44
Het telefoonnummer bleek bij een appartement in San Fernando te horen, op de begane grond, achter een broodjeszaak en een autobedrijf met olieplassen op de stoep, en onkruid dat tussen de scheuren in het asfalt omhoogkwam. Ik kreeg het zo benauwd van de bedompte lucht dat mijn shirt ging jeuken, wat geen geringe prestatie was, aangezien ik een van Alejandro’s vochtabsorberende luxe shirts aanhad, dat ik in Induma’s kleerkast had opgedoken. Ik voelde de hitte van het trottoir door de zolen van mijn schoenen heen en het asfalt lag te dampen in de zon.
De huisnummers waren al een hele tijd geleden verdwenen, en op de plek waar ze gehangen hadden, was de verf iets minder verbleekt. Er stak een airco-apparaat uit een raam; er druppelde water uit, en het ding maakte een hels kabaal. Daarbovenuit schetterde het geluid van een tv – een talkshow, waarbij de gesprekspartners een discussie voerden, en het net was of ze hun tekst oplazen. Hun stemmen werden door statische ruis vervormd. Ik klopte aan.
Een stem, niet zozeer geïrriteerd als wel vermoeid, riep: ‘Ik kom eraan, ik kom eraan.’
Een gedrongen vrouw van in de vijftig deed open. Ze veegde haar handen af aan een vlekkerig schort, dat op onelegante wijze over de vetbobbels om haar middel was geknoopt. Ze was niet superdik, maar was door de jaren heen waarschijnlijk wat aangekomen. Haar pronte boezem reikte uitgezakt tot aan haar maag. Toen ze me aankeek, verstrakte ze, en haar handen leken te verstenen.
Ze bracht een hand naar haar bezwete voorhoofd en streek haar pony opzij. Op haar kruin schemerde haar hoofdhuid door haar dunnende haar heen. Achter haar in de keuken stond een vieze braadpan op het fornuis, en het rook naar spekvet. Rechts achter haar hing een regenboogkleurig kraaltjesgordijn in een deuropening, dat nog heen en weer wiegde nadat ze erdoorheen gelopen was.
‘O, sorry,’ zei ze. ‘Ik verwachtte iemand anders.’ Ik zag een eczeemplek op haar arm, die zich vanaf haar elleboog over haar onderarm verspreidde. Ze krabde aan de witte, schilferige huid, en dat maakte zo’n naar geluid dat ik mijn rug kromde.
‘Sorry dat ik u heb laten schrikken.’
‘Ik ben niet geschrokken, hoor.’ Ze lachte gespannen. Haar ogen kwamen me bekend voor, niet door de vorm, maar door de manier waarop ze die samenkneep toen ze dat geforceerde, semi-agressieve lachje liet horen.
‘Mevrouw Landreth?’
Toen ze knikte, deed ze me denken aan een eekhoorn die als een razende doppinda’s aan het pellen was. ‘Hoe hebt u me gevonden?’
‘Via uw tante.’
‘Harriët?’ Haar ogen werden vochtig. ‘Bent u bij Harriët langs geweest?’
‘Inderdaad. Luister eens, ik snap waarom u zo bang bent…’
‘Ik ben niet bang. Waarom zou ik bang moeten zijn?’
‘U bent heel wat keren verhuisd. Het was heel lastig om u op te sporen.’
‘Bent u van de volkstelling of zo?’ Ze keek langs me heen, om te zien of ik alleen was. ‘Wat wilt u van me?’
‘Ik wil u graag even spreken over Jane en Gracie Everett. Weet u nog wie dat waren?’
‘Natuurlijk weet ik dat nog.’ Ze had haar handen naar haar haren gebracht en trok een lok naar de zijkant van haar hoofd. Ze pakte telkens weer een nieuwe pluk haar en trok de gespleten punten eraf – een zich constant herhalende, aapachtige beweging. Haar haar was niet zo lang, zodat ze haar ogen opzij moest draaien om de haarpunten te kunnen zien, wat een uiterst vermoeiend gezicht was. Haar slappe bovenarmen trilden bij elke beweging die ze ermee maakte. Ik vroeg me af of ze aan de speed was. ‘Het was afschuwelijk. Zoiets vergeet je nooit meer.’
