C. Darlton
Terra is met het zonnestelsel vijf minuten in de toekomst verdwenen, wat Perry Rhodan in staat stelt, vanuit de anonimiteit te opereren. Hij moet met zijn vlaggeschip, de Intersolar, in actie komen, wanneer er onverwacht Ufo’s in de Melkweg verschijnen ...
HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN:
Perry Rhodan- De opperregent gaat op Ufo-jacht.
Gucky- De laatste muisbever.
Kolonel Korom-khan- commandant van de Intersolar.
ScrewHoward - leider van de hogeltaan-mijnwerken op de planeet Salem.
Dr. Redskin- Een man, die zich door de Accalauries laat vangen.
Gunnar Helgerson- Patriarch van een prospectorschip.
Lord Zwiebus- Perry Rhodans nieuwe 'instinctwacht'.
1.
Het posbiruimteschip'BOX-23114 ' naderde met een tiende van de lichtsnelheid het zonnestel-sel. Of om precies te zijn: het naderde de plaats in het heelal, waar het zonnestelsel een jaar eerder nog was.
Het bestond niet meer. Althans niet meer in de normale ruimte en de tegenwoordige tijd.
De zes levende stuurbreinen van de BOX en vooral de robotcommandant wisten dat, want ze waren de trouwste bondgenoten van Perry Rhodan en zijn Terranen. Het was voor hen een kleinigheid, het reusachtige, kubusvormige ruimteschip met de vele vreemde uitwassen via de temporaalsluis vijf minuten in de toekomst en daarmee in het zonne-imperium te brengen.
De BOX-23114 behoorde tot de ravitailleringvloot van de posbi's, die het volkomen geïsoleerde sterrenrijk van de Terranen van allerlei goederen en grondstoffen voorzagen.
In het kubusvormige schip was alarmfaseéén van kracht. De robotcommandant maakte deze reis niet voor het eerst, maar deze keer waarschuwde zijn organische plasmabrein hem voor dreigend gevaar. Alleen het feit, dat hij de aard van dat gevaar niet kende, had hem tot nu toe belet, in de lineairruimte te duiken, om er aan te ontsnappen. Bovendien wist hij, dat zoiets zinloos was.
Sinds zijn vertrek van de planeet Salem, waar hij hogaltaan had geladen, had hij dat al tweemaal geprobeerd. De geheimzinnige achtervolger was hem zelfs door de lineairruimte gevolgd. Al zijn hoop was nu gevestigd op de laatste etappe, die hij tweemaal zo lang maakte als alle vorige en hem tot dichtbij het Solstelsel zou brengen.
Zijn tactiek scheen goed te zijn geweest. Toen het schip in het normale universum terug-kwam, was er van de hardnekkige achtervolger niets meer te zien. Hij besloot dan ook, verder op zijn doel aan te koersen, hoewel hij het daaraan verbonden gevaar voor ontdekking van het zonne-imperium besefte. Maar mocht de onbekende achtervolger weer opduiken, dan kon hij altijd nog gewoon doorvliegen.
De radarschermen bleven leeg. Het fel lichtende object, dat hen over een afstand van duizenden lichtjaren was gevolgd, was niet te zien. Toch bleef de alarmtoestand van kracht.
Niet alleen de ontdekking van het verdwenen zonnestelsel stond op het spel, maar ook de kostbare lading van het posbischip. Hogaltaan was een zwak hyperstralend element, dat aan belangrijke metaallegeringen werd toegevoegd.
Het werd alleen op grote planeten met een extreem hoge atmosferische druk gevonden, omdat het alleen daar kon ontstaan, en dan nog alleen wanneer de gemiddelde temperatuur niet hoger dan 80 graden Celsius onder nul was, zoals op Jupiter, waar echter nooit hogaltaan was gevonden.
Salem was zo'n planeet, vijfentwintigduizend lichtjaren van de Aarde verwijderd.
De posbi remde zijn snelheid nog meer af, want hij naderde de onzichtbare en niet te peilen observatieposten van het zonne-imperium in de nabijheid van de planeet Mercurius. Hij moest wachten, tot hij contact kreeg.
De metingen konden nooit zo nauwkeurig zijn, dat een direct aanvliegen van de tijdsluis mogelijk was. Zelfs de betrekkelijk geringe rotatiesnelheid van de Melkweg was in de berekeningen opgenomen, omdat daardoor de positie van het hele zonnestelsel voortdurend veranderde. Maar ook hier kwamen geringe, niet vooraf te berekenen afwijkingen voor.
Ten slotte werd de snelheid geheel afgeremd. Het posbischip hing nu, met betrekking tot de galactische rotatie, onbeweeglijk in de ruimte en wachtte.
De radio-ontvangers stonden aan, maar er klonk geen geluid uit de luidsprekers. De beeldschermen bleven donker. In de radarcentrale werd koortsachtig gewerkt. In een omtrek van lichtjaren bevond zich geen object, dat niet had kunnen worden geïdentificeerd.
Ze waren de achtervolger kwijt.
Maar toen, na twee minuten vergeefs wachten, gebeurden er twee dingen tegelijk.
De tijdobservatieposten van Rhodan maakten contact en de geheimzinnige achtervolger verscheen weer op de radarschermen van de BOX-23114.
Het was louter toeval, dat Perry Rhodan vierentwintig uur vóór deze gebeurtenissen op Mercurius aankwam. Sinds de inbedrijfstelling van het antitemporale getijdenveld op 10-11-3430 en de daarmee gepaard gaande isolatie van het zonnestelsel, merkte Rhodan tot zijn verrassing, dat hij opeens meer tijd had, om zich met de 'binnenlandse' aangelegenheden van de Aarde en het zonnestelsel bezig te houden. Hij bezocht vaak planeten en sprak dan met de gekozen bewindvoerders.
De bewindvoerders van de negen planeten werden rechtstreeks door de bevolking gekozen en niet meer via partijen, zoals vroeger bij de democratieën. Op die manier verkregen de 25 miljard mensen, die in het zonnestelsel woonden, de kans om zelf hun opperregent te kiezen.
Die opperregent moest om de zes jaar opnieuw worden gekozen. Hij had in extreme noodsi-tuaties absolute volmacht en kon naar eigen goeddunken handelen, zonder met het parlement te overleggen. Hij was echter verplicht, zijn handelwijze later voor de parlementen en volkeren van het zonne-imperium te rechtvaardigen.
Het was de meest functionele democratie, die ooit had bestaan. Persvrijheid en vrije-menings-uiting waren een vanzelfsprekendheid en opbouwende kritiek werd door speciaal daarvoor bestemde instellingen objectief beoordeeld en doorgegeven.
Er waren in het verleden stemmen opgegaan, die het een verkeerd systeem noemden, wat op een totale onbekendheid met de politieke spelregels duidde. Een rijk als het zonne-imperium kon niet gemakkelijk worden geregeerd en in stand gehouden. Er moest iemand zijn, die de verantwoordelijkheid op zich nam en die kon worden afgezet, wanneer hij faalde.
En die mogelijkheid bestond.
Het antitemporalegetijdenveld, afgekort als ATG, kon het hele zonnestelsel vijf minuten in de toekomst verplaatsen. De planeet Mercurius werd de hoofdschakelcentrale van het ATG en de tijdwisselaar stond nabij de noordpool binnen de schemeringzone. Met behulp van de hyper-trontapstraal werd de nodige energie aan de zon onttrokken en naar de paraverbindingsscha-kelaar geleid, die haar aan de verschillende planeten doorgaf. Natuurlijk ook aan de buitensatellieten binnen het stelsel en aan de andere kant van de Plutobaan.
Het zonnestelsel werd daardoor chronologisch vijf minuten in de toekomst verplaatst, al veranderde het in ruimtelijke zin niet van plaats. Het bevond zich echter niet meer in het Einstein-universum, maar in de zogenaamde labielzone. Men kon die zone vergelijken met de lineairruimte, dus een semi-ruimte tussen het Einstein-universum en de hyperruimte. De labielzone gold echter als een vast bestanddeel van de hyperruimte. Het ATG was een soort paratronbel, die stoffelijk labiele lichamen tegen oplossing in de hyperruimte beschermde.
Aan de hemel van de Aarde en de overige acht planeten stonden geen sterren meer, doch alleen nog de zon en de planeten zelf. Ze stonden tegen de achtergrond van de zacht rode gloed van de hyperruimte.
Toch was er nog een verbinding terug naar het oorspronkelijke heden en dus met universum. Dat was de tijdsluis, ook wel etappesluis genoemd.
De tijdsluis.
Het was een reusachtige, energetisch gevormde tunnel, rond en met een niet te bepalen middellijn.
Met ruimteschepen konden de Terranen te allen tijde van Mercurius via die tijdsluis in de tegenwoordige tijd terugkeren.
Aan het eind van de tijdtunnel was het tijdvenster, verbonden met observatieposten, die zich weliswaar in de normale tijd bevonden, maar door de hyperenergetische stroom van de sluis zodanig omhuld werden, dat ze van buitenaf niet te zien waren.
De kleine satellieten gaven optische indrukken door de tijdsluis in de toekomst, zodat Rhodan vanaf Mercurius, waar hij zich vijf minuten in de toekomst bevond, in de tegenwoordige tijd kon kijken, waarnemingen kon doen en naderende objecten kon identificeren.
Zo ook nu.
'En posbi, sir. Heeft zich zoëven gemeld, maar op een ongebruikelijke manier. Een noodkreet, sir.'
Rhodan keek naar de beeldschermen, die alles weergaven, wat vijf minuten geleden en toch op dit moment, gebeurde.
'Een noodkreet, majoor Ingenberg? Wat bedoelt u daarmee?'
'Of eigenlijk geen noodkreet, sir, doch meer een waarschuwing. De posbi beweert, dat hij de hele reis door een onbekend object is gevolgd. Hij zegt ook dat hij de achtervolger nu heeft afgeschud en verzoekt de tijdsluis te worden binnengeloodst.'
Rhodan keek weer naar het scherm.
De posbi was duidelijk te zien, maar de robotcommandant van het fragmentschip kon met zijn uitstekende instrumenten noch de ingang van de tijdsluis noch de observatieposten zien of zelfs maar bij benadering peilen.
'Hebt u onze posten opgedragen, naar die geheimzinnige achtervolger van de posbi te zoeken?'
'Natuurlijk, sir. Het resultaat werd zoëven ontvangen. In een omtrek van twee lichtjaren bevindt zich geen ander object dan de posbi.'
'Dank u, majoor Ingenberg. Dan moet de achtervolger nog in de lineairruimte zijn, of hij is de posbi kwijtgeraakt. Ik vind, dat we maar contact moeten maken.'
De majoor knikte en verrichtte de nodige handelingen. Er moest vanuit de toekomst radiocontact worden gemaakt met een gesprekspartner, die zich vijf minuten in het verleden bevond en bovendien in de normale ruimte.
Toen de robotcommandant van het posbischip zich meldde, dook de achtervolger uit de lineairruimte op en stoof met iets minder dan de lichtsnelheid op het fragmentschip af.
Majoor Ingenberg verbrak bliksemsnel de verbinding.
Zijn gezicht was plotseling krijtwit geworden.
Verbijsterd staarde hij Perry Rhodan aan.
Geruchten waren er altijd en zouden altijd blijven bestaan. Ze zorgden voor gesprekstof op lange reizen door het heelal, tijdens een vervelende wacht - en natuurlijk aan de ontbijttafel van de verspreide voorposten binnen het zonnestelsel.
Het laatste halfjaar was echteréén bepaald verhaal meer en meer op de voorgrond gekomen. Het werd daardoor niet minder geheimzinnig of interessant, integendeel.
Vijftienhonderd jaar geleden waren het de Ufo's (Unknown Flying Objects - Onbekende vliegende objecten) geweest, die jarenlang de gemoederen in beroering brachten, tot uitein-delijk bleek, dat het grotendeels zinsbegoochelingen waren. Slechts enkele verschijningen waren onverklaard gebleven en men vermoedde, dat het verkenningssondes van buitenaardse wezens of in sommige gevallen zelfs tijdmachines waren, die uit de verre toekomst kwamen. Beide verklaringen werden nooit bewezen, want toen de mensheid zich verbond en Rhodan het zonne-imperium stichtte, verschenen er ook geen Ufo's meer aan de aardse hemel.
Maar nu waren ze weer gezien, sinds een half jaar, doch in eenandere vorm. De Ufo's van de twintigste eeuw waren niet groter dan enkele tientallen meters geweest, omgeven met een lichtkrans en zeer beweeglijk.
Nu waren het fel lichtende, tot vierduizend meter grote energieballons, die abrupt uit de lineairruimte opdoken en er weer in verdwenen. Overal waren die geheimzinnige lichtende objecten gezien, en er was nog nooit enig contact met mogelijke inzittenden geweest.
Want het werd als zeker aangenomen, dat zo'n ballon een soort energie- en afweerscherm was, dat een kleiner object omhulde - waarschijnlijk het eigenlijke ruimteschip.
Ufo's in de Melkweg! Gesprekstof te over.
Iemand had er een naam voor bedacht; Accalaries.
Slechts tien mensen hadden de laatste duizend jaar dank zij hun cellenactiveerders kunnen overleven. Dat waren behalve Perry Rhodan en Atlan maarschalk Julian Tifflor, maarschalk Reginald Bull, minister van financiën Homer G. Adams, professor Dr. Geoffry Abel Waringer en de mutanten Ras Tsjoebai, Fellmer Lloyd, Iwan-Iwanowitsj Goratsjin en de langlevende Siganees Harl Dephin.
En natuurlijk de muisbever Gucky.
