42

Toen ze opendeed, viel het verschil me onmiddellijk op. Misschien kwam het door de jaren die verstreken waren, of misschien was het altijd al zo geweest, maar Lydia Flores leek totaal niet op haar zus. In elk geval niet op hoe Jane Everett er op haar tweeëndertigste had uitgezien. Ik stopte de polaroid van Jane en Bilton weer in mijn zak en glimlachte.

Ze keek me onderzoekend aan vanachter de hordeur, waar de schaduwen van het ochtendlicht op vielen. ‘Kan ik u ergens mee helpen?’

‘Ik hoop het. Ik ben Nick Horrigan. Sorry dat ik u op deze ochtend stoor, maar zou u misschien een paar vragen over uw zus kunnen beantwoorden?’

Ze deed de hordeur van het slot en hield hem open. Ze was nu ongeveer zestig, maar zag er ouder uit; ze had een moederlijke, tijdloze uitstraling. Ze droeg een eenvoudige jurk en had haar haar netjes in een knotje opgestoken. Ze had een zachtmoedig, rond gezicht, dat door haar grote bril nog ronder leek. Make-up, niet opzichtig, maar ze was van de generatie die zich nog echt opmaakte. Kousen en slingbacks, praktisch om in huis aan te hebben, maar niet bijzonder comfortabel. Op de een of andere manier wist ik dat ze weduwe was; mijn zesde zintuig was ergens in mijn brein geactiveerd en had die conclusie getrokken.

Ze zei: ‘Bent u van de krant? Om de zoveel jaar komen ze aan de deur. Een terugblik, of hoe ze het ook maar noemen. Vorig jaar kwam er iemand langs die met een psychologisch onderzoek naar verdriet bezig was.’

‘Nee,’ zei ik. ‘Ik ben geen journalist.’

Maar dat leek haar niets te kunnen schelen. Ze vroeg niet eens waarvoor ik dan wel kwam. Ze liep voor me uit, een smalle gang door naar de woonkamer. Het huis zag er schoon uit, maar overal waar wat staan kon stond iets. Een bijzettafeltje vol antieke Limoges-doosjes. Poesjes van porselein op een geborduurd kleedje. Overal stonden en hingen planten: in decoratieve gieters op de grond, in gehaakte mandjes aan de muur, en er hing daardoor een muskusachtige geur. Foto’s in lijstjes, op het pianokleedje en achter de omhoogstaande pianoklep. Lydia bij het altaar, met Jane als bruidsmeisje, hoewel ze toen niet ouder dan dertien geweest kon zijn. Jane was te herkennen aan haar typerende lippen. Lydia’s echtgenoot, een vriendelijk ogende man met een Zuid-Amerikaans uiterlijk, was zo te zien minstens tien jaar ouder dan zijn bruid. Op de foto’s op de piano werd hij geleidelijk ouder. De laatste foto, een close-up, waarop hij een gele sweater droeg en een tennisracket in zijn hand had, was oud en verbleekt, net als alle foto’s die naar het raam toe stonden. De man zat aan een tafeltje, met een glas ijsthee in de hand, en had zilvergrijs haar. Hij had een lekker kleurtje en lachte zijn tanden bloot.

Ik nam plaats op de bank, waar een plastic hoes overheen lag. De zitting was nog een beetje warm, en naast me lag een puzzelboekje met een pen erin gestoken. Ik was op Lydia’s plek gaan zitten, hoewel ze er uit beleefdheid niets van zei. Er stond een flatscreen-tv die tussen het ouderwetse meubilair uit de toon viel. Twee soapsterren drukten hun gezicht tegen elkaar aan, op een manier die niet echt comfortabel leek.

Toen ik merkte dat Lydia me aan zat te kijken, keerde ik mijn blik zedig van de tv af. De onbespeelde piano bood een deprimerende aanblik, dus keek ik maar naar buiten. Anderhalve meter achter het piepkleine gazonnetje begon de opvallend hoge schutting van de buren.

Lydia volgde mijn blik en zei: ‘Dat jonge stel van hierachter heeft die schutting hier neergezet toen ze hier kwamen wonen. Hij staat op de scheidslijn, dus we konden er niets van zeggen.’

