F – J
Iemand op zijn falie geven
Een falie was een zwarte omslagdoek die vrouwen om de schouders of over het hoofd droegen. Oorspronkelijk kregen dus alleen vrouwen op hun falie – het voornaamwoord zijn in deze uitdrukking is van later tijd. Het is net zoiets als iemand een pak op zijn broek geven: het kledingstuk symboliseert het lichaam dat het pak slaag krijgt.
Een goed figuur slaan
Een figuur maken of slaan betekende vroeger ‘een rol van betekenis spelen’. Slaan heeft hier niets met meppen te maken, maar betekent eenvoudigweg ‘maken’, en figuur is ‘de maatschappelijke rol die iemand vervult’. Tegenwoordig kun je onder andere een goed, slecht, belachelijk of behoorlijk figuur slaan. Dat wil zeggen dat je een goede, slechte, belachelijke of behoorlijke indruk maakt. Als een figuur slaan geen toevoeging als goed of slecht heeft, wordt altijd iets negatiefs bedoeld. Iemand die een figuur slaat, maakt bijvoorbeeld een blunder.
Naar de filistijnen gaan
De Filistijnen waren een buurvolk van de Israëlieten. In de Bijbel wordt beschreven hoe de Israëlieten en de Filistijnen lange tijd tegen elkaar streden. De Filistijnen stonden bekend als bijzonder sterke strijders en bovendien wilden ze graag hun grondgebied uitbreiden. Wie met deze geduchte tegenstander te maken kreeg, kon er bijna zeker van zijn dat zijn land naar de Filistijnen ging, hij kon het als verloren beschouwen. Als iets naar de filistijnen is, is het kapot en kan het dus ook als verloren worden beschouwd.
Op de fles gaan
Het laatste bier uit het vat is niet lekker. Tegenwoordig wordt dat gewoon weggegooid, maar vroeger probeerde men er nog wat van te maken door het in flessen te tappen en met suiker en gist op smaak te brengen. Maar het bleef inferieur bier. Restbier dat in flessen getapt werd ging op de fles. Een bedrijf dat op de fles gaat, is ook niet goed meer: het gaat failliet. Ook in andere uitdrukkingen komt het bier dat in flessen getapt wordt terug. Iemand flessen bijvoorbeeld is iemand oplichten: hij wordt bedrogen zoals iemand die denkt lekker bier te kopen, terwijl hij in werkelijkheid geflest bier krijgt. En een flessentrekker is iemand die bier in flessen laat trekken. Een oplichter dus.
Een vrolijke frans
Vrolijke Frans, een onbezorgde flierefluiter, was de hoofdpersoon van een schelmenroman uit 1643, waarvan de volledige titel luidt: ‘t Kluchtige Leven van vrolyke Fransje, daar in de hedendaegse ongeregeltheden en bedriegerijen naaktelijk vertoont worden. Uyt het François van de Heer Du Pare, vertaelt door D.V. R. Zoals de titel al zegt, was het een vertaling van een Frans boek, namelijk L’histoire comi-que de Francion, geschreven in 1622 door Nicolas de Mou-linet. In de jaren na het verschijnen van de Nederlandse vertaling ontstond de uitdrukking een leven van vrolijk Fransje ‘een zorgeloos pretbestaan’ en later werd een vrolijke frans een aanduiding voor een onbezorgde flierefluiter.
Gallisch worden van iets
Werden de Romeinen gallisch van de Gallische helden Aste-rix en Obelix? Vast wel, maar dat heeft niets met de herkomst van deze uitdrukking te maken. Gallisch is een verbastering van het Jiddische woord challes ‘misselijk’. Als je ergens gallisch van wordt, word je er niet goed van.
Garen spinnen bij iets
Wie garen uit wol of vlas spint, maakt van een grondstof een waardevol product en verdient daar geld mee. Vandaar dat garen spinnen bij iets betekent dat je ergens voordeel uit haalt.
Zich gedeisd houden
De bron van deze uitdrukking is het Portugees. In die taal bestaat het woord deixe, dat wordt uitgesproken als ‘deizje’ en ‘stil’ betekent. Portugese Joden namen het woord deizje mee naar Nederland. Zoals wel vaker gebeurt met vreemde woorden, werd hier aan deizje een nieuwe uitleg gegeven: men dacht dat het twee woorden waren, namelijk deis je ‘(wees) stil’. En dat zou dan van het werkwoord zich deizen moeten komen, dat ‘stil zijn’ zou betekenen. Nu er een werkwoord zich deizen verzonnen was, kon dat ook vervoegd worden en daaruit is zich gedeisd houden ontstaan. Wie zich gedeisd houdt, houdt zich stil, zorgt dat hij geen aandacht trekt.
Alle gekheid op een stokje
Nadat er wat gekheid gemaakt is, kun je zeggen maar alle gekheid op een stokje… om in te leiden dat je nu overgaat op iets serieus. Waarschijnlijk verwijst het stokje naar een van de attributen van de nar: een stokje met bellen. Met de uitdrukking wordt alle gekheid verbannen naar de plaats waar onzin thuishoort: bij de nar. En daarmee wordt er ruimte gemaakt voor serieuzere zaken.
Een hard gelag
Iets wat slecht te verkroppen is, wordt een hard gelag genoemd. Het klinkt ironisch: alsof je hard lacht om je eigen tegenspoed. Maar de spelling verraadt al dat een hard gelag niet van lachen komt. Het Middelnederlandse woord gelach (toen nog wel met -eh ) komt van geliggen ‘gelegerd zijn’ en betekende in eerste instantie ‘ligging, positie’ en bij uitbreiding daarvan ‘positie, lot’, bijvoorbeeld in ‘Thelsche vier wort haer ghelach’ (‘Het helse vuur wordt hun lot’). Een hard gelag is dus ‘een zwaar lot’.
