Hoofdstuk 5

'God, ben je er alweer? Jij zit ook altijd in deze verrekte tent.'

'Ik kan van jou hetzelfde zeggen.' Siobhan Fallon liet haar tas op het bureau vallen en zette haar beeldscherm aan, terwijl ze wachtte tot nieuwsredacteur Paddy Griffin zou antwoorden. Zoals ze had geweten, was op hen tweeën na de redactiekamer leeg.

'Ja, nou ja,' zei Griffin ten slotte, 'het is zo ongeveer een geaccepteerd feit dat ik geen leven heb buiten de krant. Jij daarentegen, als de jonge en behoorlijk aantrekkelijke sterverslaggeefster...'

De stem van Griffin droop van de ironie en uit zijn grijze, diep gegroefde gezicht sprak vrolijkheid. Hij was in de zestig, liep tegen zijn pensioen en leunde nu achterover op zijn bureaustoel als een salonheid in een hotelfoyer met zijn lange, magere benen als pijpenragers in de pijpen van zijn gekreukte linnen pak voor zich uit. Het was een houding die was ontwikkeld lang voordat de computer het voornaamste instrument van de journalistiek werd. Sommigen zeiden dat hij weg was van zijn eerste verslaggeefster, maar in werkelijkheid ging zijn relatie met haar veel dieper. Het ging hem niet om haar lichaam, maar om dezelfde vasthoudendheid en honger naar een verhaal die hij herkende uit zijn eigen glorietijd. Hij zoog zoveel mogelijk rechtstreeks uit haar als een nachtelijk schepsel dat zich te goed deed aan haar energie en behoefte.

'Zijn er geen dingen meer om te kopen?'

'Er zijn geen centen meer om iets te kopen.'

Siobhan drukte haar buik tegen de rugleuning van Griffins stoel en kneep even liefdevol in zijn schouder, terwijl ze op zijn computermonitor keek. Hij zag eruit alsof hij niet uit het kantoor weg was geweest sinds zij zaterdagavond haar artikel had afgesloten, alsof hij hier de hele tijd de sites van nieuwsagentschappen had bekeken, op zoek naar iets wat een goed artikel voor de volgende week kon opleveren.

'Is er nog iets?'

'Niets wat op donderdag niet achterhaald is/ gromde hij.

'Christus, wat mis ik het dagblad soms. Er is hier de hele dag minder te beleven geweest dan in de onderbroek van een non. Ik begin me af te vragen waarom ik eigenlijk de moeite heb genomen om te komen.'

Siobhan wist dat er meer achter zat. Griffin was zoiets als een legende in krantenkringen rond Dublin. Hij was overal geweest, had alles gezien, was verslaggever buitenland en oorlogscorrespondent voor de Irish Independent geweest, had misdaad en politiek gedaan voor The Irish Times en was zelfs een periode hoofdredacteur geweest van de oude Iiish Press, voordat die in de jaren negentig over de kop ging. Aan hem kon je echter niet merken dat de Sunday Herald een achteruitgang was. Nee, als er maar nieuws in en uit ging en hij in een positie verkeerde om het in druk te laten verschijnen, dan was dat voor Paddy Griffin voldoende.

'Ik hoorde je vanochtend weer op de radio/ zei hij. 'Je was even goed als altijd.'

'Bedankt. Ik ben gebleven voor het programma van Pat Kenny daarna, maar zelfs zij beginnen er intussen genoeg van te krijgen. Ze hebben er maar drie minuten aan besteed.'

'Beter dan niets, hè?'

'Ja, ik denk het wel. Geven de nieuwsagentschappen nog iets?'

'O, die zijn nog steeds erg druk met alle andere laatkomers.'

Griffin liet zijn stoel ronddraaien en keek Siobhan stralend aan.

'Je hebt prima werk geleverd, lieverd, en je instinct wat betreft het vervolg zat goed. Ze doen hun best om het onder het tapijt te vegen: de FAI en United zijn de gelederen aan het sluiten. Lenihan is met een verklaring gekomen - al de gebruikelijke onzin dat Suzy en hij gelukkig getrouwd zijn en dat ze zeker niet uit elkaar gaan.'

Siobhan sloeg haar ogen op naar het plafond. Niemand zou medelijden hebhen met Suzy Lenihan, die betrapt was toen ze aanrommelde met een van de spelers uit het elftal van haar man. En zeker omdat het Maloney was, die nou eenmaal zo fit was als maar kon. Iedereen wist dat ze alleen met Marty Lenihan was getrouwd om in de schijnwerpers te blijven - verder had hij weinig te bieden - en iedereen wist ook dat ze samen het giftigste stel in Ierse sportkringen vormden. Lenihan zelf zat achter elke rok aan die naïef genoeg was om binnen vijftig meter van hem te komen. Ook Siobhan had op een avond in Buswells hotel te maken gekregen met zijn aandacht en zijn slechte adem. Er ging een rilling van afschuw door haar heen, gevolgd door een van voldoening bij de herinnering aan de blik op zijn gezicht toen ze hem had verteld op te sodemieteren. Maar Marty had tot nog toe kunnen voorkomen dat hij werd betrapt en hij had advocaten die op rottweilers leken. Dus de kop LENIHAN SPEELT UIT was nog steeds een aanlokkelijk vooruitzicht. Alleen al bij de gedachte trok haar maag samen.

'En wat Maloney betreft,' ging Grif f in verder, 'die is vanochtend op het eerste vliegtuig naar Marbella gestapt met zijn wederhelft lekker op sleeptouw en zonder verder ook maar een woord te zeggen. Dus tenzij de grote, in zijn eigen doel schietende sukkel daar een nog grotere lulhannes van zichzelf maakt, heb je gelijk en heeft dit verhaal het niet in zich om het eind van de week te halen.'

'Dan kan ik me maar beter gaan richten op iets anders, hè?' zei Siobhan. 'Als ik Harry ervan wil overtuigen dat hij niet zonder mij kan.'

Griffin keek naar haar op en de lijnen en groeven op zijn gezicht veranderden in een fantasiebestrating van gespeelde smart.

'Je hebt de bloemen toch gekregen?'

Siobhan knikte en wist wat er ging komen.

'Ik denk dat het waarschijnlijk het beste is waarop je voor het moment kunt hopen. Hij zei dat hij nog eens naar het budget zal kijken, maar je weet zelf wat dat betekent.'

Mulcahy stond bij de fluitketel en schepte wat instantkoffie in een mok - ze hadden niet eens een koffiezetapparaat, om over een fatsoenlijke machine maar te zwijgen - toen hij ineens beroering op de gang hoorde. Hij draaide zich om en zag Brogan uit haar kantoor komen en recht op de recherchekamer afstevenen. Haar stappen zorgden voor een fel geklikklak van hakken en haar gezicht stond op onweer. Het duurde even voordat het tot hem doordrong dat haar woede op hem was gericht.

'Wanneer was je van plan het mij te vertellen?'

Als ze niet zo lang was geweest, had hij haar agressie misschien niet zo sterk gevoeld. Als ze een man was geweest, zou hij de neiging hebben gevoeld haar tegen de grond te slaan.

'Wat moet ik je vertellen?'

'Dat Jesica Salazar uit het St Vincent's is gehaald door een stelletje clowns van de ambassade.'

Mulcahy zette de ketel langzaam neer.

'Ze is wat?'

'Je hebt me wel gehoord. Ze is heimelijk opgehaald door een bende bandoleros van die stomme ambassade. Kwamen naar binnen stormen, namen het meisje mee en lieten geen nieuw adres achter.'

'Ze hebben haar waarschijnlijk alleen verhuisd naar de Blackrock Clinic of een andere particuliere kliniek. Ze is de dochter van een vip. Je weet hoe dat gaat.'

'Nee, Mike, dat weet ik niet. En om precies te zijn heb ik er zelfs geen idee van waar ze nu is.' Brogan ging met een hand door haar haren alsof ze probeerde daar iets uit te halen. 'Je zei eerder dat je had gepraat met jouw Spaanse man. Wil je echt beweren dat hij hier niets over heeft gezegd?'

Mulcahy was zo overdonderd geweest door haar toon, dat nu pas tot hem doordrong wat ze suggereerde. Hij keek om zich heen om te zien wie er verder nog in het vertrek was. Een burgersecretaresse keek hen nieuwsgierig aan. En Cassidy zat hem vanachter een bureau aan te kijken met een boosaardige grijns op zijn gezicht.

'Ja, Claire, dat is precies wat ik beweer. En om het helemaal zuiver te stellen: wat ik je feitelijk heb gezegd, is dat ik had geprobeerd om contact op te nemen met Ibanez, maar dat hij niet bereikbaar was.'

'Waarschijnlijk omdat hij het was die vanochtend het ziekenhuis is binnengemarcheerd, zwaaiend met een bevelschrift waarin stond dat ze aan hun zorgen moest worden toevertrouwd, de kleine rotzak.'

'Van wie heb je dit gehoord? Toch niet van Healy?'

'Nee.' Ze schudde haar hoofd. 'Ik heb het ziekenhuis gebeld om te vragen hoe het met Jesica ging en zij zeiden dat ze al uren geleden was weggehaald. Ik had niet eens aan Healy gedacht. Wat moet ik hem verdomme vertellen?'

'Dat kan verrekken,' zei Mulcahy. 'Het is niet jouw probleem. Dit is uitgegaan van de ambassade en zij zullen met een verklaring moeten komen. Zeg tegen niemand iets tot ik Ibanez heb gebeld en hem flink op zijn donder heb gegeven.'

'Naar huis?' Mulcahy hapte naar adem en kon zijn oren niet geloven. 'U wilt me vertellen dat ze naar huis is gebracht - of met andere woorden: dit land uit?'

'Maar natuurlijk.' Het was de beurt van Ibanez om verbaasd te klinken. 'Waar zouden we haar anders naartoe moeten brengen?'

De schok had voor Mulcahy niet groter kunnen zijn. Hij was er helemaal op voorbereid geweest om Ibanez een lichte tik op de vingers te geven omdat Jesica Salazar naar een ander ziekenhuis was overbracht zonder dat zij op de hoogte waren gesteld. Maar de Spaanse eerste secretaris vertelde hem nu dat het meisje op een vliegtuig was gezet dat het grootste deel van de terugvlucht naar Madrid al achter de rug had. Mulcahy haalde een hand door zijn haar met de telefoon nog tegen zijn oor geklemd. Wat een ramp - maar iemand moest dat toch hebben geweten?

'Waarom hebben jullie dat ons verdomme niet verteld?'

'Alstublieft, inspecteur, het is niet nodig om kwaad te worden. Het was niet mijn keuze om het op deze manier aan te pakken.'

De stem van Ibanez klonk nu wat gespannen. 'Jesica's vader is, zoals u weet, een zeer machtig man. Hij wilde zijn dochter terug, bij hem, veilig in haar eigen land, zodat haar fysiek of psychisch niet meer pijn kon worden gedaan.' Hij wachtte even zodat hij de steek goed zou voelen. 'Weet u, Don Alfonso zou misschien minder vasthoudend zijn geweest zonder de schaamteloze poging van uw collega's om zijn dochter te ondervragen voordat ze voldoende hersteld was. Onder deze omstandigheden begrijp ik waarom hij zich minder heeft aangetrokken van dergelijke, eh, kleinigheden. Hij wilde er alleen maar voor zorgen dat zijn dochter veilig was.'

'Doe niet zo belachelijk,' gromde Mulcahy in de hoorn. 'Ze verkeerde niet langer in gevaar en dat weet u. Het enige wat hiermee wordt bereikt, is dat ons onderzoek nu vastzit.'

'Wat nou net de reden is waarom haar vader wilde dat Jesica werd teruggehaald, inspecteur. Want zoals uw reactie maar al te duidelijk maakt, was dit de enige manier om te garanderen dat ze niet door uw agenten onder druk zou worden gezet om weer over dit vreselijke voorval te praten voordat ze er klaar voor was. En dat, mag ik eraan toevoegen, zal naar de mening van ons medisch team wel enige tijd duren. Dus ik bied u geen verontschuldigingen aan, inspecteur. Wij hebben niets verkeerds gedaan. Wij hadden alle vergunningen, ook van uw eigen regering. Als u niet op de hoogte bent gebracht, is dat niet onze schuld.'

Brogan stikte bijna toen Mulcahy het haar vertelde.

'Madrid? In hemelsnaam! Dan kunnen we de hoop om deze rotzooi snel opgeruimd te krijgen wel op onze buik schrijven. Hoe krijgen we nu een verklaring? Of een identificatie als we een verdachte hebben?'

'Ik neem aan dat ze niet veel vertrouwen meer in ons hadden na wat er in het ziekenhuis is gebeurd.' Mulcahy keek Cassidy scherp aan. 'Maar wat ik niet begrijp, is waarom jij dacht dat ik wel geweten moest hebben waar ze het meisje naartoe gingen brengen. Of waarom ik jou er niet van op de hoogte zou brengen als ik iets wist.'

Brogan had het fatsoen een beetje rood aan te lopen. 'Jij bent degene die als verbindingsman met hen zou optreden. Als jij het niet wist, wie dan wel?'

Hij voelde zijn ergernis weer van Brogan terugkeren naar waar die de hele tijd op gericht had moeten zijn. Hij mocht dan nijdig zijn over haar paranoia als het ging om zijn aanwezigheid in haar domeintje, maar wat de Spanjaarden hadden gedaan was onvergeeflijk en kon het onderzoek alleen maar moeilijker maken.

'Nou, we vinden wel een manier,' zei hij, en hij probeerde meer overtuiging in zijn stem te leggen dan hij voelde. 'Alle uitstrijkjes waren gedaan, nietwaar? En het zag er niet naar uit dat er iets nuttigs uit Jesica zou komen. Tenminste niet de eerste tijd. We moeten ze boven laten weten dat we niets wisten van haar verplaatsing en dat we erg ongelukkig zijn met de situatie. Laat de minister zich maar bezighouden met de politiek. Hij moet ervan op de hoogte zijn geweest.'

Toen Brogan wegliep, kon hij uit de blik op haar gezicht opmaken dat geen van zijn woorden tot haar was doorgedrongen. De recherchekamer was verlaten. Mulcahy had het grootste deel van de middag al doorgebracht met het doornemen van de dossiers op zijn bureau. Afgezien van een burgersecretaresse die in een andere kamer op een computer had zitten tikken en zich niet bewust was geweest van zijn aanwezigheid, was hij alleen geweest. Brogan had hem goed buitenspel gezet. Kort nadat hij haar het resultaat van zijn gesprek met Ibanez had meegedeeld, was ze er met Cassidy en de anderen vandoor gegaan voor een buurtonderzoek en om een paar bekende zedendelinquenten te verhoren. Maar hun afwezigheid had hem de kans gegeven een paar mensen te bellen die hij al een poos had willen spreken. En dat gold zeker voor zijn oude maat brigadier Liam Ford van de afdeling Narcotica, die hij een eeuwigheid niet had gesproken.

'Jezus/ lachte Ford toen hij met verbazing hoorde dat zijn oude baas was gedwongen om voor de zedenpolitie te werken. 'Hebben ze je bij de deur met een zweep op je billen gegeven?'

Mulcahy verzekerde hem dat dat niet het geval was. Ze spraken af elkaar bij de volgende lunch te ontmoeten en een pint te drinken en toen legde Mulcahy de telefoon neer. Geen wonder dat Brogan en Cassidy nogal lichtgeraakt waren. Wat hijzelf ook van de DVSAU mocht denken, Fords minachting voor de afdeling was een typische reactie binnen de Garda. Des te meer reden voor hem om hier zo snel mogelijk te vertrekken. En dat het meisje terug was in Madrid, besefte hij nu, kon alleen maar in zijn voordeel werken, omdat het waarschijnlijk weinig zin had om veel langer te blijven. De Spaanse ambassade zou minder behoefte hebben aan een 'verbindingsman' en over een paar dagen kon hij misschien stilletjes zijn hielen lichten. Waar hij naar terugging mocht dan niet veel beter zijn, maar dan hoefde hij in elk geval Brogan en die zak van een Cassidy niet meer met fluwelen handschoenen aan te pakken. Op dat moment ging zijn gsm over, maar hij herkende het nummer op het scherm niet.

'Mike?'

