaide zich om, keek naar de lege ramen en vroeg zich af of Rachel die ochtend via dit pad was gelopen. Ze werd overweldigd door een golf van verdriet. Schuldgevoel was een gruwelijke, arglistige emotie. Het kon je verteren. Zou het ooit overgaan? Ze vocht tegen de tranen en dwong zichzelf sneller te gaan, langs de oranjerie en door de landschapstuinen naar het bosgebied. Ze voelde haar voeten op de stenen bonken, toen op zand en kiezels, maar ze hoorde niets boven de muziek uit.
Het licht dimde toen ze het bos in rende en het duurde even voor haar ogen aan de duisternis waren gewend. Dichtbegroeide, groenblijvende struiken stonden aan beide zijden langs het pad en de kale takken van de bomen bogen boven haar hoofd naar elkaar toe als vingers tegen de donkere hemel. Ze rende de heuvel af, volgde het pad en de scherpe bocht naar links. Na ongeveer een minuut verbreedde het zich in een grote open plek waar meerdere paden samenkwamen. Een sliert blauw-witte politietape fladderde in de wind, een uiteinde om een boom geknoopt. Ze bleef staan, zette de muziek uit en deed het hoofdtelefoontje af. Ze wilde de geluiden van deze plaats horen. Tartaglia was vaag gebleven over waar Rachels lichaam precies was gevonden, maar het moest hier ergens zijn. Hoog staketsel stond langs beide zijden van het pad en scheidde het af van het beboste gebied erachter. Ze nam aan dat het er stond om te voorkomen dat mensen de flora en fauna verstoorden, hoewel alles achter het hek er donker en overwoekerd uitzag en ze zich niet kon voorstellen dat iemand er zou willen lopen.
Ze voelde in de zak van haar trui en pakte het pakje sigaretten en de aansteker die Tartaglia de laatste keer bij haar had laten liggen. Ze was vast van plan om niet weer te gaan roken, maar ze stak er toch een op, in de hoop dat ze er rustiger van zou worden. Er stonden een paar bankjes rond de open plek. Ze koos er een die werd beschut door dikke hulsttakken en ging zitten. De lucht voelde koud en klam. Ze ademde uit en de rook dreef voor haar uit als een geest. Er ritselde iets in de begroeiing op de grond, een vogeltje misschien, dat voedsel zocht tussen de droge bladeren. Ze keek om zich heen en zag een ander lint politietape, aan de andere kant van het hek, een stukje verderop langs het pad het bos in. Ze wilde net opstaan om te gaan kijken toen een groep roeken luid fladderend en schreeuwend uit een boomtop wegvloog, alsof ze ergens door waren gestoord.
Ze keek door de takken heen en zag een jogger haar kant op komen. Het licht was zo slecht dat het even duurde voor ze zag dat het een man was. Hij was bijna op de open plek toen hij vertraagde tot wandelpas en iets later bleef staan. Hij was lang en goedgebouwd en droeg een donkere parka, de capuchon over zijn hoofd, waardoor ze alleen de bleke ovaalvorm van zijn gezicht zag. Hij had iets groots in zijn hand en liep even langs het hek heen en weer, alsof hij iets zocht. De roeken werden weer onrustig in de bomen en hij keek snel beide zijden van het pad op, alsof hij keek of er iemand aankwam. Zijn bewegingen waren steels en ze bleef doodstil zitten, beschermd door de takken van de hulst; ze hoopte maar dat hij haar niet had gezien. Hij keek nog een keer beide kanten op, stapte door wat zo te zien een gat in het hek was en verdween in de struiken erachter.
Het park werd dagelijks door heel veel mensen gebruikt en er kon natuurlijk een heel onschuldige verklaring zijn. Misschien had hij wel een geheim afspraakje, hoewel ze hier in de buurt verder niemand had gezien. Maar zijn gedrag was vreemd en ze vervloekte zichzelf dat ze haar telefoon in de auto had laten liggen. Ze reikte naar beneden, maakte haar sigaret naast het bankje uit en wachtte. De man kwam een paar minuten later de bosjes weer uit. Hij had lege handen, stapte het gat in het hek weer door en bleef even op het pad staan, staarde de bosjes in, ademde een witte wolk uit. Hij veegde met de rug van zijn hand zijn voorhoofd en mond af, alsof hij tevreden was met wat hij had gedaan, en rende toen terug naar van waar hij was gekomen.
Ze stond op zodra hij uit zicht was, nieuwsgierig wat hij had gedaan. Ze was koud geworden van het stilzitten, stampte met haar voeten, rekte haar armen en benen tot ze haar bloed weer voelde stromen. Ze liep naar het gat in het hek en stapte na even aarzelen de bosjes in. De grond was onregelmatig en lag vol met takken. Overal stonden adelaarsvarens. Ze duwde zich een weg door de struiken en zag een kleine open plek, omringd door hoge hulstbomen. Er lag iets wits in het hoge gras. Ze liep ernaartoe en zag dat het een bos rozen was, in papier ingepakt. De blaadjes zaten strak in hun knoppen en waren diep donkerrood.
21
Tartaglia drukte net na vier uur die middag op de bel van Trevor Clarkes nieuwe, halfvrijstaande huis in Wandsworth. Sally-Anne, Clarkes verloofde, deed open, gekleed in een strakke spijkerbroek met hoge hakken en een blauw trainingstopje, haar lange blonde haar in een paardenstaart. Ze ging op haar tenen staan om hem een kus te geven en liet hem binnen. Clarke zat vlak achter haar in een glanzend rode elektrische rolstoel.
‘Fijn je te zien, kerel,’ zei Clarke terwijl hij naar voren rolde. Hij greep grijnzend Tartaglia’s hand en kneep er hard in.
‘Je ziet er goed uit, Trevor,’ antwoordde Tartaglia, en hij bekeek hem van top tot teen. De laatste keer dat hij hier was geweest, lag Clarke nog in bed en was hij angstaanjagend uitgemergeld en bleek. Hoewel hij nog steeds mager was, vergeleken bij voor het ongeluk, was hij wel iets aangekomen, en hij had eindelijk weer wat kleur in zijn lange, verweerde gezicht. ‘Dat macrobiotische dieet lijkt aan te slaan, en ik zie dat je eindelijk afscheid hebt genomen van die jaren-zeventigsnor.’
Clarke haalde zijn schouders op. ‘Sally-Anne stond erop.’
‘Hij prikte,’ zei Sally-Anne giechelend. ‘Hij ziet er zo veel jonger uit, vind je ook niet?’
‘Het is een hele vooruitgang. Nu lijkt hij eindelijk niet meer op Tom Selleck.’
‘Heel aardig van je,’ gromde Trevor. ‘Wat vind je van mijn stoel? Leuk apparaatje, hè?’
Tartaglia bestudeerde hem uitgebreid. ‘Leuk’ was niet het woord dat hij zou hebben gekozen, maar hij nam aan dat het ding zijn werk deed. ‘Het is net een kantoorstoel op wielen.’
‘Dat is hoe ze ze tegenwoordig ontwerpen.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ontwérpen? Nou ja, hij is tenminste wel veiliger dan een motorfiets.’
Clarke begon weer te grijnzen. ‘Hij is bijna even snel, en moet je zien: hij kan allemaal prachtige trucjes.’ Hij deed iets met het pookje en de stoel voerde een paar houterige manoeuvres uit. ‘Nu heb ik alleen nog een satellietnavigeersysteem nodig en dan kan ik de schade op kantoor komen opruimen.’
‘Het is net een kind met een nieuw speeltje,’ zei Sally-Anne.
‘Nou, hij heeft anders genoeg gekost,’ zei Clarke terwijl hij een pirouette draaide. ‘Dan kan ik er net zo goed wat plezier mee maken. Het leek me slim maar meteen de beste aan te schaffen. Ze schijnen te denken dat ik er nog wel even gebruik van ga maken.’
‘Hou eens op met opscheppen en laat Mark doorlopen, wil je? Dokter Harper zit te wachten.’
‘Sorry. Ik liet me even meeslepen. Maar er is werk aan de winkel.’
Hij draaide een half rondje en ging hen voor de gang door en het opritje op de keuken in. Dokter Angela Harper zat aan de keukentafel uit een grote mok te nippen.
‘Fijn dat u kon komen,’ zei Tartaglia. Ze stond op en gaf hem een ferme, koele hand.
‘Geen probleem. Ik doe alles voor Trevor, en ik ben natuurlijk heel benieuwd naar ontwikkelingen in de zaak-Watson.’
Haar stem was vriendelijk en laag, met een spoortje van een noordelijk accent. Ze droeg een kolengrijs broekpak en was langer dan hij zich haar herinnerde. Haar vroeg zilvergrijs geworden haar was in een keurige boblijn geknipt en benadrukte haar brede, uitgesproken gezicht. Behalve wat bruinroze lippenstift droeg ze geen make-up.
‘Geef je natte spullen maar even hier, Mark,’ zei Sally-Anne. ‘Je bent vast doorweekt. Wil je koffie of thee?’
‘Nee, dank je,’ zei Tartaglia, en hij gaf haar zijn natte jack en helm.
‘Het is na vijven,’ zei Clarke, die langs de tafel zoemde en zijn plaats aan het hoofd innam. ‘Mark wil vast wel een borrel.’
‘Nee, dank je, Trevor. Ik moet zo nog terug naar kantoor.’
Tartaglia ging tegenover Angela Harper zitten. Regen stroomde langs het raam achter haar, maar hij kon door de beslagen ruit net de achtertuin met de nieuwe tegels en het keurige vierkante grasveldje zien. Er stonden wat kinderfietsen tegen de zijmuur, naast een grote, met zeil bedekte barbecue, en hij bedacht hoe vreselijk veel er was veranderd voor Clarke sinds Sally-Anne negen maanden daarvoor in zijn leven was gekomen.
‘Als ik echt niets voor je kan inschenken laat ik jullie verder met rust,’ zei Sally-Anne, en ze gaf Clarke een groot glas ijswater. ‘Ik heb boven nog wat te doen en ik ga even tegen de jongens zeggen dat ze zich koest houden zolang jullie er zijn.’
Terwijl ze dat zei, denderden er voetjes over het plafond. De jongens waren haar twee zoons uit haar eerste huwelijk, die nu bij haar en Clarke woonden.
‘Ze wordt misselijk als ik over mijn werk praat,’ zei Clarke verontschuldigend toen ze zich de keuken uit haastte. ‘Ze kan er niet tegen als er over de dood wordt gepraat, laat staan als we het over de smerige details gaan hebben.’ Hij spreidde zijn handen plat op tafel. ‘Maar goed, Mark: ga je gang. Ik zal proberen mijn mond te houden. Ik heb Angela de hoofdlijnen van de moord in Holland Park beschreven, maar doe dat nog maar een keer, voor het geval ik iets heb vergeten.’
Tartaglia gaf een samenvatting van de zaak en voegde het laatste nieuws toe over de papieren en het gedicht dat in de flat van Catherine Watson was gevonden. Harper nipte van haar drankje en luisterde stil. Het was onmogelijk haar reactie in te schatten. Toen hij klaar was, zette ze haar mok neer en vouwde haar handen op tafel voor zich.
‘Ik begrijp wel dat het jullie verwart. Ik moet toegeven dat ik het ook niet meteen zie.’
‘De werkwijzen zijn heel verschillend,’ zei Tartaglia. ‘Het gedicht en de manier waarop de lichamen zijn achtergelaten vormen een direct verband, maar ik heb moeite te begrijpen hoe dezelfde persoon beide misdaden kan hebben gepleegd.’
Harper knikte langzaam. ‘Dat is inderdaad niet meteen duidelijk, hoewel beide moorden wel wat dingen gemeen hebben. Laten we beginnen met Catherine Watson, wier zaak ik ken. Zoals je wel weet uit het dossier is het heel waarschijnlijk dat Catherine Watson haar moordenaar kende en dat ze een specifiek doel was. Uit het bewijs dat we hebben blijkt ook dat de moordenaar een zeer georganiseerd persoon is. Het plannen van de aanval, tot en met de details van de spullen die hij heeft meegenomen – zijn verkrachtingsuitrusting, zeg maar – moeten buitengewoon belangrijk voor hem zijn geweest, waarschijnlijk even belangrijk als de aanval zelf. Het is één groot ritueel. Het is ten eerste een seksueel gemotiveerde misdaad. Ik denk dat het uitermate belangrijk voor hem was dat ze de hele tijd bij bewustzijn was. Ik neem aan dat hij tegen haar praatte, dat hij beschreef wat hij ging doen. Hij was net zo opgewonden van wat er zou komen, van dat zij dat ook wist en van haar angst, als van de seks zelf.’
‘Dus hij is behalve pervers ook nog een sadistische klootzak?’ vroeg Clarke, die een gezicht trok.
Ze knikte. ‘De misdaad is zonder twijfel sadistisch. Ik ben ervan overtuigd dat hij haar geestelijk heeft gemarteld en hij heeft haar zonder meer buitensporig zwaar verwond. Maar meer dan dat gaat het om controle en macht, gebaseerd op de rituele vernedering en onderwerping van het slachtoffer terwijl ze nog leeft. Zoals ik al zei moet het buitengewoon belangrijk voor hem zijn geweest dat ze leefde en reageerde op wat hij deed. In tegenstelling tot veel seksueel gemotiveerde moordenaars is hij echter geen necrofiel. De dood zelf windt hem niet op.’
‘Denkt u dat het relevant is dat Catherine Watson docente was?’ vroeg Tartaglia, die ook aan Rachel Tenison dacht terwijl hij dat zei.
Ze glimlachte. ‘Misschien dat hij een hekel aan docentes heeft, maar ik denk dat het meer om haar rol als vrouw met autoriteit gaat. Een vrouw heeft hem zich ergens in zijn verleden machteloos of betekenisloos doen voelen, of misschien hebben meerdere vrouwen hem dat gevoel gegeven, en wat hij Catherine Watson heeft aangedaan, gaat om zelfbevestiging. Hij heeft controle over leven en dood. Hoewel hij in essentie een verkrachter is en geen moordenaar, wat voor het profiel een belangrijk onderscheid is.’
Clarke beet op zijn onderlip en schudde ongelovig zijn hoofd.
‘Denk je van niet, Trevor?’ vroeg Tartaglia.
‘Hij heeft dat arme mens door de hel laten gaan en het heeft haar haar leven gekost. Ik vind het moeilijk aan te nemen dat het niet de bedoeling was haar te doden.’
Harper knikte. ‘Daar kom ik zo op terug. De marteling heeft meerdere uren geduurd, maar wat interessant is, is dat hij die hele periode geen woede, waanzin of verlies van controle heeft laten zien. Hij was zelfs zeker en kalm genoeg om erna alles keurig op te ruimen en de flat achter te laten alsof er niets was gebeurd. Dat is ongebruikelijk, en het vertelt ons veel over zijn karakter.’
‘En de manier waarop het lichaam is achtergelaten?’ vroeg Tartaglia, die nogmaals aan Rachel dacht en het beeld dat op zijn netvlies stond gebrand weer voor zich zag: hoe ze vastgebonden in de sneeuw zat.
‘Dat is ook belangrijk. Sommige seksueel gemotiveerde misdadigers laten hun slachtoffer als vuil achter als ze klaar zijn, maar deze ziet het als trofee, zoals een jager op groot wild. Hij posteert haar op een bepaalde manier om gevonden te worden. Hij laat een boodschap achter.’
‘Ze was aan handen en voeten gebonden en knielde alsof ze zat te bidden,’ zei Clarke, die zich niet kon beheersen. ‘Wat is dat voor boodschap? Maakt hij een grap? Steekt hij zijn tong naar ons uit?’
‘Op een bepaalde manier wel, of hij doet dat naar elke vrouw die hem zich in het verleden klein heeft doen voelen. Als hij een appel in haar mond had gedaan, had me dat helemaal niet verbaasd. Hij zegt dat ze zijn bezit is, zijn slavin; hij kan met haar doen wat hij wil.’
‘Probeert hij haar onpersoonlijk te maken?’ vroeg Tartaglia, die Rachel Tenison nog steeds voor zich zag, en hoe haar gezicht werd gesluierd door haar haar.
‘Inderdaad. Hoewel het op dit punt zoals ik al zei niet meer uitmaakte of ze dood was of leefde. Het gaat niet om haar dood.’
‘Het arme mens,’ zei Clarke, en hij nam een grote slok water.
‘Dus u accepteert het verhaal van Malcolm Broadbent over hoe hij het lichaam van Catherine Watson heeft aangetroffen?’ vroeg Tartaglia, die zich Broadbents verklaring herinnerde, en wat Turner erover had gezegd.
‘Je zei toch dat die Broadbent een leugenaar was?’ zei Clarke tegen Tartaglia.
‘Dat zei Simon Turner.’
‘Nou, ík geloof Broadbent in ieder geval,’ zei Harper stellig. ‘Ik geloofde tenminste wat hij zei over hoe hij haar lichaam had aangetroffen. Hij kan best over andere dingen hebben gelogen, maar je moet niet vergeten dat hij onder erg veel druk is gezet tijdens de verhoren. Volgens mij zou hij hebben gelogen over de kleur van zijn eigen ogen, zo verward en overstuur was hij. Ik vind het verslag van zijn gedrag op de plaats delict psychologisch overeenstemmen met zijn persoonlijkheid.’
‘Bedoel je de manier waarop hij alles verziekt heeft?’ vroeg Clarke.
‘Ik denk dat hij geen idee had van wat hij deed, Trevor. Hij komt beneden en treft de deur van de flat open aan. Hij klopt aan, en als er niet wordt gereageerd, loopt hij naar binnen en krijgt de schrik van zijn leven. Een vrouw die hij respecteert en om wie hij geeft, sommigen zeggen misschien zelfs dat hij van haar hield, zit vastgebonden en met een prop in haar mond, poedelnaakt geknield op de vloer, waar iedereen haar kan zien. Hij hoort haar kreunen...’
‘Jezus, ze was hartstikke dood,’ protesteerde Clarke.
‘Het kan gas zijn geweest, Trevor,’ zei Tartaglia. ‘De eerste keer dat ik in het mortuarium stond en een lijk dat deed sprong ik bijna op van schrik. Broadbent is een leek. Die heeft niet geweten wat het was.’
Clarke knikte chagrijnig. ‘Oké, gas, levendige fantasie, wat dan ook. Ga verder, Angela. Ik zal niet meer onderbreken.’
‘Broadbent snijdt de tape dus los, draagt Catherine naar de slaapkamer, legt haar op bed en bedekt haar met een deken. Hij schreeuwt om hulp terwijl hij probeert haar te reanimeren. Ik vind het een volkomen logisch verhaal. We weten van hem dat hij een buitengewoon chaotische persoon met een laaggemiddeld iq is. Ik geef toe dat hij er wat bizarre gewoonten op na hield, maar ik denk niet dat hij in staat was tot zo’n methodische en gecontroleerde aanval, en dat heb ik inspecteur Gifford indertijd ook gezegd.’
‘Dat stond niet in het eindrapport,’ zei Tartaglia.
Clarke gebaarde afwijzend met zijn hand. ‘Waarschijnlijk omdat het door Alan Gifford is geschreven of goedgekeurd.’
‘Weet je, als ze Broadbent als getuige in plaats van verdachte hadden behandeld, zou hij zich misschien wel iets nuttigs hebben herinnerd,’ zei Harper mismoedig.
‘Zegt u nu dat Gifford uw profiel en advies volledig heeft genegeerd?’ vroeg Tartaglia verrast.
Harper trok haar wenkbrauwen op en glimlachte, alsof dit niet de eerste keer was dat dat gebeurde. ‘Dit is een officieus gesprek.’
Tartaglia wendde zich tot Clarke. ‘Jij kende Gifford, Trevor. Wat denk jij?’
Clarke haalde zijn schouders op. ‘Alan was geen gemakkelijke om tegenin te gaan. Hij was absoluut een goede agent, hoor, maar hij kon weleens last hebben van tunnelvisie. Als hij eenmaal besloten had dat iets op een bepaalde manier was gegaan, bleef hij daarbij.’