Het gelag betalen
Net als de uitdrukking een hard gelag roept het gelag betalen associaties op met lachen (‘de rekening betalen na een gezellig avondje’?). Maar ook nu komt het gelag in werkelijkheid van het Middelnederlandse geliggen. In dit geval heeft zich een betekenis ontwikkeld van ‘samen liggen’ via ‘gezamenlijk ingelegd geld om consumpties van te betalen’ tot ‘de prijs van de gezamenlijke consumpties’. Degene die het gelag moet betalen is de pineut; hij moet voor alle kosten opdraaien.
Geld
Geld, daar draait het toch maar om in de wereld.
Als je geld als water verdient, heb je lekker veel geld om over de balk te gooien. Geld wordt in deze uitdrukking met hooi vergeleken dat in de ruif gegooid moet worden. Gooi je niet nauwkeurig genoeg, dan verdwijnt er hooi over de balk boven de ruif, en dat is verspilling, oftewel weggegooid geld. Van iemand die spilziek is, wordt gezegd dat het geld hem in de zak brandt. Het gloeit van ongeduld om uitgegeven te worden. De partner van zo’n geldsmijter die vindt dat geld moet rollen, klaagt dan: het geld groeit me niet op de rug! Er moet immers hard gewerkt worden om te zorgen dat er geld in het laatje gebracht wordt; dat laatje is de kassa-lade. Maar een handige jongen weet altijd wel ergens geld uit te slaan, zulke mensen ruiken geld. Als speurhonden ruiken ze mogelijkheden om ergens geld aan te verdienen. Er is altijd wel iets dat ze te gelde kunnen maken. Maar toch is het oppassen, want voor hetzelfde geld wordt de geldkraan op een dag dichtgedraaid. En tenzij je bulkt van het geld kun je dan maar beter een tijdje boven op je geld zitten, totdat er weer betere tijden aanbreken waarin het geld met kruiwagens binnenkomt.
Het gemunt hebben op iemand
‘Zoo worden we, op den tocht, In ‘t munten op Japan, voor Astrakan gedreven’ schreef de dichter Oudaan in de 17e eeuw. Munten betekent hier ‘koersen op, als doel gekozen hebben’. Als je het op iemand gemunt heb, heb je hem eveneens als doel gekozen: hij is het mikpunt van je slechte bedoelingen.
Bij iemand in het gevlij proberen te komen
Het is een beruchte dictee-instinker: is het nu in het gevlij komen of in het gevlei komen? De betekenis ‘proberen bij iemand in de gunst te komen’ stuurt de gedachten naar vleien ‘dingen zeggen die iemand graag wil horen om hem gunstig te stemmen’. Toch is dat niet de oorsprong van de uitdrukking. Die ligt namelijk in het werkwoord vlijen, dat ‘(zich) schikken’ betekent. In de 17e eeuw bestond er een uitdrukking in het gevlij spreken ‘proberen twee partijen met elkaar te verzoenen’. Hier kan gevlij als ‘schikking’ beschouwd worden. De uitdrukking bij iemand in het gevlij proberen te komen komt sinds de 19e eeuw voor, en borduurt voort op de oudere uitdrukking. Als je bij iemand in het gevlij probeert te komen, stuur je niet aan op een verzoening, maar op de gunst van de ander.
Gezicht
Van iemands gezicht kun je zijn emoties aflezen, zéker als zijn gevoelens op zijn gezicht te lezen staan. Iemand met een ge-zicht als een oorwurm kijkt erg ontevreden en iemand met een gezicht als een donderwolk is heel boos; zijn gezicht staat op onweer. Ook jaloezie laat zich goed van gezichten aflezen, want als mensen zich achtergesteld voelen, geeft dat scheve gezichten. Anderen hebben zich beter in bedwang en kunnen met een stalen gezicht of met een uitgestreken gezicht de grootste onzin vertellen, zij kunnen hun gezicht in de plooi houden. Iemand die zich anders heeft voorgedaan dan hij is, kan plotseling zijn ware gezicht laten zien. Pas dan weet je hoe hij werkelijk is. Het gezicht staat ook symbool voor iemands aanzien. Iemand die zijn gezicht verliest, raakt zijn aanzien kwijt. Om dat gezichtsverlies te voorkomen, kan iemand die geblunderd heeft, zijn gezicht proberen te redden. Hij probeert dan de schade zo veel mogelijk te beperken en te voorkomen dat ze hem in zijn gezicht uitlachen. In andere uitdrukkingen betekent gezicht ‘aanzicht’. Op het eerste gezicht is letterlijk ‘als je er voor het eerst naar kijkt’. Bij nadere beschouwing kan iets nog wel eens anders zijn dan je op het eerste gezicht dacht. Op het tweede gezicht staat die broek toch niet zo leuk, sterker nog: het is geen gezicht.
Een graantje meepikken van iets
Een voordeeltje dat je weet te krijgen in de marge van de onderneming van iemand anders, wordt vergeleken met een graantje dat vogels meepikken van het voer dat voor de kippen uitgestrooid is.
Van de graat vallen
De oudste betekenis van deze uitdrukking is ‘erg mager worden’. De graat is het geraamte – vroeger hadden niet alleen vissen graten – en bij een vermagerde persoon was het vlees daar zogenaamd vanaf gevallen. Later is de betekenis verschoven van ‘vermageren’ naar ‘erg veel honger hebben’.
