Hoofdstuk vier

 

 

Een vriend kwam met me ontbijten in het café. Hij bestelde koffie en croissants terwijl ik uit het zicht in een afgeschoten houten hokje ging zitten omdat toeristen aan mijn stamtafel zaten. We spraken over ons werk toen ik Martine hoorde praten tegen de lange, witharige man die nieste als ik hem voorbijliep.
'Heeft de Engelse dame iets gezegd over haar bezoek aan mijn huis?'
'Heel weinig. Ik weet dat ze er graag heen gaat vanwege Bébé, maar ik denk niet dat ze nog zonnebaadt. Ik wist wel dat het dak te heet voor haar zou zijn.'
'Natuurlijk, maar als ze niet zonnebaadt, wat doet ze dan?'
'Madame Bere heeft me verteld dat ze bijna elke dag een kip braadt voor Bébé en dat ze die samen opeten. Soms koopt ze kippenlevertjes of eendenpaté en picknicken ze in de keuken. Daarna schrijft ze met Bébé op haar schoot. Uw huis is 's middags veel koeler dan haar etage. Haar kant van het dorp krijgt de volle laag van de middagzon.'
'Ongetwijfeld heeft ze haar eigen Britse logica, maar ik vind de dame onbegrijpelijk.'
Voor het eerst besefte Martine dat Monsieur leed aan tegenstrijdige gevoelens, wrevel en het hebben van verwachting, in gelijke mate. Zijn probleem was dat hij alsmaar aan de dame moest denken! Martine besloot geruststellend te doen.
'Hélène is heel gelukkig met Bébé. Zij is eenzaam en hij ook, dus hebben ze vriendschap gesloten, wat beide heel goed bevalt.'
Mijn vriend en ik lachten geamuseerd over de verbazing van de Fransman. Het was mij een genoegen om voor Bébé te koken, samen te eten, met hem te spelen en daarna in de koele woonkamer van Monsieur te schrijven. Nu ik de eigenaar van Bébé had geïdentificeerd, was ik ervan overtuigd dat hij heel goed voor zijn kat zorgde. Wat hij nodig had was een paar lessen hoe de nieuwsgierigheid van zijn kat op te wekken, alsmede zijn fantasie en de wens om zijn kattenleven helemaal te benutten. Ik was benieuwd of Monsieur zelf wist hoe het leven voluit genoten kon worden, of dat hij zo precies en mathematisch was dat hij niet meer wist hoe een schaterlach aanvoelde, of het plezier van een gedeeld moment.

 

