Proloog

Herfst, Zuid-Frankrijk

 

De kat was klein van stuk, half vuilnisbakkenras, half Abessijn. Ze had de grote oren van een woestijnvos en een komische gezichtsuitdrukking. Ze zat in de zon met haar rug tegen de grijze stenen van een oud huis in het dorp, en was bijna niet te zien. Ze leek te zitten soezen, maar zo nu en dan deed ze haar grote groene ogen open en wierp ze een snelle blik om zich heen.
Ik stopte even om haar te aaien en werd beloond met een tevreden gesnor. Daarna ging ik de antiekwinkel naast het huis binnen en kwam onder de indruk van de kasteelmeubelen, de kerkrelieken en de ijzeren haardplaten uit allang vervallen landhuizen, die alleen een miljonair zich kon permitteren. Ik kon me net het bedrag veroorloven voor een grote Victoriaanse onderbroek, die ik te zijner tijd als short kon gebruiken. Toen ik weer buitenkwam in de frisse herfstlucht zag ik dat een toerist zijn hond van de riem losmaakte en tegen de kleine kat ophitste. Niet in staat iets in het Frans uit te brengen schreeuwde ik onwillekeurig: 'Nee! Nee!' De kat werd wakker, kwam overeind en kromde haar rug tot de houding die katten aannemen om te vechten.
Inmiddels had zich een kleine menigte verzameld. Ik had me nog nooit zo hulpeloos gevoeld als die dag toen ik moest toekijken hoe de hond zich opmaakte om de kat te grazen te nemen. Wat er daarna gebeurde is bijna niet na te vertellen, zo vlug ging het. De hond was Grootoor tot op een snorhaar genaderd. Tot dat moment verroerde de kat zich niet, maar opeens stootte ze een serie bloedstollende kreten uit alsof een troep Gurkha's vol in de aanval ging, sprong op de hond af en trok met haar nagels sporen in zijn snuit, keer op keer, tot hij jankend van pijn wegrende.
Onverstoorbaar kalm liep de kat weer terug naar haar plekje tegen de muur. Ik ging naast haar zitten, mijn hart bonsde luid van woede, angst en opluchting. De toerist kwam woedend op me af en riep: 'Uw kat heeft mijn hond aangevallen!'
De toeschouwers overschreeuwden hem; hij liep weg en zijn teleurgestelde gezicht sprak boekdelen. De menigte verspreidde zich en ik bekeek de kat om er zeker van te zijn dat zij geen schade had opgelopen. Ik moest steeds denken aan de hond die aangezet was om haar aan te vallen en die uiteindelijk flink gewond was geraakt. Ondanks het feit dat de kat zo indrukwekkend haar leven had verdedigd, voelde ik me terneergeslagen. Het incident had mijn idee van een geciviliseerde samenleving ruw verstoord. Had de man de kat gehaat alleen omdat ze een kat was? Of haatte hij gewoon graag? Of was hij iemand die droomde van vernietigen, zoals de Daleks in Doctor Who? Hij had niet de moed gehad zelfde kat te doden, maar wel zijn hond aangespoord om dat te doen.
De kerkklok sloeg vier uur. Nadat ik de kat een paar keer op haar kop had gekust, stapte ik op om naar de etage te gaan die ik kortgeleden had gehuurd en kwam oog in oog met een grote man met een witte haardos en de houding van een militair, die daar al stond toen ik de antiekwinkel binnenging. Hij zei niets, maar keek me alleen zeer aandachtig aan voordat hij doorliep.
Toen ik het huis in het dorp betrad waarvan ik de komende weken de zolderverdieping zou bewonen, riep mijn hospita, madame Bere, uit: 'Mon Dieu, regarde de comme madame est pale. ‘Ik keek in de spiegel en zag dat ik inderdaad lijkbleek was. Madame Bere riep haar man dat hij de vin d'orange moest brengen. Ik had nog nooit van sinaasappelwijn gehoord en nam aan dat het een soort vruchtensap was. Na zes uur rijden en mijn bagage en achttien kilo wegende antieke IBM drie trappen op te hebben gesjouwd, had ik een geweldige dorst. Dus dronk ik het glas in één teug leeg en was verbaasd een standje te krijgen van madame.
Van het tweede glas nipte ik, bedankte hen allebei en liep langzaam naar boven. Ik ben niet gewend wijn te drinken en was verbaasd een overweldigend verlangen te voelen om een uur te slapen. Ik ging met kleren en al languit op het bed liggen, zonder mijn koffers uit te pakken, en werd de volgende ochtend om acht uur wakker, ontzet dat ik voor het eerst van mijn leven met kleren aan en make-up op naar bed was gegaan. Vanaf dat moment voegde ik vin d'orange toe aan mijn lijst van verboden geneugten, bij pastis, vette worstjes en room!
Dat was mijn eerste middag in het zuiden en het zaad van de toekomst was gezaaid door een kleine kat en een stomme vent met een grote hond. Ik besefte het nog niet, maar in het bleke zonlicht van dc herfst was mijn toekomst geschreven op een oude muur van grijze stenen.