Graf
Natuurlijk, het graf staat symbool voor de dood. Maar op zijn beurt staat de dood dan weer symbool voor het einde, de ondergang. Iemand die zijn eigen graf graaft, werkt zijn eigen ondergang in de hand. Ook het graf in geprezen worden is niet gunstig: je wordt dan zozeer de hemel in geprezen dat het daarna heel erg moeilijk is om aan de verwachtingen te voldoen. Als er iets gebeurt waarvan men denkt dat een overledene er heel erg op tegen zou zijn, wordt gezegd: hij zou zich in zijn graf omdraaien. De dode zou zich zo ergeren dat hij als een slapeloze zou liggen woelen in zijn graf. Zo laat hij zich nog na zijn dood gelden. Soms is die geldingsdrang zo sterk, dat iemand over zijn graf heen regeert. Hij oefent na zijn dood nog invloed uit. Vaak wordt met deze uitdrukking bedoeld dat een afgetreden machthebber zich blijft bemoeien met zijn vroegere werk. Op wat gedraai in en geregeer over het graf heen na is het doorgaans stil in het graf. Doodstil. Van iemand die kan zwijgen als het graf krijg je dan ook geen enkele informatie.
Zijn gram halen
Wie zijn gram komt halen is boos, gramstorig, en komt genoegdoening halen. De gedachte dat gram in deze uitdrukking ‘boosheid’ betekent, is dan ook niet zo vreemd. Toch moet de verklaring ergens anders worden gezocht. Een oudere vorm van de uitdrukking is namelijk zijn granje halen. Het woord granje was ontleend aan het Oudfranse garan-die, dat onder meer ‘voldoening’ betekende. Zijn granje halen kon betekenen dat je kon doen wat je maar wilde – zoiets als onze uitdrukking zijn hart ophalen. Maar het kon ook betekenen dat je voldoening, genoegdoening kwam halen voor iets wat jou was aangedaan. Precies wat zijn gram halen nu nog betekent. Toen het woord granje uit het Nederlands was verdwenen, ging men de uitdrukking associëren met gram ‘boosheid’, zodat je tegenwoordig niet meer je granje maar je gram haalt.
Iemand het gras voor de voeten wegmaaien
Oorspronkelijk werd het gras niet vóór iemands voeten weggemaaid, maar ónder zijn voeten, waardoor hij ten val kwam. Die uitdrukking betekende ‘iemand pootjelichten, hem dwarsbomen’. In onze uitdrukking is die betekenis iets aangescherpt: je dwarsboomt iemand door hem juist vóór te zijn met wat hij wilde doen. Waarschijnlijk is onder invloed van die betekenis onder de voeten veranderd in voor de voeten.
Grond
Veel uitdrukkingen met grond hebben met opbouwen of juist vernietigen te maken. De grond is de basis vanwaar iets opgebouwd wordt, maar wordt het tenietgedaan, dan wordt het weer met de grond gelijk gemaakt. Hoop die ruw verstoord wordt, wordt de grond in geboord. En iemand die de grond ingeboord wordt, wordt zwaar bekritiseerd. Hij kan wel door de grond zakken van schaamte. Een gebouw dat volledig door brand verwoest wordt, brandt tot de grond toe af. En als het gesloopt wordt, gaat het tegen de grond. Ook mensen kunnen tegen de grond gaan. Dat wordt gezegd als iemand (flauw)valt. En heb je geen geld meer? Dan zit je aan de grond, zoals een schip dat is vastgelopen. Dan kun je toch maar beter vaste grond onder de voeten hebben, want dan heb je houvast, zekerheid. En wellicht kun je dan vanuit die zekere positie iets van de grond krijgen, want dan lukt het je om iets goed te organiseren. Wordt er snel iets gebouwd, of anderszins in korte tijd iets groots bereikt, dan wordt het uit de grond gestampt. Wellicht waren daar steekpenningen of andere frauduleuze praktijken voor nodig en werd de fraudeurs de grond te heet onder de voeten. Dan zijn ze op de vlucht geslagen omdat het risico om gepakt te worden te groot was. Maar dat is maar een filosofietje van de koude grond, het stelt niet veel voor. Met de koude grond wordt de grond in de buitenlucht bedoeld waarop gewassen gekweekt worden. Toen de verwarmde kassen hun intrede deden, vond men het kweken op de koude grond daarmee vergeleken niet zo veel meer voorstellen.
Daar zitten veel haken en ogen aan
De haken en ogen uit deze uitdrukking zijn de metalen haakjes en ringetjes die als sluiting van een kledingstuk gebruikt worden. Als ergens veel haken en ogen aan zitten, blijven de haakjes makkelijk in de verkeerde oogjes haken en wordt het een warboel. Daarom wordt van iets gecom-pliceerds gezegd dat er veel haken en ogen aan zitten.
Zijn hachje proberen te redden
Het mysterieuze hachje is al net zo ongrijpbaar als de lurven, de kladden en de hurken. We proberen het te redden, maar waar zit het? Om dat te verklaren moeten we naar het oude woord hacht dat ‘stuk spek’ en ook ‘prooi’ betekende. Daar is hachje een verkleinvorm van. Als een roofdier zijn hachje kwijt was, was hij zijn hele bezit kwijt. Voor mensen ging dat overdrachtelijk betekenen dat ze hun leven kwijt waren. Willem Bilderdijk dichtte:
‘Dulden moet nu Bilderdijk
Dat wy dansen op zijn lijk…
Bilderdijk is ‘t hachjen kwijt.’