De volgende dag was de heetste in honderd jaar in de streek. Het was veel te warm voor mij, dus nadat Bébé en ik hadden gegeten trok ik mijn kleren uit en sloeg een dunne pareo van Afrikaanse katoen om die beschilderd was in tinten violet, oranje en zwart. Ik legde mijn kleren in de zitkamer op het lage tafeltje bij mijn mand en zette mijn schoenen eronder, daarna trok ik me terug voor een siësta met Bébé op de bank. Toen ik een uur later wakker werd had ik dorst, legde Bébé op een kussen en ging naar de keuken om mijn fles mineraalwater uit de koelkast te pakken. Op dat ogenblik verscheen Monsieur, wierp één blik op mijn halfnaakte figuur, kleurde donkerbruin en liep achterwaarts naar de deur waardoor hij net naar binnen was gekomen. Ik stak mijn hand uit en stelde me voor.
'Ik ben Hélène Thornton. Het spijt me dat ik de eerste keer dat we elkaar ontmoeten een tikje schaars gekleed ben, maar het is ook zo vreselijk heet.'
'Ik heb mijn creditcard vergeten. Als u me wilt excuseren pak ik die even en laat u weer met rust.'
Ik liep terug naar de bank, tilde Bébé weer op mijn maag, pakte mijn schrijfblok en was aan het werk toen Monsieur weer te voorschijn kwam.
'Goedemiddag, mevrouw. Neemt u me niet kwalijk dat ik u heb verrast.'
'Ik ben erg blij u ontmoet te hebben, monsieur.'
Toen hij verdwenen was moest ik glimlachen om de donkerbruine kleur die zijn gezicht had gekregen toen hij me zag. Bébé lag blijmoedig te spinnen en ik gaf hem een kusje en fluisterde: 'Je baas heeft een grote schok gekregen vanmiddag. Jij moet vanavond heel aardig tegen hem zijn.'
Voordat ik vertrok schreef ik een briefje aan Monsieur en liet de doos met Leonidas chocolaatjes achter die ik de vorige dag voor hem had gekocht, en een perfect dennenappeltje dat ik op een van mijn ochtendwandelingen in het bos had gevonden. Ik was heel dankbaar voor zijn vriendelijkheid mij zijn huis te laten gebruiken en was me bewust van het verschil in onze generaties, onze landen van herkomst, onze werelden. Ik wilde vriendelijk zijn, maar wist niet zeker hoe.
Die avond stond Martine met haar man achter de bar van het café toen Monsieur binnenkwam. Hij had een brief in zijn hand en leek ongewoon geanimeerd.
'Dit heb ik van de Engelse dame gekregen. Kun jij hem voor me vertalen, Martine?'
Ze keek naar de sepia-inkt en het krachtige handschrift en probeerde manhaftig niet te lachen om de vreemde stijl. Ze vertaalde alsof ze hardop voorlas... 'Beste Monsieur, ik hoop dat u van chocolaatjes houdt. Dank dat u me toestaat iedere dag naar uw huis te komen om Bébé te zien. De volgende keer dat u onverwachts verschijnt hoop ik geheel gekleed te zijn! Dit heb ik in het bos gevonden en ik dacht dat u het wel leuk zou vinden. Hij is prachtig, nietwaar? Prachtig en natuurlijk. Groeten, Hélène.'
Monsieur vertelde Martine dat hij aan de verleiding had toegegeven alle heerlijke chocolaatjes voor het avondeten op te eten; vervolgens beschreef hij de dennenappel, die hij naast zijn bed had neergelegd. Een paar minuten later, na vergeten te hebben voor de wijn te betalen, vouwde hij het briefje op, stopte het in het geheime vakje van zijn portemonnee om het te bewaren, en liep langzaam naar zijn huis terug.
Martine wierp een blik op haar man. Ze moesten allebei glimlachen toen ze zei: 'Hij weet het nog niet, maar hij is net door de bliksem getroffen.'
Martine belde me direct op om me over het bezoek van Monsieur te vertellen en over het feit dat hij zo aangedaan was door het briefje dat hij vergeten was voor zijn wijn te betalen. Ze zei dat hij dat nog nooit in al de jaren dat ze hem kende was vergeten. Het moest belangrijk zijn, heel erg belangrijk, zei ze. Ik antwoordde dat ik eraan zou denken hem niet te vaak briefjes te schrijven, en ze lachte hardop.

 