De stem was Spaans en meteen herkenbaar als die van zijn oud-collega Javier Martinez van de Narcotica Inlichtingen Eenheid in Madrid. Hij was gedurende al zijn zeven jaar in Spanje een goede vriend geweest. Mulcahy had hem al maanden niet gesproken en voelde zich meteen vrolijker worden. Het was alsof hij was teruggebracht naar zijn vroegere leven.

'Jav? Hoe gaat het verdorie met jou? Christus, wat mis ik jullie allemaal.'

'Het is niet meer "wij allemaal"/ grinnikte Martinez. 'Heb je het niet gehoord? Net als jij, net als iedereen, ben ik ook overgeplaatst.'

'Waar heb je het over?' zei Mulcahy. 'Het was je lust en je leven.'

'En van jou dan niet?'

Mulcahy bromde instemmend, omdat die opmerking ontegenzeglijk waar was.

'Zoals ik zei,' ging Martinez verder, 'ben ik overgeplaatst, bevorderd. Nu heb ik de leiding over - hoe zeggen jullie dat - de Divisie Verbindingen en Bescherming. Je weet wel, voor de beveiliging en speciale behoeften van vips, diplomaten en politici.'

'Jezus, ik had achter jou nooit een babysitter gezocht.' Maar terwijl hij het zei, besefte Mulcahy dat Martinez, de bekwaamste netwerker die hij ooit had ontmoet, uitermate geknipt zou zijn voor die rol.

Deze keer lachte Martinez luidkeels. 'Er komt wel wat meer bij kijken, hoor. Ik zit niet veel, omdat ik voornamelijk aan touwtjes trek en gunsten regel. Zoals de gunst die ik gisteren, eh, heb geregeld voor Don Alfonso Mellado Salazar.'

Martinez zweeg om wat hij had gezegd tot Mulcahy te laten doordringen, waarna die de strekking ervan begon te verwerken.

'Was jij dat?' Mulcahy kon het nauwelijks geloven. 'Jij hebt georganiseerd dat het kind het land uit werd gevlogen?'

'Nee, nee,' wierp Martinez fel tegen. 'Ik wist er helemaal niets van tot Ibafiez het me net vertelde. Dit was hoogst onelegant, maar ze moeten toestemming van jouw regering hebben gehad, anders hadden ze het niet kunnen doen. Nee, de reden waarom ik je bel, is om je te vertellen dat het voorstel om jou als verbindingsman te vragen van mij afkomstig was. Toen ik Ibafiez gisteren tijdens de teleconferentie jouw naam hoorde noemen, was ik natuurlijk heel verbaasd. Maar uiteraard zei ik dat er geen betere man was om aan onze kant te hebben. Ik heb geprobeerd om je gisteravond te bereiken, maar je nam niet op en er kwam iets anders tussen, waardoor ik het vergat. Dus, mijn verontschuldigingen.'

'O, in vredesnaam, Jav/ kreunde Mulcahy. 'Waarschijnlijk zit ik hier nu wekenlang aan vast.'

'Ja, maar de laatste keer dat we elkaar spraken, zei je dat jij je vreselijk verveelde.'

'Dat was maanden geleden.'

'En lopen de zaken sindsdien dan zoveel beter?'

Tegen de tijd dat hij weer ophing, voelde Mulcahy zich een heel klein beetje enthousiaster over zijn nieuwe taak. Ze hadden een nuttig gesprek over Salazar senior gehad en over de kans om met hem in contact te komen, hoewel Martinez op dat gebied even sceptisch was geweest als hijzelf. Mulcahy was voornamelijk gewoon blij geweest dat hij Martinez met gelijke munt kon terugbetalen door hem te dwingen de mogelijkheid van een connectie op zijn eigen Spaanse terrein te bekijken.

'Je vraagt niet veel, hè?' had Martinez geklaagd. 'Don Alfonso is het doelwit van elke terrorist en krankzinnige in Spanje, van de ETA tot die bommen gooiende rotzakken van Al-Qaida. Allemaal hopen ze wraak op hem te kunnen nemen.'

'Precies, Jav/ zei Mulcahy, die zijn punt zo duidelijk mogelijk maakte. 'Kom op, man, vertel me niet dat er bij jullie niemand aan heeft gedacht.'

'Natuurlijk hebben we dat gedaan. Maar toen dachten we: hoe paranoïde moeten we worden? Dit is de dochter van de man en niemand claimt dat het iets met hem te maken heeft. Wij denken dat zelfs de idiote terroristen en moordenaars van deze tijd iets meer, eh, mediabewust zijn.'

Mulcahy had daar niets tegen in te brengen, maar Martinez mocht van hem toch zijn onderzoek doen. Toen dook hij met hernieuwde energie weer in zijn dossiers. Tot dusver had hij niet veel anders ontdekt dan zijn eigen afschuw en verbijstering over het aantal ziekelijke en perverse mensen dat in Dublin woonde. In de vijf jaar dat hij aan het eind van de jaren tachtig een uniform had gedragen, had hij slechts te maken gehad met iets meer dan een tiental gevallen van huiselijk geweld en een paar potloodventers. Natuurlijk was hij een decennium later net als ieder ander geschokt door het nog steeds voortdurende schandaal van lerlands pedofiele priesters. Maar indertijd was zijn voornaamste reactie eigenlijk een hartgrondige voldoening geweest, nu de eeuwenoude greep van de geestelijkheid op het geweten van zijn landgenoten eindelijk in duigen was gevallen. Wat hij hier echter las, tartte elke geloof - en het was iets wat niet had geleid tot een algemeen protest in de media.

Honderden gebroken armen en ribben, verbrijzelde jukbeenderen, vrouwen en kinderen die opgenomen moesten worden in het ziekenhuis nadat ze waren afgetuigd door echtgenoten en vaders die onder invloed van drank of drugs waren. Dan waren er de verkrachters en pedofielen van elke rang en stand - bouwvakkers, leraren, notarissen, iCT-specialisten, bankiers en ook geestelijken - en de gevallen waarover hij las, waren alleen nog maar de zaken waarbij daadwerkelijk lichamelijk letsel was toegebracht tijdens het begaan van de delicten. Waar hij met zijn hoofd niet bij kon, was het feit dat dit allemaal niet ineens vanuit het niets de kop had kunnen opsteken. Het kon niet zo zijn dat de economische hausse tegelijk een stijging in abnormaal gedrag teweeg had gebracht. Met afschuw bedacht hij hoeveel er heel lang verborgen was gebleven.

Uiteindelijk had hij geen andere keus dan zijn walging opzij te zetten en door te gaan met zijn werk. Wat hem algauw duidelijk werd, was dat de mate van geweld die door de aanrander van Jesica Salazar was gebruikt, uiterst zeldzaam was. Net als in het algemeen het percentage aanrandingen en verkrachtingen door een vreemde. Ierse mannen schenen er de voorkeur aan te geven om hun woede bot te vieren op hun echtgenotes en vriendinnen, en dat meestal in de privésfeer van hun eigen huis. Te beginnen met de zaken die echt de rechtbank hadden gehaald werkte hij zich gestaag door de dozen, vel na vel van verwoeste levens, maar ontdekte niets wat ook maar een vage gelijkenis vertoonde met de aanval op fesica Salazar. Elke keer als hij een verkrachting door een vreemde of een gewelddadige seksuele aanranding tegenkwam, nam hij alle details door om iets vergelijkbaars te vinden, waarna hij het dossier opzijlegde om later nog eens te bekijken. Als de volledig onderzochte zaken al niet erg hoopvol leken, dan was er zelfs nog minder te halen uit de enorme stapel rapporten van lokale bureaus en 'onbehandelbare' zaken. Weer waren het voor het merendeel huiselijke zaken en vaak was in het vuur van het ogenblik een aanklacht ingediend, die daarna weer haastig werd ingetrokken. Hierbij ging het niet alleen om aantijgingen van verkrachting na een avondje uit die nooit ergens toe leidden, maar ook om beschuldigingen van aanrandingen die zo ernstig waren dat Mulcahy zich gewoon niet kon voorstellen dat ze niet de moeite van een grondig onderzoek waard waren geacht. Hij had zich ongeveer door een derde van het materiaal heen gewerkt tegen de tijd dat Brogan en Cassidy weer luidruchtig de recherchekamer in liepen en hij besefte dat het ruim na zevenen was. Geen van beiden wierp zelfs maar een blik in zijn richting. In plaats daarvan bleven ze voor het whiteboard staan om tijdens een gedempt gesprek iets op de kaart aan te tekenen. Hij stond op en liep naar hen toe.

'Vorderingen gemaakt?'

'Ja, een beetje,' gaf Brogan eindelijk toe. 'We denken de plaats delict te hebben geïdentificeerd. De forensische dienst kijkt er nu naar. Morgenochtend zullen we meer weten. Maar het ziet ernaar uit dat ze een busje in is gesleept en dat de aanranding daar plaatsvond. Het zou heel veel verklaren.'

'Klinkt logisch,' viel Cassidy haar nors bij. 'Een scenario met een busje houdt in dat hij zijn brander of wat dan ook klaar voor gebruik kan hebben gehad. We zagen dat van het begin af aan als een mogelijkheid - of misschien was u hier niet op tijd om dat gedeelte van het gesprek mee te krijgen, meneer.'

De ogen van Cassidy schoten naar Brogan.

'Nee, brigadier, dat was ik niet,' antwoordde Mulcahy, en hij probeerde de ergernis uit zijn stem te weren.

'Nou, je krijgt morgen de gelegenheid om volledig op de hoogte te raken. Om negen uur is er een informatiebijeenkomst,'

kwam Brogan er snel tussen. 'Ik neem aan dat je daarbij zult zijn, Mike. Intussen kun je net zo goed naar huis gaan. Tenzij je zelf iets hebt ontdekt?'

'Nee, totaal niet,' zei hij. 'Niets duidelijks, tenminste. Onze man begint er een beetje uit te zien als een eenling, als ik op die dossiers af moet gaan. Maar dat wist je al.'

'Nou, ik verwachtte niet dat je precies hetzelfde zou tegenkomen, anders zou ik het me hebben herinnerd. Maar er is een behoorlijke kans dat hij daar ergens tussen zit.'

'Er waren er één of twee die misschien een tweede blik verdienen, maar die zou ik eerst graag met jou doornemen.'

'Waarom kom je morgen na de bijeenkomst niet even bij me,'

opperde Brogan. 'Dan zal ik kijken naar wat je hebt gevonden. Intussen moeten brigadier Cassidy en ik vanavond nog een paar dingen afwerken voordat we er een punt achter kunnen zetten. Goed?'

'Best,' knikte Mulcahy. 'Tot morgenochtend dan.'

Het zware geronk van een bus waarvan buiten het raam op Burgh Quay de dieselmotor werd gestart, haalde Siobhan uit haar mijmering. Ze keek naar de klok in de benedenhoek van haar monitor en besefte dat er weer een uur was verstreken zonder dat ze wezenlijk iets had toegevoegd aan het verhaal op haar scherm. Het was een bewerking van een kort stuk van Associated Press dat Griffin aan haar had doorgegeven en dat ging over een dikke jongen uit Portland in Oregon die zijn hele middelbare school had gegijzeld met het geweer van zijn vader, nadat hij had gehoord dat hotdogs van het lunchmenu geschrapt zouden worden. Een paar telefoontjes naar een voedingsdeskundige en een onderminister op het ministerie van Volksgezondheid, een paar sterke citaten en ze had er een mooi artikeltje van kunnen maken over de dreiging van obesitas die niet alleen de kinderen van Amerika maar ook die van Ierland boven het hoofd hing. Niets was beter dan wat gewauwel dat zondag ook nog goed was.

Tien voor halfnegen, tijd om te vertrekken als ze niet te laat wilde zijn voor Vincent Bishop. Als er nog iets aan het artikel geschaafd moest worden, dan kon ze dat morgenochtend helemaal fris in tien minuten doen. Griffin had de pijp allang aan Maarten gegeven en was vertrokken voor een eenzame avond in zijn tweekamerappartement in Drumcondra, die werd doorgebracht met het kijken naar de nieuwskanalen op tv. Ze sloot het bestand en logde uit. Toen stond ze op, liep naar het raam en boog en strekte onder het lopen haar stijve armen.

Het daglicht leek op de terugtocht, maar het was altijd moeilijk te zeggen door het beroete glas in de ramen van het gebouw van de Heiald. Ze vond het heerlijk om naar buiten te kijken, naar alle gezichten van de passagiers op het bovendek van de bussen die buiten stonden te wachten bij het eindpunt. Op gelijke hoogte met haar op de eerste verdieping en nauwelijks meer dan vijf tot acht meter ver weg zaten ze daar, totaal onbewust van het feit dat zij hen door de in één richting doorzichtige ramen gadesloeg en uit gezichten, kapsels en kleding probeerde op te maken wat voor soort baan ze hadden, wat voor leven ze leefden, waar ze vandaan kwamen en waar ze misschien naartoe gingen. En één keer had ze gezien hoe een jong stel het op een late vrijdagavond op de achterbank van lijn 128 deed. De rest van het dek was leeg en het meisje hing op de achterbank en probeerde koortsachtig alles in het oog te houden, terwijl de jongen met zijn spijkerbroek maar net onder zijn billen furieus aan het pompen was. Ze konden onmogelijk weten dat na de kreet van verrassing die Siobhan had geslaakt de rest van de nieuwsredactie aan was komen rennen om te kijken en te juichen als een bende opgeschoten jongens toen de knul ten slotte huiverde en in elkaar zakte. Geamuseerd door de herinnering liep ze terug naar haar bureau. Het was soms moeilijk om de kameraadschap van de redactie te verslaan. Ze trok haar jas aan en stak haar hand uit om haar monitor uit te schakelen, toen op het bureau van Jim Clarkin achter haar de telefoon overging. Ze aarzelde even voordat ze hem oppakte. Clarkin, de warrige misdaadverslaggever van de krant, was zelden of nooit op kantoor, omdat hij er de voorkeur aan gaf de bars in de buurt van de Four Courts af te stropen voor zijn artikelen of in zijn auto de ronde te doen langs de lokale rechtbanken. Hij werkte altijd met zijn mobieltje. Het moest iemand zijn die een verkeerd nummer had gedraaid. Maar je wist maar nooit.

'Hallo. Nieuwsredactie.'

Tot haar verrassing vroeg de beller naar Clarkin.

'Hij is er niet. Kan ik u ergens mee helpen?'

De beller, op een mobieltje, was nauwelijks verstaanbaar door de ruis, maar de kern van wat hij zei, was duidelijk genoeg. Hij had informatie te koop.

'Nou ja, wij zijn altijd op zoek naar een goed verhaal. Ik denk dat we wel iets zouden kunnen regelen, als het iets voor ons is. Maar het moet wel iets goeds zijn - we geven geen geld uit aan rommel. Vertel me er meer over.'

Onder het luisteren leunde ze tegen het bureau en algauw verslapten haar gelaatsspieren van verveling, tot de beller onthulde waar het in zijn verhaal om draaide. Een Spaanse studente was de vorige avond in de zuidelijke buitenwijken van de stad aan-gerand en verkracht. Maar toen hij vertelde welke verwondingen waren toegebracht, schoot Siobhan overeind om naar een pen en papier te grijpen.

'Wat heeft hij gedaan? Ach, getverdemme, dat is weerzinwekkend.' Afschuw deed haar gezicht verstrakken toen ze de details opschreef. 'En het meisje is in orde? ... Hebt u een naam? ... Nou, u moet weten... Spaans? ... En in welk ziekenhuis ligt ze?

... Goed, maar in welk ziekenhuis ligt ze? ... Ja, goed... Wat kunt u me nog meer vertellen?'

Maar de beller gaf verder teleurstellend weinig details en toen hij begon te herhalen wat hij eerder had gezegd, onderbrak ze hem. 'Goed, luister, ik denk dat het wel twintig euro waard is. Geef me uw naam en ik zal het geld bij de receptie voor u achterlaten.'

Ze viste een envelop uit een la en krabbelde de naam van de beller daarop.

'Nee, maak u geen zorgen, het zal er liggen - vooropgesteld dat het klopt. En bedankt, hè? Onthoud mijn naam, Siobhan Fallon, als u ooit nog iets dergelijks hebt, oké?'

Ze hing op, greep haar gsm uit haar tas en belde het nummer van Bishop. Zijn gsm bleef overgaan tot hij doorschakelde naar de voicemail.

'Hoi, Vincent, er is hier iets binnengekomen, dus ik ben wat later. Geef me een belletje als jij ervandoor moet.'