Nu hachje de betekenis ‘leven’ had gekregen, ontstonden er andere uitdrukkingen die daarop voortborduurden. Iemand die zijn hachje probeert te redden, probeert zijn leven te redden. Ook kan het betekenen dat hij zijn spullen in veiligheid probeert te stellen of zijn positie. Blijkbaar is hij bang voor zijn hachje, ‘bang dat zijn leven of zijn positie in gevaar is’. Iemand die alleen aan zijn eigen hachje denkt, denkt alleen aan zichzelf en niet aan anderen.
Van de hak op de tak springen
Iemand die van de hak op de tak springt, gaat van het ene op het andere onderwerp over zonder dat er een verband tussen is. Een hak is een soort tak, namelijk een tak in de vorm van een haak. Van de hak op de tak springen is dus van tak naar tak springen.
Zich iets op de hals halen
Wie zich iets op de hals haalt, bezorgt zichzelf moeilijkheden. Er zijn twee mogelijke verklaringen voor deze uitdrukking. Het zou kunnen dat de moeilijkheden als een juk op je hals en schouders drukken. Maar bij hals kun je ook denken aan de doodstraf. Die beeldspraak komt vaker voor, bijvoorbeeld in het woord halszaak. Dat is een misdaad die je de hals kan kosten. Als je je iets op de hals haalt, kom je in de problemen. En welk probleem is ernstiger dan de dood?
Hand
Lichaamsdelen zijn erg populair in uitdrukkingen, maar geen enkel lichaamsdeel wordt zo vaak in beeldspraak gebruikt als de hand. De uitdrukkingen met hand zijn niet op de vingers van één hand te tellen. De handen worden gebruikt voor het verrichten van werk. De hand aan de ploeg slaan getuigt daarvan, want dat betekent ‘aan het werk gaan’. Als verschillende mensen de handen ineenslaan, werken ze samen om iets te bereiken, ze helpen elkaar een handje. Wie de laatste hand legt aan iets, is er bijna klaar mee, hij werkt aan de voltooiing. Als er niets uit je handen komt dan produceer je niets, je doet niets nuttigs. Wel nuttig maakt iemand zich die een ander iets uit handen neemt, want hij neemt een deel van het werk van de ander over. Maar sommige mensen geven niet graag iets uit handen. Ze hebben er moeite mee om dingen aan anderen over te laten, ook al hebben ze hun handen vol aan een karwei. Een aanbod om te helpen wijzen ze van de hand, want ze willen liever zelf iets om handen hebben. Hun handen jeuken om zich nuttig te maken en ze hebben er geen moeite mee om hun handen te laten wapperen. Dat laatste moet niet verward worden met zijn handen niet thuis kunnen houden, want dan wordt er niet gewerkt, maar geslagen of zelfs aangerand. Iemand die dat doet heeft losse handjes en heeft er een handje van om anderen daarmee lastig te vallen. Dat moet natuurlijk niet uit de hand lopen, want anders moet de dader eens flink onder handen genomen worden, al zal hij zich er met hand en tand tegen verzetten. Of is er niemand te vinden die daar zijn handen aan wil vuilmaken? Je kunt anders altijd nog je handen in onschuld wassen, zoals Pontius Pilatus deed toen hij het volk over Jezus’ lot had laten beslissen. Maar misschien is er niets aan de hand en hoeven we niet met de handen in het haar te zitten. Er zijn nog veel meer uitdrukkingen met hand, maar het loopt nu al gierend uit de klauw. We houden er dus nog een paar achter de hand.
De handschoen opnemen
‘Ywain die boot Torec den hanscoe: dien nam Torec, ende dat men den camp vechten soude sanderdages vroech’ (‘Ywain bood Torec de handschoen; Torec nam die aan en [besloten werd] dat men de strijd de volgende dag vroeg zou houden’, uit de Middelnederlandse Arthurroman Torec van Jacob van Maerlant). Een ridder die een geschil wilde uitvechten met een andere ridder, maakte dat kenbaar door hem de handschoen toe te werpen. Raapte de tegenstander de handschoen op, dan aanvaardde hij de uitdaging. En dat is wat de handschoen opnemen nu nog betekent: ‘de uitdaging aanvaarden’.
Een heet hangijzer
In oude kasteelkeukens is het nog te zien, het hangijzer. Dit was een ijzeren haak boven het vuur, waaraan een ketel opgehangen kon worden. Liet men zich vroeger met een netelige kwestie in, dan heette dat een heet hangijzer aangrijpen. Iets waar je je handen aan kunt branden dus. Want als er iets heet kon worden, dan was het wel zo’n ijzer boven het vuur. Vandaag de dag is een heet hangijzer nog steeds een heikel onderwerp.
Hart
Het hart is de zetel van de gevoelens, vooral de liefde is er thuis. Iemand die een groot hart heeft, of een hart van goud, heeft veel voor anderen over, terwijl iemand die harteloos is juist geen gevoel lijkt te hebben. Een groot hart staat voor hartelijkheid, maar dat betekent niet dat iemand die een klein hartje heeft geen gevoel heeft. Iemand met een klein hartje heeft een grote mond maar is in werkelijkheid gevoelig. Hij heeft het hart dus wel degelijk op de juiste plaats. Sommige mensen hebben het hart op de tong. Zij zeggen alles wat ze denken en voelen. Dus als ze iets op hun hart hebben flappen ze het er direct uit. Het is inderdaad goed om je hart te luchten als je iets dwarszit en van je hart geen moordkuil te maken, dat geeft anderen de gelegenheid om je een hart onder de hem te steken. De riem is waarschijnlijk een riem die soldaten schuin over de borst droegen. Het hart staat symbool voor moed; de uitdrukking betekent ‘iemand moed inspreken’. Ook de uitdrukking het hart er niet toe hebben gaat over moed. Als je ergens het hart niet toe hebt, durf je het niet. Het hart als symbool voor de liefde komt voorin tal van uitdrukkingen. Je kunt je hart aan iemand verliezen. Dan is het alsof je aan niets anders meer kunt denken dan aan degene die je hart gestolen heeft. Verlies en diefstal…het is iets wat je overkomt. Welbewuster klinkt het als je je hart aan iemand schenkt of verpandt. Je geeft iemand je liefde. Maar wordt die liefde niet beantwoord, dan breekt de ander je hart.