‘Zoiets zei Simon Turner ook, maar heel indirect,’ voegde Tartaglia toe. ‘Was hij maar wat duidelijker geweest.’
‘En niemand wil kwaadspreken over de doden, toch?’ antwoordde Clarke. ‘En al helemaal niet als het je baas betreft, die in veel opzichten een prima kerel was. Ik ben ervan overtuigd dat het team als geheel goed werk heeft geleverd, ondanks Alans oogkleppen.’
‘Zoals ik al zei heb ik mijn ideeën aan Alan Gifford verteld toen Broadbent werd gearresteerd,’ zei Harper emotieloos, alsof ze het er niet mee eens was. ‘Ik heb alle gesprekken met Broadbent op video gezien en niets wat ik zag, deed me van idee veranderen. Hij paste niet in het profiel en dat vind ik nog steeds.’
‘Als ze voorzichtiger met hem waren geweest, wat denkt u dan dat ze uit hem hadden kunnen krijgen?’ vroeg Tartaglia.
‘Nou,’ antwoordde ze met een hoofdknikje, ‘Broadbent was erg op Watson gesteld, bijna tot in het obsessieve, dat moet ik wel toegeven. Hij volgde haar regelmatig als ze de deur uit ging en heeft foto’s gemaakt met een telelens.’
‘Dat heeft hij ook met andere vrouwen gedaan.’
‘Ja. Het was allemaal vrij onschuldig, maar hij heeft Watson maandenlang in de gaten gehouden. Je vraagt je gewoon af of Broadbent zich misschien wel iets nuttigs had herinnerd als Gifford en zijn team hem vriendelijker hadden bejegend. Misschien dat hij iets heeft gezien toen hij haar stalkte.’
‘Als dat zo is, waarom heeft hij dat dan niet meteen gemeld?’
‘Omdat hij misschien niet wist dat het belangrijk was, en de manier waarop hij is ondervraagd was onnodig agressief en confronterend. Nogmaals: mijn advies is genegeerd. Zoals ik al zei was Broadbent niet bepaald slim en hij was al behoorlijk emotioneel door wat er was gebeurd. Ze hadden hem anders moeten aanpakken, veel sympathieker, als ze iets uit hem hadden willen krijgen.’
Tartaglia bedacht dat hij meteen na deze bijeenkomst met Turner moest praten. Het was het belangrijkste wat hij in lang had gehoord en zeker de moeite waard om uit te zoeken. Broadbent als getuige in plaats van verdachte. Ze zouden zo snel mogelijk opnieuw met hem gaan praten, of Turner het er nu mee eens was of niet. ‘Dank u. Daar gaan we zeker achteraan. Misschien vindt u het goed om te weten dat Broadbent een alibi heeft voor de moord op Rachel Tenison.’
Ze glimlachte. ‘Ik ben blij dat te horen. Dat zou ik tegen hem zeggen. Als hij weet dat hij niet verdacht wordt, krijg je misschien iets uit hem.’
‘En die andere verdachte, Michael Jennings? Wat vond u van hem?’
‘O, wat ik van hem heb gezien paste veel beter in het profiel. En hij heeft ook de juiste leeftijd; Broadbent was veel te oud om met dergelijke praktijken te beginnen.’
‘Is er nog iets van daarvoor?’ vroeg Clarke zacht.
‘Nee,’ antwoordde Tartaglia. ‘Jennings was schoon. Wat vond Gifford van Jennings?’
Harper zuchtte. ‘Als je mijn oprechte mening wilt: hij wilde zo graag dat Broadbent de moordenaar was dat hij niet goed genoeg naar Jennings heeft gekeken.’
‘Maar volgens het rapport hebben ze tot twee keer toe een grondige huiszoeking bij hem gedaan.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Ik kan alleen maar zeggen dat ik zeer verrast was dat ze niets konden vinden wat Michael Jennings verdacht maakte. Er miste een foto van Catherine Watson, en ik ben ervan overtuigd dat de moordenaar die als souvenir heeft meegenomen.’
‘Er miste bij Rachel Tenison ook een foto. Het probleem is dat Broadbent noch Jennings in Rachels leven terug zijn te vinden. We hebben foto’s van beiden aan haar familie en vrienden laten zien en niemand herkent hen.’
Tartaglia leunde achterover in zijn stoel en tuurde door het raam naar de donkere hemel. Hoewel de woorden van Harper logisch klonken waren er geen gemakkelijke antwoorden. Hij had nog steeds het gevoel dat hij mijlenver vandaan stond van begrijpen wat beide zaken met elkaar in verband bracht.
‘Als we aannemen dat de moorden door dezelfde persoon zijn gepleegd,’ zei hij, en hij keek Harper aan, ‘vindt u het dan niet gek dat er zo’n lange periode tussen zit?’
‘Een jaar is helemaal niet zo lang, vooral niet als dit zijn eersten zijn. Zoals je weet zijn dit soort misdaden zelden eenmalig, maar als het hem lukt om op een andere manier zijn lusten te bevredigen, met herinneringen aan het gebeurde of op een andere manier, kan dat genoeg zijn. Dan hoeft hij niet te moorden om aan zijn gerief te komen.’
Hij wendde zich tot Clarke, die zacht met zijn vingers op de tafel zat de tikken. ‘Wat denk jij, Trevor?’
‘Misschien zit de moordenaar vast, of is hij in het buitenland. Dat is meestal waar ze blijken te zijn als ze van de radar zijn verdwenen.’
‘We proberen Jennings te vinden, maar dat wil nog niet lukken,’ antwoordde Tartaglia, die bedacht dat Turner een gigantische schop onder zijn kont verdiende. ‘Rachel Tenison is in exact dezelfde positie in Holland Park aangetroffen als Catherine Watson is gevonden.’
‘Ook daar vertelt de moordenaar iets mee,’ zei Harper.
‘Net als met dat gedicht in haar mond?’
‘Ja. Het gaat over het type vrouw dat zij was, en ook over hem. Hij identificeert zich met de obsessieve minnaar, het slachtoffer van de vrouw. Wellicht probeert hij haar ook met zijn herinneringen aan Watson te verbinden.’
‘U zei dat de twee moorden overeenkomsten hebben.’
‘Oppervlakkig gezien wel, ja. De manier waarop de lichamen zijn geposteerd, zoals we al zeiden. Beide vrouwen kenden hun moordenaar, een foto van beiden is uit hun huis meegenomen en op een dieper niveau is het slachtofferprofiel vergelijkbaar. Ze waren ongeveer even oud: Rachel vijfendertig en Catherine Watson maar drie jaar ouder; ze waren allebei goed opgeleide, intelligente en succesvolle vrouwen in hun eigen veld. Voor zijn type man waren ze autoritair en intimiderend.’
‘Kan jij hier iets mee, Trevor?’ vroeg Tartaglia, die naar Clarke keek.
Clarke haalde zijn schouders op. ‘Misschien is het een na-aper. Heb je daar al aan gedacht?’
‘Waarom? We zochten helemaal niet naar een serie.’
‘Er is nog een verklaring,’ zei Harper. ‘Als dezelfde man verantwoordelijk is voor de moord op Watson en die in Holland Park, is het mogelijk dat hij niet van plan was Rachel Tenison om te brengen. Misschien is het een seksuele escapade die uit de hand is gelopen.’
Clarke schudde zijn hoofd, alsof hij dat ook niet zag.
‘Even terug naar Catherine Watson: haar moordenaar houdt waarschijnlijk van relatief normale seksuele relaties met vrouwen,’ vervolgde Harper. ‘Ze hebben vast geen idee van zijn fantasieën, of van waartoe hij in staat is.’
‘Je maakt een grapje,’ zei Clarke, die met een hand op tafel sloeg. ‘Hoe kan zijn vrouw of vriendin nou niet weten dat ze het met een sadistische engerd doet? Dat zou een vrouw toch weten?’ Hij keek Harper veelbetekenend aan.
Harper begon te lachen. ‘Trevor, als ik een pond kreeg voor elke keer dat iemand zo reageerde als jij, zou ik rijk zijn. Heel veel mensen houden hun diepere seksuele neigingen verborgen. Ik kan je meerdere voorbeelden geven van partners van gewelddadige verkrachters die geen idee hadden wat hem echt opwond.’
Clarke maakte een afwijzend handgebaar. ‘Ja, ja. Dat zal ik dan maar aannemen.’
‘Het gaat om de fantasie. Bij sommige vrouwen kan hij die uitleven en zich laten gaan, bij anderen durft of wil hij dat niet. We hebben te maken met een man die zijn leven strikt in hokjes indeelt.’
Tartaglia knikte; haar woorden waren een vreemde echo van wat dokter Williams over Rachel Tenison had gezegd. ‘Aan de oppervlakte zie je niets van wat zich eronder afspeelt.’ Het begon allemaal op zijn plaats te vallen, maar hij had nog steeds geen flauw idee wat het betekende. ‘Gek,’ zei hij. ‘Uw beschrijving sluit perfect aan bij het slachtoffer in Holland Park.’
‘Dat is niet zo gek, hoor,’ voegde Harper toe. ‘Het is alleen een kwestie van gradatie. Zoals heel veel mannen fantasieën hebben die ze liever niet thuis vertellen, gebruikt de moordenaar misschien prostituees om zichzelf in te tomen.’
‘Niets zo gek als de menselijke geest, zoals mijn oppas altijd zei,’ antwoordde Clarke in een slecht geïmiteerd noordelijk accent. Hij zag er nog steeds niet overtuigd uit.
‘Ik dacht dat je familie uit Zuid-Londen kwam,’ zei Tartaglia.
‘Je weet niet alles over me, Mark. Ik heb ook nog wel wat geheimpjes, hoor.’
Tartaglia glimlachte en keek naar Harper. ‘Wat ik niet begrijp is waarom iemand plotseling doet wat de moordenaar met Watson heeft gedaan. Als donderslag bij heldere hemel, zonder duidelijke aanleiding.’
‘We weten niet hoe lang de moordenaar al met de fantasie heeft rondgelopen, hoe lang hij al overwoog en plande zoiets te doen. Misschien dacht hij wel dat hij nooit de kans zou krijgen het echt te doen. Het kan geïnitieerd zijn door iets simpels, misschien iets wat Watson heeft gezegd, of iets wat in zijn leven speelde. De vriendin van Jennings heeft het een paar weken voor de moord op Watson uitgemaakt. Hoewel Jennings het ontkende, zeiden vrienden van hem dat hij er razend over was. Bovendien was het misschien ook wel helemaal niet de bedoeling om Watson om te brengen.’
‘Is ze misschien voor een deel meegegaan met zijn fantasieën?’ vroeg Tartaglia, die aan Donovans theorie dacht en de mogelijkheid dat Watson verliefd op iemand was.
‘Ja. Misschien kwam van het een het ander en liep het uit de hand.’
‘Maar je zei dat alles tot in de puntjes was voorbereid,’ zei Clarke. ‘Je zei dat alles was gepland.’
‘Ja. Maar voorbereid zijn is één ding. Echt iets doen is iets heel anders.’
Clarke knikte langzaam en nam een slokje water.
‘Wees voorbereid. Nou moet ik ineens aan de padvinderij denken,’ zei Tartaglia.
‘Zo ver zit je er dan niet naast,’ antwoordde Harper. ‘Zoals iemand die een expeditie voorbereidt kan hij heel goed droog hebben geoefend, zijn uitrusting hebben getest om te kijken of alles werkte, hebben in- en uitgepakt tot alles precies goed was. Hij heeft zijn uitrusting misschien wel altijd bij zich. Alleen al de gedachte dat hij alles paraat heeft, de wetenschap dat het er is, zal hem opwinden en een machtig gevoel geven. En hij zal zich ook op een bepaalde manier kleden.’
‘U bedoelt een rollenspel,’ zei Tartaglia, die aan de maskers en andere dingen in de kist moest denken, de zogenaamde verkleedkist, in Rachel Tenisons slaapkamer, en de manier waarop Williams had beschreven wat haar ritueel van aankleden om uit te gaan was. Hij vroeg zich af wat haar ritueel in de slaapkamer was geweest, en of ze verschillende rollen of fantasieën had, afhankelijk van haar bui of de man met wie ze was.
‘Inderdaad, een rollenspel. Om even terug te gaan naar het profiel: wat ik interessant en niet in zijn karakter vond passen, was het feit dat hij Watson met haar eigen panty heeft gewurgd. Als hij was gekomen met het plan haar te vermoorden, zou hij een eigen wurgdraad hebben meegenomen. Het zet mij ertoe aan te denken dat hij is overrompeld door de gebeurtenissen, dat ze misschien verder zijn gegaan dan hij van plan was, en dat hij moest improviseren. Vandaar dat ik twijfel of hij van plan was haar te vermoorden.’
‘En de moord op Rachel Tenison dan? U zei dat het een uit de hand gelopen seksuele escapade kan zijn geweest.’
‘Ze liet zich graag vastbinden en hield van ruige seks,’ zei Clarke voordat Harper kans had te antwoorden. ‘Het is wel een perfect stel, hè?’
‘Dat zou heel goed kunnen zijn wat hen in eerste instantie bij elkaar heeft gebracht,’ zei Harper. ‘Hij kan bij haar zijn fantasieën uitleven zonder dat hij haar hoeft te vermoorden. Hoewel alles wat hij doet over hem gaat. Ik vraag me af of hij wel iemand zou willen die zo’n ontwikkelde eigen fantasiewereld heeft.’
‘Maar hij heeft haar wél vermoord,’ drong Tartaglia aan, die nog steeds het gevoel had dat hij een vierkante schroef in een rond gat probeerde te wrikken.
‘Misschien is hij op de een of andere manier gedwongen het te doen. Normaal gesproken lukt het hem zijn meer sadistische neigingen onder controle te houden, of ze in ieder geval zo in te tomen dat niemand hem aangeeft. Misschien heeft hij het slachtoffer uit Holland Park ontmoet en zijn ze naar haar flat gegaan om seks te hebben. Misschien heeft ze iets gedaan wat hem kwaad heeft gemaakt of heeft gekleineerd. Hij is een man die de controle wil hebben, hij wil vertellen hoe alles gaat. Misschien heeft ze hem bekritiseerd, of wilde ze hem wegsturen voordat hij daar aan toe was, zoiets. Of misschien heeft hij haar iets van zichzelf laten zien waarvan hij niet wilde dat iemand het wist.’
‘Dus die moord was een opwelling nadat waarom het ging al was gebeurd,’ zei Tartaglia, die terugdacht aan de plaats delict en alle inconsistenties die nog steeds nergens op sloegen. Wat hem nog steeds parten speelde was dat het lichaam post mortem was verplaatst en geposteerd.
‘Misschien.’
‘Dat zijn wel een heleboel misschiens,’ zei Clarke, die zijn armen over elkaar sloeg en weer met zijn hoofd begon te schudden alsof hij er geen woord van geloofde. ‘Ik zou er een hele muur mee kunnen behangen.’
‘Waarom ben je zo sceptisch?’ vroeg Tartaglia, die het wel geruststellend vond dat Clarke ook niet was overtuigd.
‘Die godvergeten psychologen ook altijd. Ze kunnen goud uit stro spinnen. Maar dan wel nepgoud.’
Harper glimlachte. ‘Nu begin je als Alan Gifford te klinken.’
Clarke gromde. ‘Ik lijk helemaal niet op die man en dat weet jij ook. Maar serieus, Angela. Veel van wat je zegt klinkt logisch, maar ik vind het er nog steeds naar uitzien dat die twee moorden niets met elkaar te maken hebben.’
Harper glimlachte weer. ‘Dat ben ik met je eens, Trevor. Maar Mark vroeg hoe dezelfde persoon in staat kan zijn die twee moorden te plegen. Dit is de enige manier waarop ik dat psychologisch kan verklaren.’
‘En het is niet helemáál onwaarschijnlijk,’ zei Tartaglia, die ineens doodmoe was van het hele gesprek. ‘Hij heeft al eens eerder een moord gepleegd. Het is wel logisch dat je dan de tweede eruit probeert te laten zien als de eerste. Hij heeft het idee gekregen door dat gedicht in de papieren van Catherine Watson. Het feit dat hij besluit het te gebruiken laat zien dat hij arrogant is. En als we het dan toch over arrogant gedrag en aandachtzoekerij hebben: ik vraag me af of hij degene is die de pers die tip heeft gegeven.’
‘Daar zit wat in,’ zei Clarke. ‘Als ik jou was, zou ik meteen naar Jason Mortimer gaan.’
Tartaglia voelde zijn telefoon trillen in zijn borstzakje. Hij zag dat het Donovan was, excuseerde zich en stond op van tafel.
‘Ik ben nog bij Trevor,’ zei hij, en hij liep naar het raam.
‘Sorry dat ik stoor,’ zei ze, ‘maar ik ben net door Liz Volpe gebeld. Ze probeert je te bereiken. Ze was vanmiddag joggen in Holland Park en heeft iets raars gezien.’ Hij luisterde naar wat ze vertelde. De plaats die ze beschreef klonk exact als die waar ze Rachel Tenisons lichaam hadden gevonden.’
‘Heb je Forensische Opsporing gebeld?’
‘Er is een team onderweg naar het park. Karen haalt Liz op zodat ze precies kan aanwijzen waar ze die man heeft gezien.’
‘Zeg tegen Karen dat ze een verklaring opneemt en probeer na het park een elektronische schets te laten maken, nu het nog vers in haar geheugen ligt. Hoe klonk ze?’
‘Behoorlijk overstuur. Ze zei dat ze jou wilde spreken.’
Hij keek op zijn horloge. ‘We zijn hier bijna klaar en dan wilde ik naar het bureau. Zeg maar dat ik vanavond nog naar haar toe kom. Maar ik moet eerst Simon Turner spreken.’
22
Tegen de tijd dat Tartaglia terug was op het bureau in Barnes was het bijna zeven uur ’s avonds. Het was aardedonker, en hoewel het was gestopt met regenen, was het harder gaan waaien, en de lucht voelde koud en klam.
Hij zette zijn motorfiets in een beschut hoekje op de parkeerplaats en liep naar de achterdeur, de enige die open was. Een veel te zware man van middelbare leeftijd en een mooie jonge vrouw uit een van de andere kantoren stonden samen met hun jas aan bij de deur stil te roken. De grond waar ze stonden lag vol doorweekte peuken, ondanks een bordje en de prullenbak die naast de deur stond. Het was een angstaanjagend voorproefje op wat er zou komen als het rookverbod in de zomer zou worden ingesteld. Hoeveel behoefte Tartaglia vaak ook had aan een sigaret, het was hem gelukt te minderen tot vijf of zes per dag, die hij over het algemeen rustig thuis of bij iemand op bezoek rookte, bij de ochtendkoffie of een glas wijn in de avond. Die vrijheid kon niemand hem tenminste afnemen. Maar wat voor genot was er als je buiten in de ijzige koud moest staan rillen, alleen maar voor een sigaret? Dan moest je echt wanhopig zijn, en zo erg was hij er niet aan toe.
Hij glimlachte sympathiek naar de jonge vouw, en ze lachte vriendelijk terug. Hij toetste de toegangscode in en liep naar binnen. Hij had jammer genoeg geen tijd voor een babbeltje, vroeg zich af op welke verdieping ze werkte en waarom hij haar nog niet eerder had gezien. Hij was halverwege de trap toen de deur op de eerste verdieping openzwiepte en Simon Turner de overloop op kwam rennen. Hij floot hard en melodieloos, en kwam daverend de trap af met zijn rugzak en jas in de hand.
‘Simon, daar ben je. Heb je even?’
Turner bleef een paar treden boven hem staan. ‘Wat is er? Ik ben laat.’
‘Weet je wat er is gebeurd met al die foto’s die Malcolm Broadbent van Catherine Watson heeft genomen?’
‘Nee. Hoezo?’