Tegen het eind van de zomer was ik ontspannen en had ik een gezonde bruine kleur. Ik was nu een maand in de streek en had iedere dag gezwommen. Mijn hoofdstukken waren zonder veel problemen tot stand gekomen en ik had goed geslapen. Eind september begonnen de nacht en vroege ochtend kil te worden. Midden op de dag scheen de zon nog wel, maar ik moest eind september een deken op mijn bed leggen, en in oktober nog eentje. Ik was voorbereidingen aan het treffen voor mijn jaarlijkse herfstbezoek aan de Verenigde Staten en verheugde me erop. Mijn koffers had ik al gepakt, blij met de gedachte aan nieuwe contracten en nieuwe uitdagingen.
Vrijdag stond ik op, douchte, zei Henny Hagedis, die op het punt stond in winterslaap te gaan, goedemorgen en ging naar de markt. Omdat ik toch gauw wegging kocht ik geen bloemen. In plaats daarvan kocht ik zakjes lavendel, potpourri en fruit. Ik voelde me moe en een beetje misselijk, had geen enkele behoefte aan de gebruikelijke snack bij de ontbijtkraam, reed terug naar het dorp en parkeerde mijn auto zo dicht mogelijk bij mijn woning. Dat kon nu het seizoen voorbij was.
Ondanks de ijzige wind had ik het warm en transpireerde. Toen ik de motor afzette was ik stomverbaasd te merken dat de mouwen van mijn zijden blouse drijfnat waren, net als de rest van mijn kleren. Een paar minuten zat ik me hierover te verbazen en te proberen mijn krachten te verzamelen. Ik pakte mijn mand, deed het portier open, wilde uitstappen maar mijn knieën wilden me niet dragen, ik gleed de auto uit en belandde ruggelings op straat. Toen ik uit alle macht probeerde overeind te komen, lukte dat niet. Geschokt zat ik daar te beven, drijfnat van het transpireren, en me af te vragen wat ik moest doen. Als er iemand langskwam kon ik niet in het Frans uitleggen wat me was overkomen, maar toch kon ik niet overeind komen. Ik deed mijn ogen dicht, opeens zo ziek dat het me grote moeite kostte niet te gaan liggen huilen.
Toen ik mijn ogen weer opendeed, zag ik twee schoenen naast de mijne, en naar boven kijkend herkende ik de eigenaar van Bébé. Hij stak zijn hand uit om me te helpen op te staan en ik probeerde het, maar mijn benen wilden niet meewerken. De pijn tussen mijn ribben boven mijn maag was zo fel dat ik nauwelijks kon spreken, maar ik slaagde erin drie woorden te zeggen: 'Ik ben ziek.' Daarna keek ik in een waas van pijn toe hoe Monsieur een metselaar riep hem te helpen mij naar de etage te dragen. Een andere inwoner bood aan mijn auto op de heuvel te parkeren, en een jong meisje droeg mijn marktaankopen en rende vooruit om bij het huis van de Beres op de bel te drukken.
Ik ging liggen en probeerde manhaftig niet te huilen van de pijn en de schok. Aan de andere kant van mijn kamer zag ik het gezicht van Monsieur die kennelijk in ongeloof stond te kijken naar de voorwerpen van mijn dagelijkse leven. Er hing een met de hand beschilderde kimono over de stoel en mijn grote zwarte schrijfmachine stond op de tafel. De etage rook naar lelies en muskus en de kip die ik voordat ik uitging voor Bébé had gekookt.
Ik zag Monsieur een stap naar de salontafel zetten om beter het boek van Gogol te zien, de pot basilicum, de dennenappels en kiezelstenen. Hij raakte niets aan, daar was hij te welgemanierd voor. Hij zag opeens het gedicht en ik glimlachte toen zijn nieuwsgierigheid hem de baas werd en hij een lange, slanke hand uitstak om de vertaling te kunnen lezen van een kwatrijn van Ikago no Atsuyuki, de Japanse dichter uit de tiende eeuw: 'Mijn grote spijt is dat ik mij niet in tweeën kan delen. Maar mijn onzichtbaar hart zal u overal volgen.'
Ik genoot van de korte onderbreking in Monsieurs perfectie, opgeroepen door zijn nieuwsgierigheid. Het maakte hem heel menselijk en dat vond ik prettig. Dat vond ik heel prettig.
De dokter zei dat ik de volgende ochtend een paar testen moest ondergaan en ik hoorde Monsieur zeggen dat hij me naar de betreffende specialist zou rijden. Vervolgens zei hij tegen mij dat ik moest proberen wat te slapen, en hij ging naar beneden om de Beres gerust te stellen. Ik deed mijn ogen dicht en probeerde niet in paniek te raken. Ik bevond me in een land waarvan ik nauwelijks de taal sprak, en leed aan een misschien moeilijke ziekte. Mijn intuïtie zei me dat mijn conditie werd gecompliceerd door iets vreemds, maar ik kon niet bedenken wat en die onzekerheid baarde me grote zorgen.

 