Toen zette ze haar mobieltje uit, liep terug naar haar eigen bureau, ging zitten en begon diep na te denken met ogen die van de ene naar de andere kant schoten. Het duurde ruim twee minuten voordat ze haar jas uittrok, op de spatiebalk van haar toetsenbord tikte en toekeek hoe haar scherm weer flakkerend tot leven kwam. Dubbelklikkend met geconcentreerde efficiëntie riep ze het bestand met haar contactpersonen op. Ze scrolde door een waslijst van namen, opmerkingen en telefoonnummers tot ze vond waarnaar ze zocht. Ze toetste een nummer in op haar telefoon en wachtte.

'Hallo, met Phoenix Park? Luister, ik weet dat het laat is, maar is Des Consodine er nog? Brigadier Consodine, bedoel ik...'

De avond was kalm en helder. Het tere blauw van een zachte hemel boog naar beneden om de vlakke groene zee te kussen toen hij over Strand Road reed. Voor de verandering was Mul-cahy blij dat het verkeer zo traag ging. Moe nam hij de brede boog van Dublin Bay in zich op, het tij dat zich bijna een halve kilometer had teruggetrokken, de grijsbruine stukken nat zand waarvan nu hondenbezitters, arm in arm lopende geliefden en de verre stipjes van de eeuwig optimistische hengelaars bezit hadden genomen. Vastzittend in de file keek hij naar de reusachtige rood en wit gekleurde rookpluimen van de Pigeon House-krachtcentrale. De herinneringen aan zijn jeugd kwamen weer bovendrijven. Van wandelen over het strand, pootjebaden in koud, helder water, wegrennen voor de bijna vlakke golven die de kust op schoven, zijn vader met tot de knie omgeslagen broekspijpen en de onomstotelijke zekerheid van een sterke hand die de zijne vasthield en hem beschermde tegen wat er ook voorbij zou komen. En daarna een ijsje van de kraam in de Martello Tower of misschien een ritje naar Dun Laoghaire voor een snelle tocht rond de baai in de Seaspray.

Het verkeer kwam eindelijk in beweging en in een opwelling draaide hij de Saab een van de smalle openbare parkeerplaatsen op die op gezette afstanden langs de kustweg lagen. Dublin was eigenlijk helemaal niet zo'n slechte plaats, dacht hij, als hij dat afschuwelijke gevoel maar van zich af kon zetten dat hij op drift was zonder anker. Hij zette de motor uit en staarde naar het verstilde, kalme tafereel dat zich voor hem uitstrekte. Het gedempte avondlicht scheen boven het wateroppervlak te zweven en erop te drukken alsof het nog kalmer moest worden. Deze kalmte was totaal niet te rijmen met de lijst van aanrandingen die hij de hele dag had zitten doornemen. Maar zulke momenten van rustige schoonheid hadden voor hem altijd deel uitgemaakt van Dublin. Het deel dat hij vreselijk miste toen hij naar Madrid was verhuisd en meteen werd overweldigd door de drukte en snelheid van het dagelijks leven daar. Ook daaraan was hij natuurlijk snel genoeg gewend geraakt en al snel was hij verslaafd aan de uitbundigheid van de madrilenos, hun liefde voor kleur, lawaai en spektakel. Maar toen hij Gracia had ontmoet en met haar was getrouwd, was het de stilte in haar geweest waarvoor hij was gevallen. Maar het was uiteindelijk niet genoeg geweest, bij lange na niet genoeg.

Hij bracht zijn handen naar zijn ogen en voelde het gewicht van zijn mobiele telefoon in zijn jaszak verschuiven. Hij pakte de gsm eruit en liet de ontvangen telefoontjes over het schermpje scrollen tot hij aan het nummer van Siobhan Fallon kwam. Oppervlakkig gezien kon hij zich moeilijk iemand voorstellen die minder op Gracia leek. Natuurlijk afgezien van haar haren. En de ogen. Maar ook Siobhan leek die ader van schoonheid te bezitten die helemaal door haar heen liep. Behalve dat die in haar geval niet stil of ook maar enigszins innerlijk was. Bij haar was die op de buitenwereld gericht. Hij drukte op de belknop, maar werd rechtstreeks doorverbonden met haar voicemail.

'Hallo, Siobhan, met Mike Mulcahy. Ik wilde je gewoon even laten weten dat ik van gisteravond genoten heb en dat ik me afvroeg of je het binnenkort misschien nog een keer over zou willen doen.'

Ze kwam een halfuur te laat bij de Pembroke aan en ontdekte dat Vincent Bishop zoals verwacht al van de bar naar het restaurant was verhuisd en een boodschap voor haar had achtergelaten om hem te volgen. Hij had een fles champagne open laten trekken en stond erop dat zij een glas met hem dronk om te toosten op haar succes met het artikel over Maloney. Of 'ons' succes, zoals hij het met alle geweld wilde noemen - en dat iets te luid naar de smaak van Siobhan. Maar al snel gingen ze over op andere onderwerpen en pas nadat ze klaar waren met eten, bracht Bishop het onderwerp Maloney weer ter sprake.

'Ik heb een schitterende slag kunnen slaan als gevolg van dat artikel,' zei Bishop, terwijl hij zijn jasje openknoopte.

'Hoe bedoel je dat?' vroeg ze. Een waarschuwend belletje rinkelde in haar hoofd, maar het eten en de wijn hadden voor een ontspannen gevoel gezorgd.

'Ach, je weet wel, een van de sportpromotiebedrijven van Marty en Suzy Lenihan - ik had er al een tijdje mijn oog op laten vallen. Ik heb een aanzienlijk belang kunnen verwerven toen de aandelen maandagochtend meteen door de vloer gingen - je weet wel, na alle geruchten dat ze uit elkaar zouden gaan. Het is een solide bedrijfje, dus de prijs zal over een week of twee wel weer stijgen, zodra de mensen tot het besef komen dat er heel wat meer dan ontrouw voor nodig is om een scheuring tussen die twee te bewerkstelligen.'

'Luister, Vincent, ik wil daar echt niets over horen.'

'Nee, wacht,' viel hij haar in de rede, terwijl zijn hand naar zijn binnenzak ging. 'Ik wilde je alleen bedanken. Ik dacht dat je dit wel leuk zou vinden als blijk van mijn waardering.'

Hij haalde een oud uitziend, roodfluwelen doosje uit zijn zak en gaf het haar over de tafel aan.

'Wat is dat?' vroeg ze. De claxon ging nu op volle kracht af toen ze zich vooroverboog en naar het doosje staarde, waarvan de kleur op gedroogd bloed leek tegen de bleke huid van zijn magere vingers.

'Kijk maar,' drong hij aan. 'Vooruit, het bijt niet.'

Tegen bijna elk instinct in pakte ze het doosje van hem aan en opende het. Erin lag een ring van dof geel metaal, nauwelijks vijf centimeter in doorsnee, maar ingewikkeld gesmeed met allerlei krulletjes en uitstekende kronkeltjes, en zo te zien bezet met vier grijsachtige parels. De vorm deed haar denken aan een Keltisch kruis, maar toen ze nog eens keek, zag ze een gebogen metalen speld aan de achterkant. Ze begreep dat het een soort Tarabroche was. Ondanks de tekenen van ouderdom was hij prachtig. Ze hief haar ogen op en keek over de tafel naar Bishop. Ze wist niet wat ze moest zeggen, wat niet vaak voorkwam.

'Ik weet dat een Tara-Broche tegenwoordig misschien een beetje ouderwets lijkt,' zei hij half verontschuldigend. 'Maar deze is bijzonder. Ik zal het je laten zien.'

Hij nam het doosje van haar over en haalde de broche eruit om hem om te draaien en de vlakke, totaal onversierde achterkant te laten zien. Vreemd genoeg zorgde het kale metaal ervoor dat het sieraad nog kostbaarder leek.

'Hier, kijk.' Hij hield het tegen het licht. 'Het is het merkteken van George Waterhouse, de juwelier uit Dublin die de Keltische stijl weer tot leven wekte, nadat rond 1840 in een riviertje in Meath de originele achtste-eeuwse broche was gevonden. Ze hebben dit stuk voor de wereldtentoonstelling van 1851 in Londen gemaakt. Ik heb het een paar jaar geleden op een veiling op de kop getikt. De meeste vroege exemplaren waren van zilver of tin, maar deze is een beetje verfijnder, tweeëntwintig karaats goud met Ierse rivierparels.'

'Hij is... hij is schitterend.' Ze keek om zich heen in de kleine eetzaal, omdat ze dacht dat iedereen wel naar hen moest zitten staren, maar niemand deed dat.

'Dus neem hem aan.' Hij hield hem haar nu voor op de palm van zijn hand. 'Het zal verrukkelijk zijn om hem jou te zien dragen, maar ik zou hem in het doosje bewaren. Het is een zeldzaam stuk.'

Siobhan kon niets anders doen dan hem over de tafel aanstaren. Het ding moest duizenden euro's waard zijn.

'Wat is er?' Hij zwaaide ermee naar haar alsof het een prulletje was.

'Ben je me voor de gek aan het houden?' vroeg ze eindelijk toen ze haar stem weer had teruggevonden. 'Ik kan hem niet van je aannemen. Zelfs als ik het zou willen. Ik bedoel, hij is ongelooflijk mooi, begrijp me niet verkeerd...'

Hij begon iets te zeggen maar zij wuifde zijn tegenwerpingen weg.

'Nee echt, Vincent, het is heel erg vrijgevig van je, maar het zou niet juist zijn.'

Ze zweeg even en zag hoe een schaduw over zijn lange, bleke gezicht kroop. Ze probeerde precies de woorden te vinden die ze nodig had, maar hij was haar voor.

'Naar de hel met wat juist is. Ik wil dat jij hem krijgt.' Zijn stem was nu een gedempt vasthoudend gegrom en zijn ogen keken haar fel aan. Een ogenblik lang begreep ze helemaal wat hem zo formidabel, zo onbuigzaam maakte in het zakenleven en ze wist niet zeker of ze het wel prettig vond. Ze wist nu ook heel zeker dat ze zich niet kon veroorloven deze discussie te verliezen. Op geen enkel niveau. Ze boog over de tafel en liet haar stem dalen tot een vertrouwelijk gefluister.

'Luister, ik vind het prachtig dat we vrienden zijn. En ook dat je ons succes met Maloney zo leuk vindt. Maar we zijn allebei beroepsmensen. Ik was alleen in Maloney geïnteresseerd vanwege zijn nieuwswaarde. Als jij er geld aan verdiende, dan is dat jouw zaak. Ik hoef het niet en ik wil het niet weten. Of liever, er mag nooit enig vermoeden bestaan dat ik er beter van geworden ben. Hoe zou ik anders nog ooit iets kunnen schrijven? Dat begrijp je toch wel?'

Ze hield zijn blik vast tot het vuur in zijn ogen ten slotte doofde. Hij knikte tegen haar, sloot zijn vuist om de broche, pakte toen het doosje weer en legde het sieraad voorzichtig terug in de don-kerrode fluwelen plooien. Iets in de manier waarop zijn lange witte vingers bewogen, maakte haar afkeriger dan ooit van de gedachte door hem te worden aangeraakt, maar ze wist dat er een gebaar van haar zou worden verwacht. Ze stak haar hand uit over de tafel en gaf snel twee klopjes op de rug van zijn hand. Voordat hij kon reageren, zat ze weer rechtop in haar stoel, met haar beste glimlach nog steeds op haar gezicht.

'Je begrijpt het toch?'

'Nee,' zei hij somber, 'maar dum spiio, spero, zoals ze zeggen.'

'Zeggen ze dat?' Siobhan lachte. 'Ik geloof niet dat ik die uitdrukking ken - of dat de klank ervan me aanstaat.'

Dat scheen de glimlach op zijn gezicht terug te brengen. 'Het is gewoon een Latijns motto dat ik huldig. Ik bedoelde alleen dat ik een andere manier zal vinden om je mijn dankbaarheid te tonen. Reken daar maar op.'

Hoofdstuk 6

Hij had nog maar net zijn Starbucks-koffie op het bureau gezet toen ze begonnen binnen te druppelen. Eerst Hanlon, daarna McHugh en toen de anderen, die kennelijk allemaal samen met de lift omhoog waren gekomen. Een minuut of zo later verschenen Brogan en Cassidy - zoals gewoonlijk onafscheidelijk. Hij vroeg zich vaag af of het nog verderging dan het werk. Hij had zelden een inspecteur en een brigadier gezien die zo nauw samenwerkten. Natuurlijk had hij goed kunnen opschieten met Liam Ford en ze waren altijd samen een paar biertjes gaan drinken, maar hij kon zich niet voorstellen dat hij hem vóór het werk zou hebben ontmoet, om samen binnen te komen.

'Je moet vroeg binnen zijn gekomen/ merkte Brogan op.

'Maar goed ook/ zei Mulcahy. 'Jullie lijken klaar om te beginnen.'

Ze keek heel verbaasd. 'Natuurlijk zijn we dat.'

'Jij zei negen uur.'

'Maar we hebben dat naar voren gezet. Ik heb tegen Andy gezegd...' Brogan keek Cassidy met een opgetrokken wenkbrauw aan.

'Sorry, baas, ik moet het zijn vergeten. Ik was een beetje uit-gewoond toen we gisteravond stopten.' Weer de korte blik, de half onderdrukte grijns.

Brogan trok een vaag verontschuldigend wat-kan-ik-eraandoen-gezicht naar Mulcahy.

'Je vraagt te veel van de oude brigadier hier/ zei Mulcahy met een glimlach. 'De arme kerel kan het niet meer bijbenen.'

Hij keek niet naar Cassidy, maar kon voelen dat de man vurige pijlen naar hem toe spuwde. Mulcahy draaide zich om, keek hem recht aan en daagde hem uit te reageren. Cassidy deed echter niets anders dan kwaad kijken en een diepere kleur paars aannemen, waarna hij slikte en wegliep. Brogan zuchtte en strekte haar armen achter haar rug. Ze grinnikte nu. 'Goed, mensen, we hebben vanochtend een hele stapel dingen om door te nemen, dus kunnen we beter aan de slag gaan. Andy, ga jij kijken of die video-opnamen klaar zijn. Ik zal hier aftrappen.'

Er werd met stoelen geschoven toen iedereen ging zitten en Brogan naar het whiteboard stapte.

'Goed, we weten nu dus precies waar de aanval heeft plaatsgevonden en daardoor weten we ook iets meer over wat er met Jesica Salazar is gebeurd.' Brogan pakte een pen van het bureau naast haar en wees daarmee een plek aan op een ruw getekende kaart - die sinds de vorige avond groter en gedetailleerder was geworden. 'Hier, vlak tegenover de lagere school van Kilmacud, hebben we een getuige gevonden die om halfdrie een geluid heeft gehoord. Uit het slaapkamerraam ziet ze een busje dat in het gras van de berm voor haar huis staat geparkeerd. Het staat te schommelen op zijn assen, dus je kunt je voorstellen wat zij dacht. We hebben de vrouw een paar foto's laten zien en zij denkt dat het busje wit was, maar ze is er niet zeker van, en volgens haar was het niet groot. Het Technisch Bureau is erin geslaagd een paar sporen zeker te stellen. Wielen en bandenprofiel duiden op de korte wielbasis van een Transit, een Sprinter of een wagen van die grootte. Ze hebben ook bloeddruppels op die plek gevonden, mogelijk van de stomp die de neus van het meisje heeft gebroken. We wachten nog op forensische identificatie en bevestiging. Waar we dus in dit geval naar alle waarschijnlijkheid mee te maken hebben, is het volgende: Jesica wandelt alleen naar huis, ontaarde gek in busje ziet haar, stopt, springt eruit, slaat haar tegen de grond met een stomp in het gezicht, sleurt haar in het busje. In plaats van met haar weg te rijden naar een eenzame plek is hij echter zeker genoeg van zichzelf of zo vertwijfeld om ter plaatse, achter in het busje, meteen door te gaan met de aanranding. Alles duidelijk tot dusver?'

Iedereen knikte en mompelde bevestigend toen Brogan haar ogen over haar gehoor liet gaan.