Dat maakte hem tot het laatste exemplaar van het ras van de Ilts.
Er kort geleden bijgekomen, was Lord Zwiebus, de Neanderthaler. Hij had diep onder de bodem van de Stille Oceaan een experiment overleefd, dat 200.000 jaar geleden door buitenaardse wezens op de Aarde werd uitgevoerd. Sindsdien was hij altijd in Rhodans gezelschap en een speciale vriend van Gucky.
Lord Zwiebus was een type op zichzelf. Tot verrassing van alle geleerden leerde hij snel interkosmo, sprak het echter gebrekkig en vaak onverstaanbaar. Hij verwisselde de woorden en begrippen, waardoor vaak misverstanden ontstonden, maar op den duur kon hij zich heel goed verstaanbaar maken. Zijn enorme borstkas was, evenals de rest van zijn lichaam, met een donkerbruine pels bedekt. Zijn lange apenarmen waren zwaar gespierd en achter zijn terugwijkende voorhoofd zat een goed stel hersens.
Hij werd niet alleen Rhodans vriend, maar ook zijn zogenaamde instinctwacht, want hij bezat alle eigenschappen van de mens uit de oertijd. Hij voelde bijvoorbeeld een gevaar aankomen vóór een normaal mens het zelfs maar vermoedde.
Hij had het reukvermogen van een hond, het gezichtsvermogen van een arend en het gehoor van een lynx.
Hij steunde op zijn zware, houten knots, waaraan hij de voorkeur gaf boven alle moderne wapens en plukte aan zijn rode tricot, die slechts met een schouderband aan de linkerkant werd opgehouden, en de rechterschouder onbedekt liet.
'Krrrch...!' deed hij woedend, met zijn linkervoet stampend. 'Schot rip!'
Gucky slaakte een diepe zucht en ging met zijn bezigheid, het kraken van hazelnoten verder.
'Wat zeg je?' vroeg hij, hoewel hij in de gedachten van de Neanderthaler las, wat deze bedoelde. Het was weer de gewone verwisseling van begrippen en letters. 'Waarom ben je zo kwaad?'
'Niet kwaad, woedend,' snauwde Zwiebus en ging voorzichtig op een kruk zitten. 'Baas gaat in tijdsluis, ik zitten jij bou.'
'Bij jou,' verbeterde Gucky, op een noot kauwend. 'Je wou zeker zeggen "rot schip". Waarom? De Intersolar is een prachtig schip en jij bent dom.'
Lord Zwiebus stond op en ging dreigend voor Gucky staan. Hij was meer dan tweemaal zo groot als de muisbever.
'Op een dag, ik verpletter jou met mijn handen als... als... een... hoe heet dat ook weer?'
'Luis,' zei Gucky behulpzaam, maar hield voorzichtigheidshalve de voorwereldlijke knots van Zwiebus telekinetisch vast. 'Die ken je vast wel.'
Lord Zwiebus dacht even na en riep toen uit: 'O ja, kriebel-kriebel, krabbel-krabbel!'
Gucky lachte en liet de knots weer los.
'Ja, zo kun je ze ook noemen, ' zei hij, en wees naar het beeldscherm van de intercom. 'Daar heb je Korom-khan onze commandant. Hij gaat weer de hele bemanning wekken, om te zeggen, dat ze weer kan gaan slapen. Dat noemt hij dan rust.'
Kolonel Elas Korom-khan, de commandant van de Intersolar, was 48 jaar oud en dus betrekkelijk jong.
Hij kwam uit een land, dat 1500 jaar geleden Pakistan werd genoemd. Hij had zwart haar en een donkere huidskleur. De koele rustige manier waarop hij sprak, kon de indruk niet wegnemen, dat hij iemand was, die zeer snel kon reageren en besluiten nemen.
'Attentie aan de bemanning! Rustpauze geëindigd. Start over korte tijd. Officieren en manschappen, die zijn ingedeeld onmiddellijk naar hun posten.'
Het beeldscherm werd weer donker.
Lord Zwiebus keek Gucky vragend aan.
'Wat zei ie?'
Gucky schudde zijn kop.
'De taal die jij gebruikt, begint op m'n zenuwen te werken. Het is mooi, dat je kunt praten, nadat je tweehonderdduizend jaar in een kist hebt liggen slapen, maar je kunt zo langzamer-hand toch wel een voorbeeld aan mijn beschaafde manier van spreken nemen. Gesnapt, holbewoner?'
'Wat is gesnapt?'
'Bij alle goede en boze geesten in de kosmos, van wie er nietéén medelijden met me heeft, bij jou vergeleken is een oorworm een knappe professor.'
Het was zijn geluk, dat Lord Zwiebus hem weer niet begreep. Hij grijnsde en knikte bevestigend en zei toen:
'Start! Dat ik hebben verstaan. Wanneer start?'
Gucky gaf geen antwoord. Hij probeerde, telepathisch contact met Rhodan te krijgen. Dat contact kreeg hij, maar Rhodan reageerde niet. Hij had nu andere zorgen.
'Hou je mond!' snauwde Gucky de verblufte Zwiebus toe. 'Er is iets gebeurd, in de tijdsluis. Hé, hier blijven! Rhodan kan ons nu niet gebruiken en bovendien gaan we gauw starten. Wou je soms achter ons aan rennen?'
'Aha!' zei Zwiebus.
Dat betekende, dat hij er niets van begreep en automatisch Gucky's voorbeeld volgde.
En Gucky bleef zitten.
Het felle, blauwwitte licht was onmiskenbaar. Het straalde zo fel als een kleine zon, en rekening houdend met de grootte, zelfs nog feller. Geen materie kon zo 'n fel licht geven. Het was dus ongetwijfeld een afweerscherm, dat het zich er in bevindende ruimteschip volledig van de buitenwereld isoleerde.
'Een Accalaurie,' zei Rhodan rustig, maar hij kon een lichte trilling in zijn stem niet geheel verbergen. 'Hij moet de posbi zijn gevolgd, om te zien, waar hij heen ging. Hopelijk is de robotcommandant er nog niet in geslaagd, met behulp van ons peilsignaal, de tijdsluis aan te vliegen.'
'Niet waarschijnlijk,' stelde majoor Ingenberg hem gerust. 'Ik heb het onmiddellijk onderbroken. Het herkenningssignaal is maar voor de helft uitgezonden.'
'Dank u, majoor,' zei Rhodan. 'U hebt daarmee het ergste voorkomen. Laat kolonel Korom-khan de Intersolar startklaar maken. En nog vier andere schepen.'
Terwijl de officier het bevel doorgaf, keek Rhodan door het tijdvenster naar wat er buiten, in het normale universum - en vijf minuten in het verleden - gebeurde.
Het Posbischip hing nog steeds onbeweeglijk in de ruimte. De commandant scheen nog te verwachten, dat hij de sluis zou worden binnengeloodst. Hij had zelfs het energiescherm uitgeschakeld.
Maar iets anders nam nu Rhodans aandacht geheel in beslag. Ondanks de ongewone sterren, die vanaf het planeetoppervlak nu niet meer te zien waren, zag hij onmiddellijk de Accalaurie, die met bijna de snelheid van het licht naderde. Hij moest nog erg ver weg zijn, maar zijn intensieve licht maakte hem over een afstand van vele miljoenen kilometers duidelijk zichtbaar.
Eigenlijk was het minder de geheimzinnige verschijning van deze komische Ufo's, die Rhodan en de mensheid verontrustte, dan het onverklaarbare fenomeen, waarmee hun verschijning gepaard scheen te gaan. Namelijk de verwoestende explosies, die zich steeds voordeden, wanneer die lichtbollen op planeten landden of in contact met andere schepen kwamen. Het waren ongetwijfeld atoomexplosies.
Daarmee leek vast te staan, dat de onbekenden, wie of wat het ook waren, geen vreedzaam contact met de Terranen of de andere machtsgroepen en intelligente wezens in het heelal zochten. Ze brachten dood en verderf en moesten daarom als vijanden beschouwd en behandeld worden.
En toch was er iets in Rhodans onderbewustzijn, dat hem waarschuwde, zich niet al te vlug een oordeel te vormen, dat weleens verkeerd zou kunnen zijn. De Accalauries konden voor hun optreden motieven hebben, die niet met de menselijke psychologie overeenstemden of er zelfs mee in strijd waren.
Rhodan luisterde ook nu naar die inwendige stem.
Hij observeerde de fel lichtende stip tussen de sterren, die snel naderde en daarbij meermalen van koers veranderde - ongetwijfeld een teken, dat het een door intelligente wezens bestuurd object was. De snelheid waarmee het naderde, werd ook gestadig kleiner.
De posbi verwijderde zich met toenemende snelheid, maar kon niet ontkomen aan de lichtstip, die veel wendbaarder was en telkens ongelooflijk snel van koers veranderde. Het leek, alsof de Accalaurie elke uitwijkmanoeuvre van het Posbischip enige seconden van tevoren zag aankomen en er op reageerde.
Toen de twee objecten nog 10.000 kilometer van elkaar verwijderd waren, schoot uit de lichtbel een soort energietentakel. De blauwwit lichtende vinger zocht tastendén heen en weer zwaaiend zijn weg door de ruimte - tot hij de Posbi bereikte.
Rhodan en Ingenberg sloten onwillekeurig hun ogen voor het felle licht, dat van het beeldscherm afstraalde. In dat licht werd ook de lichtbel onzichtbaar. Pas toen de gloeiende gassen zich in het luchtledige verspreidden en de eerste sterren weer zichtbaar werden, openden de twee mannen voorzichtig hun ogen, om weer te kunnen zien, wat er verder in de normale ruimte gebeurde.
De posbi bestond niet meer. Een kernexplosie had hem in atomen veranderd, in een zwak lichtende, groter en ijler wordende wolk.
Nu werd ook de Accalaurie weer zichtbaar. Na zijn plan te hebben uitgevoerd, veranderde hij enige malen van koers en kwam toen met matige snelheid in de richting van de tijdsluis, waar hij de Posbi na zijn komst in het Einstein-universum het eerst had waargenomen.
Voor het eerst kreeg Rhodan daardoor de gelegenheid, om een Accalaurie van dichtbij en zonder direct gevaar te bekijken. Majoor Ingenberg zorgde er voor, dat de beelden ononderbroken op het scherm bleven verschijnen.
Het ovale scherm gloeide in een fel, blauwwit vuur en deed aan een ballon denken. Het was niet te zien, of zich in die ballon een object bevond, dat er misschien door moest worden beschermd. Van verre leek het ding inderdaad op een Ufo, die de mensheid 1500 jaar geleden al zoveel kopzorg had gegeven.
De Accalaurie verminderde zijn snelheid, alsof hij iets zocht. Rhodan wist, dat de tijdsluis vanuit het relatieve heden onmogelijk kon worden gezien. Dat was ook de enige reden, waarom hij rustig in de controlekamer van het tijdvenster bleef en afwachtte.
Na een minuut of tien werd de snelheid van de energetische lichtballon weer opgevoerd en zette hij koers naar de baan van Pluto.
De Accalaurie scheen het gebied in de normale ruimte, waar eens het Solstelsel was geweest, te gaan verlaten.
'Poep aan de knikker,' zei Gucky tegen zijn boezemvriend, die vergeefs probeerde, een blik vlees met zijn houten knots open te maken. 'Laat dat eten maar staan, Zwiebus!'
'Knoep aan de pikker?' vroeg Lord Zwiebus, zijn werk onderbrekend. 'Wat is dat?'
'Draai je maar om, dan weet je het,' antwoordde Gucky. 'Rhodan is aan boord gekomen. We gaan starten en zo'n lichtverschijnsel volgen. Zo'n Accalaurie, weet je wel?'
'Zwiebus weet,' beweerde Zwiebus zelfverzekerd en liet zijn knots met kracht op het blik neerkomen, dat open spatte en zijn inhoud over de vloer verspreidde. 'Is me gelukken.'
'Gelukt!' verbeterde Gucky automatisch. 'Over tien minuten starten we en gaan in de tegen-woordige tijd terug. Ik geloof, dat we beter hier kunnen blijven, tot we geroepen worden.' Hij draaide zich om naar de Neanderthaler en zag hoe deze het restant van de papperige inhoud van het blik opslurpte. 'Jij zult ook nooit manieren leren!'
'Krch - Mpff,' deed Zwiebus, zijn knots aflikkend.
Zelfs het oplichten van het intercomscherm was voor hem geen aanleiding, om daarmee op te houden. Gucky was er immers, en die zou wel opletten.
En Gucky lette op.
'Noodstart over enkele minuten,' zei de commandant. 'Vanaf dit moment is alarmfase drie van kracht. Dat betekent verhoogde waakzaamheid en rustpauzen alleen in de eigen hut of afdelingsmess. Opperregent is aan boord. Einde mededeling.'
Gucky probeerde weer in telepathisch contact met Rhodan te komen, maar Whisper, het telepathische relaiswezen van de planeet Khusal, dat in de vorm van een mantel Rhodans onafscheidelijke metgezel was geworden, schermde zijn baas af. Gucky kon niet tot Rhodan doordringen.
Een beetje jaloers bromde de muisbever:
'Nou dan niet. Dan moet hij ons maar persoonlijk komen halen, als hij ons nodig heeft. Geef mij ook eens een blik, opperhoofd...'
Aan boord van de Intersolar bevonden zich twee zogenaamde emotionauten, namelijk de commandant en zijn eerste officier, overste Senco Ahrat, een Groenlander.