Madame Bere was opgelucht dat Monsieur zo efficiënt de leiding had genomen.
Ze was verbaasd dat hij nog elf keer terugkwam voor het donker werd om te controleren of het niet slechter ging met haar huurster. Ze had thee, een fles water en een kom soep naar boven gebracht, bezorgd door het witte gezicht van de patiënt en de duidelijke pijn die ze leed. Vast en zeker zou die niet volgens plan binnen twee weken naar New York kunnen vertrekken. Madame besloot de etage niet te verhuren; heimelijk hoopte ze dat haar huurster zou blijven.
De volgende ochtend om acht uur hielp Monsieur de zieke vrouw in zijn auto en reed weg met zijn gebruikelijke statige gang. Madame Bere keek toe vanachter het met jasmijn omzoomde raam. Ze zag dat Monsieur zich gekleed had alsof het een speciale gelegenheid was. Ze keerde zich om naar haar man en zei: 'Hij is verliefd, maar hij beseft het nog niet.'
'Praat toch geen onzin!'
'Je zult het zien. Ze zijn zo verschillend als twee mensen maar kunnen zijn, maar het zou me niet verbazen als...'
Madame Bere ruimde de ontbijtboel af en dacht eraan dat het paar elkaar had ontmoet door de passie van de dame voor Bébé, de prachtige kat. Ze schilde aardappelen en groenten voor soupe au pistou, die ze met verse basilicum en haar eigen geheime verdikkingsmiddel maakte. Ze besloot veel te maken voor het geval Monsieur voor de lunch zou blijven.

 

Na een aantal onbegrijpelijke onderzoeken zei de specialist tegen Monsieur dat ik galstenen had zo groot als de rots van Gibraltar, en dat die al jaren aanwezig moesten zijn. Ik bevestigde dat, zei dat ik al tien jaar pijn had geleden, maar dat er nooit een diagnose was gesteld. De specialist keek naar Monsieur en riep: 'C'est pas vrai!' Toen ik zei dat ik binnen twee weken naar de Verenigde Staten vertrok, keken hij en Monsieur ontzet en, denkend dat ik ze gerust moest stellen, zei ik: 'Maakt u zich geen zorgen, ik zal in New York heel weinig eten, alleen toast en fruit.' Monsieur rolde met zijn ogen van afschuw. 'Toast en fruit? Dan bent u binnen een week dood. Ik zou met u mee moeten gaan, maar ik heb ooit zo'n beroemde hamburger uit Amerika gegeten en daarna besloten nooit meer iets van hun voedsel te eten. Het werd opgediend zonder mes en vork, en de ketchup viel nog op mijn broek ook!'
Uitgeput door de tests en Monsieurs passie voor eten, verzocht ik hem me naar huis te brengen. Toentertijd besefte ik niet dat in de ogen van een Fransman een vrouw die geen belangstelling voor eten heeft verzorgd en beschermd moet worden, en dat haar onbekendheid met een van de grootste geneugten van het leven opgeheven moet worden.
Monsieur bleef lange tijd bij me, was met een boek aan de andere kant van de kamer gaan zitten, terwijl ik op mijn bed lag en probeerde te doen of ik alweer in orde was. Voordat hij het huis uitging, zei hij: 'Ik zal u naar Nice rijden voor uw vlucht naar New York. Het Pan American-toestel komt uit Rome en vorige week hebben terroristen die vlucht opgeblazen. De veiligheidsmaatregelen zullen uitgebreid zijn, dus zeg tegen uw vrienden in New York dat u later dan gebruikelijk op Kennedy Airport zult aankomen.'
Om me af te leiden van mijn narigheid, nodigde Monsieur me een paar dagen later uit voor de lunch. Hij vertelde over zijn kinderjaren in het département van Lorraine, over het koude winderige klimaat, over de geliefde zware kost als enorme stoofpotten, worstjes en spek en geweldig omvangrijke taarten. Het leek erg op het noorden van Engeland waar ik een deel van mijn jeugd heb doorgebracht, en ik zei hem dat er veel overeenkomsten waren. Daarna had hij het over zijn liefde voor vliegen en voor de geschiedenis van de luchtvaart. Ik probeerde niet te laten merken dat wat mij betreft alles wat op een vliegtuig lijkt met een fondantlaagje bespoten moet worden en bewaard in een museum, maar nooit zou mogen opstijgen. Ik vertelde hem over mijn favoriete plekjes in de wereld, vooral de oostkust van Amerika. Ik beschreef voor hem de eendenvijver in East Hampton, de rode schuren in Vermont en het spektakel van de herfstkleuren in New England. Er waren lange pauzes terwijl ik mijn woorden opzocht in de Collins Robert Dictionary en een paar keer moest ik de dingen voor hem uittekenen. Toen ik Bébé tekende, pakte hij meteen de tekening op om hem te laten inlijsten.