'Goed dan, daarbij komt dat de stof die we eerder op die plaats hebben gevonden, zeker van Jesica's rok is - dat is ons nu drie keer apart bevestigd door vriendinnen en haar gastouders. Er zaten ook een paar belangwekkende rode vezels op die worden onderzocht door het Technisch Bureau. Een van de mannen die een afdruk maakte van de banden, vond meer stof dat in het gras was gedrukt. Het bleek een slipje te zijn en bijna zeker van Jesica - maar uiteraard moet dat worden bevestigd, wanneer we ooit in staat worden gesteld weer met haar te spreken. Een eerste onderzoek van beide kledingstukken bracht aan het licht dat het afgeknipt en niet uitgerukt was - wat ook weer duidt op een hoge mate van voorbereiding van de kant van de aanrander, ondanks de mogelijk willekeurige keuze van zijn slachtoffer.'

'Was dat niet een beetje onvoorzichtig van hem, baas?' De vraag kwam van Hanlon. 'Ik bedoel, om de kleren zomaar uit het busje te gooien.'

Brogan stak haar handen omhoog. 'Misschien gooide hij ze samen met Jesica naar buiten toen hij klaar met haar was. Of misschien wierp hij ze uit het raampje toen hij wegreed en kwamen ze onder de achterwielen terecht. Het Technisch Bureau heeft trouwens ook een minutieus onderzoek verricht tussen dat punt en de plaats - nog geen honderdvijf tig meter verder langs de straat - waar ze later werd aangetroffen. Ze zijn er zeker van dat het voertuig op dat stuk nergens is gestopt, wat inhoudt dat de aanranding vrijwel zeker op een en dezelfde plaats werd begonnen en voltooid, en dat Jesica op eigen kracht naar de locatie is gelopen waar ze werd ontdekt.'

'Weten we wat er is gebeurd met de rest van haar kleren?' Die vraag kwam van McHugh.

'Ja. Nogmaals, het is onmogelijk om daar helemaal zeker van te zijn, maar door te vergelijken van wat Brian en jij gisteren van haar medestudenten te horen hebben gekregen met wat ze nog aanhad toen ze in het ziekenhuis aankwam, hebben we een lijst kunnen maken en het lijkt erop dat dat het wel was. Ze had nog steeds haar topje en beha aan - hoewel die allebei erg waren gescheurd en geschroeid - en haar schoenen. Het ziet er dus naar uit dat hij maar in één ding geïnteresseerd was.'

'En het kruisje en de ketting?' vroeg Mulcahy.

'Geen spoor van gevonden,' zei Brogan. 'Zowel de technische mensen als de agenten die deur aan deur hebben aangebeld, wisten ervan, maar er is niets boven water gekomen.'

'Dat zou betekenen dat die nog steeds in het busje kunnen liggen?'

'Nou, ze moeten ergens zijn. Dus ze kunnen evengoed daarin liggen als ergens anders, denk ik. We weten het gewoon niet.'

Brogan zweeg even toen Cassidy de deur openduwde en het vertrek binnenkwam met een stapeltje A4-foto's in zijn hand.

'O ja, en de camerabeelden uit de club hebben een bevestiging gegeven van de kleding toen we eindelijk de tijd konden vaststellen waarop Jesica de club heeft verlaten. Ze is beslist vertrokken met een jonge kerel. Andy zal de foto's van de videobanden nu ronddelen. Die zijn echt prima.'

Een opgewonden gemompel vulde het vertrek toen Cassidy de foto's op papier ronddeelde die waren ontleend aan het beveiligingssysteem van de club. Mulcahy bekeek ze nauwgezet. Een opeenvolging van monochrome beelden die vanuit een hoge hoek en links van twee open deuren waren genomen, toonde een jong stelletje dat met de armen om eikaars middel lachend de club verliet. Ondanks de hoek van de camera, die eerder mensen die de club binnenkwamen moest opnemen dan die weggingen, waren ze op een aantal beelden recht van voren en ook in profiel te zien. Het leek alsof ze zich hadden omgedraaid om afscheid te nemen of om te kijken of iemand achter hen aan kwam. Wat Mulcahy het meest opviel, naast het feit dat het twee knappe jonge mensen waren, was de helderheid van de foto's. Het meisje, dat onherkenbaar was in vergelijking met de gekneusde en gebroken Jesica die hij een paar dagen geleden had gezien, was uitzonderlijk knap. Haar donkere ogen straalden, de brede glimlach van met lipgloss gestifte lippen liet helderwitte tanden zien en haar zwarte haren glansden genoeg om de lamp boven de deur erin te weerspiegelen. Ze droeg een kort wit topje met bijbehorende minirok; haar lange benen en buik waren bloot. De jongeman was ook een knappe vent: lang, misschien wel een vijfentachtig, slanke en atletische gestalte, waarschijnlijk begin twintig, blond en modieus gekapt haar en zijn glimlach glansde bijna evenveel als het dure leren jack dat hij op een gestreept overhemd met hoge boord en een donkere spijkerbroek droeg. De laatste foto was een vergroting van zijn gezicht.

'Zijn deze foto's bewerkt?' vroeg Mulcahy, die verbaasd was over de goede kwaliteit van de foto's uit de videobeveiliging van een club. Hij bladerde een paar vellen terug en keek nog eens goed. Inderdaad, de schittering van een ketting was zichtbaar rond de hals van het meisje en het kruisje glom helder tegen het wit van haar topje.

'Nee.' Brogan lachte. 'We hebben erg veel geluk gehad. Zonder het te weten moet iemand geïnvesteerd hebben in kwalitatief goede apparatuur. Of misschien was het van een uitverkoop.'

Het hele vertrek lachte. De algemene vrolijkheid kwam door de kennis dat het vinden van de verdachte nog slechts een kwestie van tijd kon zijn. De foto's waren de droom van elke diender.

'Goed, zoals jullie kunnen zien, is dit een echte doorbraak voor ons,' ging Brogan verder. 'Deze man identificeren blijft onze voornaamste prioriteit. We hebben gisteravond kopieën naar alle bureaus in Dublin en omgeving gestuurd, dus hopelijk herkent iemand deze kerel en neemt die persoon vanochtend contact met ons op. Maura en Donagh, ik wil dat jullie erop uitgaan en die drie uitsmijters nog eens opzoeken om ze de tronie van deze vent te laten zien. Er is een redelijke kans dat ze hem kennen als hij daar eerder is geweest. Hij is ouder dan het gebruikelijke publiek in die club en hij valt hoe dan ook wel op. Ik wil ook dat jullie vanochtend een paar vervolgtelefoontjes plegen om ervoor te zorgen dat elke brigadier in Zuid-Dublin al zijn agenten nog eens goed naar dat gezicht laat kijken. We hebben dat heel hard nodig. Nog vragen?'

'Hij ziet er goed uit,' merkte Mulcahy op. 'Me dunkt dat het hem geen moeite moet hebben gekost om daar meisjes op te pikken.'

Brogan klakte afkeurend met haar tong, alsof hij een fundamentele rechercheregel had geschonden.

'En zoals we allemaal weten, inspecteur, wil dat niets zeggen. Misschien is het tot op zekere hoogte wel een verklaring voor wat hij met Jesica heeft gedaan. Tenminste, als hij het heeft gedaan.'

'Het was gewoon een constatering,' zei Mulcahy, die zich afvroeg of de berisping een soort vergelding was voor wat hij tegen Cassidy had gezegd.

Whelan stak zijn hand op. Bungelt daar iets aan zijn rechterhand?' vroeg hij, ingespannen turend naar de videofoto's. 'Zou het een bos sleutels kunnen zijn? Autosleutels, bedoel ik, of sleutels van een busje?'

Een ritselend geluid vulde het vertrek toen iedereen door zijn eigen stel foto's bladerde, controleerde of hij naar dezelfde opname keek en scherp tuurde om te zien waar Whelan het over had.

'Jezus, ik geloof dat hij daar iets heeft/ zei Cassidy, die de afdruk in kwestie omhooghield om Brogan te laten kijken.

'Kunnen we dit nog iets verder laten vergroten?' vroeg Brogan dringend.

'Ik zal er meteen achteraan gaan,' zei Cassidy.

'Maar heeft iemand niet gezegd dat het meisje lopend naar huis ging?' vroeg McHugh.

Er viel een stilte in het vertrek, voordat Brogan zich naar Mulcahy draaide. De blik in haar ogen was voor hem als vraag genoeg. Hij schudde zijn hoofd. 'Het enige wat ze zei, was dat een man haar sloeg. Maar er werd beslist geïmpliceerd dat het buiten gebeurde. Ik bedoel, ze zei dat ze op de grond viel. En toen dat hij haar ergens naar binnen trok.' Hij dacht terug aan de exacte woorden die Jesica had gebruikt en twijfelde er niet aan dat hij gelijk had.

'En haar vriendin zei dat de kerel had aangeboden met haar naar huis te lopen/ zei Brogan. 'Luister, het is gewoon nog iets om rekening mee te houden. Zoals ik zei, hoe sneller we hiermee doorgaan, hoe eerder zullen we het hebben opgelost, dus, vooruit...'

'Hoi, Des/ begon Siobhan met de hoorn tussen haar schouder en kin geklemd, terwijl ze een zin op haar scherm afmaakte en het bestand opsloeg. Ze keek automatisch over haar schouder om er zeker van te zijn dat niemand bijzondere aandacht aan haar besteedde. 'Het heeft wel even geduurd voordat je terugbelde.'

Het was Des Consodine, de Garda-brigadier die ze de vorige avond had gebeld om informatie over de aanranding te krijgen. Als bron was Consodine geschikt, maar hij kon soms een luie donder zijn, dus zat ze hem graag achter zijn broek. Hij begon verontschuldigingen te maken, maar ze onderbrak hem. 'Goed, goed, maar wat heb je voor me?'

Zijn reactie was het enige antwoord dat ze niet van hem had verwacht. Hij had helemaal niets.

'Je bedoelt dat het niet is gebeurd?'

'Niet precies.'

'In hemelsnaam, Des, waar heb je het over?' Ze wilde de hele zaak al vergeten, toen haar hersens begonnen te werken. Het was geen ergernis die in zijn stem doorklonk, maar bezorgdheid. 'Wat bedoel je met "niet precies"?'

'Ik bedoel dat het misschien is gebeurd. Maar als dat zo is, dan wil niemand me er iets over vertellen.'

'Willens en wetens?'

'Zeker. Toen ik Dundrum belde, ontkenden ze er iets van te weten. Maar...'

Ze hoorde hem diep inademen.

'Maar?'

'Luister, Siobhan, meer kan ik hierover niet vertellen. En zelfs dat heb je niet van mij, goed?'

'Best. Maar vertel me dan tenminste waarom, ja?'

'Het enige wat ik kan zeggen is dat ik, toen ik niets uit de kerels aan de balie kreeg, een kerel in Dundrum heb gebeld die ik kende - een brigadier. Hij sprong boven op me toen ik er iets van zei. En hij begon me een derdegraads af te nemen over hoe ik het had gehoord.'

'Je hebt het hem niet verteld?'

'Nee, ik heb hem afgewimpeld. Toen vertelde hij me te stoppen en niets meer te vragen. En hij meende het.'

Siobhan was zich bewust van een lichte beklemming rond haar borst toen binnen in haar het gevoel begon te ontluiken dat ze ergens in was gestapt waar ze niet hoorde te komen. Ze kende het gevoel goed. Ze was er dol op. Hunkerde er zelfs naar. 'Bizar, hè?'

'Inderdaad,' gaf Consodine toe. 'En zo te horen kwam het recht van de top.'

Ze pakte een potlood, krabbelde de zin op de blocnote naast haar toetsenbord en onderstreepte het woord 'top' drie keer.

'Is er iets wat je me niet vertelt, Des?'

Ze dacht dat ze hem in de daaropvolgende korte stilte hoorde slikken.

'Nee, hoezo?'

'Nou, tot dusver heb je me op een paar kleine nutteloze hints na niets verteld wat ik niet al wist. Daar kan ik niet echt een verhaal uit toveren.'

'Misschien zit dat er helemaal niet in.'

'Nou, in dat geval zit er ook niets voor jou in,' zei ze scherp.

'Dat meen je niet/ jammerde hij. 'Luister, ik heb gedaan wat je me vroeg, nietwaar? En als dank voor de moeite heb ik vreselijk op mijn donder gehad. Ik heb dit nodig. Ik heb de laatste paar weken behoorlijk wat pech gehad. Je moet me iets geven.'

Het was net zoals Griffin haar ooit had verteld: geen betere informant dan een verslaafde gokker.

'En datzelfde zeg ik ook tegen jou. We zijn geen liefdadigheidsinstelling. Geen hint, geen cent.'

'Maar ik heb je alles verteld.'

'In hemelsnaam, Des, je zit me nu gewoon te belazeren. Laten we maar stoppen.'

'Nee, wacht.'

Ze zei niets en wachtte gewoon tot hij bezweek.

'Goed,' zuchtte hij ten slotte, 'zoals ik al zei, kwam het echt van de top.'

'Van het kantoor van de hoofdcommissaris?'

'Hoger.'

De betekenis flitste recht van de telefoonhoorn tot in haar brein.

'Wat, van het kantoor van de minister? Waarom zou Harmon zich daarmee bemoeien?'

Ze wachtte niet op een antwoord. Haar eigen gedachten ploften nu als flitslampjes. Het moest nog ernstiger zijn geweest dan de informant aan de telefoon had laten doorschemeren. Waarom zou de regering er belang in stellen? Maakten ze zich zorgen over de effecten op het toerisme of zoiets? Maar het in de doofpot stoppen zou een bespottelijke en overdreven reactie zijn. Ze werd uit haar gedachten gehaald door Consodine, die weer sprak.

'Ik heb geen idee, Siobhan. Dat is alles wat ik weet. En dat is de eerlijke waarheid. Zelfs door je dit te vertellen kom ik zwaar in de stront te zitten als het ooit uitkomt. Ik zet hiermee mijn baan op het spel. Ga je nu dokken of niet?'

'Verdorie, Des, je hebt me nog steeds niets verteld wat de moeite of het geld waard is. Kun je me op zijn minst een naam geven? Wie behandelt de zaak? Wie heeft de leiding?'

Met een geluid alsof hij moest overgeven, noemde Consodine een paar namen die er misschien bij geroepen zouden worden om zoiets gevoeligs te behandelen. Geen ervan zei haar iets, maar het was in elk geval iets om op door te gaan.

'Goed, Des/ zei ze, nadat ze de namen op de blocnote had gekrabbeld. 'Ik moet vandaag in een gulle bui zijn. Ik zal de gebruikelijke envelop vanavond op de post doen.'

Siobhan legde de telefoon neer met een hoofd vol gedachten. Misschien had Consodine haar niet alles verteld, maar dat betekende alleen dat hij zichzelf beschermde voor iets ernstigs. Instinctief was ze er zeker van dat ze iets op het spoor was. Hoe groot het was, konden alleen tijd en nog een paar telefoontjes haar vertellen.

'Baas... baas?' Cassidy sprak heel kortaf en dringend, terwijl hij een hand over de microfoon in het mondstuk klemde en de hoorn bij zijn gezicht vandaan hield. Brogan, die over een bureau gebogen iets met McHugh stond te bespreken, draaide zich ongemakkelijk naar hem toe.

'Wat is er?'

'Ik heb brigadier Gerry Leahy uit Blackrock aan de lijn en hij zegt dat een van zijn wijkagenten denkt onze jongen op de foto te kennen.' Hij zweeg even om naar de naam te kijken die hij had opgeschreven. 'Een student die Patrick Scully heet. Weet zelfs waar hij woont. Wil weten of we het nodig vinden dat zij hem voor ons gaan ophalen?'

'Jezus, nee!' zei Brogan. Het risico dat daar iemand zijn mond voorbijpraatte, was te groot. 'Nee, zeg tegen ze dat ze niets moeten doen en dat wij er meteen op afgaan.' Maar zodra ze het had gezegd, kreeg ze een ander visioen van een zaak die volledig de mist in ging, omdat die Scully spoorloos verdween voordat ze daar waren. 'Nee, nee, wacht,' zei ze, en ze zwaaide naar Cassidy. 'Vraag om het adres en zeg dan tegen Leahy dat hij er als de bliksem iemand naartoe stuurt om een oogje in het zeil te houden tot wij er zijn. We treffen ze daar. Kom op, Maura, Donagh, aan de slag, we zijn ervandoor...'

Ze waren allemaal al een hele tijd vertrokken en de recherchekamer was leeg en stil afgezien van het lichte gezoem van de computerventilator, toen Mulcahy zijn hoofd weer ophief van de dossiers. Het was een van de burgersecretaresses die beleefd op het deurkozijn klopte en in haar andere hand een telefoon hield die ze hem toestak.