Emotionauten waren door de natuur begaafde mensen, die bovendien een speciale opleiding aan de academie van Terra hadden genoten. Ze waren daardoor in staat, evenals de Siganees Harl Dephin, hersenimpulsen met behulp van een bepaalde inrichting direct op de stuurorga-nen van hun ruimteschepen over te brengen. Deze methode resulteerde in ongelooflijke reactiesnelheden.
Er waren maar een paar duizend van die emotionauten, en allemaal commandanten van de belangrijkste ruimteschepen. Zij vervingen dus de oorspronkelijke astronauten en kosmonauten.
De Intersolar was het enige schip, dat twee van die emotionauten aan boord had. Als zij het enorme stalen, 2500 meter grote gevaarte door het heelal bestuurden, zaten ze aan de stuurta-fel onder de SERT-kap (SERT = Simultane Emotio- and Reflex-Transmission) en dachten hun bevelen uit. Die gedachtebevelen werden volautomatisch en volpositronisch door de SERT-kap op de stuurorganen overgebracht en dat gebeurde met de snelheid van de zenuwimpulsen van de hersenen, dus met bijna de snelheid van het licht.
Een emotionaut in zijn stuurstoel, met de SERT-kap op zijn hoofd, behoefde slechts te den-ken, dat een bepaalde hendel moest worden overgehaald en op hetzelfde moment gebeurde het.
Het hele schip deed precies, wat de emotiocommandant wilde.
Hoofd van de emotio-academie op Terra was generaal Harl Dephin, de duizendjarige, vijftien centimeter lange Siganees.
Rhodan ging naast kolonel Korom-khan zitten, nadat deze zijn instructies had gegeven.
'Hebt u de gebeurtenissen op het beeldscherm kunnen volgen kolonel?'
'Ja, ik was via de intercom met het tijdvenster verbonden, sir. Verschrikkelijk, die Accalauries. En dan zijn er nog geleerden, die in alle ernst durven te beweren, dat de stakkers er niets aan kunnen doen. Begrijpt u dat, sir? Dat ze er niets aan kunnen doen, dat ze onze schepen vernietigen en van een hele planeet een radio-actieve hel maken!'
Rhodan knikte in de richting van de hangarsluis, die hen van het oppervlak van de planeet Mercurius scheidde.
'Starten, kolonel. Door de tijdtunnel. Bekommer u niet om de vier schepen, die ons volgen. De commandanten hebben hun eigen instructies en zullen proberen dichtbij ons te blijven. Verzamelpunt is het stelsel Graper in de Slackmann-sector, afstand 24618 lichtjaren. Doch alleen wanneer we het onderlinge contact kwijtraken.'
Korom-khan knikte, liet zijn blik over de stuurtafel gaan - en toen kwam de Intersolar vanzelf in beweging.
Het schip steeg naar het oppervlak van Mercurius, waarvanéén zijde steeds naar de zon toegekeerd en met plassen vloeibaar lood bedekt was. De andere zijde lag in de eeuwige kou van de wereldruimte, nu een ruimte waarin geen sterren meer stonden.
De noordpool lag in een schemeringzone tussen dag en nacht.
Hier waren de temperaturen voor mensen draaglijk.
De antizwaartekrachtvelden droegen het schip, tot zich de eigen velden vormden en die van de hangar overbodig maakten. Op het grote panoramascherm in de commandocentrale waren de andere hangarpoorten duidelijk te zien. Er verschenen nog vier schepen van de solaire ruimtevloot en zochten verbinding met majoor Donald Freyer, die in deze fase van de start persoonlijk de werkzaamheden in de radiocentrale van het schip van Rhodan leidde.
De zon dook van achter de horizon van Mercurius op, een felwitte vuurbol met een intensieve lichtsterkte. Rhodan dacht onwillekeurig aan de Accalaurie, die hij wilde achtervolgen. Aan de andere kant was de donkerrode gloed van de tijdsluis boven de ruwe bovenrand van een gebergte.
De Intersolar zette koers daarheen, gevolgd door de vier andere schepen.
Het schip dook er in en ging van de ene kleur in de andere over, tot een wit licht de aankomst in de relatieve tegenwoordige tijd aankondigde.
Met grote snelheid stoof de Intersolar de tijdsluis uit en de normale ruimte in. De zon en haar negen planeten waren verdwenen, daar die hier en nu niet meer bestonden. Wel stonden er nu duizenden sterren aan de hemel, vroeger voor de mensen een vertrouwd gezicht, maar nu iets zeldzaams.
Een van die sterren was in beweging en werd zienderogen kleiner en vager.
Dat was de Accalaurie.
Rhodan wees naar het beeldscherm en toen naar het radarscherm.
'We mogen hem niet kwijtraken,' zei hij.
Tien minuten later gaven de gevoelige meetinstrumenten van de semiruimtezoeker aan, dat de Accalaurie op het punt stond, in de lineairruimte te duiken en enige ogenblikken daarna verdween de lichtende energieballon van het panoramascherm.
'Lineairvlucht!' zei Rhodan en bewonderde voor de zoveelste maal de onvoorstelbare snelheid waarmee kolonel Korom-khan reageerde en de nodige handelingen verrichtte. En dat zonder ook maar een hand uit te steken. Hij zat vrijwel onbeweeglijk in de stuurstoel onder de SERT-kap en gaf geluidloos zijn bevelen, die door de automaat werden uitgevoerd. 'Wie houdt de peilingen bij?'
'Majoor Ataro Kusumi, sir. Hij bedient persoonlijk de semiruimtezoeker. De cijfers komen al op het scherm...'
Terwijl nu ook van het panoramascherm de sterren verdwenen en de Intersolar zijn weg door de lineairruimte voortzette, werd de lichtbel van de Accalaurie weer op het speciale scherm van de semiruimtezoeker zichtbaar. Beide objecten bewogen zich met een snelheid, die de lichtsnelheid met een miljoenenvoud overtrof, maar de wetten van het Einstein-universum golden hier niet meer. In het Clarke-universum bestond geen snelheid beneden de lichtsnel-heid. Elk object, dat zich langzamer bewoog, viel automatisch in het normale universum terug.
Rhodan wist, dat hij op zijn officieren kon vertrouwen en dat ze het van nu af aan best zonder hem konden stellen.
Hij stond op.
'Als de Accalaurie de lineairvlucht beëindigt, is bijzondere voorzichtigheid geboden. Hij mag ons in geen geval peilen, doet hij dat toch, ga dan onmiddellijk weer in de lineairruimte en probeer te ontkomen. Waarschuw me, wanneer van de route wordt afgeweken, kolonel.'
'Goed, sir.'
'Ik ben in mijn hut.'
Rhodan verliet de grote commandocentrale en zuchtte, toen hij in de gang stond.
De ruimte in de Intersolar was zo groot, dat er veel meer dan slechts 5000 mensen in konden. Doch meer waren niet nodig, om het grotendeels automatisch bestuurde schip en zijn computers te bedienen.
Er was niemand in de gang. Rhodan maakte er vaak, voor de lichaamsbeweging, lange wandelingen en ontmoette dan bijna nooit iemand. Als dat wel gebeurde, wist hij het van tevoren.
Zijn hand streek liefdevol over de zijdeachtige, naar het leek met diamanten bestikte shawl, die om zijn schouders hing.
Het waren echter geen diamanten waarmee de vermeende shawl was versierd, maar uiterst gevoelige zenuwen, die Whisper in staat stelden, zijn gevoelsindrukken en die van zijn baas driemaal te versterken.
Rhodan had Whisper letterlijk van de hongerdood gered, Want voor het merkwaardige wezen bestond niets moeilijkers dan het tot zich nemen van voedsel. Wanneer de 'gastheren' waarmee Whisper en zijn soortgenoten een symbiose waren aangegaan, stierven, moesten zij ook sterven. Want alleen opgerold ter grootte van een tennisbal en in een eiwitbevattende vloeistof gedompeld konden ze voedsel tot zich nemen.
Whisper was de laatste van zijn soort, toen hij werd gered.
Als dank ging hij met Rhodan een symbiose aan.
In de vorm van een ragfijne, 1.20 meter lange en 70 centimeter brede shawl, was hij de onafscheidelijke metgezel van de opperregent. Whisper waarschuwde Rhodan voor gevaren, stelde hem in staat in het donker te zien en versterkte de telepathische gave, die hij van nature al bezat. Rhodan kon daardoor tot op zekere hoogte telepathische impulsen ontvangen, maar hij kon ze niet uitzenden. Alleen Gucky, de geboren telepaat, kon de gedachten van Rhodan overal opvangen en op die manier contact met hem krijgen.
Rhodan 'sprak' met Whisper via gedachtenimpulsen, die door direct contact met de nekzenuwen van brein naar brein gingen. Het was een geluidloos en onopvallend contact.
'Gucky heeft ruzie met Lord Zwiebus,' dacht Whisper.
'Wanneer heeft hij dat niet?' dacht Rhodan terug en liep naar de dichtstbijzijnde antizwaartekrachtschacht. 'We moeten eens naar die twee gaan kijken, vóór ze uit verveling stommiteiten begaan.'
De intieme vrienden van Rhodan kenden natuurlijk Whisper en diens bekwaamheden, zo ook Gucky en Zwiebus, die eendrachtig naast elkaar en met het onschuldigste gezicht van de wereld op het bed van de muisbever zaten. De zware houten knots lag op de tafel, met ernaast een paar ingedeukte conservenblikken en een fles water. Rhodan wist direct, dat Gucky hem telepathisch had 'horen' aankomen en Zwiebus had gewaarschuwd.
Hij sloot de deur achter zich en ging tegenover hen staan.
'Wat zitten jullie hier vreedzaam bij elkaar? Hebben jullie de strijdbijl begraven?'
Lord Zwiebus keek Rhodan verbluft aan en gromde:
'Bijl niet begraven. Hebben nog nodig.'
Gucky giechelde en zei:
'Neem er je gemak van, Perry. Wat kan ons die lichtbel schelen. We hebben gegeten.'
'Dat zie ik,' zei Rhodan en ging zitten. Hij keek naar de met geweld geopende conservenblik-ken. 'Kun je die wilde niet eens leren, hoe die blikken geopend moeten worden? Je hoeft toch maar tegen de bodem te drukken en de inhoud wordt verwarmd, terwijl het deksel openspringt.'
Gucky zuchtte.
'Leer een blinde maar eens te zien.' Hij schoof een eindje opzij. 'Of een stommeling te denken.'
Het was zijn geluk, dat Lord Zwiebus niet naar hem luisterde. De Neanderthaler keek alleen naar Rhodan, aan wie hij met de trouw van een hond hing. Zijn gevoelens voor hem waren anders dan voor Gucky, maar in de grond van zijn hart hield hij van beide evenveel en hij zou zijn leven voor hen geven.
'Wacht maar,' zei Rhodan met een vermanende blik naar Gucky. 'Hij wordt nog eens verstandiger dan jij. Hij is nu al niet dom, maar het kost hem nog steeds moeite, goed te leren spreken. Hij kan zich niet uitdrukken zoals jij het wilt. Maar ik geloof, dat je nooit een trouwere vriend hebt gehad.'
Gucky leek een beetje beschaamd.
Hij sloeg zijn ogen neer.
'Je hebt gelijk, Perry, hij is een reuzenvent. Maar wat heb je aan een echte vriendschap zonder te weten, dat de ander je niets kwalijk neemt, omdat hij weet, dat je maar een grap maakt? En Zwiebus weet dat.'
De aandacht van de Neanderthaler werd getrokken, toen hij zijn naam hoorde. 'Ik Zwiebus, Lord Zwiebus. Wat is er?'
Rhodan lachte.
'We zeiden alleen maar, dat je een goede vriend bent.'
Lord Zwiebus straalde over zijn hele gezicht.
'Ja, dat ben ik. Goede vriend. Beste vriend.' Hij knikte in de richting van de muisbever. 'Ook vriend van luisbever.'
Gucky wilde opvliegen, maar hield zich in. Hij lachte wrang.
'Muisbever, Zwiebus. Muisbever. Luis doet kriebel-kriebel, is heel klein en komt nu niet meer voor.'
'Zijn wel veel geweest, vóór ik lang slapen. Welterusten.'
Dat 'welterusten ' had geen betekenis. Het schoot hem zomaar te binnen. Rhodan draaide zich om, toen hij de zoemer van de intercom hoorde. Op het beeldscherm verscheen majoor Tree Lacuert, de derde officier.
'Commandocentrale roept Perry Rhodan.'
Rhodan stond op en drukte de zendknop in.
'Hier Rhodan. Wat is er?'
De majoor werd opzij geduwd en toen verscheen het gezicht van Korom-khan op het scherm. Het had een vergenoegde uitdrukking.
'We hebben de Accalaurie nog steeds in de peiling. Hij verandert herhaaldelijk van koers en remt nu zijn snelheid af. Waarschijnlijk gaat hij terug in de normale ruimte. Moeten we hem volgen?'
'Alleen op veilige afstand. Als hij in onze richting komt, ga dan onmiddellijk weer in de lineairruimte. We kunnen geen contact riskeren. Hoe staat het met onze andere schepen?'
'Radarverbinding, sir.'
'Goed. Ik ben hier of in mijn hut te bereiken. U kunt binnen de voorschriften naar eigen goeddunken handelen.'
'Dank u, sir.'
Het beeldscherm werd donker.
Gucky schoof op het bed heen en weer en vroeg:
'Wat stel jij je eigenlijk van deze achtervolging voor, Perry. We kunnen geen contact riskeren, omdat we dan vernietigd zouden worden en toch stuiven we achter die vuurspuwer aan. Waarom?'
