Hoofdstuk zeven
De trouwerij had een treurige aangelegenheid
moeten zijn, omdat het regende alsof het de Indische moesson was;
de straten stroomden over en het verblindende licht van de Provence
was veranderd in een somber grijs. Tante Marthe, exquis in lila,
negeerde het weer, zelfs een bulderende stroom die van de heuvel
kwam en ieders voeten en benen tot aan de knieën doorweekte. De
tafel was feestelijk, het eten heerlijk en Jacquot de papegaai op
zijn best en slechtst, hij schreeuwde tijdens de hele maaltijd:
'Sodemieter op!' en soortgelijke verboden aanmoedigingen.
Een van de gasten speelde op de piano. Het personeel bracht
champagne rond en een verrassingstaart. Het was allemaal perfect,
het enige wolkje aan de horizon was mijn uitputting en het feit dat
ik me net zo misselijk voelde als toen ik ziek was. Voorlopig
probeerde ik tevergeefs niet aan slechte gezondheid te denken en
luisterde naar de toespraken. Het was allemaal te snel voorbij en
toen ik naar de auto rende om weer een stortvloed vóór te zijn, was
ik gelukkig, en Monsieur ook.
We arriveerden thuis, nog steeds overdekt met rozenblaadjes en
confetti. Bébé zat in de vensterbank een welkom te miauwen, en een
aantal buren kwam ons de hand schudden en ons gelukwensen. Het
gevoel van ongeloof dat ik getrouwd was maakte plaats voor vreugde
om weer in het me nu vertrouwde huis te zijn. Nadat we Bébé te eten
hadden gegeven en hem flink hadden verwend, gingen we zitten om te
genieten van een avond muziek en plannen maken.
Na een tijdje vroeg Monsieur: 'Waar is Bébé toch?'
'Misschien is hij het dak op gegaan.'
'Dat doet hij nooit om deze tijd.'
'Hij kan zijn gewoonten veranderd hebben.'
Toen het tijd was om te gaan slapen was Monsieur nog steeds naar
zijn kat aan het zoeken. Ik ging naar mijn kamer en zat op het bed
me af te vragen hoe ik al mijn boeken uit mijn vroegere huis kon
laten overkomen en waar ik ze moest neerzetten. Er was geen
opslagruimte in dit slaapkamertje, en het huis dat ik bij mijn
eerste bezoek aan deze streek had gekocht, zou maanden werk vergen.
Ik had het goedkoop kunnen krijgen, omdat er zo'n sterke geur van
kattenpies hing dat eventuele kopers het huis niet eens verder
hadden willen bekijken. Ik zat aan dit alles te denken toen ik
opeens besefte dat Bébé op het kussen naast me lag te slapen. Het
zien van de tevreden kat maakte mij gelukkig, en ik streelde zijn
zijden rug tot hij snorde.
Het kwam bij me op dat de huwelijksnacht doorbrengen met een kat
een beetje vreemd was. Van slag door al de opwinding, ging ik naar
boven naar het platte dak, en daar stond Monsieur afgetekend tegen
de avondlucht. Ik gleed onder zijn arm en hij maakte me deelgenoot
van zijn gedachten.
'Bébé is een onverslaanbare rivaal, vrees ik.'
'Als ik de bankkussens uit de wintertuin hierheen haal, kunnen we
onder de sterrenhemel gaan liggen en praten.'
'Onmogelijk! Iemand zou ons kunnen zien - bovendien is het koud aan
het worden.'
'Het kan mij niet schelen als een zeemeeuw ons ziet en we blijven
hier toch niet lang.'
Ik sleepte het kussen van een ligbed uit de wintertuin en legde dat
onder de sterrenhemel. Monsieur stond zichtbaar te worstelen met
conventies, maar uiteindelijk kwam hij toch bij me liggen. In de
stilte van de nacht maakte hij een perfecte start. Zijn passie voor
de vliegkunst kennende, koos ik mijn woorden zorgvuldig en
fluisterde: 'Ik had niet verwacht dat je supersonisch was.'
Monsieur proefde het compliment, herhaalde het een paar keer in
zichzelf. Daarna gingen we arm in arm naar beneden, hij naar zijn
kamer, waar hij direct in slaap viel, en ik naar de mijne, waar ik
klaarwakker lag, vol energie, wensend dat het vier uur in de
ochtend was, zodat ik kon opstaan en koffie drinken.
Bébé deed zij n ogen open en ik wist dat hij zich afvroeg of ik hem
buiten de deur zou zetten, want hij mocht niet op de bedden liggen.