‘Ik vroeg me af of Broadbent misschien zonder het te weten iemand anders heeft vastgelegd terwijl hij Watson fotografeerde, misschien iemand met wie ze samen was.’
‘Dat betwijfel ik. Het waren over het algemeen close-ups, op afstand genomen met een telelens. Heel veel van die foto’s waren niet eens van Watson, maar van onbekende vrouwen die over straat liepen. Er zat er niet één bij van een man, als je je dat afvraagt.’
‘Weet je dat zeker? Heb je ze gezien?’
‘Ik heb ze niet allemaal persoonlijk bekeken. Alan heeft het door een paar agenten laten doen.’
‘Maar Gifford was op zoek naar iets om Broadbent te kunnen beschuldigen, toch?’
Turner beet bedachtzaam op zijn onderlip. ‘Bewijs dat hij geobsedeerd was door Catherine Watson, ja. En dat was hij ook,’ voegde hij er met nadruk aan toe. ‘Daar was geen twijfel over mogelijk.’
‘Wat ik bedoel is dat Gifford tegen degene die hij die foto’s heeft laten bekijken heeft gezegd waarnaar hij moest zoeken. Misschien dat hij niet heeft gezegd naar iets anders te kijken.’
Turners bleke, uitgemergelde gezicht werd rood. ‘Wat bedoel je in godsnaam? Staat Alan nu terecht?’
‘Je zei dat hij er nogal op was gebrand Broadbent te pakken.’
‘Daar kan ik me niets van herinneren.’
Tartaglia schudde zijn hoofd. Al koos Turner ervoor om dingen te vergeten, híj wist nog precies wat hij had gezegd. ‘Misschien was het de whisky, maar je wekte absoluut de indruk dat Gifford er alles voor over had Broadbent als schuldige aan te wijzen en dat hij bewijs zocht om dat te staven. Als dat zijn insteek was, heeft hij misschien iets over het hoofd gezien.’
‘Luister, Alan was niet de enige die dacht dat Broadbent schuldig was. We stonden allemaal achter hem.’
Tartaglia leunde tegen de muur en staarde naar Turner, vroeg zich af waarom hij plots zo in de verdediging schoot. Misschien had Clarke gelijk over Turners loyaliteit jegens zijn voormalige baas. Hoe dan ook, hij was ervan overtuigd dat Turner in eerste instantie de waarheid had verteld over hoe het onderzoek was gegaan. In vino veritas, zoals ze zeiden, en whisky had hetzelfde effect, vooral in de hoeveelheden waarmee Turner hem achteroversloeg. Maar het had geen enkele zin om nu een discussie met hem aan te gaan over wat hij wel of niet zou hebben gezegd toen hij dronken was. ‘Dus je hebt niet zelf alle foto’s bekeken?’ vroeg Tartaglia.
‘Maak je een grapje? Het was een jpeg-bestand met duizenden plaatjes. Ik heb afdrukken gezien van alle foto’s die we als bewijs hebben gebruikt, en die spraken boekdelen over Broadbents karakter, maar dat is alles.’
‘Heeft Gifford de foto’s geselecteerd die bewaard zouden blijven?’
Turner zuchtte alsof het allemaal tijdverspilling was. ‘Dat zul je in de lijst met bewijzen moeten nagaan, maar als niemand een back-up van die harde schijf heeft gemaakt, hebben we niet meer dan een handjevol interessante kiekjes bewaard.’
‘Wat is er met de rest gebeurd?’
‘Alles stond op Broadbents computer. Die heeft hij teruggekregen nadat hij als verdachte was afgeschreven.’
‘Weet je of er een kopie van is gemaakt?’
‘Nee. Zoals ik al zei, dat moet in de lijst met bewijzen staan.’ Turner verschoof de rugzak over zijn schouder en keek hem achterdochtig aan. ‘Waarom begin je er nu over? Komt het door dat gedicht?’
‘Ja,’ zei Tartaglia. Hij zat er helemaal niet mee om te liegen tegen Turner. Hij zou hem absoluut niet vertellen dat hij met Angela Harper had gepraat. Turner was duidelijk niet van plan om te gaan luisteren naar twijfel over hoe de zaak was aangepakt en hij zou linea recta naar Steele gaan om stampij te maken.
Turner keek hem aan. ‘Heb je met iemand over de zaak gepraat? Als dat zo is moet ik het weten. Om te voorkomen dat we dubbel werk gaan doen.’
‘Ik heb niemand gesproken,’ zei Tartaglia. Het moest een toevalstreffer van Turner zijn, of agenteninstinct. Turner kon niet weten dat hij een afspraak met Angela Harper had gehad. ‘Luister, ik bekritiseer de manier waarop de zaak is aangepakt niet...’
‘Nou, zo klinkt het anders wel.’
‘Echt niet. Maar dat gedicht werpt een heel nieuw licht op alles. Het spreekt mijn gezonde verstand tegen, maar het ziet er toch naar uit dat er een verband tussen de twee zaken is. Dat betekent dat we alles opnieuw moeten bekijken.’
‘Ga je gang.’
‘Ik denk ook dat we nog eens met Broadbent moeten gaan praten, deze keer als mogelijke getuige in plaats van verdachte.’
Turner staarde hem aan of hij gek was geworden. ‘Waarom in vredesnaam?’
‘Broadbent volgde haar als een verliefde puppy. Misschien heeft hij iets gezien... of iemand.’
‘Dat is tijdens de verhoren niet naar boven gekomen.’
‘Misschien hebben jullie niet de goede vragen gesteld. Hebben jullie hem een foto van Jennings laten zien?’
‘Natuurlijk. Voordat je onze zaak onderuit gaat halen, Mark, stel ik voor dat je het dossier er even bij pakt. Alles staat erin. En het coldcaseteam heeft ook niets nieuws gevonden.’
‘Maar ik wil toch die foto’s zien.’
Turner staarde hem uitdrukkingsloos aan en zuchtte. ‘Prima. Ik stuur meteen iemand naar Broadbent. Laten we hopen dat hij ze nog heeft. En nu moet ik echt gaan.’ Turner liep langs Tartaglia heen en begon de trap verder af te rennen.
‘Nog één ding, Simon.’
Turner draaide zich fronsend om.
‘Zijn jullie Michael Jennings al op het spoor?’
‘Daar zijn we nog mee bezig, maar op het moment zitten we muurvast. Ik heb een bericht voor je achtergelaten. Heb je dat niet gekregen?’
‘Jawel, maar ik wil precies weten wie je hebt gesproken. Heb je het op de universiteit nagevraagd?’
‘Natuurlijk. Jennings heeft zich kort na de moord op Catherine Watson laten uitschrijven. Hij heeft zijn studie nooit afgemaakt.’
‘En zijn vrienden?’
‘We hebben iedereen die we konden vinden gezien of gesproken. We hebben zijn hele adresboekje nagelopen.’
‘Iemand moet toch weten waar hij is.’
‘We hebben overal navraag gedaan, maar tot dusverre weet niemand waar hij is, of ze willen het niet zeggen.’
‘Heb je de gevangenissen gebeld?’
‘Dat was zo ongeveer het eerste wat we hebben gedaan, gezien het tijdsverloop tussen de twee moorden. Maar hij heeft niet vastgezeten.’
‘Burgerservicenummer?’
‘Hij heeft geen baan en ook geen uitkering, volgens het systeem.’
‘Al is hij een godvergeten houdini. Ik wil hem vinden.’
Turners gezichtsuitdrukking verhardde. ‘Dan zal je Steele om meer mankracht moeten vragen. Het is hoe dan ook vast weggegooide tijd. Sam heeft me net verteld wat er vanmiddag in Holland Park is gebeurd met die vrouw... hoe heet ze...’
‘Liz Volpe?’
‘Die, ja. Die vent die zij heeft gezien heeft een andere lengte en bouw dan Jennings. Jennings was maar een meter zeventig en broodmager.’
‘Misschien dat de man die ze heeft gezien niet de moordenaar is.’
‘Ja, hoor.’ Turner draaide zich om om te vertrekken.
‘Wacht even,’ riep Tartaglia. ‘Dit is ook jouw zaak, Simon.’
Turner keek naar hem op en schudde zijn hoofd. ‘Nee, hoor. Holland Park is jouw pakkie-an, vriend. Dus als er verder niets is, moet ik nu echt gaan.’ Met die woorden denderde hij de laatste treden af naar de parkeerplaats. De deur sloeg achter hem dicht.
Tartaglia stond hem op de trap even na te staren. Hij kon wel op de muur timmeren van frustratie. Turner was sowieso niet erg mededeelzaam: Trevor had hem ooit beschreven als een eenling, geen teamspeler. Maar zijn houding was vanavond nog meer kortaf en defensief dan gewoonlijk, bijna ontwijkend, alsof hij iets te verbergen had. Misschien dat Donovan wist wat erachter zat en of het iets met de zaak had te maken. Als dat niets opleverde ging hij naar Steele. Zij was over het algemeen zo direct dat het op het botte af was. Als Turner bij haar was geweest om te klagen, of om de een of andere reden iets achter Tartaglia’s rug om had gedaan, dan zou hij daar snel genoeg achter komen.
‘Vanwaar die heksenjacht?’ vroeg Turner terwijl hij tegen het randje van het kleed trapte en chagrijnig naar het glas whisky in zijn enorme handen staarde. Wat heeft het voor zin om ouwe koeien uit de sloot te halen? Alan is dood.’
‘Ik beloof je dat dat niet is wat Mark doet,’ antwoordde Donovan. ‘Zo zit hij niet in elkaar.’
Turner zat helemaal in het hoekje van de bank, fronste zijn wenkbrauwen en strekte zijn lange benen voor zich uit. Donovan vroeg zich af wat er precies tussen hem en Tartaglia was voorgevallen, hoewel ze zich wel kon voorstellen hoe Tartaglia zich zou hebben gedragen. Als hij iets wilde, liet hij zich niet afschepen. Dan maakte het niet uit wie er in de weg stond. En Turner, in zijn huidige defensieve toestand, zou alles verkeerd opvatten.
Turner was bijna een halfuur te laat komen opdagen. Hij was een en al excuses geweest en had iets gemompeld over oponthoud op kantoor en eerst naar huis willen om te douchen. Hij had een spijkerbroek aangetrokken, met een overhemd en een donkerblauwe trui erover. De ellebogen van zijn overhemd waren sleets en het kraagje was een beetje gerafeld, maar hij zag er goed uit en ze rook een frisse, citroenachtige aftershave of zeep toen ze hem een kusje op zijn wang gaf. Het was leuk dat hij zijn best deed. Hij had zelfs een goede fles whisky van de slijterij om de hoek meegenomen en was relatief opgewekt en ontspannen overgekomen, en zijn oude charme was naar boven gekomen toen hij grapjes stond te maken met Claire in de keuken en hielp met tafeldekken. Maar zodra ze over de zaak was begonnen, met het nieuws over het park en Liz Volpe – ze kon zichzelf wel voor de kop slaan dat ze daar iets over had gezegd – was zijn humeur omgeslagen. Het was net of er een donderwolk boven zijn hoofd hing, en hij leek niet in staat die van zich af te schudden.
‘Waarom wil hij ons onderzoek onderuithalen?’ mompelde Turner in zichzelf. ‘Wat is hij van plan? Is het een politiek spel of zo?’
‘Doe niet zo paranoïde. Mark heeft voor zover ik weet niets tegen je. Hij probeert geen punten te scoren en wil geen problemen veroorzaken voor jou of iemand anders.’
‘En dat moet ik zeker geloven.’
‘Als hij opnieuw naar aspecten uit de zaak-Watson wil kijken, is dat vanwege het gedicht, omdat hij oprecht denkt dat er misschien iets over het hoofd gezien kan zijn, iets wat in eerste instantie onbelangrijk leek.’
‘Omdat wij ons werk niet hebben gedaan, bedoel je,’ zei Turner verbitterd.
‘Dat is onzin en dat weet jij ook.’
‘Maar dat is wel wat hij wil, toch? Je had hem bezig moeten zien vanavond. Een man met een missie.’
Ze schudde wanhopig haar hoofd. ‘Hij wil de moordenaar van Rachel Tenison vinden, verder niets, en dit zou best een goede aanwijzing kunnen zijn. Bedenk maar eens hoe jij je zou voelen in zijn positie,’ voegde ze toe, hoewel ze toen ze het zei al besefte dat het geen zin had. In zijn huidige, op zichzelf gerichte gemoedstoestand zou hij het moeilijk vinden om met wie dan ook in te voelen, Tartaglia in het bijzonder.
‘Misschien hebben we ons inderdaad te veel op Broadbent gericht en te weinig op Jennings,’ zei Turner met een afwijzende grom. ‘Misschien hebben we fouten gemaakt. Dat kun je achteraf mooi zeggen. Maar zelfs als we het anders zouden hebben aangepakt, zou het resultaat hetzelfde zijn geweest. We hebben keihard gewerkt aan die zaak en er was tegen geen van tweeën een enkel bewijs.’ Hij praatte zacht, maar zijn gezicht was rood en gespannen van de emotie.
‘Dat geloof ik meteen,’ zei ze, en ze bedacht nogmaals wat een vreemde teint hij toch had, benadrukt door het bloed dat naar zijn gezicht was gestegen, en ze vroeg zich af of hij echt de weg kwijt was. ‘Maar Simon, dit gaat niet over jou en de zaak-Watson. Het gaat allemaal om de moord in Holland Park en dat bizarre gedicht. Daar maakt Mark zich zorgen om. Ik wou dat dat tot je botte hersens doordrong, en dat je alles niet zo persoonlijk zou opvatten.’
Turner schudde ongelovig zijn hoofd. ‘Je bent een schat Sam, maar je ziet het verkeerd. Je hebt een blinde vlek waar het Mark Tartaglia betreft.’
‘En jij bent je eigen ergste vijand,’ antwoordde Donovan verbijsterd; ze wist niet wat ze anders moest zeggen. Zoals Turner er nu aan toe was, zag hij niets zoals het was.
Even later keek hij haar aan. ‘Val je op hem?’ Hij mompelde de woorden zo zacht dat ze ze bijna miste.
‘Nee,’ zei ze vastberaden, en ze vroeg zich af waarom hij het vroeg. Dacht iedereen op het werk dat ze warmliep voor Tartaglia? ‘Mark is een goede vriend. Verder niets.’
Hij knikte en nam een grote slok whisky. ‘Ik had me nooit door Wakeley moeten laten overhalen hieraan mee te doen. We hebben onze kans gehad toen Alan er nog was en het coldcaseteam heeft alles afgesloten. Het heeft geen enkele zin om de doden te proberen te doen herrijzen.’
Hij trok een gezicht en sloot zijn ogen, alsof hij probeerde er niet aan te denken.
Ze vroeg zich af wat er nodig zou zijn om hem helder te krijgen. Hoelang duurde het om over een kort, mislukt huwelijk heen te komen? Dat was waar hij echt last van had, niet van Tartaglia, hoewel Turner dat nooit zou toegeven. Het was eenvoudiger om zijn woede op Tartaglia te richten dan zijn gezicht te verliezen en toe te geven waar hij het echt moeilijk mee had: met Nina. Die vrouw had een hoop op haar geweten.
Ze had haar de dag ervoor nog gezien, met Karen Feeney in een eetcafé aan Barnes High Street. Ze zaten samen bij het raam een sandwich te eten, zo diep in gesprek dat ze niet eens hadden opgemerkt dat Donovan binnen was gekomen en koffie had besteld. Nina zat met haar elleboog op tafel, haar gezicht half afgeschermd door haar hand. Haar gezichtsuitdrukking was gespannen en Donovan dacht te zien dat ze had gehuild. Donovan had geprobeerd af te luisteren waarover ze het hadden, maar er was te veel achtergrondgeluid om iets te kunnen opvangen, hoewel ze zeker wist dat ze Turners voornaam een paar keer had horen vallen. Ze had zich afgevraagd of Nina enig idee had hoe hij eraan toe was, en of het haar kon schelen, en was bijna op haar afgestapt. Maar wat zou ze daarmee bereiken? Ze kende Nina helemaal niet en het was niet aan haar zich ermee te bemoeien.
Ze had Karen er nadien naar gevraagd, en hoewel die zorgvuldig haar best had gedaan niet te veel te vertellen, had ze wel gezegd dat Nina erg overstuur was. Toen Donovan vroeg waarom, terwijl zij degene was geweest die was opgestapt en bovendien een ander had, had Karen geantwoord dat dat niet waar was. Dat ze alleen maar was weggegaan omdat ze doodongelukkig van hem werd en hoopte dat hij zou bijdraaien.
‘Ze heeft helemaal geen ander,’ had Karen toegevoegd. ‘Dat heeft Simon verzonnen.’
‘Waarom zou hij dat doen?’ had Donovan gevraagd.
‘Hij zal wel op zoek zijn naar medelijden,’ zei Karen met zo’n nadrukkelijke blik in haar ogen dat Donovan erover was opgehouden. Het laatste waar ze behoefte aan had was kantoorroddel over haar en Simon, hoewel ze zijn versie van het verhaal veel eerder zou aannemen dan iets wat Nina zou zeggen.
Claire stak haar hoofd om de woonkamerdeur. Ze had een schort voor met roze en rode hartjes erop en zwaaide met een grote houten lepel alsof ze kwaad was.
‘Meekomen jullie, het eten is klaar.’ Claire keek van Donovan naar Turner. ‘Wat een grafstemming, zeg. Wat is er met jullie aan de hand?’
Turner keek gegeneerd en mompelde iets.
Donovan stond op. ‘Ach, werk. Je kent dat wel.’
‘Nou, kom op dan,’ zei Claire met een glimlach. ‘Zó erg is het allemaal niet. Het is zaterdagavond en er staat heerlijke lasagne op tafel, met citroencake en custard toe. Ik heb zelfs muziek klaarstaan zodat we er echt een feestje van kunnen maken.’
Turner stond op en glimlachte vaag naar haar. ‘Sorry. Ik ben vanavond niet al te best gezelschap.’
‘Dat geeft niets,’ zei Claire opgewekt. ‘Je mag komen lachen om mijn zielige pogingen iets eetbaars te koken. Dat doen de meeste mensen.’
23
Viktor Denisenko, de favoriete barman van Rachel Tenison, ijsbeerde door zijn kleine woon- slaapkamer als een gekooid dier, wat Karen Feeney vreselijk nerveus maakte. Ze stond naar hem te kijken met haar rug naar de gesloten deur, wachtend tot hij zou kalmeren.
Hij draaide zich met een hulpeloze blik in zijn ogen naar haar om, zijn grote handen lusteloos langs zijn zijden. ‘Ik heb haar niet vermoord, echt niet, ik heb haar niet vermoord.’
‘Daar kunnen we nu wel over ophouden,’ zei ze geïrriteerd. ‘Je alibi is bevestigd, dus je hoeft je geen zorgen te maken. En ga nu alsjeblieft even zitten.’
Hij schudde zijn hoofd alsof hij haar niet geloofde en bleef ijsberen, mompelde iets in zichzelf wat als Russisch klonk. Het was koud in de kamer, ze zag nergens een verwarming, maar hij zweette. Hij was lang en breed gebouwd, waardoor de ruimte nog kleiner voelde. Hij droeg een spijkerbroek, oude gympen en een ruime trui, was eind twintig, met heel kort, geblondeerd haar en donkere stoppeltjes op zijn kin. Hij voldeed aan de algemene beschrijving die Liz Volpe een paar uur daarvoor van de man had gegeven die ze in Holland Park had gezien. Maar Denisenko zei dat hij net een uur thuis was van zijn werk in een pizzeria in de buurt. Minderedes was naar het restaurant om navraag te doen, maar ze nam voor nu aan dat Denisenko de waarheid vertelde.