'Omdat we moeten weten, waar hij vandaan komt. Misschien kunnen we tenminste de richting vaststellen. We kennen de Accalauries en ze vormen een ernstig gevaar. Zeker, ze kunnen ons zonnestelsel niet bedreigen, maar je hebt nu zelf gezien, dat ze wel degelijk onze ravitaillering problematisch kunnen maken. Er is een Posbi vernietigd, al weten we niet, of dat met opzet gebeurde. Maar hij had een kostbare lading aan boord, hogaltaan van Salem. We moeten erachter zien te komen, of de Accalaurie de Posbi van daar af is gevolgd. Als dat zo is, verkeren onze mensen in het Graper-stelsel in ernstig gevaar. We moeten hen in veiligheid stellen.'
Lord Zwiebus leek geen woord van wat Rhodan zei, te hebben verstaan. Hij luisterde wel aandachtig maar veel moest voor hem nog vreemd klinken. Voorzichtigheidshalve mengde hij zich daarom niet in het gesprek.
'Hoe moeten we dat doen? Dat kunnen we toch niet met onze vijf schepen?'
'Er zijn daar maar vijftig technici en andere vaklieden, meer zijn er niet nodig. Alles is daar geautomatiseerd.'
'Maar volgen we eerst de Accalaurie?'
'Ja.'
'Tja,' zei Gucky, hiermee uitdrukking gevend aan zijn twijfel.
Rhodan stond op.
'Ik ga even liggen. Blijven jullie hier?'
Gucky keek naar Lord Zwiebus en antwoordde:
'Je mag hem wel meenemen, als je wilt.'
Rhodan liep lachend naar de deur.
'Ik wil slapen,' zei hij en ging weg.
Gucky zuchtte.
'Dat zou ik ook wel eens willen,' mompelde hij en vroeg zich af, hoe hij Zwiebus van zijn bed kon krijgen.
De Accalaurie bleef enige tijd in de normale ruimte, maar liet door niets merken, dat hij zijn achtervolger had gezien. Gedurende twee uur vloog hij met iets minder dan de lichtsnelheid, zonder van koers of snelheid te veranderen en het was kolonel Korom-khan duidelijk, dat er positiemetingen werden verricht. De afstand van het verdwenen zonnestelsel bedroeg reeds 4000 lichtjaren.
Overste Senco Ahrat, de eerste officier, meldde zich voor de aflossing. Hij deed zijn best, om zijn magere en enigszins gebogen gestalte een wat normaal aanzien te geven en wreef met zijn wijsvinger over zijn rechterneusvleugel. Korom-khan keek hem gemelijk aan.
'Als je zo doorgaat, eerste, breekt je neus nog naar links af. Hij is zo al scheef genoeg.'
Senco Ahrat grinnikte en ging zitten.
'Wees gerust commandant, die is vanaf mijn geboorte al scheef. En zegt u nu niet weer, dat ik er iets aan moet laten doen, want daar denk ik niet aan. Ik heb eens iemand gekend...'
'Ja, dat verhaal ken ik. Die hebben ze bij een transplantatie bij vergissing een tabakszak in plaats van een lever in zijn buik gezet. Functioneerde prima, tot men zich verbaasde over het nicotinegehalte in zijn bloed. Geloof jij dat bakersprookje werkelijk?'
'Natuurlijk niet,' antwoordde Senco Ahrat. 'Maar het is toch een leuk verhaal. Wat zal die dokter gevloekt hebben, toen hij zijn tabakszak miste. Maar hij kreeg hem gauw terug, want de patiënt overleed.'
Kolonel Korom-khan gaf er de voorkeur aan, op een ander onderwerp over te gaan.
'De Accalaurie volgt nog steeds dezelfde koers. Misschien heeft hij ons gepeild en wacht af, wat we gaan doen. Hou contact met de andere schepen en maak me wakker, als je dat nodig lijkt.'
'Moet ik dat ook doen, als de Acca in de lineairruimte gaat?'
'Natuurlijk niet, want dat zou een normale reactie zijn van de wezens, die het ding besturen. Hoofdzaak is, dat je hem niet kwijt raakt.'
'Komt in orde, sir.'
Kolonel Korom-khan verdween in de richting van de uitgang, nadat Senco Ahrat de SERT-kap had opgezet en de besturing van de Intersolar had overgenomen.
Vanuit de radiocentrale vroeg majoor Freyer via de intercom:
'Hallo, eerste. Kan ik je met inlichtingen van dienst zijn?'
'Alleen interessante, majoor. Heb je die?'
'Nee.'
'Ga dan maar weer slapen.'
Het intercomscherm werd donker. De gesprekstoon van de bevelvoerende officieren van de Intersolar was kameraadschappelijk ruw en niet zonder vriendelijk bedoelde schimpscheuten op de hebbelijkheden van de gesprekspartners. Rhodan had door zijn psychologen laten vaststellen, dat dit tot veel minder spanningen leidde dan een te strenge discipline.
De chef-ingenieur Nemus Cavaldi, een klein, dik en nagenoeg rond mannetje met een kaal hoofd en een zwarte baard tot op zijn borst, kwam op zijn korte beentjes door de grote commandocentrale getrippeld en ging in de stoel naast Senco Ahrat zitten.
'Ook weer eens aan het werk?' vroeg hij joviaal, aan zijn baard trekkend, waaraan hij al menige domme vraag van zijn collega's te danken had. 'Wat denk jij van die Accalaurie, als ik vragen mag?'
Ahrat keurde hem nauwelijks een blik waardig.
'Dat kun je beter aan Ahaspere vragen, die moet zulke strikvragen kunnen beantwoorden. Als chef-fysicus zou hij tenminste moeten weten, waar we achter aan zitten, achter een ruimteschip of achter een lichtende energiebel.'
Cavaldi grinnikte.
'Je zult het misschien gek vinden, maar ik kom net bij hem vandaan. Ik wou, onafhankelijk van zijn mening, jouw persoonlijke mening horen.'
Ahrat bleef onbeweeglijk in zijn stoel zitten.
'Luister es even, ik ben eerste officier en emotionaut. Ik vertegenwoordig de commandant en volg een onbekend vliegend object. Natuurlijk heb ik me ook al afgevraagd, wat er in die lichtbel zit, maar het is niet aan mij, dat uit te zoeken. Maar je krijgt van mij toch een antwoord op je vraag. Het is een nieuw soort energiescherm van een veel kleiner ruimteschip, dat natuurlijk door denkende wezens wordt bestuurd. Zo, nog iets?'
'Nee.'
'En wat zei onze knappe vriend Ahaspere?'
Cavaldi grinnikte nog steeds.
'Precies hetzelfde, eerste. En ik geloof dat ook. Daarmee is de vraag wel beantwoord, voorlopig althans. Tot ziens.'
Hij hees zich moeizaam uit de stoel en verdween in de richting van de radiocentrale. Waarschijnlijk wilde hij nu ook Freyer uithoren, om zich een beeld van de mening van de bemanning te vormen.
Ahrat wijdde zijn aandacht weer aan de beeldschermen en zijn instrumenten.
De snelheid van de Accalaurie werd weer groter.
Kort vóór hij in de lineairruimte kon verdwijnen, klonk een alarmsignaal. Ahrat verbond zich met de radiocentrale, zonder een vinger uit te steken. Zijn aandacht gold nog steeds de Accalaurie.
'Wat is er aan de hand, majoor?'
'Noodsignalen op de hyperradio, sir. Ik heb ze opgenomen vóór ze ophielden. Wilt u ze horen?'
'Wacht even, ik kom.'
Ahrat verbond zich met majoor Kusumi, die als chef van de radarafdeling voor het contact met de Accalaurie moest zorgen. Hij drukte hem op zijn hart, het lichtende object op het scherm te houden en zei hem, dat de Intersolar over twee minuten ook in de lineairruimte zou gaan.
Daarna verliet hij pas de commandocentrale en ging naar de radiocentrale, om de noodsigna-len van de band te horen. Freyer had alles al klaar gemaakt. Hij wees naar een beeldscherm boven het opnameapparaat.
'Geen optisch contact, sir. Alleen abstracte kleurfiguren zonder enige betekenis, misschien gestoord. We ontvingen het signaal via de brug en het komt van het Graperstelsel. Maar luistert u zelf maar...'
Hij drukte op een knop.
Gedurende enige seconden hoorde Ahrat het bekende stoorgeruis van radiosterren. Maar toen klonk er een stem, als van zeer grote afstand, maar luid en duidelijk door de relaisversterker van de radiobrug.
De stem zei:
'... Screw Howard, leider van groep Salem. We worden aangevallen en vragen dringend om hulp. De Accalauries zijn...'
Toen zweeg de stem.
Ahrat keek naar het scherm.
'Was dat alles?'
'Helaas wel, sir. Het brak abrupt af.'
Ahrat dacht niet lang na, maar haastte zich naar de commandocentrale terug. Ditmaal zette hij de SERT-kap niet op. Met zijn handen schakelde hij de intercomverbinding met de commandant en met Rhodan in en vertelde hun van het radiobericht.
Nog vóór de Intersolar in de lineairruimte kon duiken, verscheen Rhodan in de commando-centrale en liet de achtervolging van de Accalaurie staken.
'Nieuwe koers - Graperstelsel. De coördinaten zijn bekend, afstand twintigduizend lichtjaren. Ik geloof, dat we ons moeten haasten, als we nog iets willen redden.'
Kolonel Korom-khan nam het bevel over het schip weer over.
Vijf minuten later verdween de Intersolar in de lineairruimte.
2
De planeet Salem behoorde tot de werelden, die 'Jupitertype' werden genoemd. Het was de derde planeet van het Graperstelsel en had een diameter van 141632 kilometer. Hij draaide in nog geen dertieneneenhalf uur om zijn as en de gemiddelde temperatuur was er 100 graden onder nul. De zwaartekracht bedroeg 2,49 g. De ammoniakdeeltjes in de waterstof-methaan-atmosfeer waren vloeibaar geworden, waardoor uitgestrekte ammoniakzeeën waren ontstaan. Daarin lagen de continenten, door de eeuwige stormen grotendeels vrij van sneeuw en ijs, rotsachtig en zonder het geringste spoor van vegetatie.
De luchtdruk op Salem was enorm, zodat men zich er alleen gekleed in pantserpak of ruimtepak met ingeschakeld energiescherm kon bewegen. De vijftig mensen, die op Salem leefden, woonden in stalen koepels, waarvan de comfortabele inrichting hen met de grenzeloze eenzaamheid van een lege wereld moest verzoenen.
Het Graperstelsel was betrekkelijk klein en tot dusver alleen door de Terranen ontdekt. Salem zelf was rijk aan hogaltaan en dekte een groot deel van de Terraanse behoefte, ofschoon er paséén mijn was ontsloten. De winning en zuivering van het vijfdimensionaal stralende erts en de verlading van de baren vond automatisch plaats. De vijftig mijningenieursfungeerdenslechts als bewakers en contactmannen. Als ze bezoek kregen, was dat meestal van een onbemand Posbivrachtschip. Er kwam maar zelden een kruiser van de solaire vloot.
Mijningenieur Screw Howard was 130 jaar oud. Hij woonde al 100 jaar op Salem, slechts onderbroken door enige vakanties op de Aarde en andere planeten. Bij elke al of niet geschikte gelegenheid probeerde hij zijn mannen ervan te overtuigen, dat er eigenlijk in het hele universum geen mooiere planeet dan Salem bestond, wat hem echter bij niemand lukte.
Misschien vond hij dat echter zelf wel. Hij was oud en al een beetje gebogen en zijn haar was sneeuwwit. Zonder de antizwaartekrachtinstallaties onder de woonkoepels, zou hij allang onder de zwaartekracht van de reuzenplaneet zijn bezweken, want slechts weinig mensen hielden een druk van 2,49 g zonder bescherming langer dan een half uur uit.
Zijn plaatsvervanger Ron Ronald was vijftig jaar jonger, had donker haar en was nogal een druktemaker. Hij was een beetje corpulent en probeerde dat door meer beweeglijkheid te verdoezelen. Dat lukte hem echter alleen binnen de koepels, want buiten onder een druk van 2,49 g ging dat niet, zelfs niet wanneer de zwaartekrachtneutralisatoren van de speciale pakken functioneerden. In zo'n pantserpak moest elke beweging wel log lijken.
Het was altijd maar enkele uren licht op Salem en men had de werk en wachtindeling aan die snelle rotatie aangepast. Toch werd er, na honderden jaren, nog met aardse maten gemeten. De Terra-tijd gold ook hier nog steeds. Hoewel er een maand geleden nog een schip op Salem was geland en het laatste nieuws had gebracht.
Zo'n bezoek was natuurlijk een welkome afwisseling voor de eenzaamste mannen van het universum, maar deze keer bracht het schip verontrustend nieuws mee.
De bezoekers waren zogenaamde prospectors, een groep, die kon worden vergeleken met de galactische kooplieden, die zich onafhankelijk van het zonne-imperium hadden gemaakt. Dat belette hun niet, nog steeds handel met de koloniale werelden te drijven. Ze hadden geen eigenlijke thuiswereld meer, doch woonden meestal met hun families op hun schepen.
Rusteloos trokken ze door het heelal, voortdurend op zoek naar zeldzame grondstoffen en mineralen.
Screw Howard had hen vriendelijk, zij het ook met enig wantrouwen ontvangen. Op hun vragen antwoordde hij, dat het hogaltaan en daarmee de gehele planeet Salem door het zonne-imperium op rechtmatige wijze in bezit was genomen en dat een afgesproken codesignaal voldoende was, om in de kortste keren de halve vloot te doen verschijnen. Dat was natuurlijk niet als waarschuwing bedoeld, doch als een goedbedoelde tip, had Howard er vriendelijk lachend aan toegevoegd.