 

Monsieur stond erop me overal heen te rijden voor het geval ik weer ziek zou worden. Aangezien ik niet graag zelf rijd en Monsieur er dol op is, kwam me dat prima uit en zonder het te beseffen raakten we allengs vertrouwder met elkaar. Al gauw hadden we onze eigen grapjes, meestal gebaseerd op mijn onaanvaardbare openhartigheid en gebrek aan diplomatie. Monsieur beweerde dat ik de openhartigste vrouw in de wereld was en, mocht ik ooit in de regering worden gekozen, de meest waarschijnlijke figuur om wereldoorlog nummer drie in gang te zetten.
Monsieur had het er op een dag over dat hij, toen hij voor het eerst in de streek kwam, een herdershond had gehad. Zijn liefde voor katten was pas gekomen toen hij 53 jaar was, nadat Bébé hem had onderwezen in de kunst van met katten omgaan. Daar was ik verbaasd over, want ik meen dat er katten- en hondenmensen zijn, en dat die twee nooit in één persoon kunnen samengaan.
Het was een prachtige dag en we gingen een eindje wandelen om 'je lever te helpen weer gezond te worden' zoals Monsieur het noemde. Ik nam mijn woordenboek mee en we spraken over van alles en nog wat. We begonnen elkaar verbazend vlug te leren kennen en bleken allerlei aanknopingspunten te hebben. Aan het eind van de wandeling gebeurde er iets eigenaardigs dat de samenzweerderigheid tussen ons nog leek te verstevigen.
Ze was een slanke vrouw die er nogal afgetobd uitzag, met staalgrijs haar, prachtig blauwe ogen en een hooghartige houding. Ze stond erom bekend dol te zijn op grote honden en nog grotere mannen. Ze stond voor het huis naar Bébé te kijken, die als gewoonlijk op de vensterbank zat. Ze wendde zich tot Monsieur.
'Bijt uw kat?'
Monsieurs wenkbrauwen schoten omhoog en hij keek onderzoekend of de dame bewust onplezierig wilde zijn.
'Honden bijten, madame. Katten doen dat zelden.'
'Krabt hij?'
'Heel weinig, en dan nog alleen per ongeluk.'
'Heeft hij wormen?'
Ik zag hoe Monsieur zich in zijn volle lengte oprichtte, zijn huissleutel pakte en uit het zicht verdween. De vraag verdiende een toepasselijk antwoord en ik zocht naar de juiste woorden.
'Bébé heeft duizenden wormen. We eten ze bij het ontbijt op toast met een likje pikante saus.'
De vrouw knipperde een paar keer met haar ogen en liep verder, ongetwijfeld verbluft door het afschuwelijke beeld dat ik had opgeroepen. Ik was me destijds niet bewust van het feit dat het Franse gevoel voor humor geen enkele overeenkomst vertoont met het Engelse, omdat de Fransen alles letterlijk opvatten.
Monsieur was blij, verrukt zelfs. Hij haalde een fles champagne te voorschijn en zei me dat de magnesium en kalium die erin zaten 'goed voor de lever' waren. Hij keek me uit zijn ooghoeken aan en zei: 'Ik nodig je uit voor het ontbijt hier. Dan eten we wormen op toast en koffie.'
'Ik ben er om kwart over acht.'
Hij klopte op mij n hand, had een heimelijk glimlachte en was zo blij als een kind.
Madame Bere was opgetogen over alles en bracht veel tijd door met haar neus tegen het raam gedrukt voor het geval Monsieur zou verschijnen. Ze had haar best gedaan alles over hem aan de weet te komen en verhaalde wat ze wist over zijn leven en karakter, alsof ze oude vrienden waren. Een van de verschillen tussen de Fransen en de Britten is het Gallische enthousiasme voor de coup de foudre - liefde op het eerste gezicht. De Britten vinden het moeilijk te geloven dat er iets dergelijks bestaat en de romantische opvattingen van madame verbaasden me. Toch herhaalde ze vaak: 'Monsieur is verliefd. Hij zal heel gauw een aanzoek doen.'
Ik stommelde de trap op en ging naar bed, woedend over al dat gepraat over harten en bloemen, en dodelijk bezorgd dat mijn ziektekostenverzekering voor New York niet voldoende zou zijn mochten mijn galstenen besluiten weer in beweging te komen.