Ze hadden moeite gehad om hem te vinden, maar het was uiteindelijk gelukt via een andere barman in het café waar hij had gewerkt, die om de een of andere reden duidelijk boos op hem was en zich openlijk verkneukelde dat Denisenko door de politie werd gezocht. Gezien het bijna totale gebrek aan persoonlijke bezittingen – alleen een scheermes en tandenborstel op de wastafel en een t-shirt dat over de enige stoel hing – leek het niet of hij hier al lang woonde. Gelegen in het niemandsland van pensions en goedkope hotels rond station Paddington deed het denken aan alle eenkamerwoningen waar ze ooit was geweest, inclusief die waar ze zelf had gewoond toen ze net in Londen was, hier maar een paar straten vandaan. Ooit onderdeel van een grootse eerste verdieping had de kamer een hoog plafond, met uitzicht op een rij gelijksoortige, wit gestuukte panden met pilaren aan de overkant van de straat, maar het geheel ademde een sombere sfeer uit, onpersoonlijk geworden door het eindeloze verloop aan mensen dat er tijdelijk woonde. Het rook er naar vocht en de wind deed het schuifraam klepperen alsof er een trein passeerde.
‘Wil je een sigaret?’ vroeg ze. Ze haalde een pakje Silk Cut uit haar tas en vroeg zich af hoe ze het voor elkaar moest krijgen dat hij zich zou ontspannen en zou gaan praten.
‘Ik rook niet.’
‘Nou, ga dan tenminste zitten. Ik word helemaal duizelig van je.’
‘Duizelig?’
‘Draaierig, je weet wel,’ zei ze terwijl ze met haar vinger een rondje door de lucht cirkelde om het uit te leggen. ‘Ik word licht in mijn hoofd als ik naar je kijk.’
Denisenko aarzelde even en knikte toen. Hij veegde zijn voorhoofd af met de achterkant van zijn mouw en plofte op het smalle bankje, waar een slaapzak op lag.
‘Goed zo. En nu wil ik graag dat je me vertelt over de man die je met mevrouw Tenison hebt gezien.’
‘Stella, bedoelt u,’ zei Denisenko nadrukkelijk.
‘Ja, Stella, als je haar zo wilt noemen.’ Ze hadden ontdekt dat Rachel Tenison een heel scala aan aliassen had gebruikt bij de mannen die ze had opgepikt en mee naar huis had genomen, allemaal onderdeel van het rollenspel. Voor Denisenko heette ze Stella. ‘Dus ze was iets meer dan twee weken geleden in de bar waar je werkte.’
‘Op woensdag. Ik werkte er op woensdag.’
‘In Covent Garden, toch?’
‘Ja. Ik was heel blij haar te zien, maar ze was met een man. Ze zaten heel druk te praten.’
‘Hoe zag die man eruit? Hoe oud was hij? Wat voor kleur haar had hij?’
‘Hij was ouder dan Stella. Lang, net als ik. Zijn haar... hij had een enorme bos.’
‘Jouw kleur?’
‘Donkerder. Hij zag er belangrijk uit. Mooie kleren. Duur, dat viel me op.’
‘Heb je haar gesproken?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik stond achter de bar. Zij was druk met hem. Ik wilde haar niet storen.’
‘En dat was rond elf uur ’s avonds?’
‘Ja.’
‘Wilden ze iets eten?’
‘Nee. Ze kwamen alleen wat drinken. Ze hadden zo’n rood boekje bij zich, van de opera...’ Hij gebaarde in de lucht op zoek naar het goede woord.
‘Een programmaboekje?’ zei Feeney.
Denisenko knikte.
Ze wist over welke bar het ging. Hij lag recht tegenover het Royal Opera House, een paar deuren van het voormalige politiebureau Bow Street vandaan, waar ze haar carrière bij de politie was begonnen.
‘Stella zag er zo mooi uit,’ zei Denisenko terwijl hij zijn handen spreidde. ‘Zoals altijd. Zo... zo perfect. Mijn vriend Mickey heeft hen bediend. Stella heeft mij helemaal niet gezien. Ze zaten te drinken en praten. Toen werd ze boos, en ze sloeg hem. Zo.’ Hij sloeg met een hand op zijn eigen wang. ‘Hij werd razend. Hij kwam naar de bar om te betalen en toen zijn ze vertrokken.’
Het leek het verhaal over het restaurant in Kensington wel. ‘Had je de indruk dat ze gewoon vrienden waren, of meer?’
Denisenko fronste zijn wenkbrauwen. ‘Vrienden? Ze keek naar hem alsof ze van hem hield. Die man was haar minnaar.’
‘En jouw relatie met mevrouw Tenison is maanden geleden verbroken,’ zei Feeney. ‘Waarom?’
‘Stella zei dat ze me niet meer wilde. Ze heeft me als vuil aan de kant gezet. ‘Ik probeer haar te vergeten, dat is beter.’
‘Maar je geeft nog steeds om haar, toch?’
Hij knikte.
‘Was je jaloers toen je haar met die man zag? Was je kwaad?’
Denisenko keek haar met vochtige, felle ogen aan. ‘Mevrouw de politieagent. U vergist u. Ik vermoord geen vrouwen omdat ik kwaad ben. Ik ben in dit land vuilnisman, en ik werk in bars omdat ik geen geld heb. Alles wat ik verdien gaat naar huis, naar mijn moeder. Maar waar ik vandaan kom, ben ik een hoogopgeleide man. Ik heb in Kiev geschiedenis en politicologie gestudeerd. Ik ben geen primitieveling. Ik ben geen beest. Ja, ik was jaloers toen ik haar met die man zag. Maar ik heb haar niet vermoord.’
‘Is dit de man met wie je haar hebt gezien?’ vroeg Feeney, die een kopie van de compositietekening van de man in La Girolle uit haar tas pakte en die aan hem gaf. Denisenko keek er terloops naar en knikte langzaam. ‘Misschien. Misschien is het hem. Als hij Stella heeft vermoord, gaat u hem vinden, hè?’
‘Hoe heeft hij voor de drankjes betaald?’
‘Met een creditcard.’
‘Dan hebben we daar de gegevens van nodig, zodat we hem kunnen opsporen.’
Denisenko glimlachte zwakjes. ‘Dat is niet nodig. Toen hij kwam betalen, heb ik tegen Mickey gezegd dat ik ziek was en naar huis moest. Ik heb gewacht tot ze vertrokken...’ Hij was even stil en staarde naar de vloer.
‘Was je van streek?’
Denisenko knikte en beet op zijn onderlip. ‘Ik wilde weten wie het was.’
‘Ben je hen gevolgd?’
‘Ja. Ik ben hen gevolgd.’
‘En?’
‘Ik weet hoe hij heet. Ik weet waar hij woont.’
24
‘Herken je een van deze gezichten?’ vroeg Tartaglia. ‘Zit de man die je in Holland Park hebt gezien erbij?’
Liz bestudeerde de kleurenfoto’s een voor een. Ze nam er de tijd voor en hoopte dat ze iemand zou herkennen. Het waren allemaal aantrekkelijke jonge mannen, jonger dan Rachel, midden twintig of begin dertig. Er zat een donkere bij en drie ervan hadden verschillende tinten blond haar, niet dat dat wat uitmaakte. Voor Rachel waren ze allemaal gezichtloos geweest.
Ze schudde met een zucht haar hoofd. ‘Het spijt me. Ik herken niemand.’
Ze zaten tegenover elkaar aan een tafeltje in een bar op de hoek van Portobello Road en Westbourne Grove, een straat van de flat van haar broer vandaan. De eigenaar was een Italiaan en de bar serveerde alleen Italiaanse wijn en had een goede, eenvoudige hapjeskaart. Ze hadden allebei niet echt honger, dus ze hadden een bord rundvleestagliata met rucola gedeeld, en ze waren ruim halverwege een goede fles Barolo, die Tartaglia per se had willen bestellen. Het eetcafé was een van haar favoriete plekjes en zij had voorgesteld ernaartoe te gaan, in de hoop dat Tartaglia het er leuk zou vinden en dat hij dan misschien wat opener zou worden en haar over de zaak zou vertellen. Maar dat was tot dusverre niet het geval.
Ze gaf de foto’s aan hem terug. ‘Wie zijn het?’
‘Mannen die Rachel het afgelopen jaar heeft ontmoet.’
Ze glimlachte geamuseerd om zijn discretie. ‘Met wie ze naar bed is geweest, bedoel je. Probeer mijn gevoelens maar niet te sparen. Ik schrik er niet van. Heeft ze hen in een bar opgepikt?’
Hij knikte. ‘Ze hebben allemaal een alibi voor het tijdstip van de moord, maar ik wilde weten of je een van hen in het park hebt gezien.’
Ze dacht terug aan de bos donkerrode rozen op de grond tussen de struiken en vroeg zich af welke emoties er met dat eenvoudige gebaar gepaard waren gegaan. Die bloemen lagen nu ergens in een politielab te verleppen, werden getest op God mag weten wat. Maar het zag er in ieder geval naar uit dat iemand om haar had gegeven. Ze vroeg zich af of Rachel dat effect op iemand op die foto’s had gehad, of ze belangrijk was geweest voor iemand van hen.
‘Ik kan alles wat je me over Rachel hebt verteld gek genoeg niet uit mijn hoofd krijgen. Ik blijf me maar afvragen waarom ik nooit enig idee heb gehad van wat zich in haar leven afspeelde. Ik voel me zo stom.’ Ze keek naar de wijn in haar glas, hield het even omhoog tegen de kaarsvlam, genoot van de kleur. Bijna dezelfde als die rozen. ‘En ik begin steeds meer het gevoel te krijgen dat ik Rachel helemaal niet kende.’
‘Als ze voor jou al een mysterie is, is ze dat des te meer voor mij,’ zei hij met een blik in zijn ogen die heel ver weg leek en die ze niet helemaal begreep.
Ze staarde hem nieuwsgierig aan en vroeg zich af waarom het hem zo fascineerde. Misschien dat rechercheurs zich altijd zo in hun zaken verdiepten, probeerden het slachtoffer te leren kennen, maar ze had het gevoel dat er meer aan de hand was. Hij was ook gevallen voor Rachels betovering. Wat kon ze vertellen?
‘Rachel was voor heel veel mensen een raadsel. Dat was een van haar aantrekkelijkste eigenschappen.’
‘Vertel me eens over die man die je hebt gezien,’ zei hij plotseling, alsof hij van onderwerp wilde veranderen. ‘Probeer hem eens te beschrijven. Het is heel belangrijk dat we hem vinden.’
Liz zuchtte. ‘Ik zie hem wel voor me, maar het lukte helemaal niet met die compositie; zo herinner ik me hem niet.’
‘Maar je had hem nog nooit gezien?’
‘Absoluut niet,’ zei ze stellig, en ze vroeg zich af of hij weer dacht dat ze iets achterhield.
Hij keek bedachtzaam en knikte toen, alsof hij accepteerde wat ze zei. ‘Oké. Dan proberen we iets anders. Doe je ogen eens dicht. Denk terug aan toen je hem voor het eerst zag en vertel me wat je ziet.’
Ze dacht niet dat dat zou werken, maar ze wilde hem een plezier doen en sloot haar ogen. Ze sloot zich af voor de achtergrondgeluiden en muziek in de bar en voelde de donkere, vochtige kou in het bos, hoorde de stilte, rook de aarde en bladeren. Ze zag het bankje waar ze had zitten roken voor zich; de hulsttakken die eromheen hingen als een dak.
‘Zie je hem voor je?’ vroeg Tartaglia zacht.
Ze hoorde het geschreeuw van de roeken. ‘Ja. Hij komt op me af rennen. Maar het begint donker te worden en het is een vaag beeld. Hij stopt bij het hek voordat hij bij mij is aangekomen.’
‘Wat doet hij?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Zoekt hij naar een ingang?’
‘Misschien. Hij loopt even heen en weer.’
‘Dus hij weet niet precies waar hij is.’
‘Nee.’
‘Beschrijf hem eens. Hoe ziet hij eruit? Hoe beweegt hij?’
‘Atletisch. Hij draagt donkere, ruime kleren en een parka of fleecetrui met capuchon. Ik zit ongeveer dertig meter van hem vandaan. Hij is lang...’
‘Langer dan ik? Ik ben een meter tachtig.’
Ze deed haar ogen open en keek naar hem, probeerde de twee in haar hoofd te vergelijken. Tartaglia was een centimeter of twee langer dan zij; de man in het park was langer, zwaarder, dat had ze tenminste toen gedacht. Ze raakte ineens in de war en vertrouwde haar geheugen niet. ‘Ik weet het niet. Het is moeilijk te zeggen op die afstand. Ik kreeg de indruk dat hij lang was, in ieder geval langer dan ik. Meer kan ik niet zeggen.’
‘Wat deed hij toen?’
Ze kneep haar ogen weer dicht, dwong zichzelf terug te gaan, wenste dat ze het nog beter wist. ‘Hij kijkt om zich heen, alsof hij controleert dat er verder niemand is. Ik werd nerveus van zijn gedrag, alsof hij geen goed in de zin had of zo. Ik ben doodstil blijven zitten.’
‘En hij heeft je niet gezien?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Zoals ik al zei was het licht slecht. Ik zat op een bankje onder een hulstboom.’
‘Kijkt hij jouw kant op?’
‘Ja. Eventjes.’
‘Vertel me wat je nu ziet. Probeer dat beeld in je hoofd stil te zetten.’
‘Oké.’ Ze fronste haar wenkbrauwen en probeerde het weer voor zich te zien. ‘Volgens mij kijkt hij eerst de andere kant op. Ja. Dan draait hij zich naar me om. Ik zie een flits van zijn gezicht. Hij is blank, tussen de twintig en veertig. Dat is alles wat ik kan zeggen. Hij heeft een capuchon over zijn hoofd en ik kan zijn haar en voorhoofd niet zien. Zijn gezicht valt niet te ontdekken.’ Ze probeerde hem scherper voor zich te zien, maar dat lukte niet. Ze deed gefrustreerd haar ogen open en reikte naar haar glas. ‘Het spijt me. Ik ben een vreselijke getuige, hè?’
‘Hij was vrij ver weg en het moet allemaal heel snel zijn gegaan.’
‘Ja, het ene moment was hij er en toen was hij weer weg. Ik bedacht niet echt wat het kon betekenen tot hij alweer was verdwenen, en toen ben ik ernaartoe gelopen en trof die rozen aan. Het probleem is dat hoe meer ik probeer me te herinneren wat er is gebeurd en hoe hij eruitzag, hoe meer het me lijkt te ontglippen.’
‘Het geheugen is een raar ding. Soms is het beter ergens niet te veel aan te denken. Laat je onbewuste het werk doen. Dan komt het misschien ineens weer omhoog.’
Ze zuchtte, geïrriteerd dat ze het zich niet beter kon herinneren. ‘Misschien moet je me hypnotiseren.’
‘Laten we iets anders proberen,’ zei hij. ‘Ik ga even naar buiten en dan loop ik daar, bij die lantaarnpaal, even heen en weer. Dat is een meter of dertig hier vandaan. Dan kom ik terug en vertel je me wat je hebt gezien.’
Ze keek toe hoe hij de deur uit liep en de weg overstak. Het was er altijd druk op zaterdag, de straat en stoep vol straatventers en toeristen die naar de antiekstalletjes kwamen aan Portobello Road en Westbourne Grove. Maar de winkels en kraampjes waren al uren dicht en er was nu niemand. Toen Tartaglia een stukje over Portobello Road liep, zag Liz dat het weer was gaan regenen; de zware miezer was zichtbaar in de oranje gloed van de lantaarnpaal. Toen hij iets verder was, trok hij zijn trui uit en deed die over zijn hoofd als een capuchon, bedekte zijn haar en draaide zich toen naar haar om. Zijn gezicht werd er totaal anders door. Ze bedacht hoe grappig het was dat een van de aantrekkelijkste mannen die ze in lange tijd had gezien, nu, op afstand en met zijn hoofd bedekt, iedereen kon zijn. Het toonde aan hoe zinloos die reconstructieschets was geweest, en ze was vreselijk teleurgesteld.
Een paar seconden later kwam Tartaglia teruglopen.
‘Jezus, wat is het koud,’ zei hij toen hij weer binnen was. Zijn zwarte haar glinsterde van het vocht in het beetje licht en hij schudde zijn trui even goed uit voordat hij hem weer aantrok. ‘Wat kun je over mij zeggen? Ik weet dat het licht anders is, maar wat is je indruk? Probeer het te vergelijken met de man die je zag.’
Ze keek hem bedachtzaam aan; ze wilde zo graag helpen. Eén ding was zeker: de man die zij had gezien leek totaal niet op Tartaglia.
‘Nou, je huidskleur, om te beginnen. Zelfs met die trui over je hoofd zag ik nog dat jij getint bent. Je wenkbrauwen vallen op. Ik besef nu dat ik die man zijn wenkbrauwen, ogen en lippen niet heb gezien; alles is dezelfde tint en er waren geen schaduwen of lijnen.’
‘Dus hij is blond...’
‘Ja. Dat zou ik wel zeggen. Zelfs op die afstand kon ik goed zien dat jouw huid veel donkerder is.’
‘Maar het helpt niet dat ik me nodig moet scheren,’ zei hij nors terwijl hij over de dikke stoppels op zijn kin wreef. ‘Verder nog verschillen?’
Ze bestudeerde hem en probeerde zo objectief mogelijk te zijn, niet te blijven hangen bij één kenmerk, en ze hoopte maar dat hij niet zag hoezeer ze ervan genoot naar hem te kijken. ‘Nou, de vorm van jouw gezicht is anders,’ zei ze op zakelijke toon. ‘Die man had een langer gezicht, misschien met minder regelmatige trekken... En volgens mij was hij ook langer dan jij, breder gebouwd, hoewel dat misschien door die parka zo leek.’
‘Dat is heel nuttig. Verder nog iets?’
Ze schudde haar hoofd en nam een slokje uit haar glas. ‘Die wijn is heerlijk,’ zei ze na een korte stilte waarin ze had besloten dat het tijd was voor een ander onderwerp. Ze hoopte dat hij nog even bleef zitten. ‘Niet dat ik er verstand van heb.’
‘Ik ook niet. Mijn familie importeert wijn uit Italië, maar volgens mijn vader proef ik het verschil tussen de goedkoopste chianti en een sassicaia niet. Wat natuurlijk onzin is, maar hij geeft me uiteraard geen kans te bewijzen dat hij ongelijk heeft.’
‘Nou, ik zou het in elk geval niet kunnen. Ik haat al die poeha over wijn.’
Hij keek ineens bedachtzaam, alsof hij ergens anders was met zijn gedachten.
‘Wat is er?’ vroeg ze. ‘Je zit toch niet nog steeds over het park na te denken, hè?’
‘Nee, hoor. Ik bedacht alleen dat je er helemaal niet Italiaans uitziet.’
Ze glimlachte, opgelucht dat ze het over iets anders konden hebben dan Rachel. ‘Half maar. Mijn moeder is Engels. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik nog heel jong was en ik ben hier opgegroeid. Ik spreek bijna geen Italiaans.’
‘Zie je je vader nog?’
‘Af en toe, als ik in Italië bij familie op bezoek ga. Hij heeft een restaurant in Siena. En jij? Aan jou is het tenminste wel te zien.’
‘Vierde generatie, gebruikelijke verhaal. Mijn overgrootvader heeft rond 1890 een dorpje in de heuvels van Abruzzi ingeruild voor Schotland. Ze hebben zich uiteindelijk in Edinburgh gevestigd en bijna de hele familie woont daar nog, behalve mijn zus en ik.’
‘Is zij ook politieagent?’
‘Jezus, nee zeg,’ zei hij, en hij verslikte zich bijna in zijn wijn. ‘Alleen al het idee. Nicoletta zou nooit in een systeem passen dat zo georganiseerd en bureaucratisch is als de politie. In de moderne politiewereld is geen plaats voor buitenbeentjes, en dat is zij in alle opzichten, zowel goede als verkeerde. Ze doceert Italiaans aan de universiteit van Londen. En in haar vrije tijd bestiert ze een echtgenoot en twee kinderen.’