Ik bestudeerde haar gezicht om te zien of
er nog meer gelaatstrekken waren die me bekend voorkwamen, maar die
ene bekende blik was verdwenen. In Oregon had een van de
medestudenten van mijn avondcollege haar baby meegenomen naar de
lessen, een maand nadat ze was bevallen, om het kind te laten zien.
Ik weet nog dat het baby’tje op
een gegeven moment lag te pruttelen en heel even de
gelaatstrekken
van zijn moeder aannam, heel even maar, waarna het
standaardbabygezichtje weer verscheen. Ik merkte dat ik op haar
gezicht zocht naar een aanknopingspunt, iets wat me hetzelfde
prettige déjà vu-gevoel zou geven.
‘U hebt gezien dat de twee lichamen werden gedumpt?’ vroeg ik.
‘Ja. Ik liet net mijn hond uit, toen er een auto stopte. Ze zagen me niet. Het was een braakliggend veldje. Ik zag twee mannen. Ze hadden een Mexicaans uiterlijk. Zuid-Amerikaans misschien. Maar goed, ik ben toen meteen naar huis gegaan en heb de politie gebeld.’
Wat ze zei, klonk tamelijk ingestudeerd. Routinematige manier van spreken, goedlopende zinnen, alsof ze het hele verhaal al jaren in haar hoofd had zitten.
‘En u had Jane een paar maanden eerder in de buurt van trailers gezien?’
Ze trapte er niet in. ‘Ongeveer een maand eerder.’ Ze keek me even aan en richtte haar blik vervolgens weer op haar haar. Het was net of ze bang was me recht in de ogen te kijken. ‘Wie bent u trouwens? Waarom stelt u al die vragen? Kunt u zich misschien identificeren?’
‘Ik heb geen identiteitsbewijs bij me.’
‘Nou, dan houdt het op,’ zei ze en ze deed de deur dicht.
Ik hoorde het kraaltjesgordijn tingelen, en even later zag ik vanuit een ooghoek iets bewegen achter de gesloten luxaflex van het raam aan mijn rechterkant. Ik wilde liever niet dat ze iemand zou bellen omdat ze het niet vertrouwde, en daarom ging ik weg. De warme wind blies de geur van teer in mijn gezicht. Ik voelde haar blik in mijn rug branden.
Halverwege het tuinpaadje begon het me te dagen. Haar geschrokken reactie, de rimpels rond haar ogen, haar nerveuze gedrag en haar schroom om me aan te kijken. Ze had me onmiddellijk herkend. En ze was bang dat ik haar zou herkennen.
Isabel McBride. Bob’s Big Boy. Ik ben vannacht om één uur vrij.
Ik boog mijn hoofd, heel licht, en stapte naar rechts om mijn evenwicht te hervinden. Zeventien jaar vol aannames die ineens in een ander daglicht kwamen te staan. Ik voelde nog steeds die blik in mijn rug branden, vanachter de luxaflex, en draaide me om. De luxaflex bewoog weer en vormde een ondoordringbaar schild, als een kind dat zijn ogen sluit om zich te verstoppen. Ik belde weer aan. Er werd niet opengedaan. Een met angst beladen stilte, die nog benadrukt werd door de doorratelende talkshowgasten. Ik belde nog een keer aan. Wachtte. Drukte nog een keer op de bel.
Uiteindelijk deed ze open. Aarzelend.
‘Isabel,’ zei ik.
Hoewel het smoorheet was, stond ze te trillen op haar benen. ‘Nick.’
Ik zei: ‘Kunnen we alsjeblieft even praten?’
Tranen verschenen uit het niets, twee stuks, die over de rand van haar oogleden gleden en in een loodrechte lijn over haar blozende gezicht biggelden. Ze gebaarde met een hoofdknikje dat ik binnen kon komen.