Ergens heg noch steg weten
Wie ergens heg noch steg weet, is er totaal onbekend. Dat kan letterlijk betekenen dat hij er de weg niet weet, maar het kan ook betekenen dat hij zijn weg niet kan vinden in iets abstracts, bijvoorbeeld de bureaucratie. Een steg was de benaming voor een smal voetpad, of voor een smal bruggetje over een sloot. Oorspronkelijk luidde de uitdrukking ergens weg noch steg weten. Waarschijnlijk is weg in heg veranderd onder invloed van een andere uitdrukking: over heg en steg ‘over alles heen’.
Van heinde en verre
Alsof er nog niet genoeg uitdrukkingen met hand zijn, is hier een uitdrukking waarin het woord zich vermomd heeft, want heinde is afgeleid van hand. Het betekende oorspronkelijk ‘bij de hand, onder handbereik’ en vervolgens kreeg het de betekenis ‘dichtbij’: ‘Daerom zwijcht menich van den eynde, want hijt comen siet soo heynde’ (‘Daarom zwijgt menigeen over het einde, omdat hij het zo nabij ziet komen.’). Van heinde en verre betekent dus ‘van dichtbij en van ver’. Als de mensen van heinde en verre komen, komen ze overal vandaan. Ook in de middeleeuwen waren heinde en verre al een paar: ‘Overal in eiken hof, waer sy quamen, verre of hende, men saechse gaern’ (‘Overal in elk hof, waar ze ook kwamen, ver of dichtbij (…) men zag hen graag’, uit een 15e-eeuws gedicht van Willem van Hilde-gaersberg).
Een brave hendrik
Toen schoolmeester Nicolaas Anslijn brave Hendrik introduceerde in een schoolboekje, wilde hij deze eerzame jongeman als voorbeeld stellen aan de jeugd. Braafheid was in die tijd nog een deugd. De bijklank ‘volgzaam, saai en bange-lijk’ is van later tijd. ‘Kent gij Hendrik niet, die altijd zoo beleefd zijnen hoed afneemt als hij voorbij gaat? Vele men-schen noemen hem de brave Hendrik, omdat hij zoo gehoorzaam is, en omdat hij zich zoo vriendelijk jegens ieder gedraagt’, zo begint het moralistische boek, dat aan het begin van de 19e eeuw op veel scholen gelezen werd. De braafheid van de hoofdpersoon werkt ons tegenwoordig op de zenuwen. We noemen iemand een brave hendrik als we hem te gedwee en saai of schijnheilig vinden.
Tegen heug en meug
Tegen heug en meug is gevormd volgens een populair principe: rijmen en twee keer hetzelfde zeggen. Soms wordt dat met beginrijm gedaan, bijvoorbeeld wis en waarachtig en soms met eindrijm, zoals heg noch steg weten. Heug heeft te maken met verheugen en betekent ‘zin, lust’. Meug is afgeleid van (ver)mogen en betekent eveneens ‘zin, lust’. Als je iets tegen heug en meug doet, doe je het met tegenzin.
Onder één hoedje spelen met iemand
Waarschijnlijk moet voor de verklaring van deze uitdrukking gedacht worden aan goochelaars. De stap van het heimelijke van hun goocheltrucs naar achterbaksheid is niet zo groot. In het Middelnederlands komen al tekstfragmenten voor waarin de hoed symbool staat voor het goochelen, en vervolgens ook waarin de hoed voor verborgenheid staat: ‘wel gokelt si onder den hoef (‘zij kan goed goochelen’), ‘Tis onder thoetyen gespeelt’ (‘het is onder het hoedje – dus heimelijk – gespeeld’). Onder één hoedje spelen met iemand betekent ‘heimelijk iets met iemand bekokstoven’.
Hoofd
Het hoofd staat in uitdrukkingen vaak voor het verstand en voor de gedachten die er in het hoofd omgaan. Als je iets in je hoofd hebt, denk je eraan, je stelt je voor hoe je iets gaat aanpakken. Maar als dat onhaalbaar is, kun je de gedachte beter uit je hoofd zetten. En een onverstandig idee kun je het best helemaal uit je hoofd laten – of het je door iemand anders uit het hoofd laten praten – want als je wel iets stoms doet, ben je niet goed bij je hoofd. Je kunt je het hoofd breken over iets, dan doe je vreselijk je best om een oplossing te vinden, maar het is moeilijk. Zeker als je veel aan je hoofd hebt, want dan kun je je maar lastig concentreren en staat je hoofd er niet naar. Maar als de oplossing uiteindelijk kinderlijk eenvoudig blijkt, kun je je wel voor het hoofd slaan dat je het niet eerder bedacht hebt. Nu niet meteen het hoofd laten hangen, iedereen stoot zijn hoofd wel eens. Je moet gewoon het hoofd koel houden, dan kun je alle problemen het hoofd bieden; dat wil zeggen dat je ze te lijf gaat zoals een stier die met zijn kop en hoorns aanvalt. En zolang je maar je best hebt gedaan, kun je met opgeheven hoofd gaan.