‘Lijkt ze op jou?’
‘Dat zeggen ze, hoewel ik haar net Ronnie Ancona vind, maar dan zonder al die make-up, en daar lijk ik helemaal niet op.’
‘Nee, inderdaad.’ Hij kwam zo normaal en aardig over, maar wat leefde hij in een donkere wereld, waar hij dagelijks met gewelddadige sterfgevallen te maken had. Het leek in het geheel niet op wat zij kende, en Italiaans bloed was vast het enige wat ze gemeen hadden. ‘En jij? Heb je een gezin?’
‘Nee. Ik ben niet getrouwd, nooit ook maar bijna. Dat is een beetje een pijnpunt, voor mijn moeder en zus tenminste. Aangezien ik eind dertig ben en nog steeds alleenstaand, denken ze dat er iets mis is met me.’
Liz schoot in de lach. ‘Dat klinkt precies als mijn moeder. Die is ook zo godvergeten veroordelend, alsof ze zelf zo’n smetteloos verleden heeft. Ze is momenteel voor de derde keer getrouwd. Dat is genoeg om iedereen angst aan te jagen. Zou het niet fijn zijn als ze hun eigen leven zouden leiden en ons met rust zouden laten?’
‘Als dat toch eens kon,’ zei hij oprecht.
‘Ik maak heus wel heel veel fouten, maar het zijn tenminste wel mijn eigen fouten. En misschien dat ik het op een dag nog leer. Misschien dat ik dit ooit onder de knie krijg.’
Hij glimlachte en er verschenen lijntjes in zijn ooghoeken. Het was voor het eerst sinds ze hier zaten dat hij er echt ontspannen uitzag. ‘Ik heb ook wel wat gekke dingen gedaan,’ zei hij. ‘Stomme dingen. Maar als je geen risico’s neemt bereik je ook nooit iets, en anders zou het ook maar saai worden. Ik vind het alleen niet zo prettig dat mijn zus alles becommentarieert en analyseert. Nicoletta denkt geloof ik dat ze psychologe is.’
Liz vroeg zich af of hij dacht dat hij een risico nam door hier met haar te zitten, te kletsen over van alles alsof ze twee normale mensen waren zonder moordzaak aan hun hoofd. Hoewel hij er helemaal niet ongemakkelijk uitzag, had ze wel het gevoel dat hij voorzichtig was, alsof hij zich inhield. Misschien maakte hij zich zorgen dat hij over een grens ging. Misschien speelde hij het ondanks wat hij net zei toch graag op zeker.
Het beeld van de rode rozen ging weer door haar hoofd en ze vroeg zich af wat die man ertoe had aangezet ze neer te leggen op de plek waar Rachel was gestorven. Híj had zeker een risico genomen.
Ze dronk haar glas leeg. ‘Denk je dat die man in het park de moordenaar van Rachel is?’
‘Dat kan. Alles is mogelijk.’
‘Maar je legt toch alleen bloemen neer op de plek waar iemand is overleden als je heel veel om degene geeft?’
Hij haalde zijn schouders op alsof het zinloze speculatie was, maar ze liet het er niet bij zitten.
‘Maar als hij van haar hield, waarom heeft hij haar dan omgebracht? En als hij haar heeft vermoord, neemt hij dan geen enorm risico door terug te gaan naar die plaats? Als je iemand om het leven brengt, neem ik aan dat er geen ruimte is voor sentiment.’
‘Als iemand in staat is een moord te plegen, zou je denken dat hij logisch redeneert. Maar ik heb gemerkt dat dat vaak niet het geval is. En deze man leek precies te weten waar haar lichaam is gevonden. Die informatie is nooit vrijgegeven aan de pers.’
‘Maar iemand die daar komt joggen zou het toch wel ongeveer weten? Zo groot is het daar niet.’
Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik vind dat je er uit de buurt moet blijven.’
‘Ik kan wel voor mezelf zorgen. Ik ben geen kind, hoor.’
‘Dat was Rachel ook niet.’
Die woorden maakten haar stil en ze dacht even na. Ze had uit alles wat hij had verteld afgeleid dat wat er met Rachel was gebeurd een eenmalige gebeurtenis was. Ze vroeg zich ineens af of hij haar de waarheid had verteld. ‘Denk je dat het nog een keer kan gebeuren? Denk je dat er een gek losloopt?’ Dat was vreemd genoeg gerustellender dan denken dat iemand die ze kende het had gedaan.
‘We hebben op dit moment geen idee wie haar heeft omgebracht. We weten niet welke risico’s er zijn.’
‘Maar je denkt wel dat het nog eens kan gebeuren?’
‘Dat zeg ik niet. Maar als ik een vrouw was, zou ik niet alleen gaan joggen, en al helemaal niet als er weinig andere mensen in de buurt zijn.’
Hij zei het op een toon die haar het gevoel gaf dat ze dom was. ‘Nu klink je net als mijn broer. Ik kan morgen ook worden doodgereden door een bus, maar dat weerhoudt me er niet van over te steken.’
Hij perste zijn lippen op elkaar alsof hij het er niet mee eens was.
‘Wat vertel je me niet?’
‘Ik ben gewoon bezorgd om je, verder niets.’
‘Onzin.’ Ze schudde haar hoofd en sloeg haar armen over elkaar. Hoe kon hij verwachten dat ze hem hielp als hij haar zo weinig vertelde? ‘Waarom vertel je het niet?’
‘Omdat dat niet gepast zou zijn. Je bent er te dicht bij betrokken.’
Ze wilde zeggen dat dat precies het punt was, maar als ze hem zo zag, wist ze dat dat geen zin zou hebben.
Hij bestudeerde haar even, waardoor ze zich heel ongemakkelijk voelde, en toen vroeg hij: ‘Waarom hadden jullie ruzie? Rachel en jij?’ Ze wilde net iets gaan zeggen toen hij zijn hand opstak. ‘En voordat je antwoord geeft: ik wil niet nog een keer die onzin horen die je me laatst hebt verteld. Ik wil de echte reden weten.’
Hij gaf het niet op. Ze was zijn aanhoudende vragen zat en vluchtte in haar wijn. Ze zag voor zich wat er was gebeurd: het beeld van hém en Rachel, samen in Rachels grote, donkere bed. Misschien was het tijd om een einde aan die huichelarij te maken en Tartaglia te vertellen wat voor iemand Rachel echt was. Het zou een goed gevoel geven om hem zijn illusies te ontnemen.
Ze keek hem aan. ‘Wat ik heb verteld is de waarheid, en die sms was er echt toen we aan tafel zaten. Ik heb alleen één belangrijk detail weggelaten. Rachel heeft iemand van me afgepakt. Iemand van wie ik dacht dat ik zielsveel hield. Ze heeft het heel bewust gedaan, omdat ze ons uit elkaar wilde drijven. En meer dan alles heeft ze het gewoon gedaan omdat ze het kón.’
‘Afgepakt? Maar jullie waren toch goede vriendinnen, je hield toch van haar?’
Ze schudde haar hoofd. ‘De laatste twee maanden haatte ik haar. Ik heb haar niet vermoord, maar ik heb haar heel vaak dood gewenst.’
Hij keek verward en deed zijn mond open om iets te gaan zeggen.
‘Sorry dat ik je teleurstel,’ onderbrak ze hem voordat hij die kans had. ‘En ik ga niet in op de details. Zoals ik al zei heb ik haar niet vermoord en wat er tussen ons is voorgevallen heeft absoluut niets met haar moord te maken. Maar dit kan ik je wel vertellen: ik zal haar nooit vergeven wat ze heeft gedaan. Als ik me schuldig voel dat ik die emotie ervaar, is dat het enige schuldgevoel dat ik heb.’
Hij zei even niets, reikte toen over tafel en raakte zacht haar hand aan, met zo’n meelevende blik dat ze er tranen van in haar ogen kreeg. ‘Wat naar,’ zei hij. ‘Dank je dat je het vertelt.’
Zijn telefoon ging en hij haalde hem met een zucht uit zijn zak, alsof hij baalde van de onderbreking. Hij luisterde even naar degene aan de andere kant van de lijn, fronste zijn wenkbrauwen, zei iets wat ze niet verstond met al het achtergrondlawaai, en klikte hem dicht. Hij stond op.
‘Er is iets gebeurd en ik moet gaan,’ zei hij terwijl hij snel zijn jas aantrok. ‘Iets met de zaak. Kun je zelf thuiskomen?’
‘Natuurlijk. Ik blijf nog even zitten om de rest van de wijn op te drinken als je dat goed vindt. Zonde om weg te gooien.’ Ze probeerde niet te teleurgesteld te klinken.
‘Het spijt me. Echt. Ik zou het leuk vinden om nog even te blijven.’ Hij aarzelde, alsof hij nog iets wilde zeggen.
‘Maak je om mij geen zorgen,’ zei ze opgewekt. ‘Ik vermaak me prima alleen en het is nog veel te vroeg om naar bed te gaan.’
Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik heb soms het gevoel dat ik met die baan getrouwd ben. Er is geen ruimte voor iets anders.’ Hij aarzelde en voegde er toen aan toe: ‘Maar ik vond het een leuke avond. Misschien kunnen we hem een andere keer goed afmaken.’
‘Nina wil terugkomen,’ zei Turner zacht, zonder inleiding. Hij nam een trekje van zijn sigaret en inhaleerde diep.
Donovan was stil, ze wist niet wat ze moest zeggen behalve dat het haar geen goed idee leek, wat vast niet was wat hij wilde horen.
Ze stonden samen bij de keukendeur, schuilden onder het afdak tegen de regen. Claire was binnen druk bezig met het opwarmen van het toetje in de magnetron, en ze zong ondertussen mee met Snow Patrol.
‘Ze belt me al een paar dagen. Laat me niet met rust. Ze wil het goedmaken en opnieuw beginnen.’
Donovan had haar wijn mee naar buiten genomen en nam een slokje. Ze vroeg zich af of ze moest vertellen wat Nina tegen Karen Feeney had gezegd, dat ze hem er de schuld van gaf dat ze uit elkaar waren. Ze hielp zichzelf herinneren dat ze maar beter haar mond kon houden. Het ging haar per slot van rekening niets aan en ze kende Turner nauwelijks. Uiteindelijk won haar nieuwsgierigheid het toch. ‘En hoe zit het dan met die andere man? Wat is er daarmee gebeurd?’
‘Volgens mij is er nooit een andere man geweest,’ zei hij terwijl hij afwezig zijn whiskyglas leegdronk. ‘In ieder geval niet iemand die belangrijk was. Volgens mij heeft ze dat verzonnen om me jaloers te maken. Misschien dacht ze dat het me wakker zou schudden of zoiets, alsof ik een knop heb om mijn gevoelens mee aan- of uit te zetten.’
‘Maar zíj was toch bij jou weggegaan?’
‘Ja, en ik dacht vanwege die andere man, maar nu weet ik het ook niet meer. Ik weet niet wat ze wil.’
Hij keek zo gekweld dat ze bijna een arm om hem heensloeg, maar ze was bang dat hij dat verkeerd zou opvatten. ‘Wat wil jij?’ vroeg ze, en ze keek naar hem op. ‘Weet je dat?’
Hij draaide zich naar haar om en keek haar met een verdrietige glimlach aan. ‘Wat ik wil? Dat heeft nog nooit iemand me gevraagd.’ Hij nam nog een trekje van zijn sigaret en zuchtte. ‘We hadden hoe dan ook nooit moeten trouwen. Het ging allemaal veel te snel. Ze raakte zwanger... en ik heb haar ten huwelijk gevraagd. Wat een stomme beslissing was.’
‘Nee,’ zei ze zacht. ‘Dat moet je niet zeggen. Je bent te streng voor jezelf.’
Hij schudde zijn hoofd en sloot zijn ogen. ‘Vanaf dat moment is alles bergafwaarts gegaan. Ze heeft de baby verloren en werd steeds gedeprimeerder. Ze had het niet meer in de hand. Ik herkende haar niet meer. Ze zei dat ik niet begreep hoe ze zich voelde. Ze zei dat het niet werkte en dat ze mij de schuld gaf van wat er was gebeurd. Niets wat ik deed maakte het beter. Ze was zo verbitterd en boos; ik wist niet hoe ik met haar moest leven en dacht af en toe dat ze gek was geworden. Ik weet nu dat ik er niets aan kan doen. Daar is het te laat voor, en het zou het beste zijn als we allebei ons eigen leven zouden leiden.’
Ze keek hem vragend aan. ‘Weet je dat zeker?’
‘Ja.’
‘En weet Nina dat je dat vindt?’
Hij knikte. ‘Ze luistert niet. Zegt dat zij weet wat het beste voor ons is. Ze zegt dat ze terugkomt.’
Ze staarde hem geschokt aan. ‘Dat laat je toch niet toe? ...Niet als je dat niet wilt, tenminste.’
‘Wat moet ik dan? Mijn eigen vrouw de toegang weigeren? Dat kan niet. Ik geef nog steeds om haar. Zelfs na alles...’ Hij sloot zijn ogen weer, alsof de gedachten te pijnlijk waren.
Donovan nam aan dat hij naar de verloren baby verwees. Het leek haar dat zo’n gebeurtenis mensen juist dichter bij elkaar zou brengen, maar in plaats daarvan leek het een wig tussen hen te hebben gedreven.
‘Maar als ze terugkomt? Wat doe jij dan?’
‘Als zij terugkomt, zal ik moeten vertrekken. Al heb ik geen idee waar naartoe.’
Hij staarde zwaarmoedig de duisternis in en het enige wat ze even hoorde was het getik van de regen op het afdak.
‘Nou ja, als je echt omhoog zit, tijdelijk, hebben wij een kamer over. Of in ieder geval een extra bed in de studeerkamer.’
Hij keek haar aan en fronste zijn wenkbrauwen. ‘O, dat vroeg ik helemaal niet... ik zou niet durven...’
‘Ik meen het, Simon. Het kan echt. Daar is die kamer voor. Er strijken hier regelmatig zwervers en daklozen neer. De laatste paar waren vrienden van Claire, dus ik ben wel weer eens aan de beurt. Het is een eenpersoonsbed, en het zal wel een beetje te kort voor je zijn, maar het is een prima kamer. Zie het anders als een noodoplossing voor als je niets anders kunt vinden.’
Hij glimlachte. ‘Dank je. Dat is goed om te weten, hoewel ik hoop dat het niet nodig zal zijn.’ Hij reikte voorover en maakte zijn sigaret uit op de rand van een bloempot, draaide zich toen weer naar haar om. ‘Je bent een fijn mens, Sam, en ik ben erg op je gesteld. Dat ben ik altijd al geweest, als je het wilt weten. Als het anders was gelopen... Maar goed, alles hangt af van het goede moment, hè? Ik zou waarschijnlijk niet zo moeten praten, niet zoals ik er nu aan toe ben. Misschien als ik alles weer een beetje op een rijtje heb...’ Hij trok een gezicht. ‘Jezus, ik maak het wel zwaar. Wat ik probeer te vragen is of je zin hebt om een keer met me uit te gaan. Uit eten?’ Hij fronste zijn wenkbrauwen en zocht in haar gezicht naar een reactie.
Ze wist niet wat ze moest zeggen. Dit had ze absoluut niet verwacht. Natuurlijk voelde ze zich gevleid. En ze vond Turner een aantrekkelijke man, als ze die gedachte toestond. Maar hij had te veel gedronken en het schoot door haar heen dat je mannen die net bij hun vrouw weg waren en nog geen andere relatie hadden gehad moest mijden als de pest. En daar kwam nog bij dat ze sinds de Bruidegomzaak het gevoel had dat ze geen enkele kijk had op wat voor man goed voor haar was.
Hij keek naar het glas in zijn hand en leek verrast dat het leeg was. ‘Het spijt me. Ik heb te veel gezopen. Ik ben over een grens gegaan. Zullen we maar doen alsof ik het nooit heb gevraagd?’
Ze glimlachte, geamuseerd om zijn onhandigheid en geraakt door het feit dat hij het niet als vanzelfsprekend aannam dat ze ja zou zeggen. Het was een van de vele leuke eigenschappen die ze van hem leerde kennen.
‘Nee, Simon. Je hebt geen grens overschreden. Ik was er alleen niet op voorbereid, dat is alles.’
Hij staarde haar verdrietig aan. ‘Die lompe Simon zegt altijd precies het verkeerde. Laten we het maar op de whisky schuiven, en op het feit dat ik een klotedag achter de rug heb.’
‘Nee, ik ben blij dat je het hebt gezegd. Echt.’ Ze onderdrukte de neiging naar boven te reiken en door zijn korte, dikke haar te woelen en keek hem in plaats daarvan aan. Ze vond het een fijne aanblik: zijn aardige, vriendelijke gezichtsuitdrukking en zijn uitzonderlijk bleke ogen, die dof stonden van vermoeidheid. Ze was blij dat ze niet zo heel veel had gedronken en nuchter genoeg was om verstandig voor hen allebei te zijn.
‘Als dit allemaal achter de rug is en jij je leven weer een beetje op orde hebt, ja, dan ga ik graag een keer met je uit eten.’
Hij begon breed te grijnzen. Het was voor het eerst in dagen dat ze hem echt zag lachen. Hij zette zorgvuldig zijn glas op de grond en pakte haar handen in de zijne, gaf op allebei een kus. ‘Mooi. Dan heb ik iets om naar uit te kijken.’
‘Maar pas als je je leven weer op orde hebt, hoor,’ zei ze, en ze trok zacht haar handen los.
‘Natuurlijk,’ zei hij met een glimlach. ‘Je doet alleen maar aardig, maar ik hou je er toch aan, hoor. Je kunt er niet onderuit.’
Claire tikte voordat Donovan een kans had te antwoorden op het raam achter hen en duwde de keukendeur open. ‘Sorry dat ik stoor, Sam. Maar je telefoon ging, dus ik heb voor je opgenomen. Het is Mark. Hij zegt dat het dringend is.’
25
‘Ik ben een domme jongen geweest, hè, rechercheur?’ zei Patrick Tenison met de gelaten gezichtsuitdrukking van een leerling die op roken wordt betrapt door een leerkracht.
‘Dit is een zeer ernstige zaak, meneer Tenison,’ antwoordde Tartaglia nadrukkelijk, en hij bleef hem aankijken.
Tenison slaakte een zucht. ‘Dat begrijp ik, en ik heb dan ook mijn excuses aangeboden.’ Alsof de kous daarmee af was.
Tartaglia en Donovan zaten tegenover Tenison in verhoorkamer acht in politiebureau Belgravia, en de opname liep. Viktor Denisenko had hen een paar uur daarvoor naar Tenisons flat geleid en ze hadden Tenison uiteindelijk gevonden bij een liefdadigheidsfeest in een hotel, waar hij een van de sprekers was. Hij had zijn colbert met vlinderdas nog aan en zag er vermoeid en een beetje verfomfaaid uit. Ze konden hem nog niet arresteren, maar hij werd nu als verdachte behandeld en had erop gestaan dat zijn advocaat, Geoffrey Mallinson, ook aanwezig zou zijn. Mallinson zat naast hem, met een rood gezicht en opgeblazen als een brulkikker, gedesoriënteerd en met rode ogen van de onderbroken slaap.
Misschien dat Tenison dacht dat hij als politicus boven de wet stond, maar dan vergiste hij zich toch. Het was waar dat mensen aan de lopende band logen als ze werden ondervraagd, vaak om de stomste en onnozelste redenen. Voor sommige mensen was liegen een automatische reactie, niet omdat ze iets specifieks te verbergen hadden, maar omdat een leugen soms gemakkelijker en sneller was dan de waarheid: ik was er niet bij; ik heb niets gezien; ik wil er niets mee te maken hebben. En mensen logen ook in moordzaken omdat je er meer risico liep. Maar als iemand als Tenison loog om iets eenvoudigs als een etentje met zijn zus, betekende het dat hij iets anders verborg; dat was tenminste wat Tartaglia’s gevoel erover zei.