Ik liep achter haar aan naar binnen, de baklucht in, door het tinkelende veelkleurige kraaltjesgordijn. Op de blèrende tv eiste Jerry Springer zijn microfoon terug van een al te enthousiaste toehoorder die iets wilde zeggen. Onder in beeld verscheen het onderwerp dat behandeld werd: ben jij de vader van mijn kind ? Isabel – of Tris – deed de tv in het voorbijgaan uit. We namen plaats op de twee banken, die niet bij elkaar pasten, maar tegen elkaar geschoven een zithoek vormden. De stilte die was gevallen nu Jerry Springer tot zwijgen was gebracht, was overdonderend en bijna vorstelijk te noemen. Er stond een slaapkamerdeur open, en ik zag een geopende koffer op de grond staan, met kleren erin. Misschien was ze weer aan het pakken.
Ik zei: ‘Ben je Isabel of Tris?’
‘Tris. Ik ben Tris. Patricia.’ Ze zat weer aan haar haar te plukken, met haar ogen zijwaarts gericht, trok droge haarpunten uit en liet ze op de grond dwarrelen.
Na die ene nacht had ik me talloze malen door mijn verwrongen fantasie laten meeslepen. God weet hoe vaak ik een nieuw beeld van Isabel McBride had verzonnen. Ik had haar borsten flink wat centimeters groter gemaakt, zag haar verleidelijk met haar tong langs haar lippen gaan, had haar flinke kont vervangen door de billen van een fotomodel, van een willekeurig iemand, een vrouw die ik op straat tegenkwam. Ik had er alles aan gedaan om haar zo aantrekkelijk mogelijk te maken, om te rechtvaardigen dat ik die nacht naar buiten was geslopen en Frank onbeschermd had achtergelaten.
Ze leek te raden waar ik aan dacht. ‘De zwaartekracht gaat een woordje meespreken,’ zei ze verdedigend. ‘Als je gaat liggen, zakken je tieten in je oksels. Wacht maar af. Als jij eenmaal veertig of vijftig bent… Mannen kunnen het beter verbergen, maar ze worden net zo lelijk.’
‘Er dreigt gevaar.’
Ze knikte heftig. ‘Daar had ik al op gerekend. De verkiezingen. Ik kijk goed uit.’ Ze snoof misprijzend door haar neus en keek me aan. ‘Maar blijkbaar niet goed genoeg.’
‘Kun je me misschien vertellen hoe het is gegaan?’ vroeg ik. ‘Het echte verhaal?’
Ze meed mijn blik, en haar kin begon te trillen. ‘Dat wil je niet weten.’
Het bleef een ogenblik stil tussen ons, tot ik zei: ‘Was je ingehuurd om me te verleiden? Om me dat huis uit te lokken?’
‘Ik wist niet dat het daarom ging. Ik had geen idee. Ik kon wel wat geld gebruiken en had een dochtertje waar ik voor moest zorgen. Jij zag er helemaal niet slecht uit, dus wat kon het mij ook schelen? Het betaalde beter dan de horeca. Ze zeiden wat ik moest doen. Wist ik veel.’
‘Je hebt niks gevraagd.’
‘Eerst dacht ik aan een raar soort ritueel of zo. Misschien de vrienden van je vader, of weet ik veel.’ Een peinzende stilte. ‘Nee, ik heb niks gevraagd.’
Zo nu en dan ving ik een glimp op van wie ze was geweest: die prachtige tanden, een subtiel handgebaar, hoe ze de spieren in haar hals spande, maar het waren vluchtige momenten. Ik moest denken aan die 3D-stickers die veranderen als je ze iets draait. Zo zie je Superman, en zo zie je Clark Kent weer.
‘Hoe wist je dat ik die avond naar Bob’s Big Boy zou gaan?’ vroeg ik.
‘Dat wist ik helemaal niet. Zij wisten blijkbaar dat je daar elk weekend naartoe ging. Daarom hebben zij me aan dat baantje geholpen. Het was mijn eerste dag daar toen jij binnenkwam.’
‘Wie zijn “zij”?’