‘Treurige regel.’

Ze schoof iets opzij in haar leunstoel, een elegant, vrouwelijk gebaar. ‘Hun huis staat eigenlijk helemaal niet zo dichtbij. Hun tuin is veertig meter diep, maar ze wilden die schutting per se op die plek neerzetten. Ze zijn er zelfs nog voor naar de rechter gestapt. Mijn man was woedend. Hij is drie jaar geleden in mei overleden. Ernesto. Hartaanval.’

Ze sprak zijn naam met een licht accent uit. Een blanke vrouw die met een Zuid-Amerikaanse man trouwde, dat kwam in hun tijd niet zo vaak voor. Ik dacht aan die Zuid-Amerikaanse mannen die het lijk van Jane gedumpt zouden hebben. Wat had de club van Bilton de vooroordelen toch netjes uitgeserveerd. Ik voelde me hier in het propvolle huisje van Lydia als een indringer, als iemand die door het sleutelgat naar andermans privéleven zit te gluren.

‘Wat vervelend voor u,’ zei ik.

‘Ik moet steeds vaker aan Janie denken. En nu is hij er ook al niet meer.’

Ik besefte dat het Lydia om het even was of ik nu van The LA Times of de cia of de padvinderij was. Ze zat gewoon om een praatje verlegen.

‘Het lijkt me ook niet iets om snel achter je te laten.’

Ze perste haar lippen op elkaar en keek opzij. ‘Het is al lang geleden.’

‘Ja,’ zei ik. ‘Inderdaad.’

Ze hield haar blik een tijdje op het plafond gericht. Daarna hield ze haar hoofd schuin en sprak opzij vanuit een mondhoek, hoewel ik recht tegenover haar zat. Op vertrouwelijke toon. ‘Ik hield ontzettend veel van Ernesto, zoals u wel kunt nagaan. Achtenveertig jaar getrouwd. Nog steeds word ik soms wakker, en dan… dan…’ Haar hand maakte een machteloos gebaar. ‘Maar dat Janie zo gewelddadig om het leven is gekomen. Dat wringt nog steeds. Dat is nooit overgegaan.’

‘Nee,’ zei ik. ‘Dat lijkt me moeilijk.’

‘Ze hebben het altijd over afsluiten. Dat je het achter je moet laten. Dat je verder moet.’

‘Wie zeggen dat?’

‘Mensen op tv. Afsluiten. Alsof het een kast is. Iets wat je gewoon even kunt doen. Iets wat je in de hand kunt houden.’

Haar vingers zochten iets om vast te houden en vonden een plooi van haar jurk. Haar openhartigheid overdonderde me volkomen. Haar eenzaamheid. Hoe diep het verlies nog steeds door haar ziel sneed.

‘Dat lukt nooit helemaal,’ zei ik. ‘Je kunt niet meer doen dan je best.’

‘Maar het breekt je… Sorry, hoe heette je ook alweer?’

‘Nick.’

‘Het breekt je, Nick. Mijn nichtje…’ Haar vingers trilden, en ze viste een papieren zakdoekje uit haar mouw en hield dat in haar gebalde vuist. ‘Ernesto en ik hebben nooit kinderen gekregen. Ik heb voor Janie gezorgd. Want ik was elf jaar ouder dan zij. Dat leeftijdsverschil is groot, hoor. Dus ik denk dat ik… Ach, ik weet het niet. Ernesto en ik hadden het fijn samen. Ik beschouwde Janie een beetje als mijn dochter. Mijn nichtje zou ook een soort dochter zijn geweest, snapt u? Janie vond Grace een mooie naam, maar ik was degene die haar altijd Gracie noemde. Die naam had ze van mij. En na hun dood…’

‘Ik begrijp het.’

‘O ja?’ Ze klonk niet beschuldigend, maar eerder heel belangstellend. Bijna smekend.

‘Ja, ik denk het wel.’

‘Het lijkt een beetje alsof je iets moet opgeven. Als straf. Een deel van je leven. Uit respect voor wat er geweest is, niet om er iets voor in de plaats te stellen.’