Iets op eigen houtje doen
Waarschijnlijk wordt met het houtje de kerfstok bedoeld. Op de kerfstok werden door middel van inkervingen iemands schulden bijgehouden. Vaak bestond zo’n stok uit twee delen: een deel voor de verkoper en een deel voor de klant. Beide delen werden tegelijk ingekerfd, zodat de verkoper niet op zijn eigen houtje extra kerven kon maken. Als je iets op eigen houtje doet, doe je het zonder anderen erin te kennen. In de 17e eeuw werd de uitdrukking al door Constantijn Huygens gebruikt, in een woordspelig vers:
‘Mijn tuynman had mijn’ Eist sijn waschelixte tacken,
Gewaerschout noch gelast, begonnen af te hacken.
Mij docht het was te stout.
Hoe gaet dat, seid’ ick, Louwtje,
Kapt ghij mijn eigen hout
En op uw eighen houtje?’
(Mijn tuinman was zonder te waarschuwen en zonder dat hij daartoe opdracht had gekregen, begonnen de verst uitgegroeide takken van mijn elzen af te hakken. Dat vond ik te brutaal. ‘Hoe gaat dat,’ zei ik ‘Louwtje, kap jij mijn eigen hout, op je eigen houtje?’’).
Een huishouden van jan steen
Jan Steen was een 17e-eeuwse schilder die bekend is geworden met schilderijen van zeer rommelige huishoudens. Die schilderijen inspireerden al snel tot de ons bekende uitdrukking. Jacob Campo Weyerman, die bekend stond om zijn scherpe pen, schreef aan het begin van de 18e eeuw al over ‘Een Jan Steens bedurve huyshouding’, waarmee hij een ordeloze bende in huis bedoelde.
Goed beslagen ten ijs komen
Wie deze uitdrukking wil begrijpen, hoeft alleen maar aan de huldiging na afloop van een schaatskampioenschap in Thialf te denken. De winnaars worden in arrensleeën, getrokken door Friese paarden, voor een ereronde over de ijsbaan gereden. Hoe voorkomt men nu dat zo’n paard uitglijdt op het ijs? Daartoe wordt het beslagen met speciale hoefijzers met scherpe punten. Zoals de paarden goed voorbereid op het ijs komen, zo komt iemand die zich in het algemeen goed voorbereid heeft goed beslagen ten ijs.
Ijs en weder dienende
Deze archaïsche constructie betekent ‘als het ijs en het weer gunstig zijn’. Het zinnetje werd toegevoegd aan aankondigingen van schaatswedstrijden, die immers alleen doorgang konden vinden als de weersomstandigheden gunstig waren: ‘Harddraverij op schaatsen, te houden, ijs en weder dienende, op [datum]’. Tegenwoordig wordt het als algemeen voorbehoud gebruikt, dus niet alleen voor schaatswedstrijden: ‘als de omstandigheden gunstig zijn; als alles goed gaat’.
Meer ijzers in het vuur hebben
Een slimme smid zorgt ervoor dat hij meerdere ijzers tegelijk in het vuur heeft. Dan kan hij aan het ene werken terwijl het andere heet wordt. Iemand die meerdere kansen voor zichzelf gecreëerd heeft, wordt met zo’n slimme smid vergeleken.
Sinds jaar en dag
‘Item en mach niemandt t’Antwerpen Schepen wesen, hy en moet jaer ende dach daer te vooren poorter gheweest hebben’. Volgens de middeleeuwse Antwerpse regels mocht iemand pas schepen worden als hij minstens een jaar en een dag daaraan voorafgaand Antwerps burger was geweest. Jaer ende dach was een wettelijke termijn, die oorspronkelijk een jaar en een dag duurde, maar later een jaar en zes weken (en soms ook nog drie dagen). Zo’n lange termijn werd ingesteld om zekerheid in te bouwen op allerlei terreinen. Ook in het erfrecht werd bijvoorbeeld een vervaltermijn van jaar ende dach aangehouden. Sinds jaar en dag betekent dus ‘sinds lange tijd’.
De ware jakob
De ware Jakob is de vermenging van twee Bijbelse figuren. In Nederland was de uitdrukking vroeger de ware jozef, naar de man van Maria, de moeder van Jezus. Waarom uitgerekend dit paar als voorbeeld is genomen, kan misschien verklaard worden door een middeleeuwse legende over hoe Jozef en Maria elkaar ontmoetten. Maria wilde geen man, omdat ze een aan God gewijd leven wilde leiden. God gaf echter via een bisschop te kennen dat op een bepaalde dag alle ongetrouwde mannen van de stam van David naar de tempel moesten komen met een dorre tak – een roede. Zou de roede van een van hen gaan bloeien, dan zou diegene Maria’s man worden. En dat bleek Jozef, die dus de ware was voor Maria. Maar onder invloed van het Duits is de ware jozef in de ware Jakob veranderd. Een mogelijke verklaring voor de Duitse uitdrukking der wahre Jakob is dat meerdere pelgrimsoorden claimen de beenderen van de apostel Jakob te bezitten. En elke plaats beweert uiteraard de ware Jakob te hebben. Voor ons is de ware Jakob echter springlevend: het is de man die precies bij iemand past.