‘Ik kan u op zijn minst aanklagen voor obstructie,’ zei hij, en hij keek nog steeds naar Tenisons, brede, uitdrukkingsloze gezicht, alsof dat op de een of andere manier een glimp van de waarheid zou onthullen.
Tenison spreidde zijn handen. ‘Wat kan ik er verder nog over zeggen?’
‘Wat ik niet begrijp is waarom u tegen ons heeft gelogen, meneer Tenison. Waarom heeft u niet meteen gezegd dat u die donderdag met uw zus uit eten bent geweest?’
Tenison fronste zijn wenkbrauwen alsof dat voor de hand lag. ‘Omdat het u niets aangaat, daarom niet.’
‘Dat heeft u mis. Dit is een moordonderzoek, meneer Tenison. Alles gaat ons aan.’
Tenison leunde achterover in zijn stoel, haalde diep adem en zei op een toon alsof hij iets aan een heel jong kind uitlegde: ‘Wat ik bedoelde is dat Rachel de volgende ochtend is vermoord. Daar heb ik niets mee te maken.’
‘We hebben alleen uw woord over waar u was. U heeft geen alibi en dit is niet de eerste keer dat u tegen ons liegt. Dat trekt alles wat u heeft gezegd in twijfel.’ Tartaglia sprak langzaam en nadrukkelijk, legde gewicht op elke zin.
Tenison zag er geschokt uit onder het harde tl-licht, alsof hij niet had bedacht hoe zijn gedrag zou kunnen worden opgevat. Hij had donkere schaduwen onder zijn ogen en de paar rimpels in zijn gezicht leken dieper. Misschien begonnen de gebeurtenissen hun tol te eisen, of misschien kwam het door zijn formele kleding, maar hij zag er ouder en vermoeider uit dan toen Tartaglia in zijn flat bij hem op bezoek was geweest.
‘Oké. Dan nemen we nog eens door wat er die avond is gebeurd.’
Tenison streelde berustend met een handpalm over zijn steile, donkere haar en keek Tartaglia vermoeid aan. ‘Ik heb snel een borrel gedronken bij Rachel thuis en toen zijn we uit eten gegaan.’
‘Even voor de duidelijkheid,’ vroeg Donovan, ‘wat heeft u bij haar thuis gedronken?’
Tenison keek haar aan alsof het hem ineens opviel dat zij ook in de ruimte was. ‘Ik zou het niet weten, hoofdagent. Hoezo, is dat belangrijk?’
‘Er zijn meerdere gebruikte glazen in haar flat aangetroffen,’ antwoordde ze. ‘Het zou ons enorm helpen als u zou zeggen welk glas van u was.’
‘Volgens mij was het wijn. Witte, als ik het me goed herinner. Ik probeer echt wel behulpzaam te zijn, hoor.’
Tartaglia knikte. ‘Ga door, meneer Tenison.’
‘We hebben wat gedronken en toen hebben we een taxi naar het restaurant genomen, want we waren aan de late kant. We hebben er ongeveer en uur gezeten. Toen kregen we ruzie, wat u vast al weet, en is Rachel vertrokken.’
‘Waar ging die ruzie over?’ vroeg Donovan.
Tenison haalde zijn schouders op. ‘Persoonlijke dingen.’
‘Ik wil de details weten, meneer Tenison,’ zei Tartaglia.
‘Is dit echt nodig?’
‘Ja. Ik moet precies weten wat mevrouw Tenison bezighield voordat ze werd vermoord.’
Tenison keek weg naar het kleine getraliede raam in de hoek van de ruimte en tikte licht met zijn vingers op tafel. ‘Als u het per se wilt weten: ik had problemen met mijn huwelijk.’ Hij zei het zo zacht dat Tartaglia hem nauwelijks verstond.
‘Kunt u iets harder praten, meneer Tenison? Voor de opname?’
Tenison keek hem razend aan. ‘Ik zei dat ik huwelijksproblemen had, is dat hard genoeg?’
‘Ja hoor. Dank u.’
Tenison keek weer weg, ontweek oogcontact. ‘Rachel dacht dat ik mijn vrouw wilde verlaten en probeerde me tegen te houden.’
‘Hoe reageerde u daarop?’ vroeg Donovan.
Er trok een scheut van gêne of pijn over zijn gezicht. ‘Ik heb tegen haar gezegd dat het haar zaken niet waren. Maar Rachel zou Rachel niet zijn als ze daar genoegen mee had genomen. Het was niet de eerste keer dat we het erover hadden, maar ze liet het er niet bij zitten. Als ze iets in haar hoofd had, beet ze zich er echt in vast, ze weigerde gewoon op te geven. De meeste mensen, ik ook, gaven uiteindelijk aan haar toe.’
‘Had uw zus een hechte band met uw vrouw?’ vroeg Tartaglia, die zich afvroeg wat voor soort volwassen man zijn stiefzus toestond zijn leven te dicteren. Hij bedacht, niet voor het eerst, dat Tenison een zwak karakter had, in ieder geval waar het zijn zusje aanging.
‘Niet bijzonder. Hoewel Rachel blij was met Emma waren ze, hoe zal ik het zeggen, een heel ander soort vrouw.’
Het was Tartaglia niet duidelijk of Tenison dat als kritiek op zijn zus of zijn vrouw bedoelde, maar hij kreeg de indruk dat het het laatste was. ‘Dus als mevrouw Tenison niet apert achter uw vrouw stond, waarom maakte ze zich dan zo druk om wat u deed?’ Tartaglia raadde de reden al voordat Tenison kon antwoorden. ‘Er was een andere vrouw, hè?’
Tenison huiverde alsof hij iets heel bitters proefde. ‘Rachel wilde niet dat ik mijn leven vergooide om wat zij als een uitspatting zag.’
‘Was het dat?’ vroeg Donovan.
‘Het gaat u geen moer aan wat het was.’
‘Wel als het mevrouw Tenison betreft,’ zei Tartaglia. ‘U zei dat ze uw affaire als triviaal bestempelde?’
Tenison aarzelde. ‘Dat zal wel. Ze vond in ieder geval dat het stom was.’
‘Stom?’
Hij spreidde zijn handen. ‘Kom, rechercheur. We hebben allemaal weleens iets impulsiefs gedaan, iets waarvan we later spijt hebben.’
Tenison kwam helemaal niet op Tartaglia over als een impulsief type en hij vroeg zich af wat ertoe had geleid dat hij een dergelijk risico nam, zowel persoonlijk als professioneel, en of hij probeerde te bagatelliseren wat er was gebeurd. Hoe dan ook, ze dwaalden af.
‘Even terug naar het restaurant. Wat is er gebeurd nadat mevrouw Tenison vertrok?’
‘Ik heb geld op tafel achtergelaten en een taxi naar haar appartement genomen. Maar ze liet me niet binnen, dus ben ik vertrokken.’
‘Heeft u niet aangedrongen?’ vroeg Donovan.
‘Dat had geen zin gehad. Het was al laat en ik was moe. We hadden veel vaker ruzie en ik kende dit wel van haar.’
‘Hoe laat was het toen u het opgaf en bent vertrokken?’
‘Geen idee. Iets van halfelf. Ik heb niet op mijn horloge gekeken.’
‘Waar bent u naartoe gegaan?’ vroeg Tartaglia.
‘Terug naar mijn flat natuurlijk.’
Tenisons toon was laconiek afwijzend en klonk niet oprecht.
‘Dat kan niemand bevestigen.’
Tenison haalde heel licht zijn schouders op, alsof dat niets uitmaakte.
‘Ik denk dat u liegt.’
Tenison klemde zijn kaken opeen. Hij sloeg zijn armen over elkaar en leunde zwaar achterover op zijn stoel. ‘Het kan me geen moer schelen wat u denkt. Zo is het gegaan. Bewijs maar dat het niet zo is.’
Tartaglia schudde langzaam zijn hoofd. ‘Wat veel logischer klinkt, is dit: u bent haar zoals u zegt naar huis gevolgd. U was kwaad op haar. Misschien dat uw relatie intiemer was dan u zegt...’
Tenison liep rood aan van woede. ‘Wat zegt u nu? Ik was dol op mijn zus, maar niet op díe manier, dat kan ik u verzekeren.’
‘Nou, er heeft anders wel iemand in Rachels bed geslapen die nacht,’ zei Donovan. ‘Weet u zeker dat u het niet was?’
‘Mijn god, jullie zijn ziek. In tegenstelling tot de verhalen in de roddelpers pleegt niet iedereen incest, hoor.’
‘U bent naar haar flat gegaan en ze liet u niet binnen,’ ging Tartaglia verder. ‘Toen kwam u erachter dat ze een andere man op bezoek had, dus heeft u gewacht tot ze de volgende ochtend ging joggen en heeft u haar in een aanval van jaloerse woede omgebracht. U zou niet de eerste zijn.’
‘Wacht even,’ zei Mallinson, die ineens tot leven kwam. ‘Dit slaat nergens op. U heeft geen enkel bewijs, en mag ik u eraan helpen herinneren dat mijn cliënt hier uit vrije wil is? Als u zo doorgaat, stapt hij op.’
‘U heeft haar vermoord, hè?’ drong Tartaglia aan, die Mallinson negeerde.
Mallinson legde een hand op Tenisons mouw. ‘Ze hebben niets, Patrick. Ze vissen maar wat.’
Tenison schudde zijn hoofd. ‘Dank je, Geoffrey. Uw fantasie neemt een loopje met u, rechercheur.’
‘Echt? Ik vraag me af wat de pers ervan vindt. De roddelpers, zoals u het noemt. Zoals u al zei zijn ze daar gewend aan kwesties die lekker duidelijk en sensationeel zijn, vooral als er politici bij betrokken zijn.’
‘O, dus nu moet ik terechtstaan voor de pers?’
Hoewel Tenison zijn best deed kalm over te komen, had Tartaglia, toen de pers was genoemd, een fractie van een seconde een flikkering van angst op Tenisons gezicht gezien. Het bevestigde nogmaals wat hij al vermoedde: Tenison had iets te verbergen. Hij moest erop door blijven gaan. Het was zijn enige pressiemiddel.
‘Als u ons niet wilt helpen, meneer Tenison. Nou...’ Hij opende zijn handen.
‘Dat is chantage.’
‘Helemaal niet. U liegt tegen ons over een eenvoudig dinertje. We komen erachter dat u de laatste bent die mevrouw Tenison in leven heeft gezien, op degene met wie ze naar bed is geweest en die haar heeft vermoord na. De eenvoudigste verklaring is dat u alle drie bent.’
‘Zo is het genoeg, rechercheur,’ wierp Mallinson tegen. ‘Mijn cliënt heeft u verteld waarom hij het niet eerder heeft gezegd. Dat maakt hem niet schuldig.’
Tartaglia bleef Tenison aankijken. ‘Wie weet wat er tussen twee mensen gebeurt die intiem lijken, wat de echte dynamiek is? In tegenstelling tot wat u zegt heb ik helemaal niet zo veel verbeeldingskracht nodig om u als haar minnaar of moordenaar te zien.’
Tenison keek weg en schudde zijn hoofd alsof het allemaal te belachelijk voor woorden was.
Tartaglia wist eigenlijk niet wat hij dacht, maar als Tenison zijn zus had vermoord, verklaarde dat het gedicht niet, laat staan het verband met de zaak-Watson.
Mallinson schraapte zijn keel. ‘Dit gaat elke verbeeldingskracht te boven, rechercheur, en dat weet u ook. Als u verder niets constructiefs heeft te zeggen, raad ik mijn cliënt aan te vertrekken.’
‘Uw cliënt heeft tegen ons gelogen, meneer Mallinson. Daarom trekken we alles wat hij tegen ons heeft gezegd in twijfel. We weten dat ze ruzie hebben gehad. Misschien ging die wel over meer dan de affaire van meneer Tenison. Misschien was hij de volgende dag nog wel kwaad op haar. Is hij haar naar het park gevolgd en wilde ze nog steeds niet praten. Was hij ondertussen enorm gefrustreerd geraakt. Kregen ze nog een keer ruzie en heeft hij haar gewurgd. Dan is er minstens sprake van doodslag.’
Tenison duwde zijn stoel piepend naar achteren en stond op. Zijn gezicht was verwrongen van woede. ‘U verdoet mijn tijd. U heeft geen enkele bewijslast en ik ga naar huis. Het enige wat ik kan zeggen is dat ik van mijn zus hield en dat ik haar niet heb omgebracht.’ Hij draaide zich om en wilde de kamer uit lopen.
‘Wat probeert u dan te verbergen?’ riep Tartaglia achter hem aan. ‘We komen er vroeg of laat toch wel achter, hoor, en de pers ook. Het is verbijsterend te zien hoe dergelijke kwesties uitlekken. Is dat echt wat u wilt?’
Tenison bleef bij de deur plotseling staan en keek over zijn schouder.
‘Mijn cliënt heeft niets misdaan,’ herhaalde Mallinson.
‘Waarom liegt hij dan?’
‘Kom alsjeblieft even terug, Patrick.’ Mallinson klopte op de stoel naast zich. ‘Ik weet zeker dat we dit goedschiks kunnen oplossen.’
‘Het enige wat ik wil is de waarheid,’ zei Tartaglia zacht.
‘Ik vertel verdomme de waarheid,’ schreeuwde Tenison met een rood gezicht. ‘Ik heb haar niet vermoord.’
‘Goed, meneer Tenison. Maar ga dan alstublieft nog even zitten, dan kunnen we dit oplossen.’
Tenison staarde hem even aan en haalde zijn schouders op. Hij kwam terug naar de tafel en ging onwillig zitten, met zijn armen strak over elkaar.
‘Oké. Dan gaan we even terug naar uw alibi. Nogmaals: waar was u tussen zeven en acht de volgende ochtend?’
‘Voor de zoveelste keer: in mijn flat.’
‘Hoe laat bent u de volgende ochtend de deur uitgegaan?’
‘Om een uur of acht. Ik ben op station Waterloo op de trein naar mijn kiesdistrict gestapt.’
‘Hoe lang is dat rijden, drie kwartier?’
Tenison knikte.
‘Maar uw assistente zegt dat u er om een uur of elf was en dat u van tevoren had gebeld om uw eerste afspraken af te zeggen. Waarom was u te laat?’
Tenison tandenknarste. ‘Is dat zo? Daar kan ik me niets van herinneren.’
‘Luister, we kunnen zo op de beveiligingscamera’s nakijken hoe laat u op Waterloo was. Als ik het zo hoor, had u meer dan genoeg tijd om mevrouw Tenison om te brengen. En als u het niet heeft gedaan, raad ik u aan met een overtuigende reden te komen die verklaart waarom u te laat was.’
‘Ik heb me verslapen en er waren geen taxi’s, nou goed?’
‘Niet goed genoeg.’
Mallinson hamerde met zijn knokkels op tafel. ‘Kom, kom, rechercheur. Heeft u enig bewijs dat mijn cliënt met de plaats delict verbindt?’
Tartaglia wendde zich tot Mallinson. ‘Ik wil weten waar hij was, en dat vertelt hij me nu, tussen deze vier muren, of ik laat de pers het verder regelen. De keus is aan hem.’
Mallinson begon iets te zeggen, maar Tenison wuifde hem vermoeid weg. ‘Oké, oké. Ik zal zeggen waar ik was, ook al gaat het u niets aan. Ik heb een alibi voor die nacht en de volgende ochtend. Maar voordat ik verder ga wil ik uw woord dat het niet in de krant komt.’
‘Zeg nou maar gewoon waar u was,’ zei Tartaglia vasthoudend. Hij was na zijn leugens helemaal niet van plan Tenison tegemoet te komen.
Tenison was even stil en Tartaglia wachtte terwijl de man zijn innerlijke conflict uitvocht. Toen schraapte Tenison zijn keel. ‘Ik heb de nacht bij een vriendin doorgebracht.’
‘We hebben haar naam nodig.’
Hij legde zijn handen plat op tafel voor zich en leunde naar Tartaglia toe. ‘Luister, rechercheur,’ zei hij met een hese fluisterstem. ‘U moet begrijpen dat ik in een hachelijke situatie zit, wat mijn carrière betreft. En mijn vrouw weet van niets. Ik kan me niet veroorloven dat het bekend wordt. Kunt u me beloven dat onze namen niet in de krant komen?’
‘Dat had u van tevoren moeten bedenken. Haar naam, meneer Tenison.’
Tenison aarzelde nogmaals, alsof hij nog moest beslissen of hij wel of niet zou meewerken.
‘Haar naam.’
Tenison zuchtte. ‘Ik hoop in vredesnaam maar niet dat dit bekend wordt. Ik was bij Liz Volpe. Rachels vriendin. Die ruzie tussen Rachel en mij ging over haar.’
26
‘Het is waar,’ zei Liz. ‘Patrick heeft bij mij in de flat van mijn broer geslapen die nacht.’
‘Waarom heb je dat niet eerder verteld?’ vroeg Tartaglia.
‘Omdat Patrick zei dat ik mijn mond moest houden.’ Liz keek hem kinderlijk onschuldig aan, alsof het zo eenvoudig kon zijn.
Ze zaten in een andere ruimte in de gang waar Patrick Tenison was ondervraagd. Liz was uit bed gehaald en met een wit gezicht en dikke ogen van de slaap meegenomen naar bureau Belgravia. Ze droeg een spijkerbroek, een oud t-shirt en een veel te ruime zwarte trui, die ze als een sjaal om zichzelf heen had geslagen. Ze had zich duidelijk gehaast aangekleed en lukraak iets gepakt om aan te trekken.
‘Doe je altijd wat een ander tegen je zegt?’
Liz keek weg en haalde haar schouders op. ‘Natuurlijk niet. Maar het leek me eerlijk gezegd de weg van de minste weerstand.’
‘Dus heb je voor hem gelogen.’ Hij deed zijn best te begrijpen wat ze in Patrick Tenison zag en waarom ze zou toestaan dat hij die macht over haar had. Ze kwam zo onafhankelijk over, met haar hoofd stevig op haar schouders, en ze leek al helemaal niet het soort vrouw dat onder de indruk is van status of macht.
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘En voor mezelf. Je moet Patrick niet overal de schuld van geven. Ik was gewoon praktisch. Ik zoek werk en het laatste wat ik kan gebruiken is mijn naam overal in de krant.’ Ze aarzelde en staarde naar haar handen, die losjes in elkaar op tafel voor haar lagen. ‘Ik probeer het niet te bagatelliseren, echt niet. Ik hou niet van liegen en vond het nog onaangenamer om het te doen omdat Patrick het vroeg. Maar hij heeft gelijk. De kranten zijn dol op een lekkere sappige roddel, vooral als er iemand dood is. En ik heb niets verkeerd gedaan. We hebben allebei niets met de moord op Rachel te maken.’
Ze keek naar hem op en staarde hem zo direct aan dat hij haar geloofde. Hij begreep ook wel dat ze bang was voor de reactie van de pers, hoewel hij zich erop betrapte dat hij veel minder begrip had voor Tenison.
‘Je had het eerder moeten zeggen.’
‘En het risico lopen dat het bekend wordt?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Voor je onderzoek maakt het niets uit, toch? Je weet nog steeds niet met wie Rachel die nacht naar bed is geweest. Je weet nog steeds niet wie haar heeft vermoord.’ Haar toon was bijna verwijtend, alsof ze probeerde de schuld af te schuiven.
‘Daar gaat het niet om,’ zei Tartaglia scherp. ‘Ik neem aan dat je weet dat Rachel en haar broer ruzie hebben gehad in dat restaurant?’
‘Ja. Over mij. Niemand heeft het me in die woorden verteld, maar volgens mij heeft Rachel tegen hem gezegd dat hij er een eind aan moest maken met mij. Ze was bang dat hij op het punt stond bij Emma weg te gaan.’
‘Is dat zo?’