‘Ook dat kan ik begrijpen.’

We zaten zwijgend tegenover elkaar en meden elkaars blik. Op de piano stond een foto van Jane, een close-up. Een of andere verkiezingscampagne, met confetti en serpentines die als een rood-wit waas op de achtergrond bevroren waren.

‘Wat was Jane voor iemand?’ vroeg ik.

‘Ze was heel lief.’ Ze sprak het laatste woord hoofdschuddend uit. ‘Je hebt soms nu eenmaal van die warme mensen, hè? En ze was geen druk persoon. Ze kon ineens schateren van de lach. Ze heeft in haar leven bepaalde keuzes gemaakt, die… Nou ja…’ Ze bracht het papieren zakdoekje tot halverwege haar gezicht, maar toen balde ze haar vuist en legde haar hand weer op haar knie. Ze vocht tegen haar tranen. ‘Ze wist niet hoe lang de toekomst soms kan duren. Hoe lang de toekomst kán duren.’

Ik zei aarzelend: ‘De vader…’

Weer perste ze haar lippen op elkaar. ‘Ik heb nooit geweten wie de vader was.’ Ze schudde haar hoofd, deze keer heel snel, alsof ze een nare smaak in haar mond had. ‘Daar heeft ze met geen woord over gerept. Zelfs niet tegen mij.’ Maar mij kon ze niet voor de gek houden. Ik wist dat ze loog, en zij wist dat ik haar doorzag.

De soapacteurs stonden nu niet meer tegen elkaar aan, de vrouw had nee gezegd maar ja bedoeld, en toen, als een misplaatste grap, kwam Bilton in beeld. Een reclamespotje, hij casual gekleed in een sweater en een kakibroek, de baas van het land met zijn gevolg op het smetteloze tapijt in het Oval Office. Mister Gezin-als-Hoeksteen-van-de-Samenleving in hoogsteigen persoon, een schril contrast met zijn opponent, die twee keer getrouwd was.

Lydia zocht in haar stoel naar de afstandsbediening. Ik keek naar Biltons gladgeschoren gezicht. ‘Senator Caruthers heeft verklaard dat het gezin als hoeksteen van de samenleving hem niets zegt. Wilt u iemand in het Witte Huis die met trots zulke dingen verkondigt?’ Cursief, in een gedistingeerd lettertype, verscheen de mededeling: Gesponsord door het verkiezingsfonds van Andrew Bilton.

Lydia kreeg eindelijk de afstandsbediening te pakken en zette de tv uit. Even viel er een ongemakkelijke stilte, en toen zei ze mistroostig: ‘Janie had in dit leven meer verdiend. En Gracie ook. Gracie zou met liefde zijn grootgebracht. Zij was ook een klein mens, en ze zou familie hebben gehad om op terug te vallen.’ Lydia staarde verbitterd naar het donkere beeldscherm. Uiteindelijk richtte ze haar blik op mij. ‘Zei u dat u van de krant was?’

Ik had een brok in mijn keel gekregen en zei: ‘Ja, ik ben van de krant.’

Ze kwam overeind en streek met een geoefende hand haar jurk glad. ‘Zet u wel aardige dingen over haar in de krant? Na haar dood zijn er wat twijfelachtige berichten over haar verschenen.’

Ik zei: ‘Ik zal mijn uiterste best voor haar doen, mevrouw.’

Vertrouw niemand / druk 1
titlepage.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_0.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_1.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_2.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_3.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_4.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_5.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_6.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_7.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_8.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_9.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_10.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_11.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_12.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_13.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_14.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_15.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_16.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_17.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_18.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_19.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_20.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_21.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_22.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_23.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_24.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_25.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_26.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_27.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_28.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_29.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_30.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_31.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_32.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_33.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_34.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_35.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_36.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_37.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_38.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_39.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_40.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_41.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_42.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_43.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_44.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_45.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_46.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_47.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_48.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_49.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_50.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_51.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_52.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_53.xhtml
awb_-_vertrouw_niemand_split_54.xhtml