Niet in staat de smeekbede in zijn ogen te weerstaan, vertelde ik
hem van de heerlijke kip die ik de volgende dag voor hem zou kopen.
Bébé kroop dichterbij tot zijn hoofd op mijn schouder lag, en
binnen de kortste keren sliepen we allebei.4
Die eerste weken van getrouwd zijn waren
gevaarlijk omdat de beleefdheid Monsieur ervan weerhield
rechtstreekse kritiek te uiten. Ik at al tijden vegetarisch, hield
van gestoofd voedsel, zachtjes gekookt en kruidig. Monsieur hield
van biefstuk en gebakken aardappelen, pizza's, gebraden
varkensvlees en alles moest in olijfolie worden klaargemaakt. Hij
gruwt van gestoomd of gestoofd, en vindt dat alle groenten 'een
andere keer' gegeten moeten worden, met uitzondering van
aardappelen, waar hij dol op is, maar dan wel gebakken. Hij leed
dus in stilte onder mijn keuze van voedsel en de bereiding ervan.
Toen ik daarachter kwam, gooide ik me in een woede bui a la Callas.
Monsieurs reactie was verbazing dat een Brits persoon als een
Italiaanse kon schreeuwen, en hem vijf variaties van idioot noemde
omdat hij niet had gezegd dat hij alles gebakken wilde hebben. Hoe
kalmer hij bleef, hoe woedender ik werd, tot hij het probleem
afkapte door met buitengewone logica te zeggen dat er één ding was
waar we beiden dol op waren: champagne. Hij serveerde de drank goed
gekoeld, met mijn favoriete hapjes erbij. Bébé kwam op mijn knie
zitten om gekust te worden, en Monsieur zei tegen me dat ik kennis
moest maken met Haroen Tazieff, die een wereldautoriteit op het
gebied van vulkanen was!
De dag dat ik klaar was met het typen van mijn nieuwe roman en het
manuscript op tijd had weggezonden, gebeurde het onwelkome en
onverwachte. Sinds de trouwerij had ik al een poosje pijn, maar had
er niets van gezegd, omdat Monsieur me direct met werken zou laten
ophouden als ik me ziek voelde. In het kantoor van het huis waar ik
werkte ruimde ik de paperassen op, zette de pennen terug in de pot
en ging naar buiten naar mijn auto. De pijn was helemaal verdwenen,
daarvoor in de plaats was een volkomen gebrek aan gevoel aan de
hele rechterkant van mijn lichaam. Het kostte al mijn krachten om
het huis af te sluiten en de drie kilometer naar huis te rijden.
Bij aankomst was ik opeens te ziek om de auto te parkeren, liet hem
in het midden van het plein staan en kroop de drie treden naar
Monsieurs huis op.
Mijn echtgenoot had slechts één blik op me nodig en belde direct de
dokter. Daarna ging hij mijn auto parkeren, kwam terug en pakte een
tas in met mijn spullen en zette die in zijn eigen auto die voor de
deur stond. Nadat de dokter me had onderzocht belde hij de
specialist. Daarna reed Monsieur me met de snelheid van een Grand
Prix naar de kliniek voor verder onderzoek, dat precies drie
minuten duurde. De chirurg wees naar boven.
'Eerste verdieping, mevrouw.'
'Waarom?'
'U wordt opgenomen als een spoedgeval.'
Mijn adem werd afgesneden van verbazing, en ik zat hem aan te
kijken zonder zijn redenen te begrijpen. De ene minuut was mijn
boek klaar, de volgende was ik een medisch spoedgeval. Ik wist niet
dat het gebrek aan gevoel en het verdwijnen van de pijn betekende
dat er een infectie was opgetreden die zich aan het verspreiden
was. Mijn gedachten werden afgebroken door een verpleegster die me
in bed stopte en een infuus in mijn arm aanbracht. Monsieur
probeerde mijn familie te bellen om hen te informeren over de ernst
van de situatie, maar ze waren in Los Angeles en konden niet worden
getraceerd. Ik was wanhopig.
Monsieur had me gezegd dat ik een operatie moest ondergaan en ik
had geprobeerd uit te werken wat er zou gebeuren in een helemaal
Franse kliniek als ik na de narcose in het Engels zou proberen om
hulp te vragen. Ik lag op mijn rug sombere gedachten te hebben. We
waren nog maar zo kort getrouwd en ik lag in een ziekenhuis en was
zo ziek als nooit tevoren. Ik wist ook niet dat de chirurg Monsieur
had gezegd dat ze me niet konden opereren in deze geïnfecteerde
toestand, maar dat ze zouden proberen binnen drie dagen te
opereren, als ik volgepompt was met antibiotica. In deze
angstaanjagende periode was Monsieur een rots van kracht. Hij zat
ondoorgrondelijk als een Boeddha in een leunstoel naast mijn bed en
voorzag iedere gedachte van me, iedere behoefte, ieder moment dat
ik alleen maar een hand in de mijne wilde voelen. Hij was er
altijd, liefhebbend, steeds me geruststellend dat ik natuurlijk
weer beter zou worden.
Heel vroeg in de ochtend van de volgende dag ging mijn toestand
achteruit en werd ik zo ziek dat men mij voor onmiddellijk opereren
klaarmaakte. Monsieur vertelde me later dat de chirurg hem had
gezegd: 'Het is opereren of begraven.' In de operatiekamer was ik
verbaasd dat ik moest lachen, wat me geweldig goeddeed. In Engeland
is de staf van de operatiekamer streng gekleed en draagt een
masker. Hier kwam ik aan op mijn metalen brancard en werd op de
tafel gelegd, helemaal uitgekleed en aan handen en voeten
vastgebonden. Het leek wel op een boek van de Marquis de Sade!
Daarna verscheen er ergens aan mijn rechterkant een zeer gebronsde,
knappe jongeman. Hij droeg een smaragdgroen en fuchsiarood jasje en
zei zacht: 'Zal ik u in slaap brengen?'
'Wie bent u?' riep ik, van streek in de veronderstelling dat de een
of andere toerist naar binnen was gewandeld en mij zo aanschouwde,
zongebruind en spiernaakt. In plaats van te antwoorden voegde hij
iets aan het infuus toe en ik besefte mijn vergissing. Een aantal
uren later werd ik wakker, huilend van pijn en in het Frans
vloekend als een matroos. De jongeman in het fuchsiarode jasje kwam
bij me, diende me een toverdrankje toe en ik sliep weer in, onder
het wakend oog van Monsieur. Later vernam ik dat deze op Alain
Delon lijkende figuur de anesthesist van de kliniek was. In
Frankrijk is alles anders!
Bébé zat op de vensterbank te wachten toen
Monsieur me eindelijk uit de kliniek naar huis bracht. Ik had de
kat nu al bijna een maand niet gezien en had ervan gedroomd hoe ik
naar binnen zou rennen en hem kussen als compensatie voor al die
weken dat hij opnieuw alleen was geweest. In plaats daarvan liep ik
langzaam, aarzelend het huis in. Ik moest hem op de trap zittend
begroeten, omdat mijn knieën het begaven, en daarna moest ik meteen
naar boven naar bed. Pas toen Monsieur mijn tas naar binnen bracht
besefte ik hoeveel hij was afgevallen. Voor het eerst in zijn leven
had mijn echtgenoot niet kunnen eten, en de spanning van zo lang
moeten wachten voordat ik weer hersteld was, had ook zijn tol
geëist. Ik zei dat hij ook maar even op bed moest gaan liggen, en
voordat we het wisten was het vijf uur 's middags!
Een paar minuten later kwam Monsieur boven met een pot thee,
biscuitjes en een pot honing die de man van mijn vriendin Michelle
had gebracht. François had de beste bijen van de Provence en ik
smulde van iedere hap. Bébé likte de lepel af en Monsieur gaf als
commentaar: 'Toen jij in het ziekenhuis lag is Bébé twee keer naar
de auto gerend omdat hij mee naar jou toe wilde.'
'Je had hem mee moeten brengen.'
'Ik was bang dat hij in de auto zou overgeven.'
'Als ik weer kan autorijden, zal ik hem meenemen naar het bos om me
te helpen bij het verzamelen van dennenappels.'
'Dan maakt hij de draagmand kapot zoals hij deed toen ik hem meenam
naar dokter Feat.'
'Ik stop hem niet in de mand. Hij mag op een kussen op de
passagiersstoel naast me zitten, dan is er niets aan de hand.'
Monsieur slikte eens en vroeg zich misschien af of het officieel
verboden was om katten op kussens te vervoeren.
'Nu ik getrouwd ben zal ik hoge bloeddruk krijgen van het proberen
mezelf aan te passen aan al jouw ideeën,' zei hij. 'Stel dat hij
uit het raampje springt?'
'Waarom zou hij dat doen?'
'Om in het bos te verdwijnen, om weer vrij te zijn.'
'Als hij wegloopt om vrij te zijn krijgt hij niet zijn speciale
kipmaaltijden en kan hij niet op mijn bed slapen.'
'Je hebt misschien wel gelijk. Hij heeft geen enkele reden om te
willen ontsnappen.'
Monsieur ging naar beneden om een pot kalmerende
lindenbloesemthee voor zichzelf te zetten. Hij was opgelucht dat
zijn vrouw weer thuis was, maar maakte zich zorgen over haar
conditie. Het zou maanden kosten voor zij weer op krachten was,
want ze had geen eetlust. Monsieur zuchtte. De Engelsen begrepen de
vreugde van voedsel niet, zelfs niet als ze zich goed voelden. En
als ze ziek waren vastten ze gewoon als een fakir. Voor een van
eten houdende Fransman waren de afgelopen weken een nachtmerrie
geweest. Monsieur besloot zijn vrouw te vragen wat ze voor het eten
wilde hebben. Hij trof haar aan in bed, achteroverleunend op haar
met stroken omzoomde kussens terwijl ze Bébé streelde, die haar als
gehypnotiseerd in de ogen keek. Hij was woedend.
'Je bent net uit het ziekenhuis en nou heb je die kat op je bed! Zo
kun je wel iets vreselijks oplopen.'
'Onzin! In een ziekenhuis zijn veel meer bacillen.'
'Wat zou je graag vanavond willen eten?'
'Nog wat thee en biscuitjes.'
'Voor het avondeten?'
'Het is het enige wat ik kan verdragen.'
Toen ik eindelijk voldoende hersteld was om Bébé
op zijn uitstapje mee te nemen, rende hij van opwinding helemaal om
het huis heen. Daarna nestelde hij zich in mijn armen, ik droeg hem
naar de auto en installeerde hem op de passagiersstoel voorin. We
gingen niet erg ver, net het dorp uit en de weg af naar de andere
kant van de heuvel, waar ik graag naar fossielen, dennenappels en
andere vreemde dingen zocht.
Bij aankomst in het bos stond Bébé heel stil, ademde de nieuwe en
fascinerende geuren van deze geheime plek in. Nadat hij aan een
paar boomstammen had gekrabd, rende hij achter me aan, stopte hier
en daar om te ruiken en naar vlinders te springen. Een uur lang
speelden we en zochten naar schatten in het bos. Daarna rende hij
in een uitbarsting van vreugde om een veld heen, keerde terug aan
mijn zij als een trouw hondje, voor een kus en een 'brave jongen'.
Ik was geroerd, want het was duidelijk dat Bébé van zo'n uitje had
gedroomd, en de realisatie van zijn droom maakte van deze dag de
beste dag van zijn hele leven.
Tochtjes naar het bos werden een regelmatig onderdeel van onze
routine. Een keer nam ik Bébé mee naar een ander bos en het huis
van vrienden, maar hij was bang voor het onbekende, bleef vlak bij
me lopen en durfde nauwelijks adem te halen. Het was duidelijk dat
zijn favoriete uitje het bekende bos dichtbij huis was. Vanaf die
dag noemde ik het 'ons bos' en als ik dat zei rende Bébé naar de
voordeur, opgewonden bij het idee een uur samen door de struiken te
raggen of wilde venkel te plukken aan de rand van een veld. Dat
waren gouden momenten, die we geen van beiden ooit zouden
vergeten.
Het duurde niet lang tot Bébé een schrijverskat
werd. Hij leerde het in ongeveer drie dagen, 's Morgens gingen
Monsieur en ik boodschappen doen of naar het haventje van Les
Lecques voor koffie. In de zomer nam ik na de lunch een uur siësta
voordat ik aan het werk ging. Ik schreef op mijn bed als altijd, en
tikte de bladzijden uit op een grote tafel bij het raam. Bébé
assisteerde me door op zijn eigen kussen rechts van me te gaan
liggen kijken naar de eindeloos heen en weer gaande wagen van de
schrijfmachine. Zijn kop ging van links naar rechts, net als de bij
de mensen op Wimbledon.
Na tien minuten te hebben gekeken, sliep Bébé tot zes uur, als het
tijd was om samen met Monsieur een glas champagne te drinken. Maar
eerst gaf ik Bébé zijn avondeten. Dan zat hij tevreden spinnend
terwijl wij aan de champagne nipten op de knie van mijn pratende
echtgenoot. Hij was de gelukkigste kat van de wereld en voelde al
gauw de behoefte naar zijn mand te gaan om te dromen van alle
verbazingwekkende dingen die we in de ochtend zouden doen. Eens was
Bébé de eenzaamste kat in Frankrijk, zelfs in de wereld geweest.
Die dagen waren voorbij en hij spon tevreden terwijl hij bedacht
hoe het leven veranderd was. Ik dacht eraan hoe ook mijn leven was
veranderd, en was tevreden.