Hoofdstuk 16
Pastoor Touhy, de parochiepriester van St Imelda in Chapelizod, zag eruit alsof hij al een hele tijd aan de verkeerde kant van de zeventig zat. Hij was een tengere, iets gebogen man met een bleek, vriendelijk gezicht en boven zijn zwarte soutane een kop wit haar dat leek op de kop op een glas Guinness. Hij had slechts één vraag gesteld - 'Bent u de jonge vrouw die op de televisie die vraag stelde?' - voordat hij ermee instemde haar te woord te staan toen ze bevestigend antwoordde. Siobhan had op goed geluk zijn nummer gebeld. Zijn kerk was afgesloten en al bedolven onder de verslaggevers en cameraploegen die elkaar buiten op het trottoir verdrongen. Een hele bende was ernaartoe gestormd zodra de persvoorlichter van de Garda in antwoord op een gestelde vraag had gemeld dat Emmet Byrne, de verdachte in de Priester-zaak, inderdaad een binding had met de katholieke Kerk - hij werkte als parttime hovenier voor de parochiekerk van St Imelda in Chapelizod.
Toen ze zag dat ze er allemaal al waren, zei Siobhan tegen de taxichauffeur dat hij door moest rijden. Voornamelijk omdat ze Anne-Marie Cowen van RTE-nieuws ontdekte, die voor de camera commentaar leverde, en ze geen zin had om met haar te praten. Het maakte niet uit. Een telefoontje later liet de parochiepriester haar naar binnen glippen door de achterdeur van de aangebouwde kleine pastorie om de hoek, waar hij haar een stoel en een kop thee gaf. Hij was blij dat ze had gebeld, zei hij, omdat hij zeker wist dat hij een directere bemoeienis nodig had dan die van God om de Gardai ervan te overtuigen dat ze het mis hadden wat 'arme Emmet' betreft. Want volgens pastoor Touhy was hij een man die meer te stellen had met de zonden van anderen dan met die van hemzelf. Siobhan keek op haar horloge. Ze wilde opschieten, omdat ze dacht maximaal een halfuur te hebben voordat de rest van de groep erachter kwam waar de pastorie was en de deur begon te zoeken. De arme oude priester leek nu al bijna in tranen te zullen uitbarsten van de spanning. Hij bekende zelfs bang te zijn dat een katholieke geestelijke tegenwoordig in Ierland waarschijnlijk niet werd beschouwd als de beste verdediger van een man die werd beschuldigd van een zedenmisdrijf, laat staan van verkrachting en moord. Dus misschien was hij toch niet zo naïef.
'Ik weet zeker dat mensen naar de mening van een zeer gerespecteerde parochiepriester zoals u zullen luisteren,' zei Siobhan.
'Ze zullen hoe dan ook willen horen wat u over Byrne hebt te zeggen. Of ze het al dan niet geloven is aan hen, denk ik.'
Hij glimlachte tegen haar, omdat hij begreep wat ze bedoelde.
'Denkt u dat ik hem hier zou laten werken als ik hem niet voor honderd procent vertrouwde? Hij is een goede man, vriendelijk. Wel een beetje traag, als ik eerlijk ben. En dat is het probleem
- zijn vriendelijkheid kan soms verkeerd worden uitgelegd.'
'Verkeerd uitgelegd?' vroeg Siobhan gealarmeerd. 'Hoe bedoelt u dat precies?'
'Nou, weet u, zoals de laatste keer toen hij werd gearresteerd.'
Ze verslikte zich bijna in haar gemberkoekje, maar slaagde er net in het te verhullen met een kuch.
'Neemt u me niet kwalijk, ik denk dat er een stukje van het koekje in mijn verkeerde keelgat is geschoten. U had het over de arrestatie?'
'Inderdaad,' zei pastoor Touhy. 'Omdat hij zich met dat kind had bemoeid. Het was een vreselijke zaak.'
'Een kind.' Ze zette haar kop en schotel op de tafel en probeerde ze niet te laten rammelen. Ze dankte elke heilige in de hemel dat ze eraan had gedacht haar recorder aan te zetten, maar pakte toch haar notitieblok voor het geval dat. Voor de tweede keer die week vroeg ze zich af of ze niet toevallig was toegelaten tot de rangen van de gezegenden. Kon het lot haar nog vriendelijker gezind zijn?
'Daar wist u niets van?' vroeg pastoor Touhy, een beetje terughoudend, dacht ze.
'Nee, de politie heeft die informatie niet vrijgegeven. Maar dat levert wel een iets ander beeld op, nietwaar?'
'Ja en nee,' zei de priester, terwijl hij gefrustreerd over zijn gladgeschoren wangen wreef en er nu heel wat minder onschuldig uitzag. 'Ik vertel u dit niet alleen omdat het toch wel uit zou komen, maar omdat iedereen moet weten dat hij het niet heeft gedaan. Het was een vreselijke, rancuneuze beschuldiging van een jong meisje dat het Emmet moeilijk wilde maken en precies wist hoe ze dat moest doen. Gelukkig kwam haar moeder achter de waarheid voordat het te laat was. Emmet werd nooit ergens van beschuldigd.'
'U weet wat ze zeggen, meneer pastoor,' zei Siobhan, die onder het praten in haar hoofd al bezig was met het artikel. 'Waar rook is, is vuur.'
'Daarom heb ik uw hulp nodig,' zei hij, 'want het zal voor hen maar al te gemakkelijk zijn om te beweren dat hij weer heeft bekend.' Hij zweeg, terwijl hij met een bleke hand over zijn kin wreef en zijn kleine ogen haar schattend opnamen.
'Weer heeft bekend?' Siobhan wist intussen niet meer helemaal zeker wie hier wie gebruikte, maar ze wist ook niet zeker of het haar wel iets kon schelen. Dit verhaal werd met de minuut beter.
'Ja,' zei pastoor Touhy. 'Ze wilden het de laatste keer, ook nadat de beschuldiging was ingetrokken, niet laten vallen, omdat de Garda die hem had gearresteerd, zei dat Emmet had bekend. Uiteindelijk konden ze er niets mee doen, blijkbaar omdat hij die zogenaamde bekentenis had gedaan voordat hem zijn rechten waren voorgelezen. Het scheelde niet veel, maar ze moesten hem laten gaan.'
'En u denkt dat...' Siobhan liet het daarbij, omdat ze wilde dat hij het op de band zei.
'Ja,' hielp pastoor Touhy haar, 'ik ben er zeker van dat het de enige reden is waarom ze deze keer weer bij hem hebben aangeklopt - omdat ze hopen op een snelle bekentenis. Emmet heeft een neiging - de Heer sta me bij, ik kan het weten - om dingen op te biechten die hij niet heeft gedaan. Hij denkt dat hij dan belangrijker overkomt. Sommige dingen waar hij mee komt, kunnen nogal erg klinken, als je hem niet beter zou kennen. Maar hij doet geen vlieg kwaad. Als u hem kende, zou u weten dat hij niet in staat is tot zulke dingen.'
Siobhan was daar helemaal niet zo zeker van. 'Ik vind het vervelend u het te moeten zeggen, meneer pastoor,' zei ze zo vriendelijk mogelijk. 'Maar uit de geruchten die ik heb gehoord, zijn de problemen van Emmet veel groter. Om eerlijk te zijn, heb ik niets gehoord over een bekentenis. Alleen dat de Gardai forensisch bewijsmateriaal hebben dat zo sluitend is als je het in een dergelijke zaak maar kunt krijgen. Ik denk dat u zich daar misschien op moet voorbereiden.'
In gedachten maakte ze een snelle rekensom. Het was vrijdagmiddag, dus was er nog maar zesendertig uur te gaan tot de volgende editie. Als ze de informatie over Emmets vorige arrestatie exclusief voor haar eigen voorpagina kon houden, zou het een spectaculaire primeur zijn. En ze kon er niets aan doen, maar ze had toch ook een beetje medelijden met de oude priester.
'Luister, meneer pastoor, als u mijn advies wilt aannemen, dan zou ik dit tegen niemand anders zeggen. Zoals u zei, zal het waarschijnlijk toch allemaal uitkomen. Maar het heeft evenmin zin om mensen nog een stok te geven om Emmet mee te slaan. U moet weten dat hij een heel slechte indruk zou maken als deze informatie in verkeerde handen viel.'
Wat hij daarna zei verraste haar volledig.
'En jouw handen zijn de juiste, nietwaar, Siobhan?'
Als ze eerder niet zoveel zorg aan haar make-up had besteed, zou hij haar tot haar haarwortels hebben zien blozen.
'Ik had gedacht dat jullie Rinn wel zouden vergeten nu jullie die andere kerel hebben gearresteerd/ zei Brennan toen hij de telefoon had opgepakt.
'Nou, ja/ reageerde Mulcahy, die daarover niet te veel wilde zeggen. 'U weet hoe dat gaat. Daar gaat bij het onderzoek nu de meeste aandacht naar uit. Maar niet de enige.'
Brennan klonk niet helemaal overtuigd, maar zijn diepgewortelde verlangen dat iemand, wie dan ook, Rinn de duimschroeven aandraaide, moest voor de oud-brigadier belangrijker zijn dan zijn fixatie op procedurele correctheid.
'Goed, nou, ik heb mijn oude kameraad gebeld, zoals u had gevraagd/ zei Brennan eindelijk, terwijl hij zwaar uitademde als een man die tot het besluit was gekomen dat je de regels soms met een korreltje zout moest nemen om tot resultaat te komen.
'Ik dacht dat het feit dat hij jaren geleden met pensioen was gegaan, zijn tong misschien wat losser zou hebben gemaakt, maar waarschijnlijk zat er in zijn hoofd een schroefje los. Hij kon zich nog maar nauwelijks herinneren wie ik was, om over Sean Rinn maar te zwijgen.'
Mulcahy wachtte op de rest en bad dat het geen verspilde tijd was geweest. Maar Brennan klonk optimistisch. Misschien was hij alleen aan het plagen en genoot hij ervan om weer aan het werk te zijn, al was het maar voor spek en bonen.
'Maar zijn vrouw heeft me het nummer gegeven van een andere kerel met wie hij in die tijd samenwerkte en die Tommy Casey heet/ grinnikte de brigadier. 'Ik heb hem gebeld en we bleken elkaar van heel lang geleden te kennen en daarna was hij wat behulpzamer. Hij herinnerde zich Rinn wel en al die drukte in Drumcondra. Het schijnt erger te zijn geweest dan ik dacht. Volgens Tommy werd Rinn van All Hallows getrapt na een incident met iemand van het personeel.'
'Een incident? Een aanval, bedoelt u?'
'Ja, maar niet seksueel. Het was een knokpartij - met een vent, denken we. Tommy kon me niet de precieze details geven, maar voorzover hij wist, werd er op het Garda-bureau van Drumcondra een aanklacht ingediend, die daarna weer snel werd ingetrokken, en ging het gerucht dat er een heleboel geld van eigenaar was gewisseld en dat de hele zaak onder het tapijt was geveegd.'
'Klinkt ongeveer hetzelfde als wat u eerder zei,' merkte Mul-cahy op.
'Nee,' zei Brennan. 'Ik heb altijd gedacht dat hij van het seminarie werd getrapt vanwege iets wat in Donegal was gebeurd. Maar dit "incident" vond feitelijk plaats in Dublin, op het All Hallows College. Wat Thomas zei, was dat die andere vent, de man met wie Rinn had gevochten, zelf uit dat deel van de wereld kwam en wel uit Gweedore. Dat is de plaats waar Rinns grootvader, de rechter van het hooggerechtshof, vandaan kwam. Begrijpt u wel?'
'Ja, en?' zei Mulcahy, die weer moest denken aan het olieverfschilderij dat hij in Rinns huis aan de muur had zien hangen.
'Volgens Tommy ging indertijd het gerucht dat er een enorm geldbedrag van de ene in de andere hand was overgegaan. Ik bedoel maar, voor een knokpartijtje? Onwaarschijnlijk, hè? En Rinn die van school werd gegooid? Een overdreven reactie, vindt u ook niet, want de meeste seminaristen waren toch een beetje gek? Ik bedoel maar, al dat celibataire gedoe. Ze hadden niets anders om hun goddeloze hormonale driften op bot te vieren, dus gingen die jongens elkaar de hele tijd buiten op het speelveld te lijf niet hockeysticks en dergelijke.'
'Goed,' zei Mulcahy. Misschien was het een beetje vreemd nu hij erover nadacht, hoewel hij nog steeds niet wist waar de brigadier op aanstuurde.
'En dat is het nu juist/ zei Brennan. 'Ziet u dat niet? Wat er ook de oorzaak van was dat de clericale hoge omes op All Hallows de kleinzoon van rechter Rinn van hun geheiligde opleiding trapten, het moet verdraaide ernstig zijn geweest. De oude heer was een belangrijke piet bij de Knights, verdorie.'
Mulcahy keerde in gedachten terug naar de foto van Rinns grootvader in vol ornaat die hij op de schoorsteenmantel had zien staan. De oude rechter was dus een vooraanstaand lid van de Knights van St Columbanus geweest, decennia lang de mannen die het in belangrijke mate voor het zeggen hadden gehad nadat de republiek onafhankelijk was geworden. Maar wat dan nog? Het zou een grotere verrassing zijn geweest als een arme jongen uit Donegal het tot rechter van het hooggerechtshof had geschopt zonder diep betrokken te zijn bij de Knights. Net als de vrijmetselaars in andere landen, waren met name de Gardai en de rechterlijke macht vroeger vergeven van de Knights. Toch had Brennan daarmee iets aangesneden. Het was vreemd dat juist iemand met zulke belangrijke connecties van een seminarie werd getrapt, en dat met name in een tijd dat de Knights nog aanzienlijke macht en invloed bezaten. Bizar, zou Mulcahy hebben gezegd.
'Dus wat ik denk,' ging Brennan verder, 'is dat wat er een paar jaar eerder ook in Donegal was gebeurd, aan de basis van alles moet hebben gestaan. En het moet behoorlijk belangrijk zijn geweest. Misschien dat die kerel uit Gweedore er alles van wist en dreigde uit de school te klappen of daadwerkelijk uit de school klapte, tot hij werd omgekocht door Rinn senior en de priesters. Misschien was het voor Rinn daarna onmogelijk om naar All Hallows terug te keren. Wat hij ook had gedaan, het was voor de clerus te erg om de andere kant op te kijken.'
'En zoals we nu weten, was er niet veel wat ze niet voor een van hun eigen mensen in de doofpot zouden stoppen,' stemde Mulcahy in.
'Zo is het,' zei Brennan. 'Ze wilden hem daar om een heel goede reden weg hebben - en wel meteen.'
'Dus wat er in Gweedore is gebeurd, bevat de sleutel tot Rinn.'
'Zo is het precies/ zei Brennan triomfantelijk. Mulcahy leunde achterover in zijn stoel. Het klonk heel logisch. En dat het waarschijnlijk totaal geen verband hield met de Priester, deed nu bijna niet ter zake. Als Rinn echt iets te verbergen had, kon het iets zijn dat een heropening van de zaakCaroline Coyle rechtvaardigde. Met Rinn als belangrijkste verdachte. Op die manier kreeg Brennan misschien toch nog zijn afsluiting.
'Jezus, brigadier,' lachte Mulcahy. 'De CID is met jou een goeie kwijtgeraakt, en dat meen ik.'
Siobhan bracht nog een paar uur in Chapelizod door. Ze liep door de straten, stapte bij winkels en zaken binnen met haar blocnote in de hand om te vragen of ze Emmet Byrne kenden. Daarbij begon ze twee heel verschillende indrukken van de man te krijgen. Aan de ene kant waren er de mensen die hem als een plaatselijke figuur beschouwden die je niet helemaal voor vol kon aanzien, ook al was hij aardig genoeg en volgens iedereen ook nog vrij onschadelijk. 'Ach, natuurlijk, arme Emmet, er schuilt helemaal geen kwaad in hem,' zei de vrouw die de krantenkiosk dreef. Datzelfde gold voor de kapper ver-derop in de straat en de vrouw in de cafetaria op de hoek waar Emmet vaak ontbeet of lunchte. Maar ze kreeg iets totaal anders te horen als ze met iemand sprak die aan de kant van de Garda stond of die informatie van hen had doorgekregen. Allerlei geruchten deden de ronde over wat een huiszoeking in de flat van Byrne had opgeleverd. Een collega-verslaggeefster van de Irish Independent had gebeld om te zeggen dat er allerlei vreemde rommel in Byrnes kamer was aangetroffen: kruisen, kaarsen, kettingen en een grote stapel porno. Ze had gezegd dat ze het had horen vertellen door een van de Gardai die aan de huiszoeking hadden meegedaan en dat de woning vol lag met krantenknipsels over de Priester. 'Net een verrekt heiligdom,'
had ze gezegd.
Dus belde Siobhan pastoor Touhy en vroeg hem of hij daar iets van wist.
'Neem van mij aan dat daar absoluut geen sprake van is, en ik ben heel wat keren bij hem thuis geweest/ verklaarde de oude priester. 'Ik bedoel, natuurlijk heeft hij kruisen en kaarsen en een klein heiligdom, maar dat is om de Heilige Maagd te vereren. Hij is een gelovig man. Waarom zou hij dat soort dingen niet hebben?'
'En die knipsels over de Priester die hij volgens zeggen bewaarde?'
'Ach nee,' protesteerde de oude man. 'Zoiets heb ik nooit gezien. Maar ik weet dat hij een paar afbeeldingen van de paus en Padre Pio aan de muur had hangen.'
Siobhans bron bij het onderzoeksteam was volledig droog gebleven, tot ongeveer vier uur 's middags, toen hij belde om te zeggen dat de ouders van het dode meisje op de hoogte waren gebracht en haar hun adres in Dartry door te geven. Ze werd er nogal door verrast, maar haastte zich er toch naartoe. Soms was bij dergelijke zaken de eerste ook de enige die binnenkwam. De ouders zouden maar één keer de vergissing maken om de deur te openen - dat wil zeggen: voor de pers.
Maar er stond al een menigte persmensen voor
het huis toen zij er aankwam. Dus besloot ze terug te keren naar
kantoor. Intussen had ze genoeg verzameld en wist ze - omdat ze er
van niemand anders iets over had gehoord - dat pastoor Touhy zijn
mond moest hebben gehouden over de eerdere arrestatie van Byrne,
zoals ze hem had aangeraden. Het risico was natuurlijk altijd
aanwezig dat het van ergens anders zou lekken, namelijk van het
onderzoeksteam. Maar gezien het feit dat ze daar nog niets naar
buiten hadden gebracht, dacht ze dat de politie met die informatie
nog even niets wilde doen. Ze zouden een paar dagen wachten om te
zien wat er bij Byrne boven kwam drijven, voordat ze echt begonnen
met de gemene trucs. In dat geval maakte ze een goede kans dat haar
voorpagina standhield. En dan zou die elke andere krant en elke
andere verslaggever de goot in blazen. Komende zondag zou iedereen
alleen haar verhaal willen lezen. Het was laat toen Mulcahy
terugkeerde naar Harcourt Square, maar hij was nu in de greep van
een obsessie en wist dat hij zich niet meer zou kunnen ontspannen
tot hij nog wat andere details over Rinn had gecontroleerd. Ergens
in zijn achterhoofd vermoedde hij dat hij dit in werkelijkheid
alleen maar deed om niet naar boven te lopen en Brendan Healy alle
hoeken van de kamer te laten zien. Maar omdat zoiets nooit een
optie zou zijn, moest hij het stellen met wat hij had: Rinn. Om te
beginnen probeerde hij de geüniformeerde agent te bellen die de
verklaring had opgenomen op de avond dat Caroline Coyle was
aangerand. Maar hij kreeg van de brigadier die in Rathmines aan de
balie zat, te horen dat de betreffende Garda eerder die week zijn
diensten had geruild en nu een paar dagen vrij had. 'Geef ons uw
nummer en ik zal hem u laten bellen als hij terug is,' was het
beste wat de brigadier kon opperen. De volgende twee uur zat
Mulcahy achter het computerscherm op Brogans kantoor en zocht door
het register van zedenmisdadigers, PULSE, het narcotica-archief en
elke andere database met arrestaties en informatie op het netwerk
van de Garda Siochana. Geen enkele leverde ook maar iets op,
afgezien van één kleine verkeersovertreding: een meteen betaalde
boete voor een kapotte koplamp op de auto van Sean Rinn, achttien
maanden geleden.Mulcahy wist dat zijn zoekopdracht niet alomvattend
was geweest. Dat kon niet. Hoe nauwkeurig het systeem in Dublin en
de andere belangrijke centra ook mocht zijn, weinig van de meer
landelijk gelegen Garda-bureaus zouden hun rapporten van langer dan
vijf of zes jaar geleden op de computer hebben ingebracht. Hij
betwijfelde of ze in Donegal de mankracht of de motivatie voor dat
soort werk hadden. Gweedore was een goed voorbeeld. Een telefoontje
naar het plaatselijke Garda-bureau in Bunbeg bracht via een
opgenomen boodschap aan het licht dat het elke werkdag 's ochtends
maar drie uur en in het weekend helemaal niet bemand was. Als hij
van hen iets te weten wilde komen, zou hij tot maandag moeten
wachten. En toch werd een sluimerend gevoel dat hij zich niet kon
veroorloven zo lang te wachten, steeds sterker. Hoe hij het ook
probeerde, hij kon die dagdroom over Paula Halpin die in Dartry de
heuvel op slenterde en haar dood tegemoet liep, niet van zich af
schudden. Het was alsof een of ander bovennatuurlijk wezen zijn
hoofd had geopend, erin was geklommen en zich daar had gevestigd.
Het riep hem niet, tergde hem niet, maar zat daar maar met klauwen
in zijn brein geslagen en ogen zo vurig als van een duivel. Op dat
moment dacht hij aan de kapotte koplamp. Hij haalde het
proces-verbaal weer naar boven op de monitor en las de pagina
nauwkeuriger door. En daar stond het: 'De bestuurder, de heer Sean
Rinn, woonachtig te Palmerston Park, Dublin, heeft een bekeuring
van tachtig euro gekregen en ter plaatse voldaan voor het rijden op
de openbare weg in een voertuig dat niet was voorzien van
deugdelijke verlichting, d.w.z. de koplamp aan de bestuurderszijde
van de taxi was defect.' Verrek! Mulcahy keek nog eens en
controleerde het weer. Taxi, niet auto. Hij moest er de eerste keer
overheen hebben gelezen. Hij las het document door om bewijzen te
vinden dat hij niet helemaal gek werd en enkele tellen later zag
hij het. Daar, onder aan het document, onder het kenteken
03-D-35982 van een grijze Toyota Corolla 2003 stond ook het
registratienummer van de taxi: 19374. Dat kon dus geen toeval
zijn.
Enkele tellen later had hij de instantie aan de lijn die licenties voor taxi's registreerde, maar daar kende men de naam Rinn niet. Hij gaf daarop het nummer op de taxiplaat door, maar hoorde dat die was uitgegeven aan heel iemand anders, een zekere Eric Dawson uit Clondalkin, en dat de licentie op dit moment niet actief was. Dan waren er maar twee mogelijkheden: Rinn was het slachtoffer van een of andere bizarre fout van de Garda of hij reed rond met een vals bord op het dak van zijn auto en deed of hij taxichauffeur was.
Inmiddels deed Mulcahy's hoofd pijn van het turen op het scherm en hunkerden zijn longen naar een sigaret. Hij greep zijn jasje en liep naar de lift. Misschien dat een sigaret hem zou helpen om helderder te denken. Hij stond nog maar net buiten, toen zijn mobieltje overging.
'Buenas taides, Mike, jCómo estasi'
Het was Javier Martinez. Christus, hoe lukte het hem toch altijd weer om zo verrekte vrolijk te klinken?
'Het is wel eens beter geweest, Jav. Hoe gaat het met jou?'
'Ja, goed. Sorry dat ik zo laat bel, maar je hebt het gehoord van Jesica Salazar? Je komt morgen toch?'
'Jazeker. Met de eerste vlucht. Het zal fijn zijn om jou te zien. Ik vond het ook heel fijn om te horen dat het meisje al voldoende is hersteld.'
Het was nauwelijks te geloven. Voor zijn gevoel was het nog helemaal niet zo lang geleden dat hij het arme kind met een bont en blauw en kapot gezicht in een ziekenhuisbed had zien liggen, terwijl de pijn en angst door haar heen schoten alsof ze bezeten was. De jeugd bezat zoveel veerkracht. Plotseling voelde hij iets in zijn hoofd, een gewaarwording die bijna lichamelijk was, die verschoof en scherpe klauwen in zijn geheugen sloeg. Een beeld bloesemde op in zijn hoofd, van Jesica die de rode striem rond haar hals betastte waar de ketting kapot was gerukt en die een hand naar hem uitstak.
'Hizo la senal de la cruz,' had ze gefluisterd. 'Hizo la senal de la cruz.'
Tegen de tijd dat Siobhan klaar was met het uitwerken van haar aantekeningen, voelde ze zich aardig moe, maar ze draaide nog op volle toeren door de opwinding van alles. Na drie uur werken had ze nu, althans in grote lijnen, nog eens twee verhalen om toe te voegen aan haar voorraad voor zondag. Geen slechte buit en nog een dag te gaan. Tijd, dacht ze, om naar huis te gaan en wat strijkwerk in te halen. Of naar de televisie te kijken. Of misschien allebei. Dat was genoeg om haar van gedachten te doen veranderen en in plaats daarvan - waarschijnlijk uit een vreemd soort gevoel van verplichting aan pastoor Touhy - een ander nieuw bestand te openen en te beginnen aan een veel speculatiever artikel, waarin de vraag werd gesteld of Byrne eigenlijk wel de goede man was. Haar gedachten bleven ronddraaien, haar vingers sprongen in golven over het toetsenbord in een poging elke draad, elk los eind te ontwarren en opnieuw vast te knopen, en het allemaal zwart op wit te krijgen. Niet voor deze zondag, maar voor de krant van volgende week, misschien. Nieuws was nieuws en in dit geval kwam dat neer op de arrestatie van Byrne en zijn twijfelachtige verleden. Mocht ze enige twijfels hebben over zijn arrestatie, dan kon ze zich veroorloven die in reserve te houden. Ze hadden hem tenslotte nog niet eens aangeklaagd. Het zou later zelfs een nog betere kop produceren - in het onwaarschijnlijke geval dat de jongens in het blauw echt probeerden Byrne erbij te lappen. Haar e-mail pingde en ze klikte op een antwoord van een contactpersoon van haar die psychologe was en die ze eerder had gee-maild. Ze was zo verdiept in het lezen ervan, dat ze alleen maar gromde toen - het moest ongeveer acht uur 's avonds zijn geweest - iemand iets op haar bureau kwam leggen. Pas tien minuten later, nadat ze als reactie op die e-mail een volgende reeks vragen had ingetypt en verstuurd, haalde ze haar ogen van het scherm en zag ze de envelop die nu bij haar elleboog lag en waarop aan de voorkant alleen haar naam was geschreven. Ze pakte hem op, scheurde hem open en stak haar hand erin om de inhoud eruit te halen. Maar op het moment dat ze het aanraakte, wist ze dat er iets mis was en toen trof de stank haar. Ze jankte als een hond die een trap kreeg en liet alles op haar bureau vallen. Bevend keek ze omlaag en zag iets half uit de envelop komen wat leek op een opgevouwen vel papier. Maar het voelde niet aan als welk papier ook dat ze ooit eerder had aangeraakt. Het voelde koud en hard en enigszins vettig aan - en wat de stank betreft, die was echt vreselijk. Net verbrande huid of zoiets, net... o,, om godswil. Ze pakte een pen en prikte ermee in de envelop om erin te kijken en te zien of er nog iets anders, iets gevaarlijks in zat. Maar het enige wat ze kon zien was het opgevouwen vel. Diep ademhalend schoof ze het er verder uit en nu zag ze dat wat op haar bureau viel, een dik vel perkament was dat in de gelige matheid, korrelige structuur en buigzaamheid op huid leek. Wat rillingen van kille angst over haar rug stuurde, was dat het helemaal was geschroeid met kruistekens van verschillende grootte, sommige diepzwarte groeven, andere door en door gebrand, waardoor er alleen rafelige x-vormige gaten overbleven die langs de randen zwart waren geblakerd.
Ze greep de telefoon en belde de receptiebalie omdat ze wilde weten waar het pakket vandaan kwam. Het meisje beneden zei dat ze dacht dat het ongeveer een uur eerder was afgegeven, maar niemand had gezien wie het had gedaan. Het had daar gewoon gelegen, vermoedelijk achtergelaten door iemand die van de straat binnen was gekomen. Siobhan belde de beveiliging, om te horen te krijgen dat de beveiligingscamera boven de receptie al een week lang stuk was en dat ze zaten te wachten op de aannemer om die te repareren. Ze vloekte, maar verbaasde zich eigenlijk allang niet meer over de gammele staat waarin de apparatuur van de Sunday Herald verkeerde. Ze ging zitten en prikte weer met haar pen in het vel perkament. Ze bekeek het nu nauwkeuriger en probeerde te achterhalen waar het mogelijk vandaan was gekomen. Was het een misselijke grap die iemand wilde uithalen? Ze zag er best enkele van de rotzakken die bij de Herald werkten voor aan.
Toen zag ze tussen alle schroeiplekken en groeven iets anders: een paar woorden tekst die in het materiaal getatoeëerd leken te zijn, of anders waren ze erin gebrand met een veel fijnere... een veel fijnere wat? Maar daar dacht ze al niet meer aan toen ze zich realiseerde wat de inhoud was van de ingebrande boodschap. Plotseling kreeg ze het koud rond haar schouders en zag dat haar handen beefden. Ze keek om zich heen over de rijen monitors om te zien of Griffin, Heffernan of een van de anderen er nog was. Maar ze wist al dat ze er niet meer waren. Het was te laat. Zelfs de lui van de sportredactie hadden het opgegeven. Behalve zijzelf was er niemand meer en ze merkte meteen hoe dreigend donker en leeg de redactiekamer - de hele verlaten verdieping was. En precies op dat moment ging haar telefoon over. Ze sprong erop af, blij met de kans een andere menselijke stem te horen.
'Hallo/ zei ze. En toen zei ze het nog eens. Maar ze kreeg geen antwoord, er klonk alleen een vaag gesis aan de andere kant van de lijn. 'Is daar iemand?'
'God laat niet met zich spotten,' zei de mannenstem luid en boos - het ademen klonk even zwaar als de vorige keer. 'Je zult het zien. Je zult er getuige van zijn.'
Er werd opgelegd en ook Siobhan legde vloekend de hoorn neer. Het was dezelfde gek die haar op die andere avond had gebeld, maar nu tien keer enger. Hij moest het zijn geweest die het pakketje had bezorgd. Maar waar had hij het verdomme over waar zij 'getuige' van zou zijn? Wat had hij daar verdomme mee bedoeld? Waarvan zou ze getuige zijn?
Ze trok haar jasje vaster om haar schouders en keek nu van top tot teen bevend weer achter zich. Stel dat hij niet alleen de envelop had achtergelaten? Niemand had hem gezien. Stel dat hij ook door de beveiligingsbarrières was gekomen? Hij kon op ditzelfde moment in het donker achter een van de bureaus weggedoken zitten. Zou ze het gemerkt hebben als hij was binnengekomen? Geen denken aan - ze had niet eens de boodschapper gezien die de envelop had gebracht. Als het de boodschapper was geweest? O, jezus, verrek.
Nee, dacht ze, en ze dwong zichzelf om kalm te blijven. Wees verstandig. Een halve gare idioot zou die niet gewoon daar hebben achtergelaten. Hij zou geprobeerd hebben de boodschap persoonlijk over te brengen. Ze trok moeizaam haar jasje aan zonder op te staan en begon de bestanden op haar scherm zo snel mogelijk een voor een op te slaan en te sluiten en logde toen uit.
'Ik moet hier weg voordat ik gek word,' zei ze tegen zichzelf, veegde de envelop met inhoud in haar tas en haastte zich naar de deur. Ze duwde ongeduldig op het liftknopje, toen haar mobieltje overging. Ze keek argwanend om zich heen, omdat ze nog steeds half geloofde dat zich daar iemand verborgen hield, die naar haar stond te staren, haar volgde en elke beweging van haar in het oog hield.
Haar mobieltje trilde weer en ze nam het gesprek aan, maar weer hoorde ze aanvankelijk niets anders dan het gekraak en gesis van de lijn. Nu helemaal doodsbang wilde ze net ophangen, toen ze de stem heel vaag en in de verte hoorde: 'God laat niet met zich spotten.'
Toen schoven de liftdeuren voor haar open en zakte ze bijna in elkaar van schrik.
Hoofdstuk 17
'Mulcahy? Ben jij het?'
Hij herkende haar stern meteen, ook al klonk die wat beverig.
'Ja, natuurlijk,' zei hij en hij probeerde de behoedzaamheid uit zijn eigen stem te weren. Een ogenblik lang was langzaam uitgeblazen adem het enige geluid aan de andere kant van de lijn.
'Is alles goed met je, Siobhan? Is er iets aan de hand?'
'Nee, niets aan de hand. Het is nu goed.' Ze lachte, maar het klonk niet van harte. 'Ik werd ineens bang, meer niet. Ik weet eigenlijk niet waarom ik jou belde. Ik denk dat ik in paniek raakte. Ik stond op de lift te wachten en toen de deuren opengingen zag ik alleen maar een gapende duisternis. De schrik sloeg me om het hart. Ik dacht dat er iemand uit zou springen om me te vermoorden, maar de lamp was alleen kapot. Maar ik wilde het er toch niet op wagen, dus rende ik ervandoor. Ik ben nu de trap aan het nemen.'
Bij wijze van bevestiging hoorde hij het klikken van hakken op een harde ondergrond over de lijn weergalmen.
'Ben je nog op het werk?'
'Ik loop net naar buiten. Waar ben jij?'
'Ik rij net langs College Green.' Hij keek omhoog naar de helder verlichte gevel van Trinity College, waarvan de elegante gebogen lijnen in evenwicht werden gehouden door de overweldigende lege zuilengangen van de oude Bank van Ierland aan de overkant van de straat.
'Dat is bij mij om de hoek.'
'Je klinkt alsof je wel een borrel kunt gebruiken.' Hij hoorde aarzeling in zijn stem terwijl hij het zei. Voor wat voor een idioot zou ze hem houden? Ze had zo goed als toegegeven dat het niet haar bedoeling was geweest om hem te bellen.
'Maak je een grapje?' zei ze. 'Ik heb er minstens zes nodig om het beven te stoppen.'
Het zou de Palace of Mulligans moeten worden; ze kozen voor de laatste, voornamelijk omdat die aan Poolbeg Street lag, dus min of meer naast het kantoor van de Herald. Siobhan wilde niet over straat lopen. Ze moest er hooguit een minuut of twee eerder zijn binnengekomen dan hij, maar toen hij door de deur het drukke, donkere interieur in liep zag hij haar niet in de menigte die luidruchtig bij de bar stond te kletsen. Maar toen zijn ogen zich aan het weinige licht begonnen aan te passen, zag hij haar alleen in een donkere hoek ver van de bar zitten. Een paar onaangeroerde glazen stonden op het tafeltje voor haar.
'Ik heb al voor je besteld/ zei ze zakelijk toen hij tegenover haar ging zitten, ook al was er plaats genoeg in de hoek naast haar. Het donkere hout, de gevlekte spiegels aan de muren en het geroezemoes van de gesprekken om hen heen zorgden meteen voor een gevoel van afzondering.
'Bedankt,' zei hij, en hij nam een teug van zijn bier. Nu ze tegenover hem zat, wist hij eigenlijk niet wat hij tegen haar moest zeggen. 'Je klonk nogal bang over de telefoon.'
'Dat was ik ook wel een beetje,' zei ze, nog steeds zonder hem echt aan te kijken. 'Ik bedoel, ik werd een beetje bang, omdat ik helemaal alleen op kantoor was, weet je? Iemand stuurde me... Ik bedoel, ik wilde je iets laten zien. Om te kijken wat je er misschien van vindt?'
'Best,' zei hij. 'Wat is het?'
Siobhan boog opzij om de schoudertas te openen die op de grond bij haar voeten lag, maar toen veranderde ze van gedachten. Ze ging weer rechtop zitten en keek hem kwaad aan.
'Je moet alleen niet denken dat ik je heb vergeven, hoor,' zei ze.
'Jij, mij vergeven?' Hij lachte geschokt. 'Zou dat niet andersom moeten zijn?'
'Waarom?' Ze glimlachte niet, pruilde niet en speelde zeker geen spelletje, dat kon hij wel zien. Ze meende het serieus. 'Ik deed alleen mijn werk. Ik heb je zelfs van tevoren gewaarschuwd. Je had me niet zo aan de kant hoeven zetten. Ik bedoel maar, een stom sms'je, Mulcahy. Had je het niet recht in mijn gezicht kunnen zeggen?'
'Christus, Siobhan, je begrijpt nog niet half hoeveel problemen je me hebt bezorgd. Iedereen, van de hoofdcommissaris tot de laagste agent, gelooft dat ik het was van wie je het verhaal hebt. Ze hebben ons samen gezien. Ik werd zo goed als uit het onderzoekteam geschopt en nu zal ik als gevolg daarvan ik weet niet hoe lang vastzitten op de afdeling Zedenmisdrijven.'
Deze keer had ze tenminste het fatsoen om ontdaan te kijken.
'Waarom zouden ze denken dat jij er iets mee te maken had?
Ik bedoel, je had me duidelijk genoeg verteld dat je me niet wilde helpen. En ik heb ervoor gezorgd dat jij erbuiten bleef. En dat was niet gemakkelijk, geloof me. Jouw naam kwam heel wat keren tevoorschijn en ook niet altijd even vleiend.'
Dat was zo'n onverwachte wending, dat hij het bijna voor zichzelf moest herhalen.
'Waar heb je het verdorie over? Wanneer kwam mijn naam tevoorschijn? Hoe ben je trouwens aan al die informatie gekomen?'
'Luister, Mulcahy, je weet dat ik niet over bronnen kan praten, dus begin daar niet over, oké?'
'Nee, dat is niet goed genoeg, Siobhan/ zei hij, nu met echte boosheid in zijn stem. 'Je zegt feitelijk dat iemand me zwart aan het maken was. Wie was dat verdomme?'
'Ssst, stil nu.' Siobhan stak een hand uit over de tafel en drukte een vinger tegen zijn lippen. Haar aanraking bezorgde hem een schok als een bliksem die in de aarde sloeg. 'Echt, Mulcahy, ik kan je niet vertellen wie het is. Ik weet zelf niet eens zeker wie het is. Maar luister, daar gaat het niet om. Wat ik wilde, was...'
'Daar gaat het niet om?' Mulcahy maakte zich ziedend van woede van haar los. 'Ik zit tot aan mijn nek in de stront vanwege jou en jij zegt dat het daar niet om gaat? Jezus christus!'
Dat scheen haar te verrassen. Ze leunde achterover en wreef toen met beide handen door haar ogen. Alles liever, leek het wel, dan hem aankijken. Toen ze weer sprak, was het alsof een zachte koude wind met haar woorden mee blies.
'Je weet net zo goed als ik dat ik het je niet kan vertellen, zelfs al had ik een naam. Maar voor wat het waard is, ik kreeg een telefoontje, die ochtend, je weet wel, nadat we in de Blue Light waren geweest. Deze vent zei dat hij aan de zaak-Salazar werkte en dat hij het materiaal kon leveren. Hij gaf me de hele zaak op een presenteerblaadje en nog eens toen Catriona Plunkett werd aangerand. Toen hoorde ik dagenlang niets, dat zweer ik. Ik was echt opgelucht toen ik het telefoontje van hem kreeg nadat het lichaam van Paula Halpin was gevonden. "Ga zet-es-em naar de Furry Glen." Meer zei hij niet. En daarna heb ik nog maar één keer van hem gehoord. Dus hou er nu over op, anders roep ik het ongeluk over me af en krijg ik nooit meer een fatsoenlijke tip.'
Mulcahy liet zijn hoofd in zijn nek hangen en slaakte een lang, zacht gekreun. 'Zo zei hij het, hè? "Zet-es-em"? Precies zo?' Hij sloeg met zijn vuist op de tafel. 'Ik wist het. Die verraderlijke klootzak. Ik wist de hele tijd dat hij het moest zijn.'
Siobhan staarde hem aan met paniek in haar ogen, omdat ze begreep dat ze te veel had gezegd -omdat ze begreep dat ze meer had gezegd dan waarvan ze zich bewust was.
'Luister, Mulcahy, aan wie je ook denkt, je hebt het niet van mij gehoord, oké? Echt, niemand zou me ooit meer iets vertellen. Ik zou geruïneerd zijn.'
Maar hij luisterde niet eens naar haar. Hij zag het nu vanuit Cassidy's gezichtspunt - de volmaakte scoringskans: de arrogante inspecteur te grazen nemen en tegelijk een paar centen opstrij-ken. Hij moest hebben gedacht dat het voor hem het hele jaar Kerstmis was.
'Luister, Mulcahy/ onderbrak Siobhan zijn gedachten. 'Voor wat het waard is: ik heb nooit iets gedaan om jou in moeilijkheden te brengen. Ik mocht je graag, weet je. Nog steeds. Ik kan er echt niets aan doen, hè? Wie is verdomme de eerste persoon aan wie ik denk als ik een grote, sterke man nodig heb om me te komen redden?' Ze wendde haar hoofd af, boog zich toen voorover en pakte haar tas van de vloer. Hij bedacht hoe moe ze er ineens uitzag, gekwetst zelfs. Het klonk ook in haar stem door. Hij stak een hand uit en hield haar tegen toen ze op wilde staan.
'Wacht. Wat wilde je me laten zien?'
Ze schudde haar hoofd en haar zwarte haren golfden als een donkere zee in de winter. 'Het maakt niet uit. Het zat allemaal in mijn stomme kop. Ik kan beter gaan.'
'Nee, niet doen/ zei hij. 'Drink nog wat, kom op. Je zei dat je er zes ging pakken.'
Maar ze stond toch op. 'Wat heeft het voor zin? Is het deze keer niet, dan de volgende. We zullen nooit samen door één deur kunnen.'
Pas toen haar tas wat openviel, doordat ze die aan haar schouder hing, zag hij het tussen de handvatten uitsteken als een opgedroogde zeem, met zwarte schroeiplekken, overal schroeiplekken, als een stuk gebrandmerkte...
'Wat is dat in jezusnaam?' vroeg hij wijzend.
Hij bekeek het stijve stuk perkament in zijn handen zorgvuldig. Meteen nadat ze hem had verteld wat het was, had hij het in een doorzichtige plastic zak voor bewijsmateriaal gestopt, maar nog steeds kon hij het ruiken. De stank van de verschroeide huid sloeg hem op de keel. De krankzinnige wirwar van kruizen die erop was gebrand, zag er net zo uit als die hij op alle slachtoffers van de Priester had gezien, alleen kleiner.
'Heb je dat gezien?' vroeg ze met een gespannen fluisterende stem. Hij keek beter naar wat zij aanwees en zag toen pas de kleine tekstregel die in de huid was gebrand.
Deus non iiridetur.
'Enig idee wat het betekent?' Alleen maar ernaar kijken gaf hem al de kriebels.
'God laat niet met zich spotten/ zei ze. 'Latijn. Paulus in een van zijn brieven ergens heen om zijn kudde te waarschuwen niet de duistere kant op te gaan.'
'Weet je wie je dit heeft gestuurd?'
'Nee/ antwoordde ze hoofdschuddend. 'Een ogenblik heb ik gedacht dat het die kerel was die ik ken. Hij gooit tijdens een gesprek graag met Latijnse kreten en ik heb ook even gedacht dat hij thuis rare boodschappen op mijn voicemail achterliet. Maar toen besefte ik dat dit precies hetzelfde was als wat een of andere gek een paar dagen geleden door de telefoon tegen me zei.'
Mulcahy trok een wenkbrauw op.
'Ja, voordat ze iemand hadden gearresteerd.' Ze boog zich over tafel om de plastic zak in zijn handen om te draaien. 'Maar kijk, aan de andere kant staat nog een zin in het Engels.'
Hij keek naar de plaats die ze aanwees. Weer was het in kleine letters in het perkament gebrand: Het lichaam is niet bedoeld voor wellust maai voor de Heer.
Mulcahy wierp opnieuw een blik op Siobhan, onder de indruk omdat ze het zo goed opnam.
'Heeft een van jouw collega's of iemand van de andere kranten zoiets gekregen, dat je weet?' vroeg Mulcahy.
Siobhan schudde haar hoofd. 'Niet dat ik weet.'
'En er is geen reden waarom jij speciaal het doelwit zou zijn?'
'Goh, nee/ zei ze. 'Ik ben alleen met het stomme verhaal gekomen en ik heb de laatste veertien dagen tien uur per dag op radio en tv over de Priester gepraat. Nee, ik ga er niet van uit dat hij weet wie ik ben.'
Mulcahy moest haar daarin gelijk geven, maar hij kon er nog steeds niet veel van maken.
'Ik weet het niet, het geeft me geen goed gevoel/ zei hij. 'Maar het blijft bewijsmateriaal. Je moet het zo gauw mogelijk aan Brogan of Lonergan laten zien.'
'Kun jij het ze niet bezorgen?'
'Nee, ze moeten dit meteen zien en ik ben morgen weg.'
'Weg? Waarheen?' snauwde ze alsof ze het recht had dat te weten.
'Moet je niet vragen.'
'Godallemachtig,' zei ze geërgerd. 'Ik vergeet steeds dat elk stom ding dat jij doet streng geheim is. Maar goed, het geeft me de tijd om het te laten fotograferen en zo voor het artikel.'
'Wat zeg je nu?' vroeg hij ontzet. 'Dit zou belangrijk bewijsmateriaal kunnen zijn. Dat kun je niet breeduit op de voorpagina zetten.'
'Waarom niet? Het zal er verrekte goed uitzien op de voorpagina.'
Mulcahy keek haar vol ongeloof aan. 'Luister, we kunnen onmogelijk al weten of dit vals alarm is of een ziekelijke grap, maar het zou het hele onderzoek kunnen laten ontsporen als jij het in jouw krant extra veel aandacht geeft en iedereen er als een gek achteraan gaat rennen.'
'Ja, dat is voor jou gemakkelijk gezegd. Ik heb elke dag van mijn leven te maken met gekke snoeshanen en laat ik je dit zeggen, Mulcahy, deze gaf me de kriebels - heel erg. Je weet dat ze vanochtend Emmet Byrne hebben gearresteerd. Dit werd vanavond tussen halfacht en acht uur voor mij afgegeven. Stel dat ze de verkeerde vent hebben? Stel dat hij nu achter mij aan zit?'
'Luister, ik denk eerlijk gezegd niet dat jij je zorgen hoeft te maken. Ik denk niet dat je zijn type bent/ antwoordde Mulcahy, maar terwijl hij dat zei werd zijn blik naar het zilveren kruisje getrokken dat tussen de knoopjes van haar blouse schitterde.
'We moeten dit toch zo snel mogelijk laten onderzoeken. Bel Brogan. Laat de rest aan haar over.'
Siobhan ging rechtop zitten en staarde hem aan alsof ze binnen in hem had gekeken.
'Jij gelooft niet dat het Byrne is, hè?'
Hij wist het antwoord op die vraag zelf niet. 'Uit wat ik heb gehoord, maak ik op dat we een erg sterke zaak tegen hem hebben.'
'Inderdaad, dat dacht ik ook. Tot een of andere gek me smeulende stukken huid begon te sturen.' Ze keek over haar schouder voordat ze fluisterend verderging. 'Weet je, ik heb vanmiddag een oude man geïnterviewd die Byrne al jaren kent en zweert dat hij een heilige is.'
'Iedereen heeft vrienden, Siobhan. Zelfs verkrachters en moordenaars krijgen voor de rechtbank gunstige karaktertyperingen.'
'Ja, maar ik kreeg eerder vanavond een e-mail van een psychologe, een contactpersoon van mij. En zal ik je wat zeggen? Ze zei dat elk van deze aanrandingen de kenmerken had van wat zij
"een op woede en wraakzucht gebaseerd persoonlijkheidstype" noemde. Ze zei dat de graad van geweld duidde op verdrongen agressie, iemand die gevoelens van "cumulatieve, onbeheersbare woede" koesterde. Die hoefde niet noodzakelijk verband te houden met de daad als zodanig, zei ze, omdat van alles aan de basis ervan kon staan. Misschien een ernstig trauma in de jeugd of wat dan ook. Maar de bron en het doelwit van de agressie zouden bijna altijd hetzelfde zijn. En waar het om draait, is dat de meeste mensen die ik sprak, en die Emmet Byrne echt kenden, leken te denken dat hij niet gek was. Een beetje traag misschien, maar altijd aardig, altijd vrolijk. Zeker niet het alles-oppotten-tot-hijbarst-type.'
Mulcahy had het merendeel ervan nauwelijks gehoord. Hij was blijven steken bij 'woede en wraakzucht'. Plotseling besefte hij wat er aan hem had zitten knagen sinds hij in Palmerston Park was geweest: Jesica Salazars gefluisterde 'Como un cura'. Rinns rechte gestalte, de hooghartige manier van doen, de kleding als van een oude man. Als van een geslachtloze man. Rinn leek sprekend op de priesters die hij als jongen had gekend. Zo gereserveerd, zo verkrampt, zo vol verdringing en woede, dat ze er bijna naar stonken. Dat had knetterend van hem af gestraald toen Mulcahy naar de foto's aan de muur had gekeken. Woede, geen bezorgdheid.
Hij keek op en zag dat Siobhan hem aanstaarde zoals de barkeeper in de Long Hall had gedaan. Alsof hij niet goed snik was.
'Alles goed, Mulcahy?'
'Zeker, ja... Sorry.' Hij probeerde zijn gedachten opnieuw te ordenen. 'Ik zat net te denken, weet je, dat de mannen van Moordzaken al dat soort dingen waarschijnlijk ook weten. Ik bedoel, Brogan heeft alle cursussen doorlopen, ze kent de hele psychologie.'
'Maar ze heeft niet meer de leiding, hè? En ze zijn altijd uit op een snel resultaat. Het zou niet de eerste keer zijn dat jullie van de politie je laten meeslepen door jullie enthousiasme.'
Hij voelde de steek niet eens. Hij was te druk bezig met wat zich in zijn eigen hoofd aan het ontwikkelen was. Rinn nam daar nu het grootste deel van de ruimte in beslag en achter hem, nauwelijks zichtbaar in het donker, die foto's van zijn grootvader en dat schitterende, zonnige schilderij waar hij zo afwerend over deed: Gweedoie Summer.
'Waar word je eigenlijk ineens zo door afgeleid?' De duisternis loste op toen hij de doordringende blauwe blik van Siobhan zijn gezicht voelde afzoeken.
'Niets,' zei hij, en hij verdrong het.
'Ja, dat zal wel. Je bent een hopeloze leugenaar, Mulcahy. Kom op, ik had net gelijk, hè? Je denkt aan een andere verdachte, nietwaar? Je moet anderen hebben gehad. Is het iemand die beter in het plaatje past? Denk je aan iemand in het bijzonder?'
'Doe niet zo belachelijk, ik...'
'Jezus, het is zo, hè?' viel ze hem opgewonden in de rede. 'Ik zie het. Luister, kom op, ik kan helpen. We hebben middelen op de krant. Je hoeft me nu niet eens het hele verhaal te geven. Laat me het alleen als eerste weten als je het hebt.'
En daar was het, zelfs zonder dat hij erom had moeten vragen, zijn kans om in het verleden te kijken.
'Goed dan/ zei hij, 'misschien is er iets waarmee je me kunt helpen.'
Brogan trok de deur van de observatiekamer achter zich dicht, leunde tegen de muur van de gang en zoog een long vol oprechte voldoening naar binnen. Ook al bevond ze zich diep in de ingewanden van het Garda-bureau van Kilmainham, de lucht was toch opmerkelijk koel en fris. Maar dat kon ook komen doordat ze net de laatste anderhalf uur in die kleine kamer heel dicht in de hete en zweterige buurt van vijf andere rechercheurs, allemaal grote mannen, naar iets had gekeken wat ze nog niet eerder had gezien. Althans niet met die mate van intensiteit. Ze wreef in haar nek zonder eigenlijk te weten of ze de opwinding of de uitputting scherper voelde. Hoewel haar rug kraakte en haar benen en armen slap aanvoelden, raasde het bloed nog altijd als een sneltrein door haar aderen. Ze had het gevoel dat ze meer leefde dan ooit sinds de geboorte van haar zoon. Al achttien uur in touw, met nauwelijks wat slaap in de nacht ervoor. Maar wat een dag was het geweest.
Slechts een uur of zo nadat zij en de anderen in Kilmainham waren aangekomen en zich hadden geïnstalleerd bij Lonergan en zijn team van Moordzaken, waren de geruchten binnen komen druppelen van een doorbraak in de zaak. Toen was Lonergan vlak voor de middag erg druk binnengekomen. Ze mocht hem meteen al bij de eerste ontmoeting op de plaats delict in Phoenix Park
- een grote, rustige kerel van tegen de een negentig, begin veertig maar wel fit en met mooie groene ogen die om de een of andere reden nooit op de verkeerde plaats leken te worden gericht. Ze had hem zelfs nog aardiger gevonden toen hij als zijn eerste daad haar op zijn kantoor had uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst onder vier ogen, waarin hij haar vertelde van de snelle voortgang die het onderzoek in de loop van de ochtend had gemaakt. Heel anders dan Healy. Heel anders dan elke andere hoofdinspecteur die ze had ontmoet. Er sprak echt respect uit alles wat hij tegen haar zei en gek genoeg voelde ze een vreemde warmte voor hem in haar opborrelen, zoiets als onmiddellijke loyaliteit. Daarna was alles in een soort waas gegaan: de grote doorbraak met de bestelcode op de plastic verpakking, de inval bij Emmet Byrne thuis en de ontdekking van de zakken van plastic vezel met kokosbast in het busje, de informatiebijeenkomst waarbij Lonergan haar had gevraagd die samen met hem te 'presenteren'
voor het zestig man sterke onderzoeksteam, gevolgd door de persconferentie met hoofdcommissaris Garvey waarop de arrestatie van Byrne werd aangekondigd. Jezus, alsof de dag al niet genoeg inhoud had gehad.
En als klap op de vuurpijl had ze net Lonergan gadegeslagen bij het verhoor van Byrne en gezien hoe hij hem als een absolute meester inhaalde. De man was meer dan briljant geweest. Lonergan had een bullebak van een brigadier voor het klassieke dubbelspel, maar hij nam zelf grotendeels het voortouw. Nooit agressief, hield hij toch Byrne steeds maximaal onder druk met een meedogenloos heldere en gerichte vragenserie en toch deed hij steeds een stapje terug wanneer de verdachte verward raakte, wat vaak het geval was. Lonergan, had ze gemerkt, gaf Byrne steeds de ruimte en tijd om zijn verhaal precies zo te krijgen als hij wilde en dan pas kwam hij er hard in om het in stukken te slaan.
Het was zo opwindend geweest om het mee te maken. Allemaal hadden ze in de kamer ernaast door het spiegelglas geboeid naar het verhoor gekeken, soms zelfs ademloos als Lonergan weer een kleine maar belangrijke bekentenis aan Byrne ontlokte, zonder hem ooit rechtstreeks aan te pakken, maar door hem constant iets verder af te breken en de man te helpen zich steeds dieper en dieper in een web van zelfbeschuldiging te werken. Uiteindelijk kostte het hem maar negentig minuten om van Byrne een jankend hoopje berouw te maken - en een bekentenis te krijgen van alle drie de aanrandingen. 'Ja, ja, goed, ik heb het gedaan. Ik heb ze gebrand. Ik heb ze laten bloeden. Allemaal, moge de Heer me vergeven. Het spijt me, het spijt me,' had Byrne bij de climax gehuild.
Het zou lang duren voordat ze dat moment vergat, hoe ze in die kamer allemaal een gejuich van vreugde hadden geslaakt en in de lucht hadden gestompt, toen Lonergan opzij in de spiegel keek en door het glas naar hen knipoogde. Hij had de grote bekentenis eruit gekregen. Gedurende de volgende paar dagen konden ze met Byrne de details uitwerken, maar voor het moment hadden ze genoeg om hem aan te klagen wanneer ze maar wilden.
Christus, wat was die man een inspiratie.
Brogan keek op haar horloge: al kwart over tien. Ze voelde in haar zak naar haar gsm. Zelfs de gedachte aan naar huis bellen en moeten luisteren naar haar man Aidan, die weer zou zeuren over haar lange afwezigheid, kon haar niet neerslachtig maken. Aidan kon naar de pomp lopen, dacht ze. Hoe durfde hij te zeggen dat ze niet genoeg tijd aan de jongen besteedde? Aidan was degene die had gezegd dat hij graag thuis wilde blijven. Nou, dan was het aan hem en niet aan haar om dat te laten slagen. En wat de jongen betreft, ze had altijd de tijd gevonden en zou die ook altijd vinden, ongeacht hoe hard ze werkte.
Ze duwde zich van de muur af toen de deur naast haar open-ging en twee van de mannen met wie ze de afgelopen uren het kamertje had gedeeld - mannen van Lonergan - samen lachend naar buiten kwamen en haar vriendelijk goedenavond wensten. Ze keek naar hun brede rug toen ze de gang uit liepen en het geluid van hun voetstappen tegen de oude tegels van de muren weergalmde. Eén ding wist ze heel zeker: het was lang geleden sinds ze iets had gevonden waar ze zo graag wilde zijn. Nu dat zo was, ging ze alles doen wat in haar vermogen lag om het zo te houden. Op de een of andere manier ging ze ervoor zorgen dat ze voorgoed naar het team van Lonergan werd overgeplaatst. Hij had ruim een uur aan de lange nieuwstafel van de Heiald gezeten met een paar tl-buizen aan het plafond die het kleine gedeelte verlichtten waar zij zaten, terwijl de rest in duisternis was gehuld of baadde in de oranje gloed van de straatverlichting die door de ramen naar binnen viel. Voor een man die nooit eerder op het kantoor van een krant was geweest, viel het Mulcahy allemaal een beetje tegen. Rijen bureaus en computerschermen die met scheidingswanden waren verdeeld in aparte koninkrijkjes, zoals elk ander kantoor. Het enige verschil dat hem opviel, was dat er een heleboel tv's waren, op planken, aan de muren, op tafeltjes. Je zou jezelf niet kunnen horen denken als die allemaal aanstonden. En Siobhan zat natuurlijk naast hem op haar toetsenbord te tikken. Hij had haar alleen maar gevraagd of hij een keer het nieuwsarchief van de Heiald kon raadplegen. En ze was er onmiddellijk op ingegaan. 'Ja., kom mee, dan kunnen we nu meteen kijken,'
had ze gezegd. Hij kon zien waarom ze goed was in haar werk
- ze accepteerde geen nee als antwoord. Ze had hem mee terug gesleept naar de Heiald, hem geïnstalleerd en hem laten zien hoe hij materiaal in het systeem kon opzoeken. Ze had hem uitleg gegeven over de verschillende online knipseldiensten die ze gebruikten voor andere publicaties. En hij had het uitgeprobeerd. .. maar er was geen magische uitkomst. Het archief van de krant zelf was pas vanaf midden jaren negentig gedigitaliseerd. Maar afgezien daarvan kreeg hij alleen maar een heleboel willekeurig spul dat hem niets wijzer maakte. Hij deed zijn best om wat informatie boven water te krijgen over Rinn, zijn grootvader of het grote mysterie in Gweedore. En één of twee keer dacht hij iets te hebben gevonden, maar het waren slechts flarden - aanwijzingen dat er iets ergs was gebeurd - die in het niets oplosten als hij verder probeerde te gaan.
Uiteindelijk raakte hij gewoon afgepeigerd en begonnen zijn ogen met elk nieuw zoekscherm dat hij opriep steeds meer te tranen. Tot hij plotseling naast zich een tv-scherm flikkerend tot leven zag komen. Hij keek om zich heen. Siobhan stond naast zijn stoel met een afstandsbediening in haar hand.
'Ik wil alleen even naar het late journaal kijken/ zei ze.
'Natuurlijk.' Mulcahy draaide zich om en keek naar de inleiding, terwijl Siobhan het volume harder zette. Geen verrassingen, het hoofdonderwerp was de arrestatie in de zaak van de Priester, en hij boog zich naar voren toen hij Brogan even op het scherm zag te midden van een krioelende menigte en naast een grote kerel die hij herkende van de persconferentie. Ze brachten die andere kerel met een jas over zijn hoofd van de parkeerplaats naar het Garda-bureau van Kilmainham. Het was een echte oploop, met flitsende camera's en alle persmuskieten die zich verdrongen om dichterbij te komen. Toen kreeg iemand de jas te pakken waarmee die kerel zich had bedekt, en trok die weg. Het gezicht van de verdachte was een paar tellen te zien en hij zag er echt doodsbang uit. Maar het was niet die uitdrukking van angst waardoor Mulcahy met open mond rechtop ging zitten, het was het gezicht waarop die uitdrukking stond. Hij wist zeker dat hij die man eerder had gezien, nog maar kortgeleden, hij kon er alleen niet op komen. Toen zette Siobhan het volume nog een streepje hoger en hoorde hij de nieuwslezer zeggen: 'De verdachte, over wie is meegedeeld dat hij een hoveniersbedrijf in Chapelizod heeft, werd vandaag even na de middag gearresteerd toen Gardai van de afdeling Moordzaken een inval deden in zijn flat aan St Emelda's Road...'
Mulcahy voelde hoe zijn adem door de schok naar buiten vloog. De tuinman! Hij zag het gezicht nu weer, maar in zijn herinnering, met een honkbalpet op, woede in zijn ogen en een hamer in zijn hand. Hij was het, die verrekte tuinman bij het huis van Rinn, die daar had gewerkt op de dag dat hij achterom was gelopen. Hij had hem gezien, hem ontmoet, was verdomme zelfs door hem bedreigd. En het busje, in hemelsnaam. Het verrekte busje had daar naast het huis gestaan en hij was er vlak langs gelopen.
Mulcahy voelde zich onpasselijk worden en moest een hand tegen zijn borst drukken om niet door die gedachte overmand te worden. Hij had er heel erg veel behoefte aan om er goed over na te denken. Dat was toch niet toen Paula Halpin werd vermist, nietwaar? Nee, verzekerde hij zichzelf. Hij was pas naar Pal-merston Park gegaan nadat haar lichaam was gevonden, en dat luchtte hem een beetje op. Maar toen sloeg de woede weer toe. Al zijn geld, hij zou er al zijn geld op durven zetten dat als ze de datums controleerden, ze zouden ontdekken dat Byrne ook bij Rinn aan het werk was op de dag dat Caroline Coyle was aangerand. En wat betreft de arme Paula Halpin, die van Dartry was komen lopen, zij was niet in de klauwen van Rinn gevallen, maar in die van zijn verrekte tuinman. Christus, hoe had hij zo dichtbij kunnen komen en er tegelijk zo hopeloos naast kunnen zitten?
Gedurende een paar tellen voelde hij zich helemaal leeg en zo goed als totaal verlamd door de schok van die gedachte. Hij wierp een blik op Siobhan, maar gelukkig scheen zij niets van zijn reactie te hebben gemerkt, doordat ze helemaal opging in het beeldverslag. Hij leunde achterover in zijn stoel, dacht na over Byrne, dacht na over Rinn en voelde alles weer ronddraaien. Hij wreef over zijn slapen, omdat zijn hoofd weer begon te bonzen - en zijn longen deden mee, omdat ze schreeuwden om een sigaret. Hij stond langzaam op, strekte zijn armen en wendde een kalmte voor die hij absoluut niet voelde, toen Siobhan hem aankeek. 'Ik heb er genoeg van voor vanavond, Siobhan. Ik ben bekaf en ik kom geen steek verder. Sorry dat ik jouw tijd heb verspild, maar ik moet naar buiten voordat mijn hoofd ontploft.'
Hij was beneden bij de hoofdingang echt lief geweest, had erop gestaan dat ze meteen contact opnam met Brogan over het pakketje en zich ongerust gemaakt over het feit dat ze helemaal alleen weer het kantoor binnenging. Hij was zelfs een beetje verlegen overgekomen toen ze had gevraagd: 'Zijn we nu weer vrienden?' Maar hij had zich niet ingehouden toen ze elkaar goedenacht hadden gekust en zijn sterke armen haar tegen de harde warmte van zijn borst hadden gedrukt. Het had aangevoeld alsof hij wilde dat ze daar voor altijd bleef en ze zou liegen als ze beweerde dat ze niet de verleiding voelde opkomen om alles gewoon te vergeten en naast hem in de taxi te springen. Maar misschien zou hij daar een streep hebben getrokken. Het was maar al te duidelijk dat iets hem nog altijd vreselijk in de weg zat. En het was waarschijnlijk toch beter om de zaken deze keer rustig aan te pakken. Het was zeker dat ze hem niet koud liet, dat kon ze duidelijk merken. Ze zouden in de toekomst alleen voorzichtig moeten zijn en het werk er helemaal buiten moeten houden. In de toekomst misschien, maar nu nog niet. Weer boven liep ze recht naar de pc waaraan hij had zitten werken en die ze zo-genaamd uit had gezet toen hij vertrok, maar die ze alleen in de slaapstand had gezet, terwijl ze ervoor had gezorgd dat de harde schijf bleef draaien. Ze tikte de spatiebalk aan en het scherm kwam flikkerend weer tot leven. Nog een paar toetsaanslagen en ze kon het logboek oproepen en daarna de lijst met bestanden uit het archief die hij had doorgenomen. Het duurde niet lang om het gewenste bestand te vinden. Hij had er ruim vijf minuten naar zitten staren zonder te beseffen dat vanwaar zij zat, ze de hoofdregels van bijna alles waarnaar hij had gekeken, had kunnen lezen. Ze riep het artikel op. Het moest een van de eerste in de database zijn geweest, uit 1995, en het leek op iets uit een politieke roddelrubriek. Het soort artikel dat ze publiceerden in de tijd dat de Herald zichzelf nog serieuzer nam en zich eerder beschouwde als een speler in het machtsspel dan als leverancier van voornamelijk schandalen. Het was een korte, felle column, geschreven onder de naam Oisin MacCumhaill, waarvan ze zich vaag herinnerde dat die het pseudoniem was van een ooit vermaarde politieke columnist van jaren geleden. Zo te zien had hij als insider geschreven voor andere insiders en dubbelzinnige knipoogj es, zetjes en toespelingen gebruikt die onbegrijpelijk waren voor iedereen die niet al was ingevoerd in de grap of die nog van niets wist.
HEENGEGAAN MAAR NIET VERGETEN}
We zijn allemaal verdrietig, dat weet ik zeker, bij het vertrek van de laatste van de Groten uit de rangen van de verheve- nen. Maar ook al lijkt het misschien ongemanierd om er nu over te beginnen, er zijn mensen die zijn verscheiden niet zullen betreuren. Een heroïsche rol in de vorming van onze grote natie is prachtig. Net als een leven gewijd aan de zaak van rechtvaardigheid, gelijkheid en het onbevooroordeelde oor. Maar af en toe hebben zelfs helden het vreselijk, vrese- lijk mis. Zozeer zelfs dat grote daden uit het verleden en zelfs een leven gewijd aan Kerk en Staat het evenwicht niet kun- nen herstellen. De meeste goede mensen die in augustus 1988
in Gweedore waren zullen het zich herinneren als een plaats en een tijd van zonneschijn, schoonheid en plezier. Voor en- kelen zal het echter altijd een tijd van duisternis zijn, een toppunt van hypocrisie en van de zwartste smet op een ka- rakter dat door velen als bijna heilig werd beschouwd. Juist hij had moeten weten dat kwaad verhullen omwille van ijdelheid, of familie, en het uit de openbaarheid houden niets minder was dan een perversie van het recht dat hij voorgaf zo hoog te houden.
Siobhan keek er verbaasd naar. Ze las het en herlas het en probeerde het te begrijpen. Wat kon Mulcahy verdorie hierin hebben gezien dat zo belangrijk was? Zo op het eerste oog leverde het niets op. Blijkbaar was het om te beginnen geschreven als een soort raadsel - iets wat de schrijver maar half kon zeggen, waar hij slechts zijdelings naar kon verwijzen, waarschijnlijk uit angst voor een aanklacht of een ergere vergelding. Die verdraaide Mulcahy, hij was iets op het spoor, ze voelde het aan haar water. Maar als hij het kon, kon zij het ook.
Ze scrolde weer omhoog naar het begin. Ze wist zeker dat dit het artikel was waarnaar hij had zitten staren alsof hij getuige was van een openbaring. Het artikel waarnaar hij stiekem was teruggekeerd toen zij naar de wc was en waarin hij zo was opgegaan dat hij haar aanvankelijk niet had horen terugkomen. Hij had het haastig gesloten toen hij haar eindelijk achter hem had gehoord en gedaan alsof het niets was. 'Ik probeerde net of ik iets kon beginnen met een paar van die knipseldiensten die je noemde,' had hij beweerd.
Ja natuurlijk.
Maar wat was het dan? Uit het logboekbestand kon ze opmaken dat voor Mulcahy het sleutelwoord 'Gweedore' moest zijn. Dat had hij in de meeste zoekopdrachten gezet. Dat en misschien een tiental andere criteria, met het vaakst het woord
'rechter' en de achternaam 'Rinn'. Dat had hem een hele stapel verwijzingen opgeleverd naar een of andere oude rechter die jaren geleden was overleden en in wie hij eerst vaag geïnteresseerd was geweest. Maar daarna had hij door de bestanden gebladerd met nauwelijks genoeg tijd om ze te lezen. Tegen het eind leek het alsof hij alleen maar willekeurig ogende zoekopdrachten over crucifixen en marteling en aanranding in het mengsel had gegooid - wat hem zo te zien niets had opgeleverd. Ze scrolde terug naar het oorspronkelijke artikel. De kop: HEENGEGAAN MAAR NIET VERGETEN? Het was blijkbaar een soort raadsel, maar voor wie was het raadsel bedoeld? De schrijver koesterde een wrok tegen iemand, maar waarom en over wat? En wat was het 'kwaad' waarover hij het had?
Sleutelwoorden.
Ze greep een pen en begon de woorden op te schrijven die belangrijk leken. Groten: even googelen bracht haar precies nergens, want de term was zo vaag dat het verwijzingen opleverde naar alles, van spirituele mafkezen tot Braziliaanse voetballers. Ze probeerde het nog eens met Gweedore en 1988, maar weer leverde dat niets anders op dan een heleboel toeristische rommel en betekenisloze periodeoverzichten. Ze stond op het punt om het op te geven toen het haar opviel dat zij het eigenlijk niet was geweest die de webbrowser op Mulcahy's pc had geopend. Ze had alleen het archiefzoeksysteem voor hem geopend. Ze had gewoon aangenomen dat hij wel zou weten hoe hij de browser moest openen. En dat was kennelijk het geval geweest, maar wanneer? Op het moment dat zij op de wc was?
Ze bewoog de muis weer en klikte op de geschiedenisknop in de balk. Gelukkig had ze de pc niet afgesloten. Daar was het, vlak voor haar eigen recentere zoekopdrachten. Een lijst treffers die allemaal als titel hadden: Donigal Courier... archief. De stiekeme rotzak. Mulcahy had achter haar rug de plaatselijke pers in Donegal bekeken. Hoe was het verdomme mogelijk dat ze dat niet had gezien? Ze klikte willekeurig op een link die haar op de zoekpagina van de Donegal Courier bracht. En daar waren ze: de sleutelwoorden Gweedore en aanranding, de datum, 1988. Ze kon meteen zien dat ook het archief van de Courier slechts terugging tot het midden van de jaren negentig, dus klikte ze eruit en scrolde ze rechtstreeks naar de laatste pagina die Mulcahy had bekeken. Wat ze zag deed haar rechtop zitten en zich naar het scherm toe buigen. Het was een artikel uit de nieuwspagina's van de Courier uit 1997. En net als het artikel uit het archief van de Her- ald verwees het voor een deel naar een geheimzinnig en blijkbaar schandalig voorval dat in 1988 in Gweedore had plaatsgevonden. Bingo.
Ze las het artikel nog eens door, deze keer op de details. Het was een vrij typisch rechtbankverslag van de succesvolle vervolging voor mishandeling van een bezoeker aan Bunbeg, een zakenman uit Dublin die Anthony Michael Blaney heette en die in de zomer van 1997 voor zijn gezin een huis had gehuurd buiten de stad. Blaney had een plaatselijke jongen die het blijkbaar had gewaagd op een avond voor McClusky's bar tegen de gloednieuwe BMW van Blaney te leunen, een pak slaag gegeven en de Dubliner had de overtreding verergerd door te proberen de Garda die erbij was geroepen, om te kopen. Maar voorzover het Siobhan aanging, en ze nam aan Mulcahy ook, bevatte de laatste alinea pas wat echt belangrijk was. Het was feitelijk een losse opmerking, maar wel een bittere.
Buiten de rechtszaal noemde de moeder van het slachtoffer, Theresa Lowly, de veroordeling van Blaney voor mishandeling een triomf voor het plaatselijke rechtspleging. 'Er zijn onder ons in Gweedore mensen die zich herinneren hoe minder dan een decennium geleden, in 1988, rijke en machtige mannen zelfs de ergste misdaden in de doofpot konden stoppen door ze met een massa geld onder het tapijt te vegen. We herinneren ons allemaal Helen Martin. Nou, deze probeerde het ook en dankzij de goede God is hij er niet in geslaagd. Nu kunnen we eindelijk zeggen dat het recht in Donegal weerspringlevend is.'
Siobhan ademde langzaam uit. Er kon weinig twijfel over bestaan dat dit verwees naar hetzelfde incident dat Mulcahy had gevonden in het archief van de Herald. Gweedore. 1988. Rijke en machtige mensen die dingen in de doofpot hadden gestopt in een afgelegen deel van Donegal. Ze voelde haar maag samentrekken, omdat ze voelde dat er iets was, ook al wist ze nog niet wat. Maar ze ging ervan uit dat ze het tot de bodem zou kunnen uitzoeken. Ze maakte een aantekening van de naam van de verslaggever, Eamon Doherty, en typte op de site van Donegal Courier een nieuwe zoekopdracht met zijn naam om te zien of hij daar nog werkte. Ze kreeg een stortvloed van hits terug. Niet alleen werkte Doherty er nog; hij was nu de hoofdredacteur van de Donegal Courier.
Hoofdstuk 18
'Neem me niet kwalijk, meneer, maar wilt u iets eten of drinken?'
Mulcahy's ogen schoten open toen hij vingers over zijn schouder voelde strijken. Nee, laat me gewoon slapen, dacht hij, en toen schudde hij zijn hoofd, omdat tot hem doordrong wat de stewardess hem had gevraagd. Hij trok zich overeind in zijn stoel, zodat hij niet in de weg zat terwijl zij een beetje heldere vloeistof in een plastic glaasje en een blikje gekoelde Schweppes overhandigde aan de vrouw van middelbare leeftijd in de stoel naast hem. Hij keek slaperig op zijn horloge. Vijf voor halfelf in de ochtend en ze waren gin en tonic aan het uitdelen, christus. En nog meer dan een uur om door te komen voordat ze zouden landen. Hij wreef in zijn ogen en besefte dat hij bijna meteen inge-dommeld moest zijn zodra het vliegtuig in de lucht was. Hij voelde zich rot - en zag er nog erger uit, te oordelen aan de behoedzame blik die de alcoholistische dame op hem had geworpen toen hij ging zitten. Hij kon zich aan de andere kant beter wat opfrissen voordat hij de stad in ging. Hij had slecht geslapen en de weinige slaap die hij had gekregen was onrustig geweest en vol nachtmerries. Dromen over Byrne die in het busje de poort van Rinn uit reed, Paula Halpin zag, haar greep, haar in zijn busje trok met moordzucht op zijn gezicht en een brandend kruis in zijn hand. Steeds en steeds weer.
Om zeven uur zijn lijf uit bed laten rollen, zich onder de douche slepen en naar het vliegveld racen om zijn vlucht te halen was niet de beste manier geweest om zich beter te gaan voelen. Maar hij deed tenminste iets nuttigs en het zou goed zijn om terug te keren naar Madrid, hoe kort het ook maar zou duren. Het laatste wat hij de vorige avond had gedaan voordat hij naar bed ging, was Gracia bellen om haar te laten weten dat hij in de stad zou zijn. Ze hadden nog steeds veel te regelen, waarbij de zaak van het appartement niet de minste was. Maar hoewel het na middernacht was, werd er niet opgenomen, dus sprak hij de boodschap in dat hij weer zou bellen als hij was geland. Ongewild voelde hij een steek van jaloezie, of bezitterigheid, omdat ze niet thuis was geweest. De wetenschap dat dit belachelijk was, maakte het gevoel niet minder.
Hij rekte zich nu onbeholpen op zijn stoel uit en de stijfheid van zijn armen riep een andere herinnering op: hoe hij ze rond Siobhan had geslagen en haar buiten de Sunday Heiald goedenacht had gekust. De manier waarop ze haar lichaam tegen hem aan had gedrukt. Waarom moest het verdorie zo goed aanvoelen, terwijl het zo duidelijk nooit met haar ging werken? Plotseling voelde hij een spanning in zijn borst alsof zijn longen zich samentrokken. Hij voelde de vrouw naast hem een paar centimeter verder weg schuiven en vroeg zich af of het zo aanvoelde als je een angstaanval had. Maar het duurde slechts een ogenblik en toen het voorbij was, voelde hij alleen maar een grote golf van opluchting over zich heen spoelen. Hij dacht aan de envelop die nu in zijn koffertje in het bagagecompartiment boven zijn hoofd zat en die hij op de deurmat had gevonden toen hij thuiskwam. Healy had zijn belofte gehouden om Lonergan te vragen of hij wilde proberen een identificatie van Jesica te krijgen. Er zaten twee tien-bij-vijftienvergrotingen van de politiefoto's van Emmet Byrne in de envelop, met een briefje waarop slordig 'Ga ervoor' was gekrabbeld.
Misschien, dacht hij, zou hij toch nog een kleine rol kunnen spelen bij het ter verantwoording roepen van de Priester. Siobhan was ook om zeven uur opgestaan, nadat ze de slaap van een gedreven journaliste had geslapen. Ze was uit bed, had gedoucht, gestreken en was de deur uit binnen vijfentwintig minuten. Onderweg kon ze een kop koffie pakken. Toch was ze niet eerder dan Griffin op kantoor. Niet op een zaterdag. Hij was al druk bezig en ging er zo in op dat hij niet eens merkte dat ze binnenkwam en zijn ogen niet losmaakte van de berichten van Reuters of AP of wat dan ook waar hij op het scherm doorheen scrolde. Op zoek naar de klapper of anders bezig met het verzamelen van alledaagsere dingen waarmee de mannen die dienst hadden en de kantoorjongens aan de slag konden, om er in de loop van de dag niemendalletjes en opvulling van te maken. Ze riep hallo en verwachtte dat hij zou opspringen om haar te feliciteren voor het leveren van weer een geweldig hoofdartikel. Maar hij stak alleen als groet een magere arm op en nam niet eens de moeite zich naar haar om te draaien.
'Heb je mijn boodschap niet gekregen?' vroeg ze.
'Jawel/ was alles wat hij kortaf zei, nog steeds zonder zich om te draaien.
'En...?' Christus, die man kon je soms hels maken.
'En niets.' Daarop liet hij zijn stoel ronddraaien. Zijn gezicht stond zo hard als steen en hij stak zijn handen voor haar op. 'En we doen er niets mee.'
'Wat? Waar heb je het over? Je hebt het nog niet eens gezien.'
'Niet mijn beslissing/ zei hij. 'Ik heb Harry thuis gebeld zodra ik binnen was. Om hem voor te bereiden op de hoofdkop: "Verslaggeefster Herald krijgt doodsbedreiging Priester". En om de een of andere reden vond hij het nodig Lonergan te bellen - je weet wel, de hoofdinspecteur die Moordzaken leidt - om erop te staan dat jij vierentwintig uur per dag bescherming krijgt.'
'Ach, verdomme!' kreunde Siobhan. 'Waar is hij? Ik ga hem verdomme vermoorden.'
'Ik vond het eigenlijk wel een goed idee/ zei Griffin. 'Het zou de hele aandacht voor jou en de Herald extra hebben gekruid en zulke publiciteit kun je niet kopen.'
'Wat is er dan gebeurd?' vroeg Siobhan, die zijn standpunt begon te begrijpen.
Griffin bracht zijn handen naar zijn gezicht en wreef door zijn ogen alsof hij het niet kon verdragen haar aan te kijken, terwijl hij de rest vertelde. 'Lonergan heeft er een stokje voor gestoken. Blijkbaar hebben ze Emmet Byrne vanochtend aangeklaagd voor moord en nu zeggen ze dat die brief van jou bewijsmateriaal is voor de zaak.'
'Maar dat is onzin!' riep ze. 'Die heeft niets met Byrne te maken.'
'Ik denk niet, Siobhan, dat je met de beste wil van de wereld zou kunnen aanvoeren...'
'Heeft Harry,' viel ze hem in de rede, 'erop gewezen dat het binnenkwam nadat Byrne in hechtenis was genomen?'
'Nee, dat heeft hij niet...'
'Nou, dat is wel zo!' Ze klampte zich vast aan een strohalm.
'Maar ik heb dat wel gedaan, Siobhan, en tegenover niemand minder dan de hoofdofficier van justitie in eigen persoon - die me toen een halfuur lang, waarschijnlijk in pyjama, om de oren heeft geslagen met hoofdstukken en artikelen uit het wetboek en de ton bakstenen waaronder hij ons zou bedelven als we er ook maar aan dachten om het te drukken.'
'En dat is het?' Ze beefde nu echt van frustratie. 'Dat is het?'
'Ja,' antwoordde Griffin. 'Harry vindt het niet waard om voor naar de rechter te stappen.'
'Kan hij gemakkelijk zeggen,' zei ze. 'Ik durf te wedden dat ik ook geen bescherming krijg.'
Griffin lachte. 'Grappig genoeg, nee.'
'En wat gebeurt er nu?'
'Ze sturen om elf uur iemand hierheen om een verklaring van jou op te nemen. En dat ding formeel als bewijsmateriaal in beslag te nemen en natuurlijk een onderzoek te starten of nog wat meer van die onzin.' Hij glimlachte meelevend toen ze ongelovig haar hoofd schudde. Toen boog hij naar voren en gaf een zacht kneepje in haar arm.
'Kan ik het tenminste zien? Je hebt alleen een fotokopie voor me achtergelaten.'
Ze liep naar haar bureau, ontsloot de la waarin ze het perkament voor de nacht had opgeborgen en overhandigde het aan Griffin. Hij floot toen hij het door het plastic bestudeerde.
'Jezus, je had het niet mis, hè?' Zijn wenkbrauwen gingen omhoog toen hij besefte dat het in een bewijszak van de Garda zat.
'Wat is dit?'
Ze schudde haar hoofd weer. 'Lang verhaal.'
'O, nou ja, je kunt niet alle races winnen, Primeurtje/ zei hij weer met een brede glimlach. 'En trouwens, op de manier waarop jouw carrière zich ontwikkelt, twijfel ik er niet aan dat er nog meer dan genoeg doodsbedreigingen zullen volgen.'
'Mike!... Mike!... MULCAHY!'
Het was middag in Madrid en in Terminal l van Barajas Airport krioelde het van de mensen. Het was alleen de onzettende verkrachting van zijn achternaam die Mulcahy tot staan bracht en in de menigte deed staren die zich verdrong achter de afzetting om de passagiers te begroeten die werden uitgebraakt in de aankomsthal. Toen hoorde hij de stem weer.
'Mike! Hier!'
Mulcahy liet zijn ogen over de falanx van begroetende familie en vrienden links van hem gaan. Daar, geleund tegen een pilaar en zwaaiend met een opgerolde krant, herkende hij de lange, magere gestalte van Ja vier Martinez.
'Jav!' riep hij. Hij had niet verwacht te worden afgehaald en was van plan geweest de metro naar Principe de Vergara te nemen voordat hij contact opnam met Martinez om te horen waar en wanneer het gesprek zou plaatsvinden. 'Wat doe jij hier?'
Breed grijnzend wees Martinez naar het eind van de afzetting en begon in die richting te lopen. Mulcahy volgde en omhelsde zijn oude vriend hartelijk toen ze eindelijk bij elkaar kwamen. Gedurende een onderdeel van een seconde vielen alle lasten en zorgen van zijn schouders en werd hij teruggevoerd naar één, twee jaar eerder, naar de Narcotica Inlichtingen Eenheid, naar het vechten van de rechtvaardige strijd, het werken voor de goede zaak. Martinez was de enige collega geweest met wie hij de hele zeven jaar van zijn ambtstermijn bij Europol had samengewerkt, een man die de vaardigheden van gids, taalcoach, cultureel raadsman, drinkmakker en verrekte goede vriend in zich verenigde. Hij had zelfs Gracia door Martinez ontmoet, al was dat misschien niet langer een pluspunt.
Mulcahy lachte en gaf Martinez ook nog een klap op zijn rug. Zijn stemming was met sprongen verbeterd. 'Christus, wat is het heerlijk om terug te zijn.'
De Spanjaard glimlachte, zwaaide met zijn autosleuteltjes en liep naar de uitgang. Voor Mulcahy had louter het feit dat hij terug was in Madrid en zijn oude kameraad zag, een stroom endorfines in zijn bloedstroom losgemaakt. Zelfs de keiharde klap van de hitte die hem trof toen ze het airconditioned luchthavengebouw verlieten, zelfs het zweet dat onder zijn hemd prikte, voelde goed aan. Hij verkeerde in zo'n roes, dat Martinez hem moest grijpen, omdat hij de verkeerde kant op keek toen hij de weg op stapte en bijna onder de wielen van een grote taxi liep die net wegreed. Het was een enorme wagen, een MPV of busje, en de bestuurder moest scherp uitwijken om hem te vermijden. Hij stak zijn hoofd uit het open raampje en schreeuwde een keur aan madrileno vloeken.
Maar Mulcahy lachte slechts. 'Christus, Jav, ik ben echt lang weg geweest.'
Ze kwamen bij de auto, een open zilveren Mercedes tweezitter die er gloednieuw uitzag. Dat was geen verrassing. Martinez had altijd geld gehad: een enorm appartement in het district Salamanca, een kast vol mooie Engelse maatpakken, hemden en handgemaakte schoenen zoals hij nu droeg. Het was een voorkeur die hij had overgenomen van zijn 'vies-rijke Anglofiele familie', zoals hij Mulcahy jaren geleden had verteld. Hij had ongelooflijk goede connecties, waardoor hij vermoedelijk aan zijn huidige baan was gekomen. De enige vraag die hij nooit tot Mulcahy's tevredenheid had beantwoord, was wat een Spaanse playboy beneden zijn stand deed bij de Policïa National. Martïnez reed achteruit de parkeerplaats af met een gepiep van banden dat oorverdovend was in de besloten ruimte van de parkeergarage. Sommige dingen veranderen nooit, dacht Mulcahy. Hij was nooit gewend geraakt aan het krankzinnige machismo van de Spaanse automobilist. Pas toen ze de luchthaven achter zich hadden gelaten en brullend de autosnelweg op reden, opende Martïnez zijn mond weer.
'Don Alfonso kent de eisen van het rechercheproces, dus beseft hij dat hoe eerder jij met Jesica praat, hoe beter het is. Hij eist echter wel dat Jesica's dokter erbij aanwezig is. Dat is wel goed, hè?'
Mulcahy antwoordde niet en dacht erover na, hoewel hij het niet als een probleem zag.
Martïnez, die zijn zwijgen verkeerd interpreteerde, wierp een ietwat beschaamde blik op hem. 'Ik weet dat het niet ideaal voor jou is, maar hij was erg, eh... vasthoudend.'
'Nee, nee, waarom zou jij je daarvoor verontschuldigen?' riep Mulcahy naar hem terug. 'Het is geen probleem. En nogmaals bedankt dat je het zo snel hebt geregeld. We stellen dat echt op prijs. Als we de officiële wegen hadden moeten bewandelen, had het misschien weken geduurd, want je weet hoe jullie verrekte Spanjaarden zijn.'
Hij grinnikte opzij naar Martïnez, die reageerde met een brede grijns en een voet die het gaspedaal intrapte, waardoor het motorgeluid van een gesnor in een gegrom veranderde en ze vooruitschoten met een nog belachelijker snelheid. De tegen hun oren beukende luchtstroom was nu te luid voor een gemakkelijk gesprek. Mulcahy zakte dieper in het lichaam omhullende leer van de autostoel en liet de snelheid en de opwinding van zijn terugkeer naar Madrid over zich heen spoelen. Tegen de tijd dat ze de buitenwijken van de eigenlijke stad bereikten en het verkeer was vertraagd tot een slakkengang die beter bij een wereldstad paste, voelde hij zich meer ontspannen dan in weken. Ze zaten flink te kletsen tijdens de rit. Martinez wilde graag details weten van het grote verhaal van de Priester en Mulcahy probeerde zijn oppervlakkige kennis van de machtige politicus die hij die middag zou ontmoeten, Don Alfonso Mellado Salazar, aan te vullen.
'Weet je, de meeste politici die we nu hebben, waren nog klein toen Franco aan de macht was,' zei Martinez, 'maar Don Alfonso zat toen al in de politiek. Hij was een van de nieuwe mensen die toezicht hielden op de overgang naar democratie en een van de weinigen aan wier carrière geen eind kwam. Omdat hij zich kan aanpassen, maar zonder hypocriet te zijn zoals de meesten. El Juez - je weet dat ze hem zo noemen, de Rechter. Hij is streng, maar wordt gerespecteerd. En hij is ook een goede katholiek. Veel oudere mensen houden daarvan.'
Mulcahy knikte. 'Hij zal niet meer de jongste zijn. Van journaalbeelden van hem herinner ik me dat hij er eerder uitziet als een grootvader dan als een vader.'
'Zeker. Hij moet in de zestig zijn geweest toen kleine Jesica werd geboren. Zijn eerste vrouw stierf door een autobom van de ETA in de jaren tachtig. Hij hertrouwde later met een erg mooie, erg aristocratische dame met een heleboel namen en titels. Jesica was hun kind. Maar ook deze vrouw overleed. Heel tragisch. Ik denk dat hij alleen maar werkt om het te vergeten. Misschien dat hij zijn dochter daarom zo snel uit Dublin terug wilde hebben. Ik weet dat het jou problemen heeft bezorgd, Mike, maar ze is alles voor hem.'
Mulcahy haalde zijn schouders op, omdat hij daarover geen mening wilde geven. Zijn concentratie dwaalde af, terwijl hij om zich heen keek. Alles vreemd en toch vertrouwd - niet zo lang geleden was dit zijn leven geweest. Hitte en licht dat van boven naar beneden straalde, dat was normaal geweest, niet de saaie omhelzing van een sjaal of een overjas. Zelfs de bruine sluier van vervuiling die permanent boven de stad hing, had toen normaal geleken. Toen Martinez de grote ruggengraat van de Avenida de las Américas af reed en de Castellana insloeg, werd Mulcahy er vol door getroffen, net als de hitte had gedaan: de claxons van de auto's, het nijdige gezoem van scooters, het haastige, drukke gevoel van altijd bezige mensen. Heel lang waren het de dingen geweest die hem het gevoel hadden gegeven dat hij leefde. Hij vond het nu eigenlijk heel moeilijk te geloven dat de terugkeer naar Dublin ooit een goede optie had geleken. Hij werd zelfs zo in beslag genomen door gevoelens, zo overweldigd door de bekende bezienswaardigheden en geluiden om hem heen, dat hij te laat ontdekte dat Martinez vanaf Plaza Cibeles de verkeerde afslag had genomen en de Gran Via op reed.
'Hé, waar ga je naartoe, Jav?' protesteerde hij. 'Ik dacht dat we eerst naar jouw kantoor gingen. Ik moet me nodig een beetje opfrissen voordat we naar Salazar gaan.'
Martinez deed geen poging om te stoppen. Hij grijnsde alleen tegen Mulcahy, wees op zijn Rolex en tikte op het glas.
'Dat is voor later. Jij hebt gereisd, dus moet je eten. Gelukkig bereid ik dingen voor en heb ik een lunch geboekt bij La Bola. Jij ziet eruit alsof je wel wat cocido a la madrilena zou kunnen gebruiken om weer wat kleur op je wangen te krijgen.'
De ochtend had voor Siobhan niet rampzaliger kunnen verlopen. Na de botsing van Griffin met de hoofdofficier van justitie en de bevestiging dat Byrne was aangeklaagd voor moord, was uit het kantoor van de hoofdredacteur de opdracht gekomen dat ze vandaag rustig aan moesten doen met artikelen over de Priester. Rechttoe rechtaan verslaggeving was het enige wat ze konden gebruiken, dus geen gedoe met speculaties, hoe gerechtvaardigd die misschien ook waren. Harry Heffernan was niet van plan geld te verspillen aan rechtszittingen en de zaterdagkranten stonden trouwens toch al vol met artikelen over de arrestatie. Voor het moment was het plan nog steeds om te openen met Siobhans artikel over de vorige arrestatie van Byrne, gewoon omdat het er alle schijn van had dat dit verhaal tot de ochtend zou blijven staan. Maar zelfs dat artikel was zo gefileerd door Heffernan en van rode strepen voorzien door de advocaat, dat het er niet erg opwindend meer uitzag. En haar artikel 'Ik zag het lichaam in het park', dat ze nog steeds op de middenpagina wilden zetten, begon eruit te zien als het oude nieuws dat het was, vooral omdat de algemene indruk was dat de Priester veilig achter de tralies zat.
Nu Byrne was aangeklaagd, was het verhaal voor Griffin en de rest zo goed als dood tot de rechtbank mee ging spelen. Dat niet alleen, maar alle schrijvende collega's van de krant wisten dat als zich gedurende de dag iets echt opwindends voordeed, Griffin daar meteen ruimte voor zou maken en dan konden haar artikelen over de Priester heel goed op pagina 7 begraven worden. Niemand, en zeker niet de twee agenten van Moordzaken die haar verklaring kwamen opnemen en het perkament meenamen, scheen enig geloof te hechten aan het idee dat er nog steeds een krankzinnige los rondliep. En de mogelijkheid dat Griffin zijn belangrijkste verslaggeefster erop uit zou sturen om een wilde ingeving na te jagen dat Byrne misschien de verkeerde man was?
Vergeet het maar. Op een heel rustige dag misschien, maar niet op de dag dat de persen gingen draaien en zeker vandaag niet. Dat Griffin waarschijnlijk gelijk had, deed er nauwelijks toe. De verdenking legde een druk op haar maag die zwaarder was dan een steen en wilde maar niet lichter worden. Het enige wat ze nodig had, was een beetje tijd voor zichzelf om er weer in te duiken. Mulcahy was iets op het spoor, daar was ze van overtuigd, en ze was vastbesloten erachter te komen wat het was. Maar op dit moment kon ze niets anders doen dan het werk uitvoeren waarvoor ze werd betaald en zo weinig mogelijk problemen veroorzaken. Op die manier zou ze het uur dat Griffin met Heffernan en de andere sectieredacteuren in vergadering gingen, kunnen gebruiken om zelf een paar mensen te bellen en zo de bal aan het rollen te brengen.
Zodra Griffin was verdwenen, greep ze naar de telefoon.
'Hallo, Donegal Courier,' hoorde ze toen er werd opgenomen. Het accent was zwaar genoeg om er een lepel rechtop in te zetten. Er verscheen meteen een beeld in haar hoofd van een dikke vrouw in een fleece met een stuurse blik en een roomsoes ergens halverwege haar bakkes.
'Zou ik alstublieft met Eamon Doherty kunnen spreken?'
'Hij is er niet - alleen ik ben er, voor kleine advertenties en berichten.'
Het duurde een tel voordat Siobhan doorhad dat de hoofdredacteur van een regionaal weekblad op een zaterdag niet zou hoeven komen. Dat zou voor hem weekend zijn, zoals voor elk ander normaal mens.
'Weet u waar ik hem te pakken kan krijgen? Het is dringend.'
Aan de andere kant van de lijn klonk een diepe zucht. 'Ik neem aan dat hij intussen wel op de golfbaan zal staan. Daar gaat hij op zaterdagochtend meestal naartoe. U kunt hem op zijn mobieltje bereiken.'
'En zijn mobiele nummer is...?'
'We geven die informatie niet over de telefoon.'
Wat ze ook smeekte, de vrouw weigerde Siobhan het nummer te geven. Maar na een beetje gevlei stemde ze ermee in om contact op te nemen met Doherty en hem een boodschap door te geven dat hij moest bellen.
'Vertel hem dat Siobhan Fallon van de Sunday Heiald in Dublin hem wil spreken. En zeg in elk geval dat het dringend is.'
Siobhan mopperde wat in zichzelf toen ze de telefoon neerlegde. Ze was ervan overtuigd dat de vrouw niet zou doen wat ze had gevraagd. Intussen scrolde ze door haar lijst met contactpersonen op zoek naar iemand anders die Doherty en zijn telefoonnummer misschien kende. Ze had net een paar mogelijke kandidaten uitgezocht, toen de telefoon overging.
'Met Eamon Doherty van de Courier.'
'Wauw, dat is snel.'
'Spreek ik met dé Siobhan Fallon?'
Een huivering van genoegen trok door haar heen toen hij dat zei. Zo ongeveer had ze zich altijd voorgesteld dat het leven zou zijn. Ze hoorde hem een hand over zijn telefoon leggen en tegen iemand zeggen zonder hem door te gaan alsof hij een belangrijk telefoontje had. Hij zou hen wel inhalen.
'Ik hoop dat ik je partijtje golf niet stoor,' zei ze, toen hij weer aan de telefoon kwam.
'Ik speel geen golf,' zei hij. 'In dat geval zou ik zelfs niet bereikbaar zijn voor Siobhan Fallon. Feitelijk zit ik vandaag vlak bij je in de buurt voor de grote wedstrijd in Croke Park. We zitten bij jullie om de hoek en maken voor de wedstrijd gebruik van de gastvrijheid van het Shelbourne Hotel, je weet wel, aan St Stephen's Green.'
Er klonk een flirtende cadans en een vleugje ondeugd in zijn stem door. Gewend om een grote vis in een kleine vijver te zijn, dacht ze, en dat zelfvertrouwen bezat hij zeker. Ze keek naar de gesloten deur van Heffernans kantoor en nam een snelle beslissing.
'Als ik over een paar minuten bij je zou kunnen zijn, denk je dat je je dan even voor een kort gesprekje zou kunnen losmaken van de bar, Eamon?'