De leider van de prospectors had zijn lach even vriendelijk beantwoord.
'Wij stellen geen belang in hogaltaan,' zei hij met een afwijzend handgebaar. 'En wat het zonne-imperium betreft, schijnt u in lange tijd geen contact met dat denkbeeldige sterrenrijk te hebben gehad. Er bestaat namelijk geen zonne-imperium meer, en Perry Rhodan... wel, die bestaat ook niet meer.'
'Dat is onzin!' antwoordde Howard heftig, zijn verrassing verbergend. 'We hebben een paar dagen geleden nog een bericht via de hyperradio ontvangen, en wel namens Rhodan. Nou, wat zegt u daarop?'
'Niets,' zei de prospector rustig. 'Uw telegrafist was waarschijnlijk dronken.'
Screw Howard bleef kalm, maar Ron Ronald brieste:
'Als er iemand dronken is, bent u het. Probeer ons niets wijs te maken. Natuurlijk bestaat Rhodan! Waar denkt u anders dat de Posbi's de ladingen hogaltaan heen brengen? Naar de hel soms?'
De prospector haalde zijn schouders op.
'Misschien wel,' zei hij en ging er niet verder op door.
Het schip was toen weer vertrokken en liet vijftig mensen achter, aan wie de twijfel begon te knagen. Howard had via de hyperzender een oproep uitgezonden en het antwoord, dat korte tijd later kwam, stelde hem weer gerust. Het luidde:
'Ga met uw werk door, groep Salem. Hecht geen geloof aan geruchten. Het zonne-imperium bestaat en u kunt aan zijn voortbestaan meewerken, door uw plicht te blijven doen. Perry Rhodan heeft toegestemd in aflossing van het team op Salem, indien u dat wenst.'
Niemand, ook Screw Howard niet, wist, dat het bericht afkomstig was van een van de vele ruimteschepen, die in opdracht van Rhodan nog steeds het heelal doorkruisten, om de verbinding met de koloniale werelden in stand te houden en de verdere ontwikkeling van de andere interstellaire groeperingen te observeren.
Howard wist niet beter, of het bericht kwam rechtstreeks via de relaisbrug van de Aarde.
Ze hadden die avond nog lang in de kantine bij elkaar gezeten. Volgens de kalender was het 2 oktober 3431 Terratijd.
Ronald had flink van de zware wijn gedronken, waarvan de prospectors een vat hadden achtergelaten. Hij praatte honderd uit en was er niet toe te brengen, naar bed te gaan. Een van de mannen stond op en knipoogde naar Howard, wie het eigenlijk weinig kon schelen, maar die de volgende dag een nuchtere man nodig had, voor een tochtje naar het nabije gebergte.
'Wat ga je doen, Farrell?' vroeg Howard.
De pas veertig jaar oude technicus legde zijn wijsvinger tegen zijn lippen en fluisterde:
'Hij is zo weg - wacht even. Ik ga z'n vrouw halen.'
Heddy Ronald was niet alleen een mooie, maar ook een zeer resolute echtgenote. Niemand had meer ontzag voor haar dan haar eigen man. Deze hoorde meer in zijn onderbewustzijn de naam van zijn vrouw noemen, begreep er alles van en was op slag weer nuchter. Hij sprong op en hield Farrell aan zijn mouw vast.
'Blijf hier, dat kun je me toch niet aandoen...'
'Dat kan hij wel,' zei Howard doodernstig. 'Als je niet direct naar huis gaat, doet hij het ook. En je weet hoe Heddy is. Ik zou in dat geval niet graag in je schoenen staan; Ron...'
Ron zag er zelf ook tegen op.
'Ze slaapt al,' zei hij, 'en als ze wakker wordt gemaakt, is ze tweemaal zo erg. Maar wees gerust, vrienden, ik ga al. Hadden we niet nog iets te bespreken over - hik - overmorgen... ?'
Hij ging.
Een paar mannen lachten, moesten echter aan hun eigen vrouwen denken, met wie ze het leven vol ontberingen deelden, en het lachen verging hun.
'Voor vandaag is het genoeg geweest,' zei Howard. 'Het wordt morgen een vermoeiende dag voor ons. Zorgt dat jullie uitgeslapen bent.'
Hij was zelf niet getrouwd, althans niet meer. Heel lang geleden had hij ook een gezin gehad, maar zijn vrouw was gestorven en zijn zoon was met het eerstvolgende schip naar Terra gegaan, waar hij aan de ruimte-academie wilde gaan studeren. De brieven, die de oude Howard daarna van zijn zoon kreeg, waren steeds zeldzamer geworden. Het laatste jaar had hij er nog nietéén ontvangen.
Toen hij in zijn kamer kwam, viel zijn blik zoals iedere avond op de twee foto's aan de wand - die van zijn vrouw en zijn zoon. Hij werkte niet meer voor hen, doch alleen nog voor zichzelf en zijn lang vergane idealen. Hij was eenvoudig te zwak, om er mee op te houden. Bovendien had de kleine kolonie op Salem een sterke hand nodig. En hij beschouwde zichzelf als die sterke hand.
Hij was er zeker van, dat in het gebergte veel hogaltaan te vinden was en de eerste onderzoekingen en stralingsmetingen schenen dat te bevestigen. Morgen zou hij meer weten. Dan had hij weer een reden, om radiocontact met het dichtstbijzijnde hyperstation op te nemen.
De oude mijn was nog wel productief, maar het kon geen kwaad, reeds nu voor nieuwe bronnen te zorgen. Hogaltaan zou in de toekomst nog belangrijker worden dan het nu al was.
De nacht duurde slechts enkele uren. Howard liet de mannen vóór het krieken van de dag wekken en vroeg hun, over een half uur marsvaardig in de zuidelijke sluis op hem te wachten. Een voettocht zou onder de gegeven omstandigheden te vermoeiend zijn en daarom had Howard de antizwaartekrachtzwever klaar laten maken. Die zwever had een aantal voordelen, en bracht zijn passagiers bovendien snel naar hun doel. In het vrachtruim konden ertsmonsters worden meegenomen. De drukcabine bood plaats aan acht personen en de druk werd er automatisch op 1 g gehouden.
Ze stapten in en de fysicus Dr. Palmers ging aan het stuur zitten. De lucht werd uit de sluiskamer gepompt en toen ging de zware buitendeur open.
Wie onvoorbereid en voor het eerst voet op Salem zette, moest zich in een ware wereld des doods verplaatst voelen, zelfs wanneer hij in de drukcabine van een vliegtuig zat en niets te vrezen had. Er lag altijd een dikke wolkenlaag om de planeet, gelukkig op aanzienlijke hoogte. Daarbij kwamen nog de klimatische stormen, die veel heviger waren dan de rotatiestor-men. In elke laagte lag hard bevroren sneeuw, terwijl de meer toegankelijke plaatsen naakt en kaal bleven. De toppen van het nabije gebergte reikten tot 10.000 meter hoogte en in het zuidelijke gedeelte van het gebergte zelfs tot in de wolkenlaag op 15.000 meter hoogte.
Aan de andere kant van het gebergte, dat 'Westgebergte' werd genoemd, lag de nu ontsloten mijn. Aan de noordkant van het 'Zuidgebergte' was een op drie kilometer hoogte gelegen plateau, waarnaar de expeditie op weg was.
'Jij bent er al vaker geweest, Redskin,' zei Howard. 'Kan Palmers er zonder moeite landen?'
'Jazeker, chef. Dat is voor hem een koud kunstje.' Op dat moment werd de zwever door een hevige rukwind opzij gesmeten, maar Palmers ving hem handig op en steeg hoger. 'Maar ik geloof, dat op het plateau maar een dun steenlaagje over een onvoorstelbare hoeveelheid hogaltaan ligt. Uit de stralingsmetingen valt jammer genoeg niet op te maken, hoeveel kilo's of tonnen van dat vervloekte spul daar liggen; ze geven alleen aan, dat het er is, meer niet. Enfin, over een paar uur zullen we er meer over weten, hoop ik.'
Palmers zag er van af, over het Westgebergte heen te vliegen. Daar het niet al te lang was, vloog hij er eenvoudig omheen en naderde vanuit het noordwesten het plateau. Het was 25 kilometer van de woonkoepels verwijderd en 15 kilometer van de hogaltaanmijn, maar in een andere richting.
De bergen torenden voor hen op en daar sommige toppen tot in de wolken reikten, leek het alsof de bergrug de toegang tot de rest van de planeet versperde. Howard zelf was al aan de andere kant geweest en iedereen nam van hem aan, dat het daar net zo was als aan deze kant.
'Daar is het,' zei Dr. Redskin, naar voren wijzend. 'Aan de voet van die kegel, drieduizend meter boven de ijsvlakte. Meer naar links Palmers. Ja, zo is het beter. Aan de rechterkant veroorzaken de ravijnen teveel turbulentie. Dus opgepast.'
Tien minuten later maakten ze een vlotte landing.
Het plateau was niet bijzonder geschikt voor mijnbouw, maar als de oude mijn uitgeput was, konden de automatische mijnbouwwerktuigen met behulp van antizwaartekrachtvelden hierheen worden gebracht. De zuivere hogaltaanbaren konden dan door de lucht naar het landingsterrein van het Posbivrachtschip worden vervoerd.
Via de kleine sluiskamer kwamen ze buiten. De zware pakken belemmerden de bewegings-vrijheid van de mannen, maar daar waren ze al aan gewend. Ook aan het feit, dat de kracht-velden voortdurend in werking moesten blijven, want die moesten de enorme druk van de atmosfeer opheffen.
Redskin en Palmers stelden hun meegebrachte speciale apparaten op en na de eerste metingen te hebben verricht, riepen ze naar Howard:
'Kom eens kijken! Er schijnen tonnen van het spul in het gebergte te liggen. Het hele gebergte straalt.' Redskin kon zijn enthousiasme niet verbergen. 'Ik wed, dat we maaréén of twee meter steen hoeven weg te halen, om bij een onuitputtelijke voorraad hogaltaan te komen. Wie had dat gedacht!'
'Jullie,' antwoordde Howard droog. 'Waarom zijn jullie nu zo verrast?'
'Man, we mogen toch wel blij zijn, dat we gelijk hadden? Zeker, we hebben metingen verricht en positieve resultaten verkregen, maar er blijft toch altijd nog een klein beetje twijfel bestaan. Het had best gekund, dat hier maar weinig hogaltaan te vinden is. Maar nu weten we, dat er meer is, dan we ons kunnen voorstellen. Duizenden tonnen, als je het mij vraagt...'
'Het vervoer van de werktuigen zal nog moeilijkheden opleveren, ' temperde Howard het enthousiasme van zijn mannen, maar voegde er aan toe: 'Maar dat fixen we ook nog wel, als dat nodig is.'
Ze bleven vijf uren op het plateau en toen werd het alweer donker. De snelle rotatie van de planeet bracht hen alweer aan de nachtzijde. Howard liet de apparaten weer inpakken.
Toen ze startten, was het al volkomen donker geworden. Behalve de navigatie-instrumenten, had Palmers, de piloot, nog twee mogelijkheden, om zich te oriënteren, waarvan hij uiteraard gebruik maakte. Zowel de hogaltaanmijn als de woonkoepels waren helder verlicht en wezen hem de weg door de nacht.
Ze kwamen behouden weer in de hangar aan, ontdeden zich van hun ongemakkelijke kleding en haastten zich naar hun onderkomens. Daarna voegden ze zich bij de anderen in de kantine en bespraken hetresultaat van hun uitstapje. Ook de vrouwen waren erbij, want zij namen deel aan het werk van hun mannen en iedereen had een speciale taak in de kleine gemeenschap.
Toen ze eindelijk naar bed gingen, was het nog steeds 2 oktober 3431 Terratijd.
Gewoonlijk kon Howard heel goed en vast slapen, maar nu lag hij nog lange tijd wakker. Hij voelde een onrust in zich, die hij niet kon verklaren. Al leek de planeet ook een ijskoude hel, als men hem kende en de nodige voorzorgen nam, vormden zijn klimatologische omstandig-heden geen gevaar voor de mensen, die er op leefden. De stalen koepels boden bescherming tegen het weer, de atmosferische druk en zelfs tegen theoretisch mogelijke bevingen. Salem was onbewoond, dus dreigde ook van die kant geen gevaar. De Urba's telden in dit geval niet mee.
En toch kon Howard de slaap niet vatten, omdat hij het onbekende gevaar letterlijk voelde. Hij voelde het naderbij sluipen en steeds sterker worden.
Maar ook dat was immers onzin. Zelfs wanneer vanuit de ruimte onaangekondigd een schip naderde, zouden de automatische peilers het onmiddellijk registreren en alarm slaan. Zolang dat niet gebeurde, was er ook geen vreemd ruimteschip.
Indertijd, toen de prospectors naderden, had de alarminstallatie haar waarde bewezen. Ze had het vreemde schip aangekondigd, nog vóór het met de bovenste lagen van de atmosfeer in aanraking kwam.
Howard draaide zich op zijn andere zij en vroeg zich af, of hij toch niet een slaapmiddeltje zou innemen, toen een schel geluid hem letterlijk uit zijn bed wierp.
De alarminstallatie!
Dus toch!
In zijn pyjama rende hij naar buiten, de gang in en bereikte nog geen minuut later de tunnel naar de radio- en radarkoepel. Redskin kwam ook naar buiten en botste bijna tegen hem op. Hij had alleen een lange onderbroek aan.
'Een schip!' hijgde hij.
'Beslist geen walvis,' zei Howard sarcastisch en rende verder.