Liz trok de trui nog strakker om zich heen, alsof die haar troost gaf. ‘In het begin had hij het er wel over. Je weet wel, zoals je het hebt over een leuk, vaag plan voor de toekomst. Ik geloofde hem niet echt, hoewel het wel een tijdje fijn was om erin mee te gaan. Ik heb altijd gedacht dat hij, als hij voor de keuze zou worden gesteld, bij Emma zou blijven. Hij is niet echt dapper.’
‘Maar Rachel dacht dat hij er met jou vandoor zou gaan?’
‘Ja. Het liep uit op een confrontatie en ik neem aan dat ze dacht dat hij een ondoordachte beslissing zou nemen. Ze had een beetje een blinde vlek waar het Patrick betrof en was ervan overtuigd dat ik hem aan het lijntje hield.’
‘En dat is niet zo?’
Liz schudde haar hoofd. ‘Ik zou nooit met Patrick willen trouwen, ook niet als hij vrij zou zijn. Hij zou een gruwelijke echtgenoot zijn, en je moet flink kunnen incasseren als je met een politicus bent getrouwd, of in ieder geval in staat zijn hen en hun behoeften altijd op de eerste plaats te stellen. Dat is niets voor mij, tenminste niet waar het mannen betreft.’
Hij knikte langzaam en vroeg zich af met wat voor man ze zichzelf wél zag, of dat ze zo iemand was die heel tevreden vrijgezel bleef. ‘Waarom was mevrouw Tenison er zo op tegen dat jullie een relatie hadden?’
‘Ze zag me als bedreiging.’
‘Als bedreiging?’
‘Je hebt ondertussen toch wel begrepen hoe ze echt was?’ Ze keek hem bijna plagerig aan, halflachend. ‘Zoals Shakespeare al zei: “Schoonheid is een heks”. En er waren heel wat mensen die verstrikt waren in haar betovering, hoewel ze geen idee hadden hoe ze echt was. Zelfs jij was best gefascineerd, toch?’
Ze glimlachte nog steeds en hij voelde zich ineens een enorme sukkel. ‘Misschien wel geïntrigeerd, maar ik heb haar nooit gekend,’ zei hij in een poging er luchtig over te doen, hoewel hij zich ondertussen afvroeg hoeveel ze had geraden. Wat was hij toch een eikel.
‘Nee, jij hebt haar nooit gekend. Hoe dan ook, Rachel vond dat Patrick helemaal van haar was en van niemand anders. Ik ben de enige die haar alleenrecht ooit heeft bedreigd.’
‘Maar hij is getrouwd.’
‘Dat maakte niet uit. Rachel wist dat ze wat Patrick betreft altijd op de eerste plaats zou komen. Hij verafgoodde haar. Hij zou alles voor haar doen. De aardige, verstandige, nuchtere, rustige Emma heeft nooit naar binnen mogen kijken, hoewel ze de perfecte echtgenote voor hem is, als die sufferd dat tenminste ook zou inzien. Toen Rachel erachter kwam dat we wat hadden... Ik kan me wel voorstellen hoe ze zich moet hebben gevoeld.’
‘Je zei dat ze iemand had afgepakt van wie je hield,’ zei hij, en hij dacht terug aan hun gesprek van eerder die avond. ‘Bedoelde je Patrick Tenison?’
Ze knikte. ‘Ze heeft ervoor gezorgd dat alles wat we samen hadden werd vergiftigd.’ Er ging een flits van pijn over haar gezicht. Ze sloeg haar armen over elkaar en wendde zich af, concentreerde haar blik op een hoek van de ruimte.
‘Wat is er gebeurd?’
‘Ik heb je toch verteld over die keer dat we een paar maanden geleden uit eten zijn geweest?’
‘Ja, dat weet ik nog.’
‘Nou, dat is allemaal waar,’ zei ze emotieloos. ‘We zijn na het eten nog teruggegaan naar haar flat voor een borrel. Ze wilde per se dat ik meeging. Het lukte haar het gesprek zo te manipuleren dat ze kon zeggen dat ze iets heel stoms had gedaan. Iets waar ze vreselijk spijt van had en waar ze zich heel schuldig om voelde. Ze wilde niet zeggen wat, maar ik werd natuurlijk nieuwsgierig. Toen ging de telefoon. Nu ik erop terugkijk, denk ik dat ze het zo had geregeld dat hij zou bellen. Ze nam op en liep met de telefoon naar de gang, alsof het een privégesprek was. Toen ze terugkwam, glinsterden haar ogen, en ze glimlachte. Ze vertelde dat het Patrick was. Ze zei dat ze de avond ervoor met elkaar naar bed waren geweest en dat hij eraankwam. Ze zei dat ze dacht dat ze verliefd op hem was.’
Tartaglia staarde haar verbijsterd aan. ‘Wist ze...’
Ze keek hem recht aan. ‘Van mij en Patrick, bedoel je? Natuurlijk, hoewel ik daar toen niet van op de hoogte was. Patrick had zich versproken, de sufneus.’
‘En je geloofde haar?’ vroeg hij, en hij dacht aan de zwart-witfoto van Rachel Tenison, die nu boven zijn bureau op Barnes hing. Haar ogen, zo koud als juwelen / verzachten heel even; een kreet / De armen zo zwaar, ze bevelen / haar lippen, zo rood en zo wreed... Onder alle oppervlakkige lieftalligheid was ze rot tot in de kern. Hij voelde zich gek genoeg enorm gedesillusioneerd, zelfs een beetje verraden, hoewel hij haar nooit had gekend. Hij dacht terug aan hoe hij haar voor het eerst had gezien, knielend in de sneeuw, met gebogen hoofd en ineengestrengelde handen, en hij zag haar nu voor zich als iemand die werd gestraft. Straf. Misschien was dat waar het allemaal om draaide. Maar als Liz de waarheid sprak hadden zij en Patrick Tenison allebei een alibi.
Liz staarde hem met grote, waterige blauwe ogen aan. ‘Ja. Ik hoefde er niet met Patrick over te praten. Ik wist dat ze zoiets nooit zou verzinnen.’
‘Waarom ben je in godsnaam bevriend met haar gebleven? Nu je wist hoe ze echt was.’
Ze haalde haar schouders op. ‘We zijn min of meer samen opgegroeid en hebben heel veel gezamenlijke goede herinneringen. De spanningen en verschillen tussen ons begonnen op te vallen naarmate we ouder werden, maar die heb ik losgelaten. Ik heb geprobeerd er niet moeilijk over te doen. Ze heeft toen we samen studeerden een keer net zoiets gedaan, mijn toenmalige vriendje verleid. Ik had toen een einde aan onze vriendschap moeten maken. Maar misschien ben ik zwak, zoals iedereen om haar heen, of gewoon zo stom en sentimenteel over het verleden dat ik haar duistere kant niet wilde zien. Slaat dat ergens op?’
Hij knikte. Sommige dingen waren onmogelijk onder woorden te brengen, en vriendschap, vooral als die al heel lang bestond, ging vaak tegen alle logica in.
‘Ik denk dat iedereen toegeeflijk naar haar was,’ ging Liz verder, ‘vanwege haar verleden. Ze was beschadigd.’
‘Beschadigd, ja. Dat begin ik nu ook in te zien.’ Hij dacht even aan Viktor Denisenko, en aan de man die rozen had achtergelaten in het park. Rachel: lieftallig en beschadigd. Dat was een sterke cocktail, en hij was ineens blij dat hij haar nooit had gekend. Wie weet wat er zou zijn gebeurd, en of hij er geestelijk gezond uit zou zijn gekomen.
‘Wat heb je daarna gedaan?’ vroeg hij na een korte stilte.
‘Ik had zin om haar te slaan, haar in elkaar te rossen, dat om te beginnen. Maar het is me gelukt mezelf in bedwang te houden. Ik gunde haar de bevrediging niet te zien hoeveel pijn ze me had gedaan. Dus ben ik weggegaan. Dat was het enige wat ik kon, tot ik op straat stond en moest overgeven. Ik zal wel in shock zijn geweest. Mijn armen en benen voelden als elastiek. Ik heb een tijdje in mijn auto zitten huilen, erover nagedacht. Ik was verbijsterd hoe diep mijn haat voor haar ging. Ik was niet in staat om naar huis te rijden. Ik weet nog dat ik me op een gegeven moment afvroeg of ze had gelogen, om een reactie bij me te ontlokken. Toen zag ik hem...’ Haar stem ebde weg.
‘Heb je met hem gepraat?’
Liz knikte. ‘Ik heb naar hem getoeterd. Hij leek geschokt me daar te zien. Patrick wist meteen dat Rachel het had verteld. Hij kwam naar me toe. Ik heb het raampje opengedaan en ben tegen hem tekeergegaan, heb hem verteld wat ik van hem dacht en toen ben ik weggereden voor hij iets kon terugzeggen. Ik wilde zijn excuses niet horen. Er was niets wat het beter zou kunnen maken. Hij is me naar de flat van mijn broer gevolgd, maar ik heb hem niet binnengelaten. De volgende dag lag er een briefje. Hij probeerde het uit te leggen, zei dat het niets had betekend en dat hij van mij hield. Maar daar was het veel te laat voor. Ik wist dat Rachel altijd in staat zou zijn onder zijn huid te kruipen, vanwege wat hij met haar had gedaan, en dat ze hem ervoor zou laten boeten. En dat ze míj via hem zou laten boeten. Het zou nooit ophouden. En ik denk dat het uiteindelijk tot me doordrong dat die man geen ruggengraat heeft.’
‘Komt het wel goed met je?’ vroeg Tartaglia. Hij wilde een gebaar maken, maar wist niet wat hij moest zeggen of doen.
Liz zuchtte en wreef met haar handen over haar gezicht. ‘Ja. Ik heb genoeg tijd gehad om erover na te denken. Het doet nog steeds pijn als ik hen samen voor me zie, maar ik kom er heus wel overheen. Op dit moment heeft mijn emotionele reserve het nulpunt bereikt, en ik voel me als verdoofd. Als je zou zeggen dat ik morgen doodga, zou het me waarschijnlijk niets kunnen schelen.’
‘Maar je was wel verliefd op hem?’ vroeg Tartaglia aarzelend; hij begreep nog steeds niet wat Liz zo aantrekkelijk had gevonden aan Tenison. Toen begon het ineens te dagen. Ze had hem eerder verteld dat Rachel haar iets kostbaars had afgenomen, maar het was andersom. Liz had iets gepakt wat belangrijk was voor Rachel, waarschijnlijk het belangrijkste wat ze in haar leven had. Het was, bewust of onbewust, een manier om wraak te nemen op Rachel, en als ze daarvan had genoten was het niet aan hem om haar dat te verwijten.
Liz fronste haar wenkbrauwen. ‘Zit me niet zo te veroordelen.’
‘Dat deed ik niet.’
‘Hoe gek dat nu ook klinkt, er is absoluut een tijd geweest dat ik dacht dat ik verliefd op Patrick was. Misschien dat we er eerder mee hadden moeten stoppen, maar zoiets kun je niet plannen, toch?’
‘Maar waarom is hij die avond naar je toe gekomen?’
Ze glimlachte zwakjes naar hem. ‘Zoals zo veel mannen nam hij geen genoegen met afwijzing. Hij voelde zich natuurlijk vreselijk schuldig om wat hij had gedaan, maar ik was ineens een uitdaging, iets wat hij moest terugwinnen. Hij had flink gedronken die avond. Rachel had vreselijke, gruwelijke dingen tegen hem gezegd. Ik denk dat hij gewoon steun zocht, en dat hij hoopte dat ik hem weer in mijn bed zou laten.’
Hij keek haar vragend aan.
‘Geen haar op mijn hoofd,’ zei ze nadrukkelijk. ‘Ik heb hem naar de kamer van mijn broer gestuurd.’
‘Dus hij heeft niet bij jou geslapen?’
‘Niet bij mij in bed, nee.’
‘Weet je heel zeker dat hij niet weg is geweest?’
‘Ja. Zoals je je wel kunt voorstellen heb ik momenteel nogal veel aan mijn hoofd en ik slaap vreselijk slecht. Die nacht ook. Ik ben twee keer opgestaan, om een uur of vier en een uur of zes. Ik heb beide keren theegezet in de keuken en even in zijn kamer gekeken. Hij lag diep te slapen.’
‘Wanneer heb je hem wakker gezien?’
‘Hij is de volgende ochtend naar mijn kamer gekomen. Mijn wekker was net gegaan, dus het moet iets voor achten zijn geweest. Hij was nog niet aangekleed.’
‘Hij kan naar het park zijn geweest zonder dat jij het wist.’
Ze keek hem verbijsterd aan. ‘Wat, dat hij Rachel heeft omgebracht en koel als een kikker is teruggekomen naar de flat? Dat lijkt me niet. Zo onverschrokken is hij niet. Hij hield echt van Rachel.’
‘Sommige mensen vermoorden degene van wie ze het meest houden.’
‘Waarom? Wat heeft hij dan voor motief? Ik heb echt nog nooit ook maar een moment gedacht dat hij in staat zou zijn haar te vermoorden. Als ik dat idee had gehad, had ik het je meteen verteld.’
‘Misschien vergis je je in hem.’
Ze schudde gedecideerd haar hoofd en sloeg haar armen over elkaar. ‘Nee. Als hij haar had vermoord en was teruggekomen naar de flat om te veinzen dat hij er de hele nacht was gebleven, zou het hem niet zijn gelukt dat te verbergen. Ik zou het hebben geweten als er echt iets mis was geweest.’
‘Is je helemaal niets vreemds opgevallen aan zijn gedrag?’
‘Echt niet. Hij was volkomen gezond en normaal, ook al had hij een flinke kater. Hij heeft zelfs geprobeerd me over te halen tot seks. Ik kan me echt niet voorstellen dat hij eerst Rachel zou vermoorden en dan lekker een potje zou willen neuken, jij wel? Wat je ook van hem denkt, zo koelbloedig is hij niet.’
Tartaglia glimlachte. Libido was een grappig, eigenzinnig ding met een heel eigen wil, maar je zou wel een heel harde psychopaat moeten zijn om een moord te plegen en geen enkele emotionele reactie te tonen, vooral bij iemand die je goed kent.
‘Wat ga je nu doen?’ vroeg hij.
‘Ik ga niet naar hem terug, als je dat bedoelt. Ik denk dat ik nog een tijdje naar de vs ga. Ik moet wat afstand nemen van wat er hier allemaal is gebeurd.’
Hij knikte, begreep wel hoe ze zich moest voelen. ‘Nou, bedankt voor je eerlijkheid.’ Hij voelde de neiging er ‘eindelijk’ aan toe te voegen, maar dat voelde als een stoot onder de gordel. ‘Misschien kunnen we die borrel nog een keer goed afsluiten, voordat je vertrekt. Ik vond het echt jammer dat we werden onderbroken.’
Ze liet haar hoofd een kant op zakken, alsof ze niet had verwacht dat hij dat zou zeggen, en glimlachte. ‘Dat lijkt me ontzettend leuk.’
‘Mooi. Ik bel je wel. Dan denk ik dat we voor nu klaar zijn.’ Hij maakte net aanstalten op te staan toen hij Liz zag aarzelen. ‘Wilde je nog iets zeggen?’
Liz knikte langzaam. ‘Ja, eigenlijk wel. Misschien ben ik gewoon wantrouwig... En ik denk niet dat hij Rachel heeft vermoord...’
‘Bedoel je Patrick Tenison?’
‘Nee.’ Liz beet op haar onderlip, alsof ze voor haar beurt had gesproken.
‘Zeg het maar. Ik moet echt alles weten, al is het maar een gevoel.’
Liz zuchtte diep. ‘Ik denk niet dat hij iets met haar moord heeft te maken. Dat weet ik zeker. Maar ik denk dat Jonathan...’
‘Jonathan Bourne?’
Ze liet haar hoofd zakken.
‘Ga verder.’
‘Ik kan het niet bewijzen, maar ik weet vrij zeker dat hij die avond met haar naar bed is geweest.’
27
Tartaglia zat maandagochtend laat aan zijn bureau wat papierwerk in te halen. Gary Jones was nog op vakantie en Turner was op pad, dus hij had het kamertje met het lage plafond voor zichzelf en genoot van de relatieve rust. Maar hoe hij ook zijn best deed door de papierwinkel heen te ploegen, zijn geest bleef maar naar de zaak-Holland Park gaan, in de hoop dat er ergens een straaltje licht doorheen zou breken.
Ze hadden Jonathan Bourne naar aanleiding van het vermoeden van Liz Volpe en de twee glazen in de flat van Rachel Tenison met dezelfde vingerafdruk erop zondagochtend vroeg uit zijn bed gebeld en hem hard ondervraagd. Hij had uiteindelijk toegegeven dat hij de avond voordat Rachel Tenison was vermoord was teruggegaan naar haar flat en met haar naar bed was geweest. Het verklaarde waarom ze hem om een uur of elf die avond had gebeld, toen ze hem, volgens Bourne, had gevraagd te komen. Het verklaarde ook waarom er twee glazen met dezelfde afdrukken waren. Maar hoeveel druk ze ook uitoefenden, hij hield voet bij stuk: hij had de volgende ochtend om een uur of vijf haar flat verlaten en was naar huis gegaan. Hij ontkende bij hoog en bij laag dat hij haar had vermoord. Hij had geen alibi, maar net als Patrick Tenison was er geen verklaring voor het verband met de zaak- Catherine Watson, áls hij haar had omgebracht.
Er was ondertussen opnieuw met Broadbent gepraat, maar dat had niets nieuws of interessants opgeleverd. Hoewel op alle mogelijke manieren was geprobeerd hem vriendelijk te bejegenen en hem was duidelijk gemaakt dat hij echt geen verdachte was, kon hij zich, een jaar na dato, niet herinneren dat hij Catherine Watson weleens met een andere man had gezien. Wat ze ook probeerden, elke aanwijzing leek dood te lopen; niets werkte mee.
Tartaglia keek naar de foto van Rachel die boven zijn bureau hing, en toen naar de foto die ernaast hing, van Catherine Watson. Ze leken in alles zo verschillend, de een tot het einde toe uitgebuit door mannen, de ander degene die hen uitbuitte. Wat konden ze in vredesnaam gemeen hebben?
Hij voelde zich suf doordat hij de hele ochtend binnen had gezeten, stond op en strekte zich uit, rekte zijn schouders en nek om de stijfheid te verdrijven. Zijn oog viel op de drie bekers half leeggedronken koffie, die in een kluitje op zijn bureau stonden, een voor elk uur dat hij er had gezeten. Hij besloot dan maar even de benen te strekken en liep met de mokken de gang door naar het keukentje. Het was een kleine, raamloze ruimte, ooit als opslag gebruikt, en hoewel hij over het algemeen schoon en netjes werd gehouden rook het er altijd bedompt. Hij kwam er zo min mogelijk, maar behalve naar een koffiebar in de buurt lopen was er geen alternatief.
Hij zette de mokken in de vaatwasser, klikte bijna zonder nadenken de waterkoker aan en schepte een lepel oploskoffie in een schone mok uit de kast. Terwijl hij stond te wachten tot het water ging koken vroeg hij zich af of hij niet toch even ergens een verse cappuccino zou gaan halen. Hij was opgegroeid met goede Italiaanse koffie en zijn smaakpapillen hadden nooit kunnen wennen aan oploskoffie, maar er lag nog heel veel werk op hem te wachten, dus hij moest het er maar even mee doen.
Toen de waterkoker uitklikte stak Dave Wightman zijn hoofd om de deur.
‘Ik ben er klaar voor, meneer,’ zei hij opgewekt. ‘Zal ik hem in uw kamer zetten?’
Wightman zag er buitengewoon fris uit voor iemand die nauwelijks had geslapen. Het was hem gelukt om de oorspronkelijke kopieën van de harde schijf van Broadbents volledige fotoverzameling uit de tijd van Giffords onderzoek in de opslag terug te vinden. Het waren duizenden jpeg-bestanden, tot meer dan een jaar terug, toen Watson was vermoord. Wightman had alles op een laptop gezet en was een groot deel van de afgelopen vierentwintig uur bezig geweest de foto’s op chronologische volgorde te zetten.