‘Weet ik niet.’ Ze zat op haar stoel te trillen. Haar nagels gleden weer naar de droge huid rond haar elleboog, en ze wreef in kringetjes over de geïrriteerde plek. Witte schilfers dwarrelden als roos op het kleed. ‘De man die me heeft ingehuurd, heb ik nooit gezien. Hij heeft via mijn neef contact met me opgenomen. Mijn neef kent mensen die weer andere mensen kennen. Iedereen heeft toch zo’n neef? Die vent wilde een sexy vrouw. Met ervaring, maar geen beroeps. Dat was ik. Sexy. Destijds.’
‘Inderdaad,’ zei ik, voordat ik besefte dat dat een twijfelachtig compliment was. ‘Hoe is jullie contact verlopen?’
‘Het ging allemaal in het geheim. Ik moest naar een weggetje bij Runyon Canyon …’
‘’s Nachts,’ zei ik. ‘Daar moest je de auto neerzetten, de motor en de koplampen uitdoen, de spiegels inklappen en de portieren niet op slot doen. Hij was aan de late kant en stapte achter in. Hij vertelde je wat je moest doen. Waar je me kon vinden, hoe ik eruitzag. Je hebt zijn gezicht nooit gezien.’
‘Klopt,’ zei ze verbijsterd. ‘Dus je kent het hele verhaal al?’
‘Dat deel wel, ja.’
‘Ik heb zitten wachten. Zeventien jaar lang heb ik zitten wachten. Tot er iemand langs zou komen. Jij. Hij. En ik weet niet eens wie hij is.’
‘Ben je daar nooit achter gekomen?’
‘Heb je enig idee hoe dat is als je nooit ergens kunt blijven? Als je altijd op je hoede moet zijn? Omdat je constant wacht, god mag weten op wie. Heb je énig idee wat dat met je doet?’
‘Ja,’ zei ik. ‘Ik wel.’
Ze krabde met trillende vingers op haar glanzende hoofdhuid en in haar haar, kneep in haar vingers, liet haar handen op haar schoot rusten. Ze hernam het woord, met een doodsbange ondertoon. ‘Ik zal het mezelf nooit vergeven.’
‘Voor wat je met mij gedaan hebt? Voor Frank Durant?’
‘Dat was nog wel het minst erge.’ Ze klonk hees. ‘Het minst erge.’
‘Wat was er dan nog meer?’
‘Die twee anderen. Professionele criminelen. Lang en donker. Oost-Europees accent, als onvervalste slechteriken in de film. Ze zeiden niet veel. Ongeveer een week na ons afspraakje kwamen ze langs en zeiden dat ze namens hem kwamen. Ik was helemaal van slag. Ik had in de krant over die man van de geheime dienst gelezen en jouw naam stond erbij. En die van je moeder. We scheelden maar een paar jaar, je moeder en ik.’ Ze boog zich naar me toe. ‘Ik zweer het je: als ik had geweten…’
Ik wilde niet dat ze van het onderwerp zou afdwalen en zei: ‘Die professionele criminelen.’
‘Ze zeiden dat ik mijn dochter een paar dagen ergens anders moest onderbrengen. Ze zeiden dat ze die avond terug zouden komen en dat ik dan een heleboel geld zou krijgen. En als ik er niet was, zouden ze me weten te vinden, zeiden ze. Ik had geen keus. Ik had een dochtertje waar ik voor moest zorgen.’
Ze trilde nu over haar hele lijf, tamelijk heftig, alsof haar lichaam uit elkaar viel. Maar ze praatte door. ‘Ze brachten me naar een huis. Ik weet niet waar dat was. Leeg, zonder meubels. Een kale betonnen vloer. Daar zat een vrouw, met een pasgeboren kind. Ze moest nog herstellen van de bevalling, en ze werd in een achterkamertje vastgehouden, waar alleen een kale matras lag. Ik ontfermde me over haar. Voerde haar. Waste haar. Hielp haar als ze naar de wc wilde. Maar ik mocht absoluut niet aan haar kindje komen.’
‘Grace,’ zei ik. ‘Gracie Everett.’