De tunnel naar de andere koepel was bijna vijftig meter lang, maar de oude man kon zich niet herinneren, die afstand in zijn lange leven ooit in zo'n korte tijd te hebben afgelegd. En hij woonde hier toch al honderd jaar.
Toen hij in de radarkoepel kwam, zag hij direct, dat bij het alarm automatisch enige beeld-schermen waren ingeschakeld. Ze toonden beelden, die door de camera's van de op grote hoogte om Salem cirkelende observatiesatellieten werden opgenomen. Door de dichtheid van de atmosfeer kon de ruimte vanaf het planeetoppervlak niet worden geobserveerd.
Op een van de schermen waren zeer merkwaardige dingen te zien.
Howard bleef abrupt staan, toen hij ze zag.
Redskin botste van achteren tegen hem op.
'Man, Screw, dat zijn toch... !'
Howard liep langzaam verder. Hij hoorde voetstappen achter zich. De andere mannen waren ook wakker geworden en kwamen naar de radarcentrale, om te zien, wat de oorzaak van het alarm was.
'Geen voorbarige conclusies, Redskin. Ze lijken er wel op, maar we kunnen niet weten, of ze het zijn. Ze zijn kleiner, veel kleiner. Volgens de waarnemingen tot nu toe, hebben de lichtbellen een middellijn tot vierduizend meter.'
'Misschien zijn het jonge lichtbellen,' mompelde Farrell.
'Hou je stomme grappen voor je!' snauwde Howard hem woedend toe. 'Daar hebben we nu geen tijd voor. Rakowski, zet de registratie-instrumenten aan en beman het hyperradiostation. Maar wacht nog met zenden. Misschien is het niet zo erg.'
'Die dingen zijn veertig tot vijftig meter groot,' zei Palmers. 'Ik heb nog nooit gehoord, dat Accalauries zo klein kunnen zijn.'
Farrell opende zijn mond, maar sloot hem weer. Niemand zou hem geloven, als hij zou zeg-gen, dat de Accalauries intelligente energiewolken waren, die zowel groot als klein konden zijn. Dat het een nieuw soort energieschermen voor ruimteschepen konden zijn, vond hij onzin.
De uitdrukking op het gezicht van Howard werd steeds bezorgder. Hij scheen zelf niet te geloven, dat het 'misschien zo erg niet ' was.
De vier vreemde dingen, die aan Accalauries deden denken, verspreidden een fel licht. Dat licht werd maar weinig zwakker, toen ze binnen de atmosfeer kwamen en met onveranderde snelheid verder daalden. Ze veranderden iets van richting en toen werd hun koers weer stabiel.
Ze kwamen buiten het bereik van de satellieten. Het betreffende beeldscherm vertoonde nog slechts een zwak, snel afnemend licht binnen de atmosfeer.
Toen, na eindeloze seconden, verschenen de vier lichtobjecten op 15.000 meter hoogte onder het eeuwige wolkendek. Ze waren weer van koers veranderd en hun doel was nu duidelijk.
De hogaltaanmijn.
Screw Howard kwam plotseling in actie. Hij schreeuwde enige bevelen en rende toen door de tunnel naar de woonkoepel terug. Sommige mannen volgden hem en anderen betrokken hun alarmposten in de radarkoepel.
Howard vergewiste zich, dat de in geval van alarm ingedeelde mannen en vrouwen bij hem in de sluis waren en hun drukpakken aantrokken. Ze hielpen elkaar, opdat het sneller zou gaan. Via de omroepinstallatie werd onderwijl gemeld, dat ook de andere verdedigingsposten binnen de koepels bezet waren. Rakowski zei, dat hij een radiobericht voor de hyperradio klaar had en wachtte op toestemming, om het uit te zenden. Ronald meldde, dat de vier lichtbellen de mijn tot op drie kilometer genaderd waren en hun snelheid afremden.
Howard aarzelde niet langer.
Met zijn uit negen personen bestaande groep verliet hij de sluis.
Ze hadden de zwaartekrachtregelaars zodanig afgesteld, dat ze zich konden verplaatsen met een snelheid, die onder normale omstandigheden op de Aarde onmogelijk was. De verschil-lende verdedigingsposten lagen op de weg naar de mijn op speciaal beschutte plaatsen. Ze konden dooréén man worden bediend, en op Salem telden in zo'n geval ook de vrouwen als mannen.
Vijf kilometer vóór de mijn bleven alleen Howard en Heddy Ronald nog over. Ze bereikten de kleine koepel en gingen er via de sluis binnen. Met enkele handgrepen schakelde Howard de beeldschermen en telecomapparaten in, die hem met de buitenwereld en de andere posten verbonden.
Twee van de vier lichtbellen bleven schuin boven de mijn op 2000 meter hoogte hangen. De andere twee bleven langzaam dalen, recht op het gepantserde gebouw af, dat, wanneer er werd gewerkt, als noodverblijf diende.
Ze veranderden vaak van koers, al was het maar weinig, en het leek, alsof ze nog niet goed durfden te landen. Howard begon te geloven, dat zijn theorieën aangaande de Accalauries steeds meer veld wonnen, al lachten zijn collega's en de geleerden erom. Hij had er al vaak met hen over gesproken, maar iedereen vond zijn mening onlogisch en wetenschappelijk niet verdedigbaar.
Ze noemden hem zelfs een fantast.
Maar de twee lichtbellen aarzelden met de landing en dat kon zijn theorie alleen maar bevestigen. Ze kenden dus het gevaar.
En Howard kende het ook.
'Zodra die twee bellen de grond raken, ogen dicht en niet naar de beeldschermen kijken!' waarschuwde hij via de telecom zijn mannen op alle posten. 'En vooral kalm blijven. Zolang ze alleen maar bij de mijn landen, kan ons niets gebeuren. Nog geen radiobericht uitzenden, Rakowski. Dat komt later wel.'
Zelfs de orkaan kon de vier lichtbellen niet verdrijven, een bewijs temeer, dat het bestuurbare en misschien zelfs bemande objecten waren. De twee bovenste veranderden niet meer van plaats. Het leek, alsof ze in de atmosfeer verankerd waren.
De andere twee waren echter reeds tot 100 meter hoogte gedaald. Hun daalsnelheid was nogéén meter per seconde.
Howard knikte Heddy Ronald toe.
'Dadelijk gaat het gebeuren - het is eigenlijk tot nu toe altijd al gebeurd. Voor mij is dat een doorslaggevend bewijs.'
'Bewijs? Waarvoor?'
'Antimaterie, Heddy.'
De honderd seconden leken een eeuwigheid.
'Antimaterie? Daar heb ik meer van gehoord, Screw, en ik weet ook, dat antimaterie kunstmatig en met de nodige voorzorgsmaatregelen kan worden verkregen. Dus jij gelooft, dat die lichtende dingen uit antimaterie bestaan?'
'Het zijn geen lichtende dingen, Heddy. Ik geloof, dat het eigenlijke lichaam van antimaterie met een beschermend energieveld omhuld is, dat elk contact met onze normale materie verhindert. Dat moet wel. Het werkt alleen niet, als de massa van de normale materie een kritiek punt overschrijdt, en dat is bij Salem zeker het geval. De Accalauries weten dat ook, ze zijn voorzichtig, maar ze proberen het telkens weer. Het is nieuwsgierigheid en geen kwaadwilligheid.'
Heddy keek naar de beeldschermen en door het raam van de kleine koepel. De twee lichtbellen waren tot vijftig meter gedaald en ze bleven dalen.
'Hoe komt het, dat we ze niet eerder hebben gezien?'
Howard haalde zijn schouders op.
'Ik geloof, dat ze niet uit onze wereldruimte komen. Als dat zo was, zouden we ze wel eerder hebben gezien. Misschien bestaat er ergens een wereldruimte van antimaterie. Je weet toch, wat er gebeurt, wanneer antimaterie met normale materie in aanraking komt?'
'Ja, een kernexplosie.'
'Misschien is dat niet correct uitgedrukt, maar het resultaat is vrijwel gelijk. Maar nu opgelet, Heddy. Nu komt het. Denk eraan, ogen dicht. Ik weet niet, of de automatische verduistering voldoende zal zijn.'
De twee lichtbellen hingen nu een paar meter boven de rotsige bodem van Salem, en toen, na een laatste aarzeling, daalden ze verder en raakten de grond.
Heddy Ronald zou ook zonder waarschuwing haar ogen hebben gesloten, want de dubbele lichtflits was zo fel, dat hij van de nacht op Salem dag maakte. De twee objecten detoneerden tegelijk en de explosieve kracht was groter dan van een normale atoombom. De drukgolf richtte grote verwoestingen in de naaste omgeving aan, maar de verdedigingsposten en woon-koepels waren er op berekend. Het noodonderkomen bij de mijn was echter verdwenen, toen de vuurbol hoger steeg en verbleekte en Howard zijn ogen weer kon openen en iets kon zien.
Waar de mijn was geweest was nu nog slechts een enorme krater.
De twee behoedzamere lichtbellen waren door de druk van de explosie opzij gesmeten en omhoog gedrukt, maar schenen geen schade te hebben opgelopen. Met toenemende snelheid stoven ze de nacht in en verdwenen in het dikke wolkendek. Even later verschenen ze op de beeldschermen van de satellieten.
'Ik geloof, dat we genoeg hebben gezien,' zei Howard, sloot zijn helm en hielp Heddy, de hare sluiten. 'We gaan naar de woonkoepel terug. Hier bij de mijn kunnen we niets meer doen.'
'Denk je, dat ze weer in exploitatie kan worden genomen?'
'Als we de nodige materialen krijgen, maar anders niet. Maar daar hebben wij niet over te beslissen. Ik zal Terra op de hoogte moeten stellen.'
'En als Terra niet meer bestaat?'
Hij keek haar op een vreemde manier aan, duwde haar naar de sluis en snauwde: 'Begin jij nu ook al met die onzin? Vooruit!'
Hoewel het intussen dag was geworden, dacht niemand aan werken of zelfs aan slapen. Ze waren veel te opgewonden. Screw Howard had het hele personeel voor een bespreking in de kantine laten komen. Toen het stemmengeroes wat minder werd, stond hij op en zei:
'Ik heb een half uur geleden een noodsignaal uitgezonden. Ik kreeg geen antwoord en kan alleen maar hopen, dat het door een relaisstation of een schip van de solaire vloot is opgevan-gen. Als er binnen een week geen reactie komt, zenden we het nog eens uit, maar dan niet in code, zodat iedereen het kan verstaan. Gaat iedereen daarmee akkoord?'
Niemand protesteerde en Howard knikte tevreden.
'En om nu op het incident terug te komen - jullie weten al, wat ik ga zeggen. Ja, antimaterie! Ik ben voor het eerst in de gelegenheid geweest, een direct contact tussen een Accalaurie en normale materie te zien. Het lijdt geen twijfel, dat ik gelijk had met mijn vermoeden. Wat door een Accalaurie wordt aangeraakt, moet exploderen. De kerndeeltjes worden uitgewis-seld, of trachten dat althans. De reactie is zo heftig, dat het op een explosie lijkt. In ons speciale geval was het echter zo, dat de massa van Salem groter is dan die van de twee Accalauries, met het gevolg, dat zij werden vernietigd. En dan nog iets: ik geloof, dat die twee lichtbellen landingsschepen van de Accalauries waren, of de onbekende wezens zelf, die zich, om zich tegen onze materie - dus hun antimaterie - te beschermen, in een afweerscherm hulden. Op die manier hoopten ze, een explosie te voorkomen. Het was dus kennelijk een ongeluk, hoewel dat voor ons geen troost is. De mijn is vernield, en als de Accalauries bij een volgende gelegenheid op het idee komen, dichterbij de woonkoepels te dalen, is het met ons gedaan. En het zou nog erger zijn, als het eigenlijke schip zou proberen, te landen.'
Er ontstond onrust in de kantine en iemand vroeg het woord.
'Ga je gang, Palmers,' zei Howard.
'Ik heb altijd om jou theorie gelachen, dat weet je, maar nu begin ik te geloven, dat je weleens gelijk zoudt kunnen hebben. We moeten dan ook snel tot een besluit komen, voor het te laat is.'
'We kunnen niet veel doen, Palmers. In de koepels zijn we nog betrekkelijk veilig en we kunnen ook hier op den duur overleven. Ik weet niet, hoelang het zal duren voor ons verzoek om hulp wordt doorgegeven, als het al is ontvangen. Rakowski zal blijven seinen. Hij heeft hevige storingen geconstateerd, die wellicht de ontvangst van onze berichten belemmeren. Er is ook nog geen bevestiging gekomen, zoals ik al zei. Niettemin stel ik voor, de koepels te verlaten en ons in het zuidgebergte terug te trekken. Zelfs bij omvangrijkere atoomexplosies vinden we daar voldoende beschutting. We laden de zwevers vol met proviand en dergelijke zodat we het daar wel enige tijd kunnen uithouden. Als er niets gebeurt, komen we naar hier terug.' Hij haalde diep adem. 'Heeft iemand een beter voorstel?'
'Waarom blijven we niet hier?' vroeg ingenieur Denver.'Zelfs al overleven wij in het gebergte de vernietiging van de koepels, dan hebben we daar niets aan. We zouden daarginds na een paar weken toch omkomen.' Hij aarzelde even en voegde er aan toe: 'Dan blijf ik maar liever hier in de koepels, die misschien toch nog wel een beetje bescherming bieden.'
Howard schudde zijn hoofd.