'Er is telefoon voor inspecteur Brogan. Toen ik de meneer vertelde dat u de enige aanwezige hier was, stond hij erop met u te praten.'

Mulcahy nam de telefoon van haar aan.

'Hallo?'

De bulderende stem aan de andere kant van de lijn was een bizar mengsel van opgeblazenheid en zwaar accent, zo'n stem die linguïsten misschien zouden gebruiken om het effect te demonstreren van een vergevorderde ontwikkeling van stembanden die waren getraind om boodschappen te brullen van de ene godvergeten veenpoel naar de andere in het meest afgelegen westen van Ierland. Mulcahy herkende hem meteen als die van dr. Frank Geraghty, directeur van het Technisch Bureau, de eigen forensische dienst van de Garda. Hij was een beer van een man met een voorliefde voor flodderige driedelige tweed pakken in galachtige kleuren groen en een zo doordringende blik dat die je doormidden kon snijden.

'Nee maar, Mulcahy, grote geniepigerd! Wanneer ben je in godsnaam teruggekeerd naar deze geheiligde kusten? En waarom heb je me niet gebeld? Ik zou een ontvangstcomité hebben geregeld en je regelrecht terug hebben verscheept naar waar je vandaan kwam. Toen ik er de laatste keer iets van hoorde, was je daar geweldig werk voor ons aan het doen!'

'Frank, hoe gaat het met jou?' vroeg Mulcahy, die de telefoon een heel stuk van zijn oor hield. 'Hoe gaat het daar op het Technisch Bureau?'

Zoals altijd besteedde Geraghty geen aandacht aan het deel van het gesprek dat niet van hem kwam.

'Jezus christus, man, wat doe jij daar stiekem in het heiligdom van Brogan?'

Mulcahy kreunde. Hij had lang genoeg rondgehangen in de buurt van rechtszalen en conferenties bijgewoond met de vader van de Ierse forensische dienst om te weten wat er van hem werd verwacht.

'Ik ben nooit ook maar in de buurt van haar heiligdom geweest, edelachtbare.'

'Ha, jij vieze blaag!' riep Geraghty bulderend. 'Om eerlijk te zijn weet ik eigenlijk niet helemaal zeker of ze er wel een heeft. Een beetje te dominant naar mijn smaak, de lieftallige inspecteur. Ze wilde in elk geval nooit meegaan met mijn meer dartele kant. Maar om terug te keren naar mijn vraag, als jij zo stom bent geweest om het oude Castilië in te ruilen voor het oude vaderland, waarom ben je dan niet terug in de cokelaan? Wat zit je daar in hemelsnaam bij Brogan te doen?'

Mulcahy besteedde een paar minuten aan het verklaren van de situatie en doorspekte dat met een groot aantal grove opmerkingen. Geraghty was niet iemand om fijnzinnig tegen te praten.

'Nou ja, ik denk niet dat ze het erg zal vinden als ik het tegen jou vertel. Ik zal de resultaten straks mailen, maar dacht dat ze de hoofdpunten wel uit de eerste hand wilde horen. Niet ze daar gelukkiger van zal worden. Waar het in feite op neerkomt, is dat we geen enkel tastbaar bewijs hebben gevonden van geslachtsgemeenschap. Of ik zou moeten zeggen: niets om een aanklacht van verkrachting in de traditionele zin te ondersteunen. Uiteraard zullen de artsen daar hun visie op moeten geven aan de hand van het inwendig onderzoek, maar op basis van onze analyse van de uitwendig genomen uitstrijkjes was er niets. Geen spoor van sperma, geen schaamhaar, zelfs geen vreemde huidcellen voorzover wij hebben kunnen vaststellen. Ze was brandschoon en ik moet zeggen dat zoiets zeer ongebruikelijk is. Normaal laat iets wat zo heftig is als seks, ook al is het gewoon masturbatie, enig tastbaar bewijs achter. Ik heb tenminste nooit een zaak meegemaakt waar dat niet het geval was.'

'Maar je beweert niet dat ze niét werd verkracht?'

'Nee; Mulcahy, wat ik beweer is dat ik binnen de grenzen van mijn opdracht en uit het materiaal dat mij werd aangedragen geen bewijs heb kunnen afleiden dat iemand seksueel actief is geweest met het meisje. Maar het is mogelijk dat deze geschifte gek toen hij haar martelde of wat hij ook dacht dat hij met haar aan het doen was - elk spoor van bewijs dat er uitwendig misschien is geweest, heeft weggebrand. De artsen die haar hebben behandeld moeten op dat punt wel tot enkele conclusies zijn gekomen.'

'Dat helpt ons niet veel verder als we geen forensisch bewijs hebben.'

'O, er is geen tekort aan forensisch bewijs, Mulcahy - alleen niets wat erop wijst dat de vuile schoft seks met haar heeft gehad. Dat mag dan ongebruikelijk zijn, maar in die omstandigheden is het niet onmogelijk.' Er klonk een vage zucht aan de andere kant van de lijn, toen Geraghty inademde. 'Er was wel één merkwaardige zaak die je waarschijnlijk snel aan Brogan wilt doorgeven. Ze vroeg ons om aan de hand van de foto's een mening te geven over wat mogelijk was gebruikt om de brandwonden te veroorzaken en we hebben haar verteld dat het waarschijnlijk een verhit vlak metalen oppervlak was. En inderdaad, toen we de uitstrijkjes onderzochten zaten er metaaldeeltjes in, die ik verder heb geanalyseerd. Ik mag doodvallen als er niet een hoog percentage goud in zat. Niet het achttienkaraats spul van goede kwaliteit, maar meer van het soort dat je in verguldsel aantreft. Waar het om draait, is dat het beslist was blootgesteld aan intense hitte... Maar dat staat allemaal in het rapport. Ik durf te beweren dat het voorwerp waarmee hij haar brandwonden veroorzaakte, op de een of andere manier verguld moet zijn geweest. Misschien een ceremoniële dolk of zoiets - hoewel het uiteraard niet mijn taak is om daar-over te speculeren. Om eerlijk te zijn is het zo ongebruikelijk, dat we nog wat meer proeven moeten doen. Misschien had hij het gegapt uit mama's beste bestek, maar het was hoe dan ook niet echt het standaardwapen.'

Het moest het twintigste dossier zijn geweest dat hij die ochtend had gepakt en doorgewerkt, maar het bleek even weinig op te leveren als de andere. Een jonge hufter had zijn ex-vriendin bedreigd met een stanleymes en haar gedwongen hem bij de gemeenschappelijke afvalbakken achter een flatgebouw in Artane te pijpen. Daarna had hij met het mes haar gezicht opengehaald en was weggelopen. Haar had hij gillend, brakend en badend in haar eigen bloed achtergelaten. Op de vraag waarom hij het had gedaan, had hij gezegd dat hij had gedronken en dat ze er trouwens om had gevraagd, omdat ze zwanger was geworden van een andere vent. Hij was aangeklaagd, veroordeeld en zat een gevangenisstraf van drie jaar uit in Portlaoise. De Garda in Mulcahy keek daar niet echt van op. Zo ging het nu eenmaal in de wereld, sommige lui waren onverbeterlijke schoften.

Wat hij echter nog steeds niet begreep, was wat Jesica Salazar was aangedaan. En dat was er na zijn gesprek met Frank Geraghty niet beter op geworden. Een meisje was verkracht en half doodgemarteld en toch was er geen forensisch bewijs van seks?

Hoe was dat in godsnaam mogelijk? Het idee dat iemand opgewonden kon raken van het toebrengen van zoveel pijn, kon er bij Mulcahy niet in. Het enige wat hij zeker wist, was dat vergeleken hiermee Narcotica een wandelingetje in het park was. Het grootste deel van de tijd wist je daar tenminste waar je tegen opbokste: meedogenloze hebzucht, verwerpelijke verslaving en harteloze uitbuiting. Het ging om handel en hoe verkeerd die ook was, er werd gewerkt in overeenstemming met een eigen stel regels.

Mulcahy schudde de gedachte uit zijn hoofd en kwam tot de ontdekking dat hij was vergeten Brogan te bellen om haar de boodschap van Geraghty door te geven. Hij toetste het nummer in, werd doorverbonden met haar voicemail en liet een boodschap achter. Dat was het dan. Hij greep zijn jasje, klopte op zijn zakken om zich ervan te overtuigen dat hij zijn sigaretten en aansteker had en stapte de lege recherchekamer in. Toen hij in

langs het whiteboard kwam, zag hij dat iemand de twee videofoto's van Jesica die uit de nachtclub kwam, erop had bevestigd. Eén opname van hoofd en schouders en één ten voeten uit. Zo'n mooi meisje. Haar kleren waren weliswaar minimaal, maar zagen er duur uit - en waarom ook niet? Haar vader was een van de rijkste mannen van Spanje. Wat ze vier weken lang deed op een taalschool in Dublin kon Mulcahy zich eigenlijk niet voorstellen. Hij had altijd gedacht dat een dergelijke rijkdom alleen maar privileges met zich meebracht: privéonderwijs, dure meisjesinternaten en dergelijke. Toen herinnerde hij zich de foto's die hij van haar vader in kranten en tijdschriften had gezien. Een havikachtig gezicht, een magere, bijna iele gestalte, eerder een kluizenaar dan een politicus. Meer een grootvader dan een vader?

Hij dacht aan wat Martïnez hem over Salazar had verteld en vroeg zich af wat de man nu moest voelen. Met al zijn rijkdom en macht had hij deze willekeurige en tragische inbreuk op het leven van zijn dochter niet kunnen voorkomen.

Mulcahy zette een stap dichter naar de close-up van Jesica: haar glanzende haren en tanden, het kruisje en de ketting die glinsterend afstaken tegen het witte topje. Goud in de uitstrijkjes? Dat moest het zijn, dacht hij, toen hij zich herinnerde hoe ze in het ziekenhuis de rode striem in haar hals had betast. Op een zeker moment had de aanrander de ketting van haar hals gerukt. Misschien had hij geprobeerd haar ermee te wurgen. Mulcahy stelde zich een hand voor die de ketting greep, draaide en brak. Had iets van het goud afgegeven op zijn hand?

Mulcahy wreef over zijn gezicht en masseerde zijn vermoeide ogen met zijn wijsvinger en duim. Er klopte helemaal niets aan deze zaak. Hij greep in zijn jaszak en voelde nogmaals naar zijn pakje sigaretten en zijn aansteker toen zijn onderbewuste hem eraan herinnerde dat hij voor een sigaret op weg naar buiten was geweest. Hij keek uit het raam, waar de zon het rood-zwarte uiteinde van de gevel van de Bleeding Horse bescheen. Doe daar ook maar een pint bij, dacht hij met een blik op zijn horloge. Je kon er ook lunchtijd van maken. Hij haalde zijn telefoon tevoorschijn - Liam zat er nu waarschijnlijk ook naar te snakken. Siobhan maakte vorderingen. Na slechts vijf telefoontjes met het St Vincent's Hospital had ze iemand opgespoord die in het weekend dienst had gehad en bereid was te bevestigen dat er inderdaad een Spaanse studente was behandeld op de Eerste Hulp en daarna op zondagochtend opgenomen in het ziekenhuis. Uiteraard geen namen of klinische details: privacy van de patiënt en dat soort dingen, vooral tegenover journalisten. Maar op grond van deze informatie kon ze het Garda-bureau van Dundrum bel-len en hun de details voorleggen om te zien wat de reactie zou zijn. De panische klank in de stem van de Garda die de telefoon aannam en de snelheid waarmee ze werd doorverbonden met een weinig behulpzame brigadier, sterkte haar in de overtuiging dat Consodine het bij het rechte eind had gehad en dat ze iets op het spoor was. Maar wat?

Siobhan overlegde snel met Paddy Griffin, gaf hem een kort overzicht van wat ze had ontdekt en kreeg zijn toestemming om zo nodig met een paar euro's te strooien. Ze greep haar sleuteltjes, nam de lift naar de parkeergarage in de kelder en opende het stoffen dak van haar geliefde, zij het oude, rode Alfa Spider. Toen was ze weg; ze schoot de helling op naar de helderblauwe hemel en reed de kade op. Ze had evengoed een taxi kunnen nemen op kosten van de krant en dan gebruik kunnen maken van de busbaan. Maar zo'n heerlijke wolkeloze dag bood een te mooie gelegenheid om met open dak te rijden, de zon op haar gezicht, de wind in haar haren te voelen en welk ander cliché je ook maar mocht verzinnen. Ze vond het allemaal even fijn. Het verkeer kroop zoals gewoonlijk stoppend en optrekkend vooruit, maar ze schoot goed op dankzij een sluiproute door Ballsbridge die ze kende en algauw zoefde ze over de afrit bij Nutley Lane en parkeerde in de kleine parkeergarage van een aantal verdiepingen die de zuidzijde van het ziekenhuisterrein ontsierde. Toen ze daar naar buiten kwam, moest ze terugdenken aan - hoe lang geleden, vijfentwintig jaar? - toen haar vader naar dit ziekenhuis was gebracht. Zij, tien of elf jaar, niet ouder, was met hem de betonnen trappen op gelopen, had zijn hand vastgehouden, troostende woorden gesproken, terwijl het de hele tijd hij was geweest die haar troostte, haar kalmeerde, haar aanmoedigde om niet bang te zijn en goed voor haar moeder te zorgen.

In die tijd hadden de ziekenhuisgebouwen ver uit elkaar gelegen in een parkachtig landschap met gezondheid bevorderende heesters en grasvelden. Ook al waren ze nooit mooi geweest, die rechthoekige gebouwen uit de jaren zestig hadden - zo had het toen tenminste geleken - toch een soort welwillende medische autoriteit uitgestraald. En nu hadden de jaren van voorspoed tot gevolg gehad dat allerlei soorten toevoegingen en uitbreidingen de gezonde groene ruimte hadden opgeslokt. Binnen waren de gangen nog vrijwel zoals ze zich die herinnerde, maar dan zonder de spookachtige gloed van vroeger. De muren waren tot op het pleisterwerk afgesleten door te veel passerende lichamen. De vloeren hadden te veel voeten gezien om de glanzende waslaag vast te houden die had gepiept onder de spekzolen van de verpleegsters die haar vader hadden meegenomen naar zijn zieken-zaal. Ze huiverde bij de gedachte: haar lieve vader die wegliep, achterom zwaaide naar haar, het licht dat aan het andere uiteinde van de gang naar binnen stroomde en aan zijn silhouet knaagde tot hij alleen nog maar een dunne staak was.

'Jemig, je begint al een softie te worden en je zit daar pas een paar dagen. Straks laten ze je nog een handtasje dragen.'

Mulcahy keek op van zijn Irish Times en zag rechercheur Liam Ford, die grinnikend op hem neerkeek. De kruiswoordpuzzel had hem zo in beslag genomen, dat hij de brigadier niet had zien binnenkomen. En dat was niet gemakkelijk, want met zijn een meter negentig, honderdvijftien kilo en bruinieren bomberjack, spijkerbroek en afgetrapte Nikes, kon je Liam Ford normaal gesproken al van een halve kilometer zien aankomen. Hij was nu halverwege de dertig, zijn spieren werden door iets meer vet bedekt en met zijn lange haren leek hij eerder op een ouder wordende rocker dan op een diender van de afdeling Narcotica. Maar dat was de algehele indruk en ook al was hij te opvallend om uit te blinken op het terrein van schaduwen, je hoefde hem maar met een verdachte in een kamertje te zetten om hem helemaal tot zijn recht te laten komen.

'Het is de Simplex-kruiswoordpuzzel maar,' protesteerde Mulcahy.

'De wat?'

'De gemakkelijke, onnozele sukkel. Lees jij nooit een krant?'

'Die niet, nee. De Sun of de Herald zijn goed genoeg voor mij. Ik begrijp graag wat ik lees.'

Mulcahy moest glimlachen om het accent. Ruim tien jaar in Dublin en hij klonk nog steeds alsof hij recht uit Cork kwam. Ford wees op Mulcahy's gedeeltelijk leeggedronken pint Guinness op de bar.

'Nog eentje?'

'Vooruit dan maar.'

Hij riep de bestelling naar de barkeeper en trok er toen een kruk bij.

'Hoe gaat het? Is er iets wat ik zou moeten weten?' vroeg Mulcahy, die zijn krant opzijlegde.

'Niet veel. Iedereen is een beetje gespannen door die stop die nog steeds geldt. We staan verdorie veel te veel onder druk. Het lijkt wel of elk tweede bureau op kantoor leegstaat. Belachelijk, dat is het.'

Ford zweeg even om de barkeeper een briefje voor de twee biertjes te overhandigen en hij nam vast een lange teug terwijl hij wachtte op het wisselgeld. Tegen de tijd dat het glas weer op de bar werd gezet, was het halfleeg.

'En hoe staat het met jou? Je bent wel erg gesloten over wat er daar allemaal speelt. Waar zou Zeden jou in hemelsnaam voor nodig hebben?'

Mulcahy tikte met een vinger tegen zijn neus. 'Niets waar jij belang in zou stellen, Liam. En ook niets wat ze niet zelf heel goed kunnen behappen. Op het moment neem ik daar alleen maar nutteloos ruimte in beslag.'

Ford keek hem aan alsof hij twee hoofden had. 'Nou, dan moet je verdomme zorgen dat je daar zo gauw mogelijk weg bent.'

'Ja, dat vind ik ook. Maar zo gemakkelijk is dat niet.'

Ford steunde met een elleboog op de bar en dempte zijn stem.

'Maar dat is het misschien wel, baas. Luister, een kerel uit de zuidelijke regio die ik ken, hoorde gisteren fluisteren dat Personeelszaken Tommy Dowling wil dwingen om de handdoek in de ring te gooien. Je weet wat hem is overkomen, hè?'

Mulcahy knikte. Dowling stond aan het hoofd van de narcoticabrigade van de zuidelijke regio. Hij had een paar maanden geleden een kogel in zijn lever gekregen, toen een overval op een huis in Youghal helemaal verkeerd was afgelopen.

'De laatste medische test was niet goed/ zei Ford. 'Het ziet ernaar uit dat hij nooit meer echt fit zal worden, dus gaan ze hem een aanbod doen - volledig pensioen en een passende compensatie. Er wordt verteld dat hij binnen een maand verdwenen zal zijn. Volgens mij hoef je alleen maar te solliciteren en je hebt de baan. Murtagh zou wel gek zijn om jou niet te nemen. Ik weet dat het misschien niet helemaal is wat je wilt, maar het zou je in elk geval weer op de rails zetten.'

Mulcahy vond die mogelijkheid zeker niet te min,-hij voelde zich net een drenkeling die een reddingsboei toegeworpen heeft gekregen. 'Weet je dat zeker?'

'Zo zeker als wat.'

'Wie zou er nog meer voor in de markt zijn? Wie vervangt Dowling nu?'

Ford grijnsde van oor tot oor en begon echt warm te lopen voor het idee.

'Daar draait het juist om. De man die het fort nu bezet houdt, Sean McCarthy, gaat ervan uit dat hij het zeker wordt, maar er wordt verteld dat Murtagh niet onder de indruk is van zijn prestaties. Hij is niet populair bij de mannen en er zijn een paar stevige missers gemaakt. Maar het belangrijkste is dat het een post is voor een inspecteur. McCarthy heeft daar nooit de capaciteiten voor, zeker niet als jij meedoet. Volgens mij ben jij geknipt voor de baan.'

Mulcahy probeerde de opwinding die bezit van hem nam, in te dammen. Andere mogelijkheden waar hij de afgelopen zes maanden lucht van had gekregen, waren in het niets verdwenen als gevolg van de personeelsstop. Maar ze konden zo'n regionale functie niet onvervuld laten - en het zou precies in zijn straatje passen, nog beter dan Ford besefte. Donbal Murtagh, de hoofdinspecteur van de zuidelijke regio, was waarschijnlijk de man met wie hij op inlichtingengebied het nauwst had samengewerkt toen hij in Madrid zat. Jarenlang hadden ze geknokt om de drugssmokkel via lerlands kwetsbare zuidkust te bestrijden. Hij had enorm veel respect voor hem en ze hadden altijd goed met elkaar kunnen opschieten.

'Bedankt, Liam. Misschien geef ik Murtagh wel een belletje.'

'Dat moet je zeker doen.' Ford grinnikte weer. 'De lui daar zouden het geweldig vinden als jij aan boord stapte. Een heleboel kennen je nog van vroeger.'

'Er is één minpunt.'

'En dat is?'

'Ik zou in dat stomme Cork moeten gaan wonen.'

Ford liet een zware lach horen voordat hij de rest van de pint naar binnen goot. 'Je zou zo verrekte veel geluk hebben. Ze noemen het niet voor niets de Parel van het Zuiden.'

'Voorzover ik me herinner, noemen ze het nergens een parel van wat dan ook.'

Mulcahy gaf de barkeeper een teken dat hij Ford nog een pint moest geven en probeerde er niet meer aan te denken hoe ideaal deze baan zou zijn. Zelfs de verhuizing naar Cork zou interessant zijn, omdat de zuidkust de absolute frontlinie was als het om drugssmokkel ging. Ford kletste intussen een poosje geanimeerd over zijn eigen werk bij de nationale narcoticadienst in Dublin Castle en sloot dat af met een grappig verhaal over een bekende kleine dealer die was aangereden door een auto terwijl hij aan arrestatie probeerde te ontkomen.

'Drie gebroken ribben, een gebroken sleutelbeen, en zijn kaak moest met draad dichtgemaakt worden. Hij zal voorlopig tegen niemand iets kunnen zeggen. En hij zal ook nergens anders naartoe gaan dan de ziekenzaal van de gevangenis - we vonden drieënvijftig zakjes coke in de voering van zijn jasje.'

Mulcahy was nog aan het lachen toen hij een luid buitenlands accent achter zich hoorde. Hij draaide zich om op zijn kruk en zag een gezette man van in de veertig aan de bar een koffie en een broodje bestellen. In zijn stem klonken de ronde klinkers van Afrika door, maar opvallender was dat hij priester was. De glanzende witte boord rond zijn nek vormde een scherp contrast met zowel zijn huidskleur als zijn goed zittende donkergrijze pak.

Toen hij zijn hoofd uitstak om te zien met wie de priester was, ontdekte Mulcahy een hele groep geestelijken, een mengelmoes van Afrikanen en Europeanen aan hun gesprekken te horen, die in een alkoof rechts van hem zat. De meesten hadden een kop en schotel en een half opgegeten broodje voor hen staan. Hij moest echt helemaal zijn opgegaan in zijn puzzel dat hij ze niet eerder had opgemerkt. Een groep priesters in een pub was tegenwoordig een vreemd gezicht. Ook al dronken ze koffie. Er moest ergens in de buurt een religieuze conferentie plaatsvinden waar ze nu lunchpauze hielden.

'Ben je op hen aan het wachten om ons dispensatie te geven voor nog een pint?' vroeg Ford, die zijn lege glas in zijn hand hield en naar de geestelijken knikte.

Mulcahy draaide zich om en keek naar zijn eigen, nauwelijks aangeraakte tweede glas. 'Ik wacht even/ zei hij, en hij nam nog een teug. In zijn achterhoofd was iets vreselijk aan het knagen.

'Maar ga je gang, Liam. Ik zal niet...'

Terwijl hij dat zei, verschoof er iets in zijn hoofd en gleed op zijn plaats. Hij zette zijn glas met een klap op de bar en trok meer nieuwsgierige blikken dan alleen van Ford. Maar Mulcahy merkte er niets van. Zijn ogen waren strak gericht op een van de mannen, die met zijn gezicht naar hem toe in de alkoof zat. Een andere priester, of misschien wel een bisschop, afgaande op zijn paarse hemd. Maar wat voor dat hemd hing, had de volle aandacht van Mulcahy: een groot gouden kruis dat aan een ketting bungelde. Groot en opvallend, minstens veertien of vijftien centimeter lang, met een glad oppervlak, eenvoudig, zonder een Christusfiguur of een andere versiering.

'Eh, alles goed, baas?' vroeg Ford met een blik van geamuseerde bezorgdheid op zijn gezicht.

'Ja, nee, ik...' Hij keek naar Ford, toen even naar de geestelijke en toen weer terug. 'Sorry, Liam. Bedankt voor alles, maar ik dacht net aan iets belangrijks. Ik moet er echt vandoor. Ik bel je later, goed?'

Hij wachtte niet op antwoord. Automatisch controleerde hij alleen of zijn sigaretten en aansteker in zijn zak zaten en toen verliet hij half lopend, half rennend de pub.

Ford keek hem hoofdschuddend na en goot toen het restant van Mulcahy's pint over in zijn eigen glas.

Mulcahy sloeg de deur met zoveel geweld dicht dat de eenzame secretaresse bijna van haar stoel overeind vloog. Hij stormde naar de tafel bij het whiteboard en greep een map met foto's van de stapel. Snel door de eerste afdrukken bladerend, zag hij algauw wat hij zocht. Hoewel het niet heel duidelijk was, wist hij meteen dat hij gelijk had.

Met zijn ogen op de map gericht, liep hij recht zijn kantoortje in en deed zijn bureaulamp aan. Hij pakte de opnames die in het ziekenhuis van de verwondingen op Jesica's maag en onderbuik waren gemaakt en spreidde ze uit onder de kring van licht. Hij had de foto's eerder bekeken, maar zijn maag kwam nog steeds omhoog bij het zien van de verwondingen - blauwe plekken, bla-ren die waren opgeblazen en op onmogelijke manieren in elkaar overliepen, zwart geblakerd op andere plaatsen. Maar nu maakten de wonden niet een geheel willekeurige indruk op hem. Er was een patroon dat aanvankelijk niet gemakkelijk was te herkennen, maar het was er wel als je wist waarnaar je moest zoeken. De willekeurig verspreide brandwonden leken op een bepaald punt onder een rechte hoek bij elkaar te komen. Op bepaalde plaatsen onderbroken, dat wel, maar als je rekening hield met de contouren van het meisjeslichaam en met name bedacht hoe een smal, plat oppervlak ertegenaan werd gedrukt, kon hij begrijpen hoe het mogelijk was de afdrukken als simpele hoekige vormen te interpreteren. Waar het hete metaal harder of zachter was aangedrukt, dus de verwonding ernstiger of minder ernstig was en de kleuren van de brandwonden zelf intenser of lichter waren. Het waren de kleuren die het best overeenkwamen. Maar het gold ook voor de breedte en ernst van de wonden. Hij keek naar de ergste, het verschroeide vlees rond haar geslacht, en probeerde zich de verschrikking van de daad of de pijn die het moest hebben veroorzaakt, niet voor de geest te halen. Er was meer dan één foto nodig om het verhaal te vertellen, maar het was wel degelijk zichtbaar: een grote X van schaambeen naar zitvlak. Un verrekte cura. Waarom had hij dat niet eerder gezien? Wat had Jesica gezegd over haar aanrander, dat hij op een priester leek en het kruisteken maakte? Maar doordat haar eigen kruis en ketting weg waren, had hij dat niet gezien. Wat is het gebruikelijkste gouden voorwerp dat je - afgezien van sieraden - in Ierland kunt vinden? Verrekte religieuze regalia. Kruizen, christene zielen!

Hij bekeek elk van de foto's nog eens en zag niets wat hem minder overtuigd maakte. Lange, verticale brandwonden, op tweederde onderbroken door kortere horizontale. De wonden zagen er precies zo uit alsof ze waren toegebracht met iets in de vorm van een kruis. En een groot kruis ook, minstens zeventien tot achttien centimeter. Groter dan het kruis dat de priester in de pub droeg. Eerder verguld dan een mooi sieraad, dat had Geraghty gezegd. Het soort ding dat je misschien in een sacristie of een particuliere kapel vond. Simpel, goedkoop, zelfs zonder figuur. Verdorie, er moesten miljoenen van die stomme dingen in het land rondzwerven.

Hij greep zijn telefoon, in de hoop dat Geraghty hem misschien wat wijzer kon maken. Maar de receptioniste van het Technisch Bureau vertelde hem dat hij was weggeroepen voor een zaak en dat hij die dag niet meer werd terugverwacht. Ze weigerde ook zijn mobiele nummer te geven. Toen probeerde hij Brogan, maar werd meteen weer doorverbonden met haar voicemail. Hij liet een boodschap achter, met het verzoek hem terug te bellen, hing toen gefrustreerd op en begon de dossiers weer door te nemen. Hij had de hele tijd naar het verkeerde ding gezocht. 

Hoofdstuk 7

Het Garda-bureau van Blackrock was een modern blok dat geïsoleerd op een eiland tussen de eindeloze stroom verkeer op de vierbaans Frascati Road en de rustiger Temple Road aan de zeezijde lag. De ligging en het strakke uiterlijk van donkere bakstenen, alleen onderbroken door verticale stroken donker glas, leken aan te geven dat de Garda Sïochana de bevolking van Blackrock liever op afstand wilde houden dan hun een schuilplaats of toevluchtsoord te bieden. In andere delen van Dublin zou dat begrijpelijk zijn geweest, maar Blackrock was van oudsher een van Dublins rijkste buitenwijken, wat de defensieve locatie des te ongerijmder maakte. Verhoorkamer 4 lag op de eerste verdieping. Cassidy hield zijn oog tegen het kijkgat in de deur gedrukt. Brogan ijsbeerde door het korte gangetje erbuiten.

'Hoe lang zit hij daar nu?'

Cassidy maakte zich los van het spionnetje. 'Komt in de buurt van drie kwartier.'

'En hij is nog niet aan het zweten?' Brogan keek op haar horloge en was zich bewust van de tijd die verstreek. Eigenlijk had ze hem liever nog even langer laten sudderen, want uit alles wat ze tot dusver van hem had gezien, bleek dat hij een wijsneus was. Maar vanavond was het Aidans pokeravond met zijn maten, de enige keer dat ze altijd op tijd thuis probeerde te zijn, om een paar heerlijke uren alleen met haar zoon door te brengen. Dus opschieten.

'Hij zit een beetje op zijn nagels te bijten/ zei Cassidy, 'maar verder ziet hij er kalm genoeg uit.'

De kerel inrekenen was gemakkelijker gegaan dan Brogan had verwacht. Zoals beloofd, hadden de mannen uit Blackrock het huis in het oog gehouden - een goed onderhouden twee-ondereen-kapwoning met een grote, keurige voortuin in Castlebyrne Park. Toen ze er aankwamen kon brigadier Leahy bevestigen dat Patrick Scully inderdaad in het pand aanwezig was, omdat hij hem tien minuten nadat hij zijn positie had ingenomen naar de garage en weer terug had zien lopen. Dat geluk zou je altijd moeten hebben. Ze liet Cassidy en Leahy het woord voeren toen ze hadden aangebeld. Een vrouw deed open en raakte een beetje in paniek toen ze hoorde wie ze waren en dat ze met haar zoon wilden praten. Maar Scully zelf, die bijna even goed verzorgd en gekleed was als op de opname van de bewakingscamera, was opmerkelijk kalm en stemde er meteen mee in om mee te komen naar het bureau. Hij leek niet eens verbaasd, waardoor ze zich afvroeg of hij misschien een strafblad had. Ze bleef zelf op de achtergrond en zei geen woord, om het psychologische voordeel te behouden hem met een nieuwe persoon te kunnen confronteren als het tot een verhoor kwam.

'Goed, kom op, we verspillen tijd. Aan de slag.'

Ze opende de deur, stapte naar binnen en keek Scully meteen recht aan, maar zonder iets te zeggen. Zoals alle verhoorkamers waar ook ter wereld was het een kale ruimte met een minimum aan meubilair. De vensterloze grijze vlakken van de muren werden alleen onderbroken door twee ventilatieopeningen, de deur en de grote, felrode halve bol van de paniekknop rechts ervan om hulp te roepen voor het geval dat een verdachte lastig werd. Scully zat flink onderuitgezakt op een van de vier plastic stoelen rond de metalen tafel die aan de vloer waren vastgeschroefd. Weer viel haar op hoe goed hij gekleed was. Zijn lange benen waren gestoken in een katoenen broek die rechtstreeks uit het designerrek van Brown Thomas kon komen. Datzelfde gold voor zijn gloednieuwe suède instappers, het onberispelijk gestreken blauw geruite overhemd en een linnen colbertje dat maatwerk had kunnen zijn. De rug van zijn handen en zijn lange vingers waren nog wat zongebruind en zijn nagels glommen alsof ze waren gepolijst en gemanicuurd. Kennelijk was nagels bijten geen gewoonte, dus had hij onder de uiterlijke kalmte toch enige bezorgdheid gevoeld. Mooi. Hij bleef Brogan aankijken toen ze ging zitten, maar nam niet de moeite iets aan zijn houding te veranderen. Ze trok haar eigen stoel onder zich en schoof die naar de tafel. Toen pas ging hij rechtop zitten en deed hetzelfde, waarbij hij zijn ellebogen net als zij op de tafel zette. Van zo dichtbij was het eerste wat haar opviel dat hij totaal niet van zijn stuk leek te worden gebracht door haar strakke blik. Integendeel, eigenlijk. Het waren zijn ogen die haar een enigszins ongemakkelijk gevoel gaven. Ze waren heel ongebruikelijk, met donkerbruine irissen die bijna samenvloeiden met zijn pupillen en gitzwart glansden in het felle tl-licht van boven. Ze leunde naar achteren om het effect te verminderen, luisterde naar het schrapen van Cassidy's stoel naast haar en wachtte tot hij de digitale recorder had gestart die met een stalen beugel aan het tafelblad was vastgemaakt. Toen sprak ze de formele gegevens van datum, plaats en aanwezige personen in het apparaat.

'Kunt u alstublieft bevestigen dat u Patrick Cormac Scully bent?'

Hij knikte en vouwde zijn vingers onder zijn kin.

'Antwoordt u met ja of nee voor de opname, alstublieft,' zei Cassidy op agressieve toon.

'Ja, dat ben ik.'

'Woonachtig te Castlebyrne 43, Blackrock?'

'Ja,' zei hij tegen Cassidy, maar deze keer met meer zelfvertrouwen. Hij richtte zijn blik weer op Brogan. 'Ben ik gearresteerd?'

'Nee.'

'Zoudt u me dan alstublieft willen vertellen waar het om gaat?'

'Natuurlijk,' zei Brogan. 'Het is heel eenvoudig. We willen weten waar u was en wat u deed op zaterdagavond drie dagen geleden.'

Brogan dacht dat ze iets van bezorgdheid over Scully's gezicht zag trekken.

'Zaterdagavond?' Hij moest moeite doen om zijn stem niet te laten stokken.

De reactie was zo gering dat Brogan onwillekeurig voor bevestiging naar haar brigadier keek. Cassidy knikte nauwelijks zichtbaar. Hij had het ook opgemerkt.

'Ja, zaterdag,' zei Brogan. 'Tussen zaterdagavond en zondagochtend. Kunt u ons dat vertellen?'

'Zeker,' zei hij, en hij veranderde weer van positie op zijn stoel. Hij ging rechtop zitten, trok de mouwen van zijn colbertje over de manchetten van zijn overhemd, sloeg zijn ogen neer om zich te concentreren en probeerde zo tijd te rekken. Met iets uitgestoken kin hief hij ten slotte zijn hoofd op en keek haar weer aan. Opnieuw werd ze ongewild getroffen door de intensiteit van zijn blik. Die was bijna tastbaar, als een schok van statische elektriciteit.

'Ik ben uit geweest/ zei hij. 'De clubs af, weet u wel?'

'Kan het iets specifieker, alstublieft? Tijd en plaats aangeven zou prettig zijn - alle details die u zich kunt herinneren.'

'Ja, geen probleem.' Hij leek er nu bijna op gebrand om te helpen, maar achter de woorden school iets van behoedzaamheid en beheersing. 'Ik heb tot ongeveer acht uur met mijn ouders tv zitten kijken, toen ben ik naar boven gegaan om me klaar te maken en ik denk dat ik rond tien uur de deur uit ben gegaan.'

Brogan glimlachte. Twee uur om zich klaar te maken? Dat verklaarde een heleboel. Ze hoopte voor zijn moeder dat ze meer dan één badkamer hadden.

'Je woont nog bij je ouders?' kwam Cassidy tussenbeide in de hoop hem te stangen.

'Ja,' antwoordde Scully kortaf zonder hem zelfs maar aan te kijken.

'En waar bent u naartoe gegaan?' vroeg Brogan.

'Die tent in Stillorgan, de GaGa, kent u die? Ik was er om ongeveer halfelf, denk ik. Ik heb een paar Budweisers gedronken en wat gedanst. Ik denk dat ik er om halftwee, twee uur ben vertrokken. Ik ben naar huis gelopen. Was op zijn laatst om halfdrie thuis en ben rechtstreeks naar bed gegaan. Meteen vertrokken, maar zo ben ik.'

'Is dat het?' vroeg Brogan, die vond dat het klonk als een vanbuiten geleerd lesje.

'Wat zou ik er meer van kunnen maken?' Hij grinnikte en draaide zijn palmen naar boven. 'Niet de beste avond van mijn leven, geloof ik, maar er zijn slechtere geweest. Beter dan thuisblijven en pa en ma jolig zien worden.'

Brogan schonk hem een glimlachje. Hij begon nu meer zelfvertrouwen te krijgen en dacht dat hij met haar kon flirten. Best, als hij zich daarbij op zijn gemak voelde. Ze kon daar op elk moment doorheen prikken als ze dat wilde.

'Om terug te keren naar de club,' zei Cassidy. 'Ben je daar alleen naartoe gegaan?'

'Ja.'

'Ga je daar altijd alleen naartoe?'

'Niet altijd, maar vaak genoeg wel.'

'Vind je dat niet een beetje vreemd?'

'Niet vreemder dan alleen naar de film gaan of zo.'

'Heb je geen vrienden, Patrick?' vroeg Cassidy.

'Natuurlijk heb ik vrienden. Luister, waar gaat dit over? Ik ga daarnaartoe, omdat het net de straat uit is en het is een tent die even goed is om naartoe te gaan als welke andere ook als ik niet thuis wil blijven zitten - wat vaak genoeg voorkomt. Wat is daar verdorie mis mee?'

Cassidy besteedde geen aandacht aan de vraag. 'Ze lijken me daar een beetje jong voor jou. De GaGa richt zich op zestien-tot achttienjarigen, nietwaar? Nog maar kinderen vergeleken bij jou. Hoe oud zei je ook weer dat je was?'

'Dat heb ik niet gezegd, maar ik ben drieëntwintig. En wat moet ik daarop zeggen? Misschien vind ik het wel leuk als mijn meisjes wat jonger zijn dan ik. Dat is toch niet tegen de wet, hè?'

'Zolang ze maar niet te jong zijn/ mompelde Cassidy. Scully raakte daardoor wel degelijk gepikeerd. 'Hé, wat wil je daarmee zeggen?'

'Niets,' gromde Cassidy, 'behalve wat voor zichzelf spreekt.'

'Luister, ik begin dit zat te worden. Op de deur staat dat het alleen voor boven de achttien is, dus wat mij betreft is iedereen daarbinnen koosjer. Goed, hoe gezellig dit ook is geweest, ik zou het op prijs stellen als jullie me vertellen wat jullie willen en me dan als de bliksem laten vertrekken.'

'Heb je afgelopen zaterdag in de club iemand ontmoet?' vroeg Brogan.

'Natuurlijk, ik bedoel, ik heb altijd...' Hij onderbrak zichzelf.

'Altijd?' Brogan fronste haar wenkbrauwen en glimlachte weer.

'Dat is leuk - maar je weet natuurlijk ook wel van jezelf dat je er goed uitziet.'

'Dat is toch niet bij wet verboden?'

Defensiever nu, maar ze kon zien dat hij het complimentje als een spons opzoog. Hij kon er niets aan doen.

'Zeker niet. Het zou actief aangemoedigd moeten worden, vind ik.' Brogan lachte. Links van haar voelde ze Cassidy's ogen haar kant op draaien en zag ze dat Scully het ook opmerkte. Het spel zat op de wagen.

'Dus Jesica was niet bijzonder, gewoon iemand die je terloops had opgepikt?'

'En wie mag Jessica verdomme dan wel zijn?' vroeg hij. Verrassing flikkerde in die ogen nu hij op het verkeerde been was gezet.

'Jesica - je weet wel, het meisje dat je zaterdagavond mee naar huis hebt genomen.'

'Ik heb zaterdagavond niemand mee naar huis genomen. Ik heb toch verteld dat ik naderhand naar huis ben gelopen en direct naar bed ben gegaan. Ik heb nog nooit van een Jessica gehoord. Door wie hebben jullie je laten opnaaien?'

Brogan wierp een blik op Cassidy en trok een wenkbrauw op.

'Dus, Patrick, ontken je dat je de club zaterdagavond samen met iemand hebt verlaten?'

'Nou, nee... Ik bedoel, ik heb de club samen met iemand verlaten, een Spaans meisje, maar ik wist niet eens hoe ze heette. Is zij die Jessica over wie jullie het hebben?'

'En als zij dat is?'

'Nou, ik heb haar heel zeker niet mee naar huis genomen. Ik bedoel, we hebben op de dansvloer wat gezoend, maar ik merkte meteen dat zij niet verder wilde gaan. Eigenlijk was ze nog een kind. Ik zei tegen haar dat ik ging en zij zei dat ze ook moest gaan. We bleken dezelfde kant op te gaan, dus zijn we samen tot het winkelcentrum van Stillorgan gelopen.'

'Jullie hebben gelopen, zeg je. Je hebt haar geen lift gegeven?'

'Nee, zoals ik zei, we hebben gelopen.'

'Tot het winkelcentrum. En wat gebeurde er toen?'

'We zijn allebei een andere kant op gegaan, zij naar Kilmacud en ik verder door Stillorgan Park.'

'En dat was het? Jullie zijn onderweg niet blijven staan voor nog een kusje?'

'Nou ja...'

'Ook al was zij "eigenlijk nog een kind", zoals je zei?' merkte Cassidy hatelijk op.

'Nou ja, je weet wel, één vogel in de hand en zo...'

'In de hand?' onderbrak Cassidy hem met gespeelde verontwaardiging. 'Dus het ging een beetje verder dan een kusje?'

'Nee, ik bedoelde alleen...' Scully haalde adem om zichzelf te kalmeren en scheen het toen verstandiger te vinden om niet uit te leggen wat hij bedoelde. 'Nee, dat was niet het geval.'

'Je moet toch aardig in de verleiding zijn gebracht, nietwaar? Op dat uur zijn er niet veel mensen in het winkelcentrum. Heel gemakkelijk om wat druk uit te oefenen en te krijgen wat je wilt, hè?'

'Nee. Absoluut niet. Ik zeg toch dat we elkaar een kusje hebben gegeven en toen uit elkaar zijn gegaan.'

'Weet je dat zeker, Patrick?' drong Cassidy aan.

'Zeker? Natuurlijk weet ik dat zeker. Ik bedoel... Hé, wacht eens even. Waar gaat dit over? Willen jullie zeggen dat ze me ergens van beschuldigt?'

'Waarom zeg je dat, Patrick?' bemoeide Brogan zich ermee.

'Waarvan denk je dat ze jou zou kunnen beschuldigen?'

'O nee. Kom nou.' Er klonk iets van paniek door in Scully's stem. 'Ik moet op de een of andere manier gepakt worden. Wat beweert zij?'

'Wat denk je dat zij beweert?' kwam Cassidy weer agressief tussenbeide zonder hem een adempauze te gunnen.

'Dat heb ik toch gezegd. Ik heb er geen idee van, maar wat het ook is, het is niet waar.'

'Dat is een interessante manier van uitdrukken, Patrick.'

'Wat?'

Brogan begon net te denken dat ze misschien ergens kwamen, toen de spanning in de kamer werd verbroken omdat er hard op de deur werd geklopt.

'Wat is er?' riep ze, een vloek onderdrukkend. Ze wisselde een boze blik met Cassidy.

Een jonge Garda in uniform stak aarzelend zijn hoofd om de deur.

'Inspecteur Brogan?'

'Wie zou het verdomme anders zijn, stomme klojo?' mopperde Cassidy, maar Brogan was al over zijn hoofd aan het praten.

'Ja, wat is er? Snel.'

'Dringende boodschap voor u, buiten.'

Cassidy onderbrak het verhoor en zat dreigend naar Scully te kijken als een waakhond die een indringer opneemt. Buiten overhandigde de jonge agent Brogan een draadloze telefoon. Wie kon dat verdorie zijn?

'Baas, met Donagh. Sorry dat ik stoor, maar ik dacht dat je dit zou willen weten.'

'Vooruit dan. Wat heb je?'

'Je zult het niet geloven, baas. We hebben de klootzak. Er staat een kleine witte Transit in de garage van Scully met lasapparatuur achterin. Ik heb het even snel gecontroleerd, maar hij staat inderdaad op zijn naam.'

'Je bent geweldig.' In gedachten gaf Brogan een stomp in de lucht. 'Hoe ziet de wagen er vanbinnen uit? Iets waarmee ik hem kan confronteren?'

'Nou, hij ziet er schoon genoeg uit. Geen bloed of zoiets, maar zodra ik de lasapparatuur zag, ben ik als de bliksem naar buiten gestapt. Dacht dat ik het beter aan het Technisch Bureau kon overlaten, weet je, als het een plaats delict is en zo.'

'Goed gedaan,' zei Brogan, en ze zei tegen hem dat hij het Technisch Bureau opdracht moest geven het voertuig in beslag te nemen en meteen op een dieplader naar het lab te brengen.

'Hoogste prioriteit, geen excuses. Was er nog iets anders?'

'Ja, baas, dat was er zeker. Maura heeft een stapel porno in zijn slaapkamer gevonden en een behoorlijk voorraadje cannabis en iets wat eruitziet als ecstasytabletten. Zo'n twintig tot dertig stuks.'

Brogan voelde de spanning op haar borst en wist zeker dat ze haar man had. Met dit alles zou de rest slechts een formaliteit zijn. 'Jezus, Donagh, jullie hebben jezelf overtroffen. Later allemaal een rondje van mij, ja? Maar nu ga ik terug om die klootzak vast te nagelen.'

Ze beëindigde het gesprek en overhandigde de telefoon aan de agent, die haar om de een of andere reden stralend aankeek. Ze besteedde geen aandacht aan hem, haalde diep adem en pakte de deurkruk. Half en half verwachtte ze dat Cassidy tijdens haar afwezigheid Scully te lijf was gegaan. Maar in de verhoorkamer was niets veranderd: Cassidy die kwaad keek en Scully die er niet echt in slaagde om onbezorgd te kijken. Ik zal gauw de grijns van dat gezicht vegen, dacht ze toen ze weer ging zitten en Cassidy met een knipoog te kennen gaf de recorder weer te starten. Siobhan wist wel beter dan op de afdelingen te gaan zoeken. Het was niet haar stijl en ze zou alleen maar de aandacht op zichzelf vestigen. Het was niet goed om voor zoiets een naam te krijgen. Uiteraard was het zinloos om de artsen of het administratieve personeel rechtstreeks te benaderen. Ze zou niets uit hen loskrijgen, niet in dit stadium. Hun banen waren veel te gerieflijk en goedbetaald om in de waagschaal te stellen voor de nieuwsgierigheid van een journaliste. De verpleegsters waren daarentegen altijd een goede gok, want zij waren overwerkt, werden te weinig gewaardeerd en, het allerbelangrijkste, onderbetaald. Maar het best waren de schoonmakers, portiers en het lagere personeel, de arme sloebers die het rottigste werk deden voor het laagste loon en die meestal voor een paar centen aan de informatie konden komen die je wilde hebben. Ze ging ervan uit dat het een van hen moest zijn geweest die haar als eerste met het verhaal had gebeld, omdat ze zich het zware Dublinse accent herinnerde dat de krakende telefoon niet kon verbergen. Het zou zelfs gemakkelijk zijn om hem op te sporen, omdat hij een van de weinigen zou zijn die tegenwoordig nog Iers was. De meesten waren Bosniërs, Afghanen, Vietnamezen - asielzoekers en illegale immigranten, die als enigen wanhopig genoeg waren om stront, bloed en braaksel van vloeren te schrapen in een economie die tot voor kort geen werklozen had gekend. Zelfs de meeste brave burgers die nu voor het eerst in tien jaar in de rij stonden voor een werkloosheidsuitkering, zouden zich daarvoor te goed voelen. Ze stond in de buurt van de ziekenhuiswinkel te denken aan de mogelijkheid om haar informant op te sporen en hem te verrassen, toen het geluk haar een gemakkelijker keus bood. Er klonk een bel en twee brede stalen deuren schoven open in de rij liften tegenover haar. Naar buiten gesukkeld kwam de lange, broodmagere gestalte van Ivo Piric - een man die haar in het verleden van nut was geweest. Hij was waarschijnlijk niet ouder dan veertig, maar met zijn diepliggende ogen, holle wangen en skeletachtige gestalte leek Piric meer behoefte te hebben aan medische zorg dan het oudje dat hij in een rolstoel voortduwde. Hij had er altijd zo uitgezien, sinds hij aan het eind van de jaren negentig als Bosniër op de vlucht voor de oorlog in de Balkan in Dublin was opgedoken. Nadat hij een massaslachting had overleefd door zich te verbergen onder de dode lichamen van dorpsgenoten, was hij een man geworden die zo werd geobsedeerd door zijn verleden, dat het in zijn gezicht gegrift stond. Toen zij zijn verhaal aan de Irish Independent had verkocht, had ze aanvankelijk getwijfeld aan veel van wat hij had beweerd. Hoewel hij buiten enige twijfel getuige was geweest van een bloedbad, had iets in hem haar doen afvragen aan welke kant hij had gestaan bij de gruweldaad. Ook al was ze van hem gecharmeerd, toch moest het werk waaraan Piric hier vastzat een soort boetedoening zijn. Toen hij met de rolstoel voorbijkwam, herkende hij haar en glimlachte. Ze wist weer hoe verwarrend ze dat altijd had gevonden: net een dier dat zijn tanden ontblootte, zonder enige warmte.

'Hallo, Ivo.'

Hij stak een hand op en parkeerde zijn vrachtje in de deuropening van een televisiekamer waar patiënten en bezoekers werden verdoofd door een vreselijke dagelijkse praatshow. Piric kwam aanlopen en zijn ogen waren al gevestigd op de kleine bruinieren portemonnee die Siobhan uit haar tas haalde.

'Ik heb wat informatie nodig,' fluisterde ze, en ze legde een hand op zijn onderarm om hem naar de andere muur te trekken.

'En jij bent precies de man die daarvoor kan zorgen.'

Het kostte Mulcahy veel meer tijd om te achterhalen hoe hij een kopie naar alle bureaus in de Dublin Metropolitan Regio moest sturen dan om de e-mail te schrijven. Hij drukte op 'verzenden'

en zijn verzoek om informatie naar gewelddadige seksuele aanrandingen met een religieuze ondertoon schoot vergezeld door een laag gezoem van de luidsprekers de elektronische ether in. Hij zat erover te denken nog eens te proberen Brogan te bellen, toen de telefoon overging. Zij was het.

'Ik dacht dat je jouw ambassademakker misschien wilde laten weten dat we een vent in hechtenis hebben/ zei ze met een stem die zoemde van opwinding.

'Geweldig,' zei hij. 'Geef me een paar details, dan ga ik mijn koffers pakken.'

'Nou, daar zou ik nog maar even mee wachten. We hebben hem nog niet aangeklaagd.'

'Maar hij is het wel, hè?'

'Hij heeft er nog geen eed op gedaan. Maar hij heeft toegegeven dat hij de club samen met Jesica heeft verlaten en we hebben een busje in zijn garage gevonden met een heleboel lasapparatuur achterin. Het Technisch Bureau zwermt er nu helemaal overheen - tegen de ochtend zouden ze iets voor ons moeten hebben.'

'Ik mag dus aannemen dat hij geen lasser is?'

'Niet echt,' lachte Brogan grimmig. 'Hij zegt dat hij postdoctoraal student is aan de UCD. Hij doet onderzoek naar middeleeuwse geschiedenis of zoiets.'

'Dat is belangwekkend.'

'Ik zou het niet weten.'

'Nee, ik bedoelde de zaak van de academische lasser. Het is niet de aannemelijkste hobby van een geschiedkundige.'

'Absoluut ja,' zei ze, maar in gedachten was ze met iets anders bezig. 'Hoe dan ook, op het moment houd ik hem vast voor drugsbezit. We hebben in zijn slaapkamer hasj en ecstasy gevonden.'

'Dat is nuttig. Veel?'

'Niet zoveel hasj, maar er moeten twintig tot dertig pillen verstopt hebben gelegen.'

Mulcahy wist wat dat inhield. 'Dat is een heleboel voor een arme student. Denk je dat hij in de club aan het handelen was

- aan het dealen?'

'Daar dacht ik wel aan. En zo arm is hij niet. Zijn kleren hebben allemaal het etiket van een designer, handgemaakte schoenen, dat soort dingen. Dus geen goedkope studentenstijl. Ik dacht dat jij hem misschien kon natrekken via jouw contacten bij Narcotica, of ze informatie in wat voor vorm dan ook over hem hebben.'

'Ja, natuurlijk/ zei hij, blij dat hij eindelijk iets nuttigs kon doen.

'Snel graag. Het zou fijn zijn om het mee te kunnen nemen naar het volgende verhoor.'

'Geen probleem. Geef me naam en details, ik zal een telefoontje plegen en je meteen terugbellen.'

Ze gaf hem alles wat ze over Scully had en zei dat ze zou wachten tot ze van hem zou horen.

'Heb je mijn boodschap over Geraghty gekregen?'

'Ja,' zei ze. 'Hoe komt het dat hij het via jou doorgaf?'

Hij was blij dat ze niet kon zien hoe zijn ogen naar boven rolden. Hij was bijna vergeten hoe paranoïde ze was.

'Ik had zelf een paar gedachten over wat hij heeft gevonden,'

zei hij zonder aandacht te besteden aan haar vraag. 'Ik weet niet zeker of we...'

'Luister, ik weet zeker dat het allemaal heel interessant is/ onderbrak Brogan hem, 'maar denk je het te kunnen bewaren voor de bijeenkomst van vanavond? Dan kan iedereen het horen. Ik heb echt die drugsinfo over Scully nodig. Kun je dat nu meteen navragen?'

Laat maar zitten, dacht hij. Zijn eigen nieuws kon wachten.

'Best, geen probleem, maar voordat je ophangt, heb je al iets tegen Healy gezegd over deze kerel?'

'Wat heeft dat met de rest te maken?'

'Ik vroeg me alleen maar af hoeveel ik tegen de Spanjaarden moet zeggen.'

'Het was Healy die me vertelde jou te bellen/ zei ze op gepikeerde toon. 'Ik heb hem een paar minuten geleden op de hoogte gebracht. Hij zei dat ik jou - of liever hun - moest laten weten dat we een verdachte in hechtenis hadden. Voor het moment hoeven ze meer niet te weten.'

De zaken in het ziekenhuis waren nog sneller gegaan dan Siobhan had gehoopt. Zoals verwacht had Piric al gemerkt dat er iets bijzonders was gebeurd, maar hij was niet erg sterk in feiten en wauwelde wat over mannen in uniform die een patiënt weghaalden. Het was zeker belangwekkend, maar klonk als iets wat hij had verzonnen. Voor twintig euro wilde hij echter graag iemand voor haar opsnorren die precies wist wat er was gebeurd. Siobhan ging in de lege kantine zitten met een bord waarop een zielig stuk vis en een paar slappe gele frieten lagen, omdat ze verwachtte lang te moeten wachten. Maar nog geen vier frieten later was Piric terug. En dat was de reden waarom ze met verpleegster Edith Sorenson de laatste tien minuten in een krappe opgewaardeerde linnenkast had gestaan naast plank boven plank met gesteven witte lakens en slopen, terwijl haar steno alle mogelijke moeite deed om de verontwaardigde woordenstroom die over de lippen van verpleegster Sorenson kwam, bij te houden. Tot dusver had de verpleegster zo indirect mogelijk alles bevestigd wat Siobhans informant haar had verteld over de verbijsterende verwondingen van dit Spaanse meisje. Maar de dingen waarover ze het nu had - Gardai die het arme wicht ondervroegen, terwijl ze dat helemaal niet aankon, dan een worsteling met een of andere beambte vlak naast het bed van het meisje en vervolgens als klap op de vuurpijl iets wat klonk als een overvalcommando van de Spaanse ambassade dat door de gangen van het St Vincent's Hospital sloop - het was puur dynamiet.

'En je weet zeker dat het dezelfde kerel was die haar gisteren kwam halen, met de troepen, zoals jij het noemt? De oorspronkelijke man van de Spaanse ambassade?'

'Absoluut zeker. Hij was een onderdeurtje, maar wel helemaal vervuld van zichzelf, kan ik je vertellen. Hij paradeerde rond als een kleine Franco.'

Siobhan klakte meelevend met haar tong. De vergelijking ont-ging haar niet en ze besloot dat verpleegster Sorensen dus ergens halverwege de veertig moest zijn. 'Maar je weet zijn naam niet?'

'Die heeft hij niet genoemd - beide keren niet. Wat hem betreft, bestond ik niet eens. Hij was een erg onbeschofte man.'

'En zijn naam staat niet ergens genoteerd, in de administratie of zo van de verpleegsterspost? Het zou een grote hulp zijn, weet je, dan kunnen we hem in de krant zijn verdiende loon geven.'

Verpleegster Sorenson leek in de verleiding te komen door het voorstel, maar omdat ze al had geweigerd haar een onofficiële blik op de gegevens van het Spaanse meisje te laten werpen, had Siobhan niet veel hoop. En inderdaad, de verpleegster schudde bedroefd haar hoofd.

'Nee. Het was trouwens zuster Philomena die al het papierwerk heeft gedaan.'

'En je denkt niet dat zuster Philomena...' zei Siobhan, die tot de overduidelijke afschuw van haar informante de naam opschreef, 'je denkt niet dat ze bereid zou zijn om mee te werken?'

'God nee, ze zou bretels van mijn darmen maken als ze wist dat ik met jou praatte. Dan zou het voor mij afgelopen zijn. Ik vertel je dit alleen omdat...'

'Goed, goed,' zei Siobhan, die probeerde haar te kalmeren. 'Ze komt hier dadelijk zelf binnen als je niet bedaart. Luister, je hoeft je geen zorgen te maken. Ik zal niemand iets vertellen over ons gesprekje als jij dat niet wilt. Ik kan je niet vertellen hoezeer ik het waardeer dat je me dit allemaal vertelt. Belangrijk is dat deze mensen niet moeten denken dat ze zomaar over ons heen kunnen lopen, weet je.'

Verpleegster Sorenson ontspande zich een beetje, kennelijk opgelucht dat ze zo'n betrouwbaar lid van de pers had uitgekozen om deelgenoot te maken van haar verhaal.

'Nu we het er toch over hebben, kun je je misschien de namen herinneren van de Gardai die de dag ervoor zijn geweest? Degenen die aan het vechten gingen met die Spaanse vent? Zo te horen waren die even erg.'

'Dat waren ze inderdaad,' bevestigde verpleegster Sorenson.

'Vooral de jonge vrouw die de leiding had. Ze was leuk gekleed, maar had een erg grote mond. Je zou denken dat ze over water kon lopen.'

'En hoe heette ze?'

'Dat weet ik niet meer, sorry. Ik weet wel dat haar naam met een B begon - Brady of Brosnon of iets dergelijks, maar dat was het niet.'

'Een van de anderen?' Siobhan keek hoopvol op van haar aantekeningen. 'Die betrokken was bij de vechtpartij, misschien?'

'Eh, ja, wacht, ik geloof dat ze hem Andy noemde. Ja, dat weet ik vrij zeker. Ze noemde hem zo toen ze hem van die ander probeerde te trekken...'

'En je weet zeker dat de Garda begon?'

'O ja, heel zeker. En zonder enige waarschuwing. Hij stortte zich op die vent toen die binnenkwam.'

Siobhan werd zo in beslag genomen door wat ze allemaal moest opschrijven, dat de volgende onthulling haar bijna ontging.

'Inspecteur Mulcahy was de enige die zich fatsoenlijk en respectvol tegenover de arme Jesica gedroeg.'

Siobhan keek haar met open mond aan, niet helemaal zeker of ze kon geloven wat ze net had gehoord. 'Zei je "inspecteur Mulcahy"?'

'Ja, ik weet zeker dat hij zich zo voorstelde.' Verpleegster Sorenson glimlachte nu een beetje koket. 'Hem vond ik een echte Garda.'

'Mike Mulcahy van de narcotica-afdeling?' Dat kon toch niet?

Er moesten massa's Mulcahy's bij de politie zitten. Maar met de rang van inspecteur?

'Dat zou ik echt niet kunnen zeggen.' Verpleegster Sorenson zweeg even en tuitte haar lippen van concentratie. 'Ik zou niet weten waarom iemand van de narcotica-afdeling erbij zou moeten zijn. Ik heb niemand over drugs horen praten. Maar nu je het zegt... Hij leek niet bij die andere twee te horen, als je begrijpt wat ik bedoel. Eerlijk gezegd leek het alsof hij er alleen maar was omdat hij Spaans sprak en ze wilden heel erg graag met Jesica praten.'

'Hij sprak Spaans?' Siobhan wachtte niet eens op antwoord. Ze was al vertrokken en rende door de gangen in haar hoofd, opende deuren, sloot andere en bracht alles bijeen. Als Mulcahy er echt bij was geweest, was het dan misschien ook een belangrijke internationale drugszaak? Dit begon een pracht van een verhaal te worden.

Nu moest ze het alleen nog maar tot op de bodem uitzoeken. Toen hij Liam Ford belde, hoefde hij slechts een minuut op de zoekroutine te wachten tot die de ping van een positieve vondst door de telefoonlijn in zijn oren liet weerklinken. De laatste keer dat Mulcahy in de krappe kantoren van de GNDU in Dublin Castle had gewerkt, zou een verzoek van buiten om een controle te doen naar een verdachte minstens een paar uur hebben geduurd. Nu was er meteen resultaat.

'Ja, we hebben hier een paar Patrick Scully's,' zei Ford. 'Eentje uit Ballyheige in Kerry, dus dat zal hem wel niet zijn. Deze andere kerel heeft inderdaad een adres in Blackrock. Geboortedatum 25-03-86, dan is hij dus... hoe oud, drieëntwintig? Voorzover bekend is hij postdoctoraal student aan de UCD. Dat is hem wel, hè?'

'Dat is hem inderdaad. Wat heeft hij uitgespookt?'

'Niet veel. Gearresteerd voor het bezit van een geringe hoeveelheid cannabis - twee komma twee gram - in mei 2007 bij een concert op de universiteit. Omdat het de eerste keer was, kwam hij eraf met een vermaning en daarna is er niets, behalve dat hij steeds wordt genoemd als een kleine dealer van ecstasy. Niets ernstigers voorzover wij weten. Meer hebben we niet.'

'Typische studentendealer dus die wat bijverdient.'

'Daar lijkt het wel op, de kleine onderkruiper - laat zo nu en dan een stipje op de radar zien.'

'Mooi, dat geeft ons hoe dan ook iets meer mogelijkheden om hem aan te pakken. Met wat hij al op zijn kerfstok heeft, kunnen we hem tijdelijk in hechtenis houden.'

'Knoop de klootzak op,' gromde Ford. 'Wat hij ook gedaan mag hebben.'

'Blij te horen dat je in de loop der jaren geen zwakke kant hebt ontwikkeld/ lachte Mulcahy.

'Zo is dat. Heel anders dan jij. Wat was er nou tijdens lunchtijd? Je rende de tent uit als een kat met een brandende staart.'

'Niets waar jij belang in zou kunnen stellen.'

'Je hebt Murtagh zeker ook nog niet gebeld?'

'Nee, maar dat ga ik wel doen.'

'Nu we het over telefoontjes hebben, een of andere meid was naar jou op zoek.'

'Naar mij?' Mulcahy trok zijn voorhoofd in een frons. 'Bij jullie?'

'Aan de telefoon. Verrekte bizar, man, vooral omdat ik je net had gezien. Toen ik haar vertelde dat je hier al jaren niet meer werkte, klonk ze verrast. Toen zei ze iets over Madrid en dat ze jouw mobiele nummer had, dus ben ik er niet op doorgegaan.'

'Heeft ze geen naam genoemd?'

'Nee, daarna wilde ze niet meer met mij praten. En geloof me, ik heb het geprobeerd.'

Mulcahy pijnigde zijn hersens, maar kon niemand bedenken die hem had gekend toen hij in het Castle en in Madrid zat en die paste bij de beschrijving van Ford.

'Nou ja, als ze mijn nummer heeft, kan ze contact met me opnemen.'

'Dat mag je hopen. Je zag er echt uit alsof je wel een verzetje kon gebruiken. En zij klonk precies als het meisje daarvoor.'