‘Inderdaad. Gracie.’ Haar ogen werden weer vochtig. Toen kwam er een beangstigende rust over haar. Ze hield op met trillen, en toen ze weer het woord nam, sprak ze op gelijkmatige toon. ‘Ik sliep bij haar en haar kind op de kamer. En de volgende ochtend kwamen de mannen weer, in alle vroegte, en hebben het kindje weggehaald. De vrouw schreeuwde het uit. Hormonen die in brand stonden. Daar kun je je geen voorstelling van maken. Ik dacht dat ze nooit meer zou ophouden. Vier uur lang heeft ze liggen schreeuwen. Ik jankte op het laatst met haar mee en smeekte haar niet meer zo tekeer te gaan. Als ze maar ophield. Gewoon ophield.’
Ze ademde oppervlakkig, waardoor haar woorden een beetje hees klonken. ‘Uiteindelijk kwamen ze met de baby terug. Met Gracie. Ze zijn met Gracie teruggekomen. En Jane hield haar vast en wiegde haar in haar armen en zei dat ze haar nooit meer uit handen zou geven. Ze had haar stem helemaal kapotgeschreeuwd. Maar de twee mannen werden hoe langer hoe ongeduriger. Ik hoorde ze een keer aan de telefoon, toen ik boodschappen had gedaan. Ze hadden de baby weer meegenomen voor een tweede dna -onderzoek. Ze hadden al eerder een test laten doen, maar blijkbaar wilden ze absolute zekerheid. Ze deden superwantrouwend. Volgens mij was de uitslag van het eerste onderzoek kwijtgeraakt. Het was een hele toestand. Had iets met de geheime dienst te maken.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Ik hoorde een van die twee zeggen dat ze een lek in de dienst verholpen hadden. Eerst dacht ik dat ze de militaire dienst bedoelden. Maar toen moest ik denken aan die vent die bij de geheime dienst zat – sorry, je stiefvader – en dat hij vermoord was in die nacht waarin ik met jou had afgesproken. Je hoefde geen Einstein te zijn om te snappen hoe het zat.’
Ik had er moeite mee om mijn hoofd erbij te houden. Frank was het lek. Naar wie lekte hij dan? Of bedoelden ze dat hij dreigde iets openbaar te maken? Ik wilde dat ze nog meer vertelde. ‘En wat toen?’
Tris sloeg haar armen voor haar buik en wiegde op de bank heen en weer. Ze liet een zachte, langgerekte jammertoon horen, wat vreemd was, aangezien ze niet meer huilde of trilde.
Ik zou haar het liefst de huid vol schelden, maar ik merkte dat ik daar niet toe in staat was. Natuurlijk was ze hier uit eigenbelang mee begonnen, maar zij was net zo goed als ik door de raderen van het systeem verpletterd. De ene gedwongen keuze leidde tot de andere.
Ik vroeg zachtjes: ‘Wat gebeurde er toen?’
Ze antwoordde heel rustig, onwerkelijk kalm. ‘Toen die mannen op de uitslag van het tweede dna -onderzoek zaten te wachten, deden ze steeds opgefokter. Ze pakten de baby van haar af en legden het kind in een andere kamer. Jane was te zwak om overeind te komen, maar ik heb nog geprobeerd ze op andere gedachten te brengen. Een van die twee heeft me uiteindelijk geslagen. Ze hadden verwacht dat ze wat meer… gezeglijk zou zijn, zonder haar kind.’ Ze fluisterde met hese stem en keek wazig voor zich uit. ‘Ze hielden de baby bij haar vandaan, twee dagen lang. Ik moest naar de andere kamer toe om haar te voeden, om Gracie vast te houden als die twee door haar gehuil helemaal murw waren geworden. Maar ik kon haar ook niet laten ophouden met huilen. De druk om haar stil te krijgen was afschuwelijk. Toen hebben ze haar in een wiegje gelegd en alleen gelaten. Het grootste deel van de tijd zat ik bij Jane, en dan hoorden we haar huilen. Aan één stuk door. We konden haar door de muren heen horen krijsen. Het ging maar door, en Jane kreeg last van stuwing. De melk kwam door haar T -shirt heen. Gracie bleef huilen. Wat ik ook deed, het hielp niets. Jane smeekte me haar te helpen, maar ik wist niet wat ik verder kon doen. Haar borsten zwollen op en haar tepels lekten en ze lagen allebei te huilen, moeder en dochter, van elkaar gescheiden, de hele tijd. Het was het allerafschuwelijkste wat ik ooit heb meegemaakt.’