'Ik ben er vóór, hier weg te gaan. Je zegt zelf, dat we in het gebergte een paar weken in leven kunnen blijven, en dat is ook zo. In die tijd kan er een schip komen. Maar de woonkoepels kunnen vandaag of morgen al vernietigd worden. Onze overlevingskansen zijn dus groter, als we ze voorlopig verlaten. Ik weet zeker, dat de Accalauries terugkomen. Ze moeten door het hogaltaan aangelokt zijn, anders zouden ze niet uitgerekend bij de mijn zijn geland.'
'Ik ben het met Howard eens,' zeiDr. Palmers rustig.
Daarmee was de beslissing gevallen. Zelfs Denver had nu geen bezwaren meer.
'Over twee uur vertrekken we,' besloot Howard. 'De vrijgezellen beladen in die tijd de zwevers. Rakowski, jij blijft voorlopig in de radiocentrale en waarschuwt, als de Accalauries weer in aantocht zijn. Zend nog eens het verzoek om hulp uit, in code.' Hij dacht even na. 'Nee, toch maar niet in code. Je hebt de tekst toch nog?'
Rakowski knikte en verdween.
De anderen gingen aan het werk.
Dr. Redskin, die met Howard al meer tochten had gemaakt, wist een goede schuilplaats in het zuidgebergte. Het was een ruime, natuurlijke grot, met de ingang op het noorden. De ingang was door uitspringende rosten aan weerszijden beveiligd tegen de storm. Op een plateau ervoor konden de zes zwevers landen.
Ze vlogen zo laag mogelijk, om niet aan de orkaan te zijn blootgesteld. Rakowski was in de radiokoepel achtergebleven en hield het contact met de zwevers in stand. Hij stuurde onafgebroken het verzoek om hulp de ruimte in, maar kreeg geen ontvangstbevestiging van zijn hypersignaal.
De cabines van de zwevers konden de woonkoepels natuurlijk niet vervangen, maar de inzittenden konden tenminste de zware pantserpakken uittrekken. Dankzij de kleine sluis konden afzonderlijke personen in- en uitstappen zonder dat de anderen hun pakken weer moesten aantrekken en hun helmen sluiten.
Ze landden veilig op het plateau en brachten de zwevers opéén na in de grot. Hier waren ze in ieder geval veilig voor een atoomexplosie, zelfs op korte afstand.
Howard bleef in de zwever en zei:
'Ronald, Farrell, Palmers en Denver gaan met mij mee. We vliegen naarde mijn terug. Redskin neemt hier zolang de leiding. Doe niets tijdens mijn afwezigheid, mensen. Blijf in verbinding met Rakowski en waarschuw me, als hij contact met een Terraans schip krijgt, en ook als hij Accalauries ziet.'
Toen ze onderweg waren, vroeg Palmers:
'Wat ben je van plan? We hadden toch ook vanuit de grot kunnen zien, of er een Accalaurie bij de mijn landt. Het zicht is goed.'
'Niet goed genoeg, Palmers. Er kwam een gedachte bij me op, weet je... Vind jij het ook niet merkwaardig, dat de Accalauries proberen te landen, hoewel ze het gevaar heel goed kennen? Ze moeten dus op andere planeten van onze Melkweg veilig zijn geland. Misschien is het het hogaltaan, dat de onverwacht heftige reactie veroorzaakte, of de enorme zwaartekracht van Salem. Als de Accalauries intelligent zijn, wat ik geen moment betwijfel, zullen ze een tweede poging ondernemen en dan voorzichtiger zijn. Ik wil weten, op welke manier ze voorzichtiger zijn. Dat zou van groot belang bij eventuele tegenacties onzerzijds kunnen zijn.'
Palmers knikte.
'Misschien heb je gelijk, Screw. Ik kan alleen maar hopen, dat we nog eens in de gelegenheid zullen zijn, om onze ervaringen verder te vertellen.'
'Terra laat ons niet in de steek,' zei Howard overtuigd.
Hij kreeg geen antwoord.
Ze vlogen langs een omweg naar de mijn, of beter gezegd de krater, aan de randen waarvan het hogaltaan nu open en bloot lag. Als de Accalauries door dat stralende element waren aangetrokken, zouden ze zeker terugkomen.
'Zouden we niet liever hier landen?' vroeg Palmers, die weer achter het stuur zat. 'Daar bij die rotsen zouden we betrekkelijk veilig zijn. We zouden zelfs kunnen uitstappen en dichter naar de mijn sluipen, zonder gezien te worden.'
Op dat moment klonk de stem van Rakowski uit de luidsprekers.
'Howard, hoor je me?'
'Luid en duidelijk. Wat is er?'
'Tweeduizend meter grote lichtbellen vliegen op grote hoogte om Salem heen. Waarschijnlijk zijn dat de moederschepen vanwaar de kleinere lichtbellen starten. Dat dat juist nu moet gebeuren! Ik weet niet, of het dezelfde bellen zijn van daarstraks, maar ze zien er net zo uit. Ze dalen en naderen de atmosfeer, terwijl de grote lichtbellen doorvliegen.'
'Dank je, Rakowski. Al antwoord op het verzoek om hulp?'
'Nog steeds niet.'
'Ga er mee door.'
Palmers stuurde de zwever naar de rotsen en landde hem vlot in een dal met rondom steile wanden, die het uitzicht naar alle kanten benamen. Ze moesten uitstappen, om de mijn en de Accalauries te kunnen zien.
Denver wilde de zware handstraler meenemen, maar Howard schudde zijn hoofd.
'Wat wil je daarmee doen? De Accalauries aanvallen? Dat zou ik je niet aanraden. Ten eerste zou je er niets mee bereiken en ten tweede mag je niet vergeten, dat ze geen kwade bedoelingen hebben. Ze veroorzaken de explosies onvrijwillig en brengen zelfs zichzelf ermee in gevaar.'
'Dat kan me niets schelen,' antwoordde Denver nijdig. 'Dan moeten ze maar blijven, waar ze vandaan komen. Ik wil in ieder geval proberen, ze met een energiestraal te brandmerken.'
'En als ik je dat verbied?'
'Dat kun je niet, Howard. Je bent wel de baas, maar niemand kan me verbieden mezelf te verdedigen. En dan nog iets: Eens moet het geprobeerd worden en waarom zou ik dat dan niet doen? Jullie zien dan tenminste, wat het uithaalt en kunt je er later naar richten.'
Hier kon ook Howard niets tegen inbrengen. Hij zei:
'Maar schiet alleen, als je duidelijk door ze aangevallen wordt, Denver. Dat is ook in ons belang.'
'Wees gerust, dat komt in orde.'
De energiestraler was zo zwaar, dat Denver hem pas kon dragen, nadat hij de antizwaarte-krachtprojector van zijn pak op grotere capaciteit had gezet. Daardoor kon hij zich ook vrijer bewegen. Bijna zwevend beklom hij de rotswand, die het dal aan alle kanten omsloot.
Op dat moment verschenen de twee aangekondigde lichtbellen. Bijna recht boven hen kwamen ze door het wolkendek en daalden naar de krater van de verwoeste mijn.
De schuilplaats was daar slechts twee kilometer van verwijderd, met er tussenin een terrein met veel rotsblokken, spleten, dat talloze schuilplaatsen bood.
Denver wenkte van boven.
'Schiet op. Ze gaan zo landen.'
Howard liet niemand bij de zwever achter, want dat leek hem niet nodig. Hij wilde er bovendien niet al te ver vandaan gaan. Met de anderen beklom hij de rotswand naar Denver.
Ronald droeg de filmcamera en stelde haar in. De twee Accalauries waren duidelijk te zien. In het middelpunt van de felwitte energiebellen zagen de mannen een zekere vormloze verdichting. Misschien was dat vaste materie - antimaterie.
Of de Accalaurie zelf.
Ronald liet de camera lopen. De microfilm legde elk detail van wat nu volgde vast, en zo'n filmrol draaide drie uur. Het speciale objectief haalde de twee kilometer verwijderde objecten tot op een schijnbare afstand van tien meter naderbij.
Met zijn ruimtetoestel stelde Howard zich in verbinding met degenen, die in de grot waren achtergebleven.
'Redskin, zeg tegen Rakowski, dat hij het met de peiler moet proberen. Misschien kan hij in die bellen iets onderscheiden. Ze gaan landen.'
'We kunnen het van hieruit zien. Wees voorzichtig.'
'Dat zijn we.'
Via een kloof kwamen ze tot op een kilometer afstand van de krater. Verderop waren geen dekkingsmogelijkheden meer. Ze lagen in een kleine, ondiepe kuil. Ronald filmde weer. Denver inspecteerde hetenergiemagazijn van zijn straler.
De eerste Accalaurie bleef laag boven de grond hangen en vormde lichttentakels, die hij voorzichtig uitstak. Er volgde geen explosie, toen ze de grond raakten. Wel leken de tentakels intensiever op te lichtten, maar dat was dan ook alles.
'Man, Howard, zie je dat?' hijgde Farrell verbijsterd. 'Ze maken echte handen, waarmee ze steenmonsters verzamelen en in de lichtbel laten verdwijnen! Waarom exploderen ze nu niet, als jouw theorie klopt?'
'Dat ze niet exploderen, bewijst de juistheid van mijn veronderstelling, dat de Accalauries uit antimaterie bestaan. De energiebel beschermt ze, snap je?' Toen Farrell knikte, vervolgde hij: 'Toen op Terra met kunstmatig verkregen antimaterie werd geëxperimenteerd, moest het ook in speciaal afgeschermde tanks worden bewaard, opdat het niet met gewone materie, zelfs niet met lucht, in aanraking zou komen. Daar werden speciale krachtvelden voor ontwikkeld, gelijk aan die van de Accalauries, maar in omgekeerde richting. De onbekende wezens willen met ons in verbinding komen, maar dat kan alleen met een effectieve afscherming, die explosies voorkomt. Vandaar die steenmonsters. De lichttentakels zijn niets anders dan krachtvelden binnen een ander krachtveld. Ze isoleren de verzamelde monsters en voorkomen daarmee een explosie.'
En dat leek inderdaad het geval te zijn.
Telkens weer strekten de zoekende energietentakels zich uit, grepen voorzichtig stukken steen en trokken zich daarmee in het lichtende moederlichaam terug. De tweede energiebel volgde nu het voorbeeld van de eerste. Nu en dan vonden kleine explosies plaats, die waarschijnlijk aan onvoorzichtigheid moesten worden geweten, maar ze richtten geen zichtbare schade aan.
'Nu begint dat ene ding in de restanten van de vernielde machines te zoeken,' mopperde Denver nijdig. 'Willen ze dan alles onderzoeken?'
'Natuurlijk willen ze dat, Denver. Hou je kalm, hè.'
Dat deed Denver, tenminste voorlopig.
Maar toen verscheen van achter de rotsen een Urba, een oorspronkelijke bewoner van de planeet Salem, een zwarte, bijna een meter lange gepantserde slang, die in de loop der tijd aan de aanwezigheid van mensen gewend was geraakt en op zijn manier zoiets als vriendschappelijke betrekkingen met hen onderhield.
Ze leken enigszins op Terraanse zeehonden en bewogen zich ook even onbeholpen. Urba's verschenen altijd als ze mensen zagen en lieten zich zelfs door hen strelen. Niemand wist, waarvan ze leefden. Er waren op Salem geen planten of andere levende wezens waarmee ze zich hadden kunnen voeden.
De Urba kroop met zijn eigenaardige bewegingen naar de twee lichtbellen toe en toen verloor Denver werkelijk zijn kalmte.
'Als dat knaapje iets overkomt, krijgen ze met mij te doen. Dat is vast en zeker Pipsi, die ik eens van onder een rotsblok heb gehaald. Sindsdien heeft hij mij op gezette tijden bezocht.'
'Ze lijken immers allemaal op elkaar,' probeerde Howard hem gerust te stellen. 'We kunnen trouwens niet verhinderen, dat hij naar de Accalauries toe kruipt. Of wil jij hem soms tegenhouden?'
Denver aarzelde met zijn antwoord.
'Stil blijven liggen,' waarschuwde Ronald. 'Ik moet alles filmen. Zeker een ontmoeting tussen een Accalaurie en een levend wezen. Daar kunnen we veel van leren.'
De Urba kroop verder. Op die afstand was hij met het blote oog nauwelijks te zien, maar de zoeker van de camera werkte als een verrekijker, zodat elk van de mannen op het kleine beeldscherm kon zien, wat er op een kilometer afstand gebeurde.
Een van de gelande Accalauries scheen de beweging te hebben opgemerkt. Hij verhief zich een eindje van de grond en kwam langzaam in de richting van de Urba. Deze bleef liggen en keek nieuwsgierig naar de lichtbel. Hij was niet bang, want er waren voor hem op Salem geen vijanden. Hij kende slechts vertrouwen.
En dat werd zijn noodlot. De Accalaurie was nu twintig meter boven hem en stak een energietentakel uit, aan het ondereinde waarvan zich een kleine bel vormde. De bel ging open en sloot zich bliksemsnel om de Urba.
De tentakel werd in het moederlichaam teruggetrokken.
Pipsi was verdwenen.
Denver gaf een schreeuw en sprong uit zijn dekking. Met de energiestraler in beide handen en verminderde zwaartekracht bewoog hij zich zo snel, dat niemand hem kon tegenhouden. Howard kwam half overeind, maar Palmers trok hem in de kuil terug.
'Doe geen moeite, Screw. Je haalt hem toch niet meer in. Je zou ons allemaal in gevaar brengen. Laten we afwachten wat er gebeurt. '
Ronald liet de camera ononderbroken doorlopen.
Denver gleed langs de helling omlaag en naderde in een waanzinnig tempo de twee Accalauries, die hun werk hervatten, alsof er niets bijzonders was gebeurd. Hij zette zijn straler op maximum vermogen, maar schoot nog niet.