Jan
Jan was voor de Kevins en de Mikes en voor de Maxen en de Larsen de populairste jongensnaam. Als er een algemene naam nodig was voor een personificatie, lag Jan erg voor de hand. Zo kennen we Jan met de pet, de doorsnee-Nederlander, genoemd naar de pet die mannen uit het gewone volk vroeger droegen. Hij vertegenwoordigt ongeveer dezelfde groep als Jan Modaal, die model staat voor iedereen met een modaal inkomen. Ook een man van het volk is Jan Boezemen, de arbeider die een degelijke kiel met lange mouwen draagt. Jantje Contantje komt vooral voor in de uitdrukking het is hier Jantje Contantje ‘je moet hier contant betalen’. De naam is afkomstig uit een vroeg-18e-eeuwse allegorie, waarin naast Jan Contant ook Jan Crediet een rol speelt. Jan en alleman staat symbool voor willekeurige personen, en Jan Soldaat is de gemiddelde soldaat. Jan Beukelszoon van Leiden is de naamgever van jantje-van-leiden. Hij was het hoofd van de wederdopers en stond in de 17e eeuw bekend als iemand die met zijn bedrieglijke scherpzinnigheid en zijn mooie woorden de mensen wist te misleiden. Zich er met een jantje-van-leiden van afmaken betekende in eerste instantie ‘zich met een smoesje van iets afmaken’ en tegenwoordig ‘niet veel zorg aan iets besteden, het slordig afraffelen’. Jan Rap was in de 17e eeuw de personificatie van het lagere scheepsvolk, en samen met zijn maat stond hij symbool voor al het ongure volk en gespuis, zodat ook wij nog steeds Jan Rap en zijn maat liever niet ‘s-avonds in het donker tegenkomen.
In een nieuw jasje
Een nieuwe jas zorgt voor een nieuw uiterlijk, daarom staat een nieuw jasje voor ‘een nieuwe buitenkant’. Er kan van alles in een nieuw jasje gestoken worden, van een website tot een compleet museum. Soms heeft de uitdrukking net als oude wijn in nieuwe zakken de ondertoon ‘de buitenkant is dan wel nieuw, maar de binnenkant is dezelfde oude troep als altijd’, maar meestal is het nieuwe jasje iets waar men trots op is.
Joost mag het weten
Joost heeft een flinke reis gemaakt voor hij in deze uitdrukking belandde. Joost mag het weten betekent ‘ik heb geen flauw idee’, waarbij men verwijst naar ene Joost, die het misschien wél weet. Joost begon zijn carrière in China, als godheid. Op Java werd deze godheid met dejos aangeduid, een verbastering van het Portugese deos ‘god’. De Hollanders op Java verstonden dejos als de joos en daar maakten ze joost en joosje van. Die woorden werden vervolgens gebruikt voor allerlei heidense afgoden: ‘In elk huis is een plaats, daar het afbeeldsel van een hunner Joosjes, of Afgoden hangt, op Chinees papier geschilderd’, staat in een 18e-eeuws reisverslag. En omdat afgoden in christelijke ogen het kwaad vertegenwoordigden, ging joost ‘duivel’ betekenen en werd het woord vereenzelvigd met de eigennaam Joost. Zo’n verhullende naam voor de duivel was welkom, omdat men hem uit bijgeloof liever niet bij zijn echte naam noemde. Joost figureerde in verschillende uitdrukkingen, zoals Joost speelt ermee, dat Joost mij hale en iemand naar Joost wensen. En dus in Joost mag het weten ‘de duivel weet het misschien wel’.
Iets aan de kaak stellen
‘Des anderen dages wort hi gheset op die kaecke, dat hem alle dat volc mochte sien ende bespotten’ (‘De volgende dag werd hij op de kaak gezet, zodat al het volk hem kon zien en bespotten’, uit Die historie van die seuen wijse manne van roeme uit de 15e eeuw). De kaak was een verhoging – oorspronkelijk een ton, later een verhoging van steen of hout – waarop misdadigers tentoongesteld werden; dat heette iemand op of aan de kaak stellen. Iemand die aan de kaak gesteld werd, werd publiekelijk te schande gemaakt. Tegenwoordig worden geen mensen maar kwesties aan de kaak gesteld. Dat betekent dat ze publiekelijk gehekeld worden.
Het is doorgestoken kaart
Het werkwoord doorsteken kon niet alleen ‘met een steek doorboren’ betekenen, maar ook ‘onder iets steken’. Een doorgestoken kaart was een speelkaart die stiekem op zo’n manier in het spel was gestoken, dat de deler daar een speler mee bevoordeelde. Dat is doorgestoken kaart zeg je dan ook als je vermoedt dat er valsgespeeld wordt en dat iemand stiekem door onderlinge afspraken bevoordeeld wordt.
Van de kaart zijn
Iemand die overstuur is, wordt vergeleken met een schip dat van zijn koers geraakt is. Het is zo ver afgedwaald dat het helemaal van de kaart verdwenen is. Dezelfde beeldspraak wordt ook in van streek zijn en buiten westen zijn gebruikt.
Alles of iedereen over één kam scheren
Er bestaan verschillende ideeën over de herkomst van deze uitdrukking. De kam zou het gereedschap van de kapper kunnen zijn. Om haren kort af te knippen, haalt hij een kam langs het hoofd tegen de groeirichting van de haren in. De haren die tussen de tanden van de kam uitsteken, worden afgeknipt. Bij een smalle kam wordt het haar zodoende korter geknipt dan bij een dikkere kam. Een kapper die al zijn klanten over één kam scheert, houdt geen rekening met hun verschillende wensen. Maar misschien moet de verklaring wel in de lakenindustrie worden gezocht. Met de kam zou dan de weefkam bedoeld zijn. Dat is het onderdeel van het weefgetouw waartussen de draden gespannen zijn. Het spannen van de draden heet scheren. Een fijne weefkam heeft veel tanden en dus veel draden. Weefsel dat met een fijne kam gemaakt is, is veel dichter dan het grove weefsel van de grove kam. Wordt alles over één kam geschoren, dan houdt de wever geen rekening met het soort textiel dat hij moet weven. Beide verklaringen zijn plausibel, omdat ze beide recht doen aan de betekenis van de uitdrukking: ‘alles of iedereen gelijk behandelen, terwijl er onderscheid gemaakt zou moeten worden’.
De kar trekken
Deze onder politici zo geliefde uitdrukking is nog jong. Vroeger kende men wel de uitdrukking aan de kar duwen ‘iemand in zijn plannen helpen’. De kar trekken wil zeggen dat je het voortouw neemt, je neemt de leiding in een project en je probeert zo anderen mee te trekken.
Iemand op de kast jagen
Iemand die boos wordt omdat een ander hem plaagt, wordt vergeleken met een kat die om aan het geplaag van mens of hond te ontkomen, op de kast gaat zitten. Iemand die snel op de kast zit is snel boos, terwijl iemand die zich niet zomaar op de kast laat jagen lang rustig blijft.
Dat is kat in ‘t bakkie
Deze Bargoense uitdrukking betekent ‘dat is gemakkelijk, dat klusje is zo opgeknapt’. Kat in ‘t bakkie staat voor ‘loon in de geldla’; als je voor het karweitje loon zou krijgen, zou je zeker weten dat je dat geld ging verdienen, zo zeker ben je ervan dat je het klusje zult klaren. Kat is Bargoens voor ‘soldij, loon, opbrengst’. Zo is katjesdag ‘betaaldag’ en de kattenbak is de ‘geldla’. Het woord is een verbastering van het Maleise gadji ‘loon’, dat aan het Nederlandse gage is ontleend, dat op zijn beurt weer uit het Frans komt.
Een kat in de zak kopen
Het is niet helemaal zeker waar deze uitdrukking vandaan komt. Er wordt gesuggereerd dat een volksverhaal over de duivel eraan ten grondslag ligt. Die zou een wisseldaalder (een munt die altijd terugkeert bij de eigenaar) geven aan wie hem op een kruispunt een kat gaf. Maar toen hij een kat in een zak accepteerde en pas na de transactie de inhoud controleerde, bleek dat er iets anders in zat. Een andere verklaring zou zijn dat iemand denkt een haas te kopen en pas bij thuiskomst in de zak kijkt; dan blijkt dat hij een kat in de zak gekocht heeft. In het Spaans bestaat de uitdrukking dar gato por Hebre ‘iemand een kat voor een haas geven’ die deze verklaring ondersteunt. En tot slot zou het kunnen gaan om een bontwerker die katten inkoopt voor hun vel, maar verzuimt te controleren of de kat in de zak wel de gewenste zwarte vacht heeft. Bij nadere inspectie blijkt het dan een ordinair streepjesvelletje te zijn. Wat al deze verklaringen met elkaar gemeen hebben, is dat iemand die een kat in de zak koopt niet zakelijk genoeg is geweest om zich ervan te verzekeren dat hij iets deugdelijks heeft gekocht en er pas als het te laat is achter komt dat hij bekocht is.
Veel op zijn kerfstok hebben
‘Kerfstok is de naam die men aan twee lange stukjes hout geeft, welke aan maikanderen gehouden wordende, naauwkeurig op een sluiten, en die inzonderheid voor bakkers en ook wel voor winkeliers dienen om daarop kerven te snijden en aan te teekenen hoe veel brood ‘er door iemant te borg gehaald is. De Crediteur bewaard het eene stuk en de Debiteur het andere: wanneer ‘er nu iets gehaald wordt, worden die beide stukjes aan maikanderen gehouden en de kerven over beide stukken gesneeden’, aldus een 18e-eeuws woordenboek. De kerfstok was dus een stok waarop schulden werden bijgehouden door middel van kerfjes die in de stok werden gemaakt. Vaak bestond de kerfstok uit twee delen: een deel voor de verkoper en een deel voor de klant. Beide houtjes werd tegelijk ingekerfd, zodat de verkoper niet stiekem meer kerfjes kon aanbrengen. Iemand die veel op zijn kerfstok had, had veel schulden. Tegenwoordig zijn dat geen financiële maar morele schulden. Iemand die veel op zijn kerfstok heeft, heeft veel misdaan.
In een keurslijf zitten
Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden, dat ondervonden de dames die zich vroeger volgens de heersende mode in een keurslijf lieten rijgen dagelijks. Het keurslijf was een soort korset dat ofwel onder de kleding, ofwel als bovenkleding werd gedragen. Het snoerde het bovenlichaam strak in, om tot het begeerde zandloperfiguur te komen. Zo’n keurslijf bood maar weinig bewegingsvrijheid. Wie in een keurslijf zit, wordt dan ook beperkt in zijn vrijheid van denken en doen.
Een ondergeschoven kindje
Het kwam vroeger wel voor dat in vorstelijke geslachten een zwak, gehandicapt kindje verwisseld werd met een gezond kind, om zo de erfopvolging veilig te stellen, of dat een echtpaar dat kinderloos bleef, een zwangerschap in scène zette en stiekem een kind als erfgenaam aannam. Het ondergeschoven kind, zoals dat heette, was niet echt familie. Misschien kreeg het daarom minder liefde. Tegenwoordig is een ondergeschoven kindje een zaak die niet de aandacht krijgt die nodig is.
Op de kleintjes letten
‘s Lands grootste kruidenier heeft deze uitdrukking dan wel grote bekendheid gegeven als reclameslogan, maar er wordt al heel wat langer op de kleintjes gelet. ‘Een vrek (…) Is iemand die zich niet het zijne laat ontvremen, Maar op de kleintjens past’, schreef Willem Bilderdijk al bijna twee eeuwen geleden. Met de kleintjes worden ‘kleine geldbedragen’ bedoeld.