Ze staarde in het niets en hield op met wiegen.
Ik stond er versteld van hoe zwak mijn stem klonk. ‘Ga verder. Alsjeblieft.’
Tris bleef volkomen roerloos zitten. Toen ze met haar ogen knipperde, biggelden er weer tranen over haar wangen. ‘Op een avond kwamen de mannen binnen. Het dna -onderzoek. Blijkbaar viel de uitslag tegen. Ze namen Jane mee. Ze hielpen haar overeind – ze was nog steeds heel zwak – en daarna liepen ze met haar naar de deur, naar buiten. Tussen de gordijnen door zag ik dat ze haar in een donker gekleurde auto stopten. Ze praatten met iemand die in de auto zat, maar ik kon niet zien wie het was, omdat de ramen getint waren. De baby lag in de andere kamer te huilen. Toen ze weer binnenkwamen, ben ik snel bij het raam weggegaan, alsof ik niks gezien had. Ze liepen naar de andere kamer. En toen hield de baby op met huilen. Ze gingen weer naar buiten, en legden iets in de kofferbak. Daarna reed de auto weg. Toen ik in de andere kamer ging kijken, zag ik dat het wiegje leeg was. Leeg. Ik ging op de grond zitten. Ik hoorde dat ze achter me binnenkwamen en was bang dat ze me zouden vermoorden. Maar ze zeiden alleen maar dat ik naar huis moest gaan en er met niemand over mocht praten. Dat er nog wel iemand contact met me zou opnemen. En inderdaad belde mijn neef me de volgende dag op. Weer een afspraak op dezelfde plek bij Runyon Canyon. Ik was doodsbenauwd, maar ben toch gegaan, want ze wisten wie ik was en ik had een dochtertje waar ik voor moest zorgen. En toen stapte die man weer bij me achter in de auto, en ik dacht dat hij me dood zou schieten, maar in plaats daarvan zei hij dat ik naar de krant moest gaan en moest zeggen dat ik gezien had dat twee mannen het lijk van Jane en haar kind hadden achtergelaten. En als ik dat deed, en als ik datzelfde verhaal ook nog aan de politie zou vertellen, zou mij en mijn dochtertje niets overkomen. Dus dat heb ik toen gedaan. Ik heb nooit iemand verteld wat er echt gebeurd is. Dit is voor het eerst.’
‘Ze zullen naar je op zoek gaan,’ zei ik. ‘Waarschijnlijk zijn ze daar op dit moment al wel mee bezig.’
In haar blik zag ik dezelfde totale ontreddering die ik ook altijd bij Homer zag als hij zich had ingedronken. Maar ook iets anders – opluchting misschien. ‘Laat ze me maar oppakken, hoor. Dat kan me niets meer schelen.’
‘En je dochter dan?’
‘Mijn dochter heeft in geen zeven jaar meer een woord met me gewisseld. Volgens de laatste berichten die ik binnenkreeg, zit ze in Costa Rica.’
‘Heb je er geld voor gekregen?’
Ze staarde een poos naar het zwarte televisiescherm en knikte uiteindelijk, al leek het of ze huiverde. Haar vingers gleden weer naar de eczeemplek op haar arm, en weer hoorde ik dat afschuwelijke raspende geluid. ‘Ik geloof niet in de hemel of de hel, maar ik ben wel bang voor wat me te wachten staat.’
‘Doe dan iets.’
‘Ik heb geen idee wat ik nog zou moeten doen. Als je zoiets als dit hebt meegemaakt, gaat dat in je botten zitten. Dan wordt het nooit meer normaal. Ik zou niet weten waar ik moest beginnen.’
Ze had mijn diepste angsten verwoord. Ik durfde haar nauwelijks aan te kijken. ‘Neem contact op met de man die jou destijds heeft ingehuurd.’ Ik wilde niet alleen dat ze dit voor mij deed, maar vooral voor haarzelf, dat ze ervoer hoe het was om iets veilig te stellen, diep verborgen, waar niemand erbij kon en waar het niet kon worden vernietigd. ‘Hij heeft mensen op pad gestuurd om jou op te sporen. Het moet niet moeilijk zijn om met hen in contact te komen.’
‘Nee,’ zei ze. ‘Dat doe ik niet. Uitgesloten.’
Ik kon geen woord meer uitbrengen en keek haar alleen maar aan.
Weer sloeg ze haar armen om zichzelf heen en wiegde heen en weer. ‘Ik zou mijn neef kunnen bellen. Misschien kent hij nog iemand die via via aan het telefoonnummer van die man kan komen. Daar is hij goed in, die neef van mij. Maar stel dat het me lukt. Wat moet ik dan tegen die vent zeggen?’
‘Dan moet je zeggen dat er iemand is die contact met jou heeft opgenomen. Iemand die al van het hele verhaal op de hoogte was. Dat je hem wilt spreken. Om te overleggen, om een plan te bedenken. Van hem moest je toch met mij aanpappen?’
‘Ja. Hij zei dat je in het honkbalteam zat en dat ik op het veld met je moest afspreken.’
‘Zeg dan maar dat je op diezelfde plek als toen met hem wilt afspreken. Maar zeg er niet bij dat dat de werpheuvel was. Want als het inderdaad dezelfde vent is, weet hij dat zelf ook nog wel. Vanavond om middernacht.’
‘Wat ben je dan van plan?’
‘Ik kijk op een afstandje toe. Om te zien wie het is.’
‘En dan?’
‘Dan weet ik dat.’
‘Helpt dat wat?’
‘Waarschijnlijk niet. Maar ik kan die informatie doorspelen naar iemand die er wel iets mee kan.’
‘Het zijn gevaarlijke types.’
‘Ik zorg wel dat ze me niet kunnen vinden.’
‘Je weet pas wat voor tol je daarvoor moet betalen als het te laat is.’
Weer sprongen de tranen in haar ogen, maar ze knipperde een paar keer en hield haar emoties in bedwang. Ze bracht haar hand naar haar haar en begon weer dode punten uit te trekken, tot ze daar abrupt mee ophield. ‘Goed dan. Ik bel mijn neef op en dan zien we wel. Vanavond rond middernacht, ik spreek met hem af op de plek waar ik destijds met jou had afgesproken. Joost mag weten of het bericht uiteindelijk bij die vent terechtkomt, maar ik zal het proberen. Nog meer?’
‘Het is tijd om verder te trekken. De stad uit. Ik zal wel betalen voor…’
‘Nee! Nee. Ik wil niet dat je iets voor mij betaalt. Maar wat mijn tante betreft… Hoe lang moet ik wegblijven?’
‘Hou de kranten goed in de gaten. Dan zie je vanzelf wanneer je weer veilig terug kunt komen.’
Ik stond op en liep naar de voordeur. Ze liet me uit. ‘Ik wist het niet. Ik wist niet waar dit allemaal toe zou leiden. Je denkt natuurlijk dat ik een verschrikkelijk mens ben. Je vindt me afgrijselijk.’
‘Nee,’ zei ik.
Bij de deur pakte ze me bij mijn elleboog, voorzichtig, alsof ze bang was dat ik anders zou schrikken. Blijkbaar ging ze veel met opvliegende lieden om. Ze zei: ‘Ik kon dat extra beetje geld goed gebruiken. Ik wist echt niet wat er allemaal achter zat. Bovendien had ik geen keus. Ik was doodsbang. Ze bedreigden me. Ik had een dochtertje waar ik voor moest zorgen.’
Ik dacht: Jane Everett ook.
Ik knikte even. Ze keek me vanuit de deuropening na.