Het middaguur had nog niet geslagen, maar desondanks was het in de elegante tearoom van het Shelbourne Hotel al druk met groepjes mannen in spijkerbroeken en voetbalshirts die pinten Guinness achteroversloegen. Zij waren de mannen die de Horseshoe Bar niet meer in konden, wist Siobhan - en hoezeer ze ook uit de toon vielen, ze wist ook dat het op wedstrijddagen altijd zo was. Siobhan vond Doherty bij de receptiebalie en zodra ze zich had voorgesteld, greep ze hem bij een elleboog en trok hem mee naar een paar lege stoelen in een rustige hoek van de foyer. Hij was niet wat ze had verwacht: kleiner, hariger en heel wat ouder dan ze zich had voorgesteld. Maar ze zag meteen dat zij hem niet teleurstelde. Hij had blijkbaar al flink wat van de gastvrijheid soldaat gemaakt waarover hij het eerder had gehad. Ze bad alleen tot Christus dat het geen invloed zou hebben op zijn geheugen.
'Goed, wat was er zo dringend dat je er mijn drinken voor moest onderbreken?' Hij knipoogde naar haar, alleen niet zo onweerstaanbaar als hij dacht. Ze vertelde hem van het verslag uit 1997 dat ze had gelezen en vroeg hem of hij zich daar iets van herinnerde en dan vooral het verband met het eerdere artikel over Helen Martin. Na zijn eerste gegrom van verrassing hoorde ze de radertjes in zijn brein bijna kraken. En uiteraard kwam hij alvorens antwoord te geven zelf met een wedervraag.
'Vind je het erg als ik vraag waarom je dat wilt weten?'
Ze glimlachte tegen hem. 'Het is gewoon wat achtergrond voor een artikel waarmee ik bezig ben, Eamon. Luister, ik weet dat ik nooit had moeten zeggen dat het dringend was. Maar jouw receptioniste klonk niet erg enthousiast toen ze dacht dat ik jouw weekend wilde bederven. Maar als er iets uit komt zal ik jou en de Courier noemen. Ik zal zelfs proberen wat geld voor je los te peuteren als je dat wilt.'
Ze had zijn vraag niet echt beantwoord, maar hij scheen het voor het moment voldoende te vinden.
'Nou, ik weet niet zeker wat ik je kan vertellen. Ik bedoel, die zaak met Helen Martin moet van meer dan twintig jaar geleden zijn - in elk geval voor mijn tijd. Ik ben pas in 1994 bij de Courier gekomen, dus ik moet in 1988 nog op de universiteit hebben gezeten. En ik kom trouwens uit een andere hoek van het district, uit de buurt van Killybegs. Maar je hoort natuurlijk wel dingen.'
Er klonk een schor lachsalvo uit de bar en Siobhan keek op de klok. Griffin en de anderen zouden nog even niet uit de vergadering komen.
'Zoals?' vroeg ze.
'Nou, Helen Martin was een meisje uit Gweedore. Een mooi meisje volgens alle verhalen, maar het gezin verhuisde korte tijd later, dus de hemel mag weten waar ze nou is. Maar goed, het verhaal zoals ik het heb gehoord, was dat ze werd aangerand - ze was toen vijftien of zestien - door een jonge knul uit Dublin die daar de zomer doorbracht. En toen werd de hele zaak in de doofpot gestopt, wat plaatselijk behoorlijk wat kwaad bloed zette.'
'Heb je details?'
'Niet echt, alleen dat Helen bijna het leven erbij inschoot, omdat die jonge knul haar zou hebben toegetakeld met een... met een ijzeren...'
Hij zweeg ineens en ging rechtop zitten uit de onderuitgezakte houding die hij onder het praten had aangenomen. Hij zei even niets, maar uit het snelle bewegen van zijn ogen kon ze opmaken dat zijn hoofd hard aan het werk was.
'Hé, Eamon, ben je er nog?' vroeg ze, en ze stootte zacht tegen zijn arm.
Tjonge, of hij er nog was - hij was er helemaal en keek haar nu gespannen aan. Wat hij vervolgens zei, zorgde er bijna voor dat haar nekharen rechtop gingen staan.
'Dit heeft te maken met die kerel, de Priester, hè?'
Als ze iets aan het eten of drinken was geweest, zou ze zich hebben verslikt. Nu kostte het haar nog een enorme inspanning om zichzelf niet te verraden. Ze haalde diep adem voordat ze reageerde. 'Waar heb je het over, Eamon?'
'Het kruis,' zei hij.
'Welk kruis?'
'Het kruis waarmee hij haar toetakelde,' fluisterde Doherty, die om zich heen keek om te zien of iemand hem had gehoord.
'Een groot, oud ijzeren ding. Het verhaal gaat dat ze samen het kerkhof van Gweedore op liepen om in het lange gras te gaan liggen. Maar in plaats van haar een, je weet wel, een knuffel te geven, begon hij haar af te tuigen met dat grote ijzeren kruis dat hij van een van de graven had gepakt. Ik dacht dat het een soort plaatselijke legende was, je weet wel, een sprookje om meisjes bang te maken. Maar daarom wilde je het weten, hè? Vanwege het kruis. Hij was het, nietwaar - de Priester?'
Ze zag een zweetdruppel op zijn voorhoofd verschijnen en kon zien dat hij bijna trilde van opwinding, terwijl hij op haar gezicht naar een antwoord zocht. Nu was haar eigen verstand ook in de greep van de zenuwen. Mulcahy was verdomme echt iets op het spoor geweest. Maar ze had niet verwacht dat ze zo snel met iets geconfronteerd zou worden. En stommeling die ze was, had ze zich voor Doherty blootgegeven. Ze moest daar snel een eind aan maken. Snel denken. Sneller dan hij in elk geval. En ze moest een manier vinden om hem rustig te houden en niet dezelfde conclusies te trekken die zij nu trok. Want in dat geval zou het verhaal niet alleen in haar krant, maar ook in elke andere krant verschijnen.
'Hé, hé, Eamon, een beetje rustig, hè?' Ze lachte hardop tegen hem en dankte de Heer dat hij al half volgelopen was - daar kon ze op inhaken. 'Ik denk dat de drank je te pakken heeft. Ik ben alleen met wat achtergronden bezig. Ik bedoel maar, de jongens in het blauw zijn ervan overtuigd dat ze de Priester te pakken hebben. Ik ben me alleen aan het verdiepen in andere religieuze misdaden die in de loop van de jaren hebben plaatsgevonden. Je zou ervan versteld staan hoeveel dat er zijn. En dat nog wel in Ierland. Een collega van me vertelde dat hij van deze zaak in Gweedore had gehoord - dus leek het me goed wat graafwerk te doen en belde ik jou.'
Ze probeerde haar toon zo minzaam mogelijk te laten klinken en speelde daarbij in op het feit dat hij met al zijn grootdoenerij waarschijnlijk nog steeds dacht dat hij in vergelijking met haar, die bij een grote zondagskrant werkte, een provinciale kinkel was. Het scheen te werken.
'Echt?' Ineens klonk hij niet zo zeker van zichzelf.
'Bang van wel,' zei ze lachend. 'Het spijt me dat ik je teleur moet stellen, maar voorzover ik weet is er geen verband. Ik bedoel, ik ken de naam van de jongen niet eens. Jij wel? De knul die Helen Martin aanviel? Maar ik durf er duizend euro onder te verwedden dat het niet Emmet Byrne was, de kerel die ze hier in hechtenis hebben.'
Dat scheen hem de mond te snoeren. Siobhan zag een serveerster voorbijlopen en wenkte haar. 'Zou je een lekkere koude pint Guinness voor mijn vriend kunnen brengen?' vroeg ze. Doherty leek nu een beetje aangeschoten - zelfs hij begon te denken dat hij dronken moest zijn.
'Ja, ja, oké. Misschien heb je een punt, Siobhan. En misschien krijgen we bij ons ook niet genoeg opwinding te verwerken.' Hij lachte, maar het was een verlegen lach. 'Je hebt ook gelijk wat de naam betreft.'
'Ja?'
'Nou, om eerlijk te zijn weet ik niet zeker hoe de jongen heette. Zoals je weet is het nooit een rechtszaak geworden en...'
'Waarom is het nooit een rechtszaak geworden?'
'O, de jongen was familie van een plaatselijke hoge piet. Of die kwam oorspronkelijk uit de plaats. Zijn grootvader was een hooggeplaatst lid van de rechterlijke macht en een oude IRA-man die het ver had geschopt.'
'IRA?'
'Ja, maar al in 1922 of zo. Een vriend van De Valera, een van de stichters van de republiek. Ze noemden hen "De Groten", een groep mannen uit Donegal die in het begin heel veel invloed hadden. Ik geloof dat deze man op een gegeven moment president van het hooggerechtshof was.'
'Een rechter?' De nekharen van Siobhan gingen overeind staan toen alle sleutelwoorden van Mulcahy's zoekopdrachten in haar hoofd een ping lieten horen. Ze herinnerde zich de necrologieën die ze had gelezen. Ze gingen allemaal over een oude rechter. Ze zocht in haar zak naar een biljet van tien euro toen de serveerster terugkwam met de pint voor Doherty, wuifde haar snel weg en zei haar dat ze het wisselgeld mocht houden.
'Ja, een rechter,' zei Doherty, die een slok nam voordat hij verderging. 'Een in Gweedore geboren en getogen man die het ver had geschopt. Hij bezat een groot oud huis aan zee dat hij benutte tijdens het reces van de rechtbanken in Dublin. En volgens alle verhalen was hij een oude rotzak. Hij had de macht mensen het zwijgen op te leggen en gebruikte die ook - met name politiemensen. Ik heb gehoord dat de jongen na de aanranding snel verdween en dat ze hem nooit meer hebben gezien. Helen Martin werd naar een particulier ziekenhuis gebracht en de hele zaak werd in de doofpot gestopt. De rechter drukte er zelfs een dwang-bevel voor de Courier door. Er mocht geen woord naar buiten komen. Ik heb gehoord dat hij het gezin van het meisje heeft afgekocht, maar ik kan me niet voorstellen dat ze veel andere keus hadden dan hun mond erover te houden. De jonge Helen moet uiteindelijk trouwens hersteld zijn, want kort daarna zijn ze allemaal verhuisd. Naar Engeland, geloof ik.'
Arm meisje, dacht Siobhan met een huivering. Ze vroeg zich af wat voor achtergebleven gebied Gweedore geweest moest zijn dat er zo recent als in 1988 zoiets kon gebeuren. Doherty moest aan haar gezicht hebben gezien wat ze dacht.
'Als ze was gestorven, zou het anders zijn geweest, weet je. Zelfs in de jaren tachtig hadden de priesters en politici het daar nog grotendeels voor het zeggen - vooral omdat de strijd aan de andere kant van de grens toen op zijn hoogtepunt was. Maar hun macht was aan het tanen. En na zoiets als dat, nou ja, mensen werden er gewoon doodziek van.'
'Maar die rechter kwam er wel mee weg?'
'Ja, maar zoals ik zei, de tijden waren aan het veranderen. De hele streek hield er een erg rot gevoel aan over. Hij is daarna nooit meer teruggekomen en het grote huis bleef leegstaan tot het na zijn overlijden werd verkocht. Dat moet voor 1997 zijn geweest, anders zouden we zelfs die kleine verwijzing die je online hebt gelezen, niet hebben gepubliceerd. De toenmalige hoofdredacteur was niet iemand voor de barricades, als je begrijpt wat ik bedoel.'
'O, daar weet ik alles van/ zei Siobhan, al was het maar om hem tevreden te houden. 'Ik begin te denken dat het zelfs nu nog te gewaagd is voor mijn hoofdredacteur. Ik bedoel, laat er geen proces van zijn gekomen, maar er was waarschijnlijk niet eens een arrestatie of een proces-verbaal van het voorval, hè?'
Doherty leunde achterover en haalde zijn schouders op. 'Als het er geweest is, dan zal het jaren geleden verdwenen zijn. Maar nu je het erover hebt, het kan de moeite waard zijn om daarnaar te kijken. Eerlijk gezegd denk ik dat iedereen die hele zaak vergeten is.'
'Nou, laat mij er in elk geval maar buiten,' zei Siobhan haastig. 'Ik ben er nu vrij zeker van dat ik het niet zal gebruiken. Maar als jij iets boven tafel haalt, wil je me dan beloven dat wij de eerste rechten hebben?'
Doherty lachte. 'Akkoord, Siobhan. Afgesproken. Hoewel ik het gevoel heb, dat het de volgende week niets van onze voorpagina zal verdrijven. Deze wedstrijd van vandaag en de bezuinigingen bij Letterkenny General Hospital, daar zijn de mensen bij mij in de buurt in geïnteresseerd.'
Siobhan bood Doherty nogmaals haar verontschuldigingen aan voor het verspillen van zijn tijd en zei dat ze weer aan de slag moest. En hij slenterde terug naar de bar met zijn half leeggedronken pint. Het was riskant geweest, die laatste dubbele bluf, maar ze had er alle vertrouwen in dat Doherty nu niet verder in zou gaan op het verhaal. Tenzij hij veel slimmer was dan zij hem inschatte. Maar dat dacht ze niet. Door te zeggen dat zij er verder niets mee ging doen, had ze de stekker er doeltreffend uit gehaald. Voor hem was het niets anders meer dan oud nieuws. En zelfs als hij wat ging graven, was ze er vrij zeker van dat hij genoeg door de wol geverfd was om het eerst via haar aan de Sun- day Herald te verkopen. Dan zou hij er ook het meeste uit halen. Ze negeerde het aanbod van de portier om een taxi voor haar te bestellen en rende buiten de trap af om er zelf eentje, recht voor de ogen van een verbijsterde toerist, weg te snaaien. Nog geen vijf minuten later zat ze weer in de redactiekamer en keek naar het kantoor van Harry Heffernan. Ze had geluk, de vergadering was uitgelopen - het geroezemoes van gepraat klonk nog steeds vanachter de gesloten deur. Het klonk verhit. Misschien wel verhit genoeg om haar de tijd te gunnen nog iets uit te zoeken over die oude rechter. En zijn kleinzoon, die nu wat, midden of eind dertig moest zijn? Als God haar echt vriendelijk gezind was, dan zou de kleinzoon een afstammeling in de mannelijke lijn zijn. En er konden in Dublin niet veel mensen met die achternaam zijn, nietwaar?
Voor het eerst die dag voelde Siobhan een oprechte glimlach om haar lippen spelen.