‘Zet maar op Gary’s bureau,’ zei Tartaglia terwijl hij zijn mok met heet water vulde. ‘Ik kom eraan.’
Wightman verdween en Tartaglia gooide nog een schep koffie in de mok, gevolgd door een paar druppels melk. Hij liep tevreden over de kleur terug de gang door naar zijn kantoor, waar Wightman ondertussen aan Jones’ lege bureau naast het raam zat, met de laptop opengeklapt voor zich.
‘Zijn ze allemaal door Broadbent genomen?’ voeg Tartaglia.
‘Ja. Er zitten een paar slechte tussen die met een mobieltje zijn gemaakt, maar hij heeft de meeste met twee verschillende camera’s geschoten, een professionele Nikon met een telelens, en een Canon Ixus 55.’
‘Wat is dat?’
‘Een kleine zakcamera. Je kunt er veel minder mee inzoomen dan met de Nikon, maar hij is een stuk discreter en lichter. Ik heb alles van na de moord op Watson erafgehaald en verder staat alles in mappen op datum.’
‘Waar zit ik naar te kijken?’ vroeg Tartaglia, die niets herkenbaars kon identificeren.
‘Ik blaas het beeld zo nog voor u op. Naar welke datum wilt u kijken?’
‘Begin maar met zo dicht mogelijk op de moord op Catherine Watson en van daar terug in de tijd.’
‘Prima.’ Wightman scrolde naar de bovenkant van het scherm. De mappen stonden aan de linkerkant en toen hij er een opende, verscheen er een serie foto’s in beeld. ‘Deze zijn van de dag dat Watson is gestorven,’ zei hij. ‘De eerste zijn in Oxford Street geschoten. Aan de tijden op de afbeeldingen te zien heeft hij er een paar uur gestaan. Daarna heeft hij een serie in een bus gemaakt, dan een in een andere straat, ergens in een buitenwijk, hoewel ik nergens een postcode of straatnaam heb gezien.’
Hij klikte op de foto linksboven en vergrootte die, waarop een drukke stoep was te zien, met in jassen en sjaals ingepakte mensen met boodschappentassen. Sommigen liepen, anderen stonden in een grote, duur uitziende etalage te staren. Het was een heldere, zonnige winterdag en de beeldkwaliteit was goed. Tartaglia bekeek snel alle mensen, maar herkende niemand.
‘Dit is bij Selfridge’s,’ zei Wightman, die een schijnbaar eindeloze serie gelijksoortige foto’s doorklikte. ‘Hierna komen John Lewis en Top Shop.’
Toen Tartaglia beter keek, zag hij dat de camera de voortgang van een leuk uitziende vrouw met schouderlang krullend haar volgde. Ze was in gezelschap van een andere vrouw, die kleiner en dikker was, met in laagjes geknipt gehighlight blond haar. Ze liepen samen over straat, kletsten en keken in de etalages. Een heel gewone zaterdag, ware het niet dat ze werden gevolgd en gefotografeerd.
‘Zijn er veel van dit soort series?’ vroeg Tartaglia, en hij wees naar de laptop.
‘Ja. Voor zover ik het kan inschatten is deze vrij representatief. Hij gaat over het algemeen op zaterdag met de camera op stap. Dat lijkt de dag dat hij uitgaat. Hij heeft alleen al die dag meer dan driehonderd foto’s gemaakt.’
‘En hoeveel zijn er van die bepaalde vrouw?’
‘Minstens vijftig. Het houdt pas op als zij en haar vriendin op Bond Street het metrostation in lopen. Daarna volgt hij een andere vrouw, en daarna nog een. Het lijkt allemaal heel lukraak, hoewel ze wel iets van elkaar weg hebben.’
‘Ze lijken allemaal op Catherine Watson, bedoel je. Hij valt duidelijk voor een bepaald type. Zijn de andere foto’s ook zo?’ vroeg hij, en hij dacht terug aan wat Turner had gezegd: dat het bijna allemaal kiekjes waren van onbekende vrouwen die over straat lopen, en hij vroeg zich af of het weggegooide tijd was ernaar te kijken.
‘Min of meer, hoewel hij ook wat met architectuur heeft, voornamelijk kerken. Sommige foto’s zijn heel artistiek. En hij houdt van scholen.’
‘Van scholen?’
‘Nooit met kinderen. Alleen de panden. En de vrouwen.’
‘Wat raar.’
‘Ze komen in alle soorten en maten, meneer,’ zei Wightman op een toon alsof hij alles al had meegemaakt in zijn korte leven. Hij klikte een map open van een eerdere datum.
‘Zit er een patroon in? Ik meen me te herinneren dat hij een parttimebaantje had?’
‘Ja. Op zaterdag en zondag maakt hij de meeste foto’s, gevolgd door maandag en donderdag. Ik neem aan dat hij de andere drie dagen werkt. Ik vermoed dat hij die kleine Canon altijd bij zich heeft.’
Wightman klikte langzaam door het bestand, beeld voor beeld. Vrijwel alle foto’s van die zaterdag waren van vrouwen, van wie zich er niet één bewust was dat ze werd gefotografeerd. Zoals Turner al had gezegd, zat er geen illegale opname tussen en hintte niets naar een meer duistere, gewelddadige inborst, maar al met al was het toch wel redelijk bizar. Tartaglia vroeg zich af wat voor excentrieke geest bevrediging vond in een dergelijke hobby.
‘Oké. Dat was de hele zaterdag,’ zei Wightman nadat ze alle foto’s hadden gezien. ‘De rest is van de donderdag voordat Catherine Watson is gestorven.’ Hij keek in zijn aantekeningen. ‘Ja. Ergens bij Finchley Road, aan de postcode te zien in de buurt vanwaar Broadbent woonde.’
Er volgde een serie foto’s van een drukke weg met aan één kant ervan groente- en fruitkraampjes. Er passeerden auto’s en bussen, er liepen heel veel mensen over de stoep, en het was er zoals zo veel doorgaande wegen buiten het centrum met de halalslagers, fastfoodketens en eindeloos veel goedkope kledingwinkels. Behalve de achterkant van een heleboel mensenhoofden was het niet duidelijk wat Broadbent fotografeerde. Het begon Tartaglia al te duizelen en hij vroeg zich af hoeveel hij nog zou aankunnen toen hij een bekend gezicht zag.
‘Dat is haar, dat is Catherine Watson,’ zei hij, en hij stond bijna op uit zijn stoel. De foto was van het raam van een café, met een vrouw erachter. Hij herkende haar ondanks het feit dat ze half werd afgeschermd door mensen die voor de camera langsliepen. Zo te zien had Broadbent hem met zijn telelens van de andere kant van de straat genomen. Er stond een kopje op tafel voor haar en ze had haar hoofd gedraaid om door het raam op straat te kijken. ‘Zitten er nog meer van haar in deze serie?’ vroeg hij ongeduldig.
Wightman klikte vooruit en ze zagen haar nu en profil, met haar kin op haar hand terwijl ze voor zich uit keek. Hij zag meteen aan haar lichaamstaal dat ze tegenover iemand zat.
‘Kun je die uitvergroten? Ze is niet alleen.’
‘Ja hoor. Ogenblikje.’
Wightman klikte op een paar knoppen en zoomde in op de tafel. Tartaglia zag met moeite het profiel van een gezicht met schaduw.
‘Het licht reflecteert tegen het raam en ik kan hier goed naar binnen kijken. Ga eens verder, misschien is het op een andere beter te zien.’
Wightman klikte verder tot hij er uiteindelijk een paar tegenkwam die uit een andere hoek waren genomen. Misschien had iemand Broadbent weggestuurd, of had hij geen uitzicht meer gehad.
‘Kijk, daar.’ Tartaglia wees naar het scherm. Watson was weg, maar er zat wel iemand aan de andere kant van het tafeltje. ‘Kun je dat vergroten?’
Hij keek toe hoe Wightman het beeld uitvergrootte en inzoomde op een kakikleurige mouw en een paar mannenhanden om een mok. Wightman probeerde de volgende foto, en de volgende, tot een driehoek van een gezicht en blond haar zichtbaar waren van degene die naar voren geleund uit zijn mok zat te nippen.
‘Zou dat Michael Jennings zijn?’ vroeg Tartaglia zich hardop af. Hij dacht terug aan de foto van het hoofd en de schouders die hij van Jennings in het dossier had gezien en probeerde zijn opwinding in te tomen. ‘Kun je die nog verder uitvergroten om een beter beeld te krijgen?’
Wightman deed wat met zijn toetsenbord en muis tot het beeld langzaamaan duidelijker werd.
‘Ik weet zeker dat het Jennings is,’ zei Tartaglia. ‘Ga eens terug naar het begin van de serie. Ik wil hem helemaal zien.’
De eerste twintig foto’s waren van Catherine Watson die over straat liep. Nu ze wisten waarnaar ze zochten, herkenden ze haar in de menigte. Ze had een lange beige regenjas aan en droeg een grote leren tas en een paraplu. De camera volgde haar over straat, legde haar vast terwijl ze het café binnen liep en ging zitten.
‘Is Jennings er al?’
‘Dat kan ik niet zien,’ zei Wightman terwijl hij verder klikte.
‘Hij moet zijn binnengekomen voordat zij er was,’ zei Tartaglia nadrukkelijk. ‘Kijk die eens. Hoewel hij niet in beeld is zie je aan de hoek van haar gezicht dat ze terwijl ze gaat zitten naar iemand tegenover zich kijkt. En ze glimlacht.’
‘Zo te zien zat hij op haar te wachten. Dus dan was het geen toevallige ontmoeting.’
‘Inderdaad. Wat betekent dat Jennings heeft gelogen. Hij zei dat hij haar een week voordat ze is vermoord voor het laatst heeft gezien, op de universiteit. En hij heeft ook ontkend ooit ergens anders met haar te hebben afgesproken. Weet je zeker dat dit de datum is waarop ze zijn genomen?’
‘De donderdag voor de moord.’
‘Kun je dat nog een keer controleren?’
Wightman klikte op het beeld, trok een menu open en klikte nog eens. Er verscheen een pop-up. ‘Daar staat het. Alles wat we willen weten. Aantal pixels, datum en tijd waarop de foto is gemaakt, op de computer is gezet en is bewerkt, naam van de jpeg, formaat en zelfs het merk van de camera. Leuk, hè?’
Tartaglia wenste dat hij zo goed was met computers en keek naar datum en tijd. De foto was gemaakt om zeven over halfvier op de donderdag voor de moord op Watson. ‘Godzijdank doet iedereen tegenwoordig alles digitaal. En hierna? Watson komt in haar eentje naar buiten, toch?’
‘Ja.’
‘Dan wil ik zien waar ze naartoe gaat.’
De foto’s toonden dat Watson uit het café kwam en over straat liep. De hoek wijzigde toen Broadbent overstak en achter haar aan ging lopen. Het was druk op de stoep, maar ze zagen haar achterhoofd en schouders op de meeste foto’s terwijl ze verder liep.
‘Daar heb je Jennings,’ zei Tartaglia, die zacht aan Wightmans mouw trok. Hij wees naar het scherm. ‘Kijk daar, die kerel in die groene parka.’
Wightman fronste zijn wenkbrauwen. ‘Dat is hem toch? Met dat blonde haar?’
‘Ja. Recht achter haar.’
‘Hij loopt absoluut achter haar aan. Waarom heeft Broadbent dat toentertijd niet gezegd?’
Tartaglia haalde zijn schouders op en dacht terug aan wat Angela Harper had gezegd. ‘Om een heleboel redenen. Iedereen vond hem behoorlijk overstuur en in de war toen hij voor het eerst werd ondervraagd. Misschien dat hij niet eens wist wat hij heeft vastgelegd. Hij concentreert zich op Watson. Misschien dat hij Jennings niet eens heeft opgemerkt.’
Jennings’ hoofd was net zichtbaar terwijl de camera Watson over de drukke weg volgde. Tartaglia zag dat Watson haar eigen straat in liep en in de drukte overstak met een boodschappentas en een plastic zak in haar hand. Op de laatste paar close-ups liep ze de trap naar de voordeur op en zocht in haar zak naar haar sleutels. Toen ze naar binnen liep, zoomde Broadbent uit naar een panoramisch beeld van de straat.
‘Zie jij Jennings ergens?’
‘Nee, volgens mij niet.’
‘Is dat hem niet? Bij de bushalte?’
Wightman selecteerde een deelopname en vergrootte hem uit.
‘Zo te zien wel. Hij staat met zijn rug naar de camera en kijkt naar het huis van Watson.’
Tartaglia duwde zijn stoel naar achteren en stond op. ‘Ik wil dat jij met een vlooienkam door de rest van de foto’s gaat. Maak maar een uitdraai van alles wat er ook maar enigszins interessant uitziet, en een lijst met data en tijden van de foto’s.’
‘Dat zal wel even gaan duren, meneer.’
‘Zolang als je nodig hebt,’ zei Tartaglia. Steele moest de uren maar ergens vandaan halen. ‘Als je wilt, kan ik vragen of Nick je wil helpen...’
Wightmans jongensachtige gezicht brak open in een brede grijns. ‘In mijn eentje gaat het sneller, meneer. Nick heeft geen idee wat hij doet als hij bij een computer in de buurt komt.’
‘Ik snap het. En stuur als je klaar bent de bestanden en een lijst van de interessante opnames naar de jongens op Newlands Park. Dan kunnen we kijken wat zij ervan kunnen maken.’ Iemand die verstand had van computers kon toveren met jpeg’s.
Tartaglia was een beetje duizelig van de spanning, en hij liep naar zijn eigen bureau om Turner te bellen. De voicemail nam op. Hij knalde de telefoon in de lader, waarop Wightman vragend opkeek. Ze moesten Jennings vinden, maar konden niets doen zolang hij Turner niet had gesproken.
Omdat hij behoefte had aan wat afleiding tot hij iets van Turner hoorde, zei Tartaglia: ‘Ik ga een kop echte koffie halen en mijn benen strekken. Kan ik voor jou ook iets meenemen?’
‘Een grote latte, graag.’
Tartaglia trok zijn leren jack aan en liep de gang door naar Turners oude kantoortje aan de andere kant van het pand; misschien dat hij daarnaartoe was gevlucht. Maar het was leeg, evenals het grote, open kantoor ernaast; de meeste rechercheurs waren lunchen of op pad. Hij vond uiteindelijk in het keukentje een jonge agente uit Turners team, die soep stond op te warmen in de magnetron, en vroeg haar Turner zo snel mogelijk op te piepen en hem Tartaglia op zijn mobiele nummer te laten bellen.
Het was buiten koud en vochtig, de hemel was zwaar bewolkt. Hij liep de kleine, volle parkeerplaats aan de achterkant van het gebouw over en het hek aan de voorkant door, ritste zijn jack dicht en duwde zijn handen in zijn zakken. De opwinding gierde nog steeds door zijn lichaam, gecombineerd met frustratie en irritatie dat hij Turner niet kon bereiken. Hij beende over Station Road en vroeg zich af wanneer Turner zou terugbellen.
Hoewel de foto’s een tot dan toe onbekende afspraak tussen Watson en Jennings aantoonden, ergens in de buurt vanwaar ze woonde en ver van de universiteit waar ze doceerde, betekenden ze niet meer dan dat. Hij vond het er niet uitzien als een toevallige ontmoeting, maar dergelijke zaken waren open voor interpretatie. Voor zover ze wisten had Jennings Watson nooit gebeld, hoewel het mogelijk was dat hij een telefooncel had gebruikt. Misschien was die ontmoeting in dat café wel niet de eerste; misschien had ze hem zaterdag te eten uitgenodigd en had hij haar vermoord. Maar het had geen enkele zin erover te gaan speculeren. Ze hadden amper genoeg voor een arrestatie, laat staan om mee naar de openbaar aanklager te gaan. Dat je koffie met een vrouw dronk en haar naar huis volgde was nou niet bepaald genoeg voor een waterdichte moordaanklacht. Hij had het gevoel dat ze zich aan een strohalm vastklampten, maar meer hadden ze niet. Ze moesten op de een of andere manier aan bewijs zien te komen.
Hij rook brandend hout; iemand in de buurt genoot van een haardvuur, tegen de richtlijnen van de gemeente in. Haardvuur was een van de dingen waarvan hij het meest genoot in de winter; het herinnerde hem aan zijn jeugd in Edinburgh, waar zijn vader elke zondag de haard opstookte, ondanks het feit dat ze er centrale verwarming hadden. Toen Tartaglia de Green naderde hoorde hij een hoge gil van lachen en plotseling gekwaak, en hij keek de straat over. Het gras onder de bomen was bijna geheel bedekt met een doorweekt tapijt van bruine bladeren, die de recente wind en regen er hadden achtergelaten. Een vrouw met een wandelwagen en een stel kleine kinderen van ongeveer de leeftijd van zijn neefje en nichtje stonden op het pad bij de vijver. De kinderen voerden, ingepakt in felgele regenjassen en laarzen, brood aan de eenden, ganzen en duiven. Om elk stukje werd luidruchtig gevochten en een stel ganzen probeerde de andere voor te zijn door het brood uit de handjes van de kinderen te pikken. Te horen aan hoe hard ze lachten, maakte hen dat niet uit. Hij keek naar hen en ze zagen er zo zorgeloos uit, met alle tijd op de wereld, dat Tartaglia een steek van jaloezie voelde.
Hij sloeg links af High Street in en liep de laatste paar meter naar de Food Gallery, een pas geopende delicatessenwinkel annex eetcafé waar de beste sandwiches en koffie uit de omgeving werden geserveerd. Het was er ’s ochtends altijd druk en de krukken aan de bar voor het raam waren allemaal bezet. De klanten zaten een tijdschrift of krant te lezen terwijl ze hun thee of koffie dronken. Tartaglia sloot in de kleine rij aan, achter een breedgeschouderde vrouw van middelbare leeftijd met een groene tweedjas aan. Haar mandje zat vol potten jam, chutney en mosterd uit het schap achter in het pand, samen met een paar pakjes Thaise viskoekjes uit de vriezer. Het drong ineens tot hem door dat hij honger had. Hij keek op het schoolbord wat er vandaag in de aanbieding was en probeerde te bedenken wat hij zou nemen toen hij een andere vrouw luidruchtig tegen de eigenaresse, Nikki, hoorde zeggen dat de zelfgemaakte brownies hier de lekkerste waren die ze ooit had geproefd. Hij had net besloten dat hij een volkoren sandwich met bacon, avocado, waterkers en mayonaise zou nemen bij de espresso voor zichzelf en de koffie verkeerd voor Wightman toen zijn telefoon ging. Eindelijk, Turner.
‘Ik heb je bericht net afgeluisterd. Je bent vast blij te horen dat ik Jennings heb gevonden.’
‘Mooi. Ben je bij hem?’
‘Nee. Hij hokt in een flat aan Camberwell New Road. Hij zou over een paar uur thuis moeten zijn. Je zei dat het dringend was. Wat is er?’
‘We kunnen hem arresteren.’ Tartaglia vertelde Turner kort wat ze op Broadbents foto’s hadden aangetroffen. ‘Waar ben je?’
‘Nog bij die flat. Het meisje bij wie hij woont zei dat ik mocht wachten. Maar als ik hem ga arresteren, kan ik wel wat assistentie gebruiken.’
‘Ik kom zo snel ik kan, en ik neem Nick wel mee.’ Hoewel Turner eindelijk een goede beurt maakte doordat hij Jennings had gevonden, besloot Tartaglia dat het toch maar beter was om niets aan het toeval over te laten, of aan Turner.
‘Zorg wel dat hij je niet ziet,’ zei Turner nadat hij hem het adres had gegeven. ‘Jennings weet dat we hem zoeken en ik wil niet dat hij ertussenuit knijpt als hij ons ruikt.’