Hij naderde tot op honderd meter de lichtbel, waarin Pipsi was verdwenen.
De Accalaurie scheen hem te hebben gezien en steeg hoger. Hij zweefde naar hem toe en stak weer een energietentakel uit.
Nu werd Denver dol van woede.
Hij richtte de straler op de lichtbel en schoot.
Er volgde een lichtflits aan de buitenkant van het vreemde krachtveld, waardoor de indruk werd gewekt, dat de energiestraal uit het wapen bij de aanraking met de lichtbel detoneerde. Dat fenomeen wist Denver niet te verklaren. Hij begreep alleen, dat elke aanval op de Accalaurie zinloos was.
Op dat moment zag hij de energietentakel, die zich boven hem vormde en hem onweerhoud-baar naderde, blijkbaar met de bedoeling, hem evenals de Urba te vangen.
Denver liet zijn wapen vallen en zette het op een lopen. Maar de Accalaurie volgde hem en kwam steeds lager - tot hij op Denver belandde.
Op het beeldscherm van de speciale camera zagen Howard en de anderen, wat er gebeurde. De hele lichtbel viel op Denver en omsloot hem, maar de Accalaurie moest weer een fout hebben gemaakt, want Denver veranderde in een bom, die in een spontane kernreactie explodeerde. De Accalaurie werd door de kracht van de explosie omhoog gedrukt, maar het uit antimaterie bestaande wezen wist zijn opwaartse beweging na een paar honderd meter af te remmen en daalde weer.
Howard was doodsbleek geworden.
'Verdorie, Ronald, heb je dat ook gefilmd?'
'De camera loopt onafgebroken. Het was verschrikkelijk! Maar misschien hebben de deskundigen iets aan de film.'
'Denver zal niet voor niets zijn leven hebben gelaten,' beloofde Howard. 'Laten we naar de grot terug gaan. Wacht even, ik zal eerst vragen, of Rakowski al iets gehoord heeft.'
De verbinding kwam tot stand.
'Ons verzoek om hulp is gehoord, Howard,' zei Rakowski en er klonk duidelijk opluchting in zijn stem. 'Ik heb zoëven antwoord van een slagschip gekregen. Het kreeg ons bericht via een relaisstation en is onderweg hierheen. Er komen nog vier schepen mee. Die zullen de Accalauries wel de baas worden.'
'Daar zou ik niet zo zeker van zijn, Rakowski.'
'Dat ben ik wel, Howard. Het schip, dat antwoordde, is de Intersolar.'
'Wat?' hijgde Howard. 'Het nieuwe vlaggeschip van Rhodan?'
'Precies! Wat zeg je nu?'
'Niets meer. Misschien heb je gelijk. Als eréén de Accalauries de baas kan worden, is het Rhodan.'
'Hij kan binnen vierentwintig uur hier zijn.'
Howard kon zijn opluchting niet verbergen en wilde dat ook niet.
'Goddank! Dan zijn we gered.'
Ronald pakte de camera in.
'Maak er een eind aan, Screw! We moeten maken dat we wegkomen. De Accalauries schijnen ons te hebben gezien. Ze komen hierheen.'
Howard zag het gevaar en gaf bevel tot de terugtocht naar de zwever. Ze klommen erin en hielden hun pantserpakken aan. Palmers was zo wijs, niet rechtstreeks naar de grot in het zuidgebergte te vliegen, maar vloog om het westgebergte heen. Daardoor verloren ze de twee Accalauries uit het oog.
Maar toen ze, uit het noorden komend, langs de andere kant van het westgebergte vlogen en het zuidgebergte naderden, bleek, dat hun voorzorgsmaatregel voor niets was geweest.
De twee fel lichtende energiebellen zweefden laag boven het landingsplateau vóór de grot en schenen naar binnen te willen.
Howard riep naar Palmers:
'We moeten ze afleiden. Nader zo dicht mogelijk en lok ze weg, maar voorzichtig. Vermijd elke aanraking, anders is het met ons gedaan. Je zou bijna denken, dat ze peilapparaten hebben, waarmee ze mensen opsporen.'
Palmers voerde de snelheid op en stuurde de zwever in de richting van de twee Accalauries...
3
'Ze heten Accalauries,' onderwees Gucky geduldig zijn voorwereldlijke vriend Zwiebus, die hem naar de manschappenkantine van de Intersolar had meegetroond. Gelukkig waren ze alleen, op een jonge cadet na, die verveeld zijn strafdienst achter de kleine bar deed. 'Accalauries.'
'Dat zei ik toch,' zei Lord Zwiebus, aan het rietje zuigend, dat uit zijn glas limonade stak.
'Hallalauriens!'
Gucky zuchtte en sloeg geen acht op het grijnzende gezicht van de cadet.
'Als ik zo oud was als jij, zou ik waarschijnlijk ook seniel zijn, Sibelius. Maar ik moet toegeven, dat degene, die die naam voor die zevenklappers heeft verzonnen, een rijke fantasie heeft. Vast een individualist.'
'Indi... idi... wat?'
'Laat maar, lord. Drink liever je glas leeg. Over vijf uur zijn we waar we zijn moeten en dan gaat het er weer op los - vrees ik.'
'Wie gaat los, Gucky?'
De muisbever richtte zich tot de cadet achter de bar.
'Zeg es, jochie, heb je niets anders in je flessen dan dat zoete spul? Men komt hier om van de dorst.'
De cadet hield zich aan de voorschriften.
'Als u alcohol bedoelt, sir, moet ik u helaas zeggen, dat die alleen bij bepaalde gelegenheden en op bevel van de commandant mag worden geschonken.'
Gucky genoot van dat 'sir ' als van een heerlijke cognac. Hij wierp Lord Zwiebus een triomfantelijke blik toe, stond op en slenterde naar de bar.
'Jij hebt een uitstekende opvoeding genoten, jonge vriend. Jij maakt zelfs het drinken van limonade tot een genoegen. Geef me nog een glas.'
'Heel graag, sir.'
Gucky nam het volle glas aan en slenterde naar de tafel terug, waar de Neanderthaler hem verwonderd aankeek.
'Hoe komen jij opeens zo zwevend lopen? Niks zwaartekracht?'
Gucky verslikte zich.
'Zwevend? Zo loop ik altijd.'
'Nee, jij anders waggelen. Nu zweven, trots.'
'AchchoAch, hou op met die onzin.' Hij keek naar de deur. 'Kijk eens wie daar komt...!
Luitenant Goshe Marun kwam de kantine binnen en straalde over zijn hele gezicht, toen hij Gucky zag. Hij was een Afro-Terraan en leek een beetje op Ras Tsjoebai. Hij stond bij de bemanning bekend om zijn liefde voor dieren en werddaarom vaak in de maling genomen. Ook al omdat hij in zijn persoonlijke bagage een hickehack bij zich had.
Aanvankelijk wist niemand wat een hickehack was, tot luitenant Marun op zekere dag een eind maakte aan de geruchten, door hickehack mee te brengen in de officiersmess en op de tafel te zetten.
'Nu hoef ik tenminste jullie stomme vragen niet meer te horen,' zei hij.
Op de tafel lag opgerold een wezen, dat verbazend sterk op een egel zonder stekels leek. Het bewoog zich nauwelijks en liet alleen zijn wantrouwige, kleine oogjes zien, waarmee het zijn ongewone omgeving opnam. Zijn neus bewoog, alsof het een onaangename of zelfs gevaarlijke geur opsnoof. Toen kapitein Driggus zijn hand uitstak, om het vreemde dier te aaien, kreeg hij een haal met de linkervoorpoot. Bliksemsnel trok hij zijn hand terug.
'Nou nou,' mompelde hij flegmatisch en zonder kwaad te worden. 'Dus daarom heet hij hickehack.'
Hij boog zich voorover, om het wezen beter te kunnen bekijken.
'Waar hebt u dat dier vandaan, luitenant? Ik wil u niet vragen, hoe u de aanwezigheid van een dier met de reglementen in overeenstemming wil brengen, maar mij is bekend, dat zelfs de commandant ervan weet.'
'Inderdaad, kapitein. Hij heeft er niets op tegen. Tja, de hickehack komt eigenlijk van een maan van Saturnus, maar dat is vast niet zijn oorspronkelijke vaderland. Zijn soortgenoten werden vast en zeker naar Saturnus gebracht, zoals de katten naar de Aarde. Hij slaapt veel. Zijn merkwaardige metabolisme stelt hem in staat, in elke, zelfs in de giftigste, atmosfeer te leven. En hij voedt zich met alles en nog wat. Een echt wonderdier, kapitein.'
Alle aanwezigen bewonderden het diertje, dat al gauw wat vrijer werd en over de tafel kroop. Als iemand hem wilde aanraken, sloeg hij ook zijn pootje niet meer uit. Het beschikte ongetwijfeld over een zekere intelligentie en dat was stelligéén van de redenen, waarom het door de officieren en manschappen al gauw werd geaccepteerd.
Goshe Marun kwam op Gucky's verzoek bij hen zitten.
'Zo, verdrijven jullie hier de tijd?' vroeg hij. 'We zullen er wel gauw weer op los gaan. Salem! Ooit van gehoord, kleintje?'
Ze waren goede vrienden, daarom kon de luitenant zich deze toon permitteren.
'Inderdaad, Goshe. Een gifwereld, koud, onaangenaam. Ik zou er niet graag willen wonen. En nu schijnt hij door Accalauries te zijn ontdekt.'
'Hackemauris!' bromde Lord Zwiebus.
Deze verbastering herinnerde Goshe aan zijn wolegel. Hij greep in zijn zak, haalde de hickehack eruit en zette hem op tafel. Het diertje overtuigde zich ervan, dat het zich op een bekende plaats bevond - en ging weer slapen.
'Ik zou hem maar goed in m'n hut opbergen,' adviseerde Gucky. 'Het zou jammer voor hem zijn, als hij zou exploderen. Je mag hem weer eens bij mij brengen, als Lord Zwiebus andere besognes heeft, dan mij voortdurend met zijn bezoeken te vereren en op m'n zenuwen te werken. Een hickehack vraagt niets.'
'Domkoppen niet vragen,' merkte Zwiebus wijs op. 'Ik vragen veel.'
'Waaruit blijkt, dat je blaakt van intelligentie,' zei Gucky, de hickehack aaiend. 'Weet je, dat hij echt denkt, Goshe? Hij is jou dankbaar, omdat je zijn vriend bent. En hij heeft zich vast voorgenomen, je leven te redden. Het is alleen jammer, dat hij zelf niet telepathisch is aangelegd, tenminste niet erg. Maar ik geloof, dat hij er al iets van verstaat, als je tegen hem praat.'
'Elk woord,' beaamde Goshe. 'Hij begrijpt in ieder geval, wat er van hem verlangd wordt.'
Het intercomscherm naast de deur lichtte op, en de stem van de omroeper zei:
'Volgende lineairetappe over vijf minuten. Die brengt ons in het Graperstelsel, waar we met de lichtsnelheid verder vliegen. Alarmfase twee begint over vijftien minuten. Alle posten moeten worden bezet. Einde mededeling.'
Luitenant Goshe Marun liet de hickehack weer in zijn zak glijden.
'Het spijt me, vrienden, ik ben ook ingedeeld. Maar we zien elkaar nog wel.'
Lord Zwiebus keek hem na, tot de deur achter hem was dichtgegaan. 'Leuk beestje, die kackeschick, hè?'
'Pas maar op, dat hij het niet op je schoot doet,' zei Gucky en dronk zijn glas leeg. 'We kunnen nu beter naar onze hutten gaan, jij naar de jouwe en ik naar de mijne. Vergeet je knots niet...'
Majoor Tree Lacuert had de commandant in de centrale afgelost. Hij was geen emotionaut, wat hem echter niet scheen te hinderen. De twee meter lange reus leek altijd gemelijk en ontevreden, maar wie hem goed kende, wist, dat men zich geen betrouwbaardere en betere vriend kon wensen. En Lacuert haatte niets meer dan papieroorlog en bureaucratie.
Rhodan wachtte, tot de lineairvlucht beëindigd was en de Intersolar weer in het normale universum ging. Kort daarna meldden zich ook de vier escorteschepen.
Op het panoramascherm verscheen het Graperstelsel.
De afstand tot Salem bedroeg nog vier lichturen.
Lacuert wees met zijn rechterhand naar een van de radarschermen.
'Twee Accalauries, sir. Ze draaien als satellieten om Salem. Vliegen we door, of moeten we van koers veranderen en van de andere kant naderen?'
'Doelloos!' antwoordde Rhodan en dacht even na. 'We vliegen met de snelheid van het licht door, recht naar Salem. Ik wil zien, hoe de Accalauries reageren. Misschien kunnen we daaruit waardevolle conclusies trekken. Geef het sein "paraat" voor de vuurleidingcentrale.'
Lacuert leek even te weifelen, maar toen knikte hij rustig als altijd.
'Sein "paraat" voor de vuurleidingcentrale, sir.' Hij drukte op een knop. 'Is gegeven.' Hij keek Rhodan van opzij aan en streek met zijn hand over zijn korte, steile haar. 'Wilt u die dingen aanvallen, sir?'
Rhodan knikte.
'Het zal toch eens moeten gebeuren, nietwaar? Ik weet zeker dat we er niets mee bereiken, maar ik moet weten, wat we er niet mee bereiken. We zijn ervan overtuigd, dat die energiebel-len en hun vermoedelijke inzittenden geen boze plannen koesteren, maar hun verschijning is voor ons verontrustend genoeg, om er iets tegen te doen. Daarom ben ik tot dit experiment besloten. Al worden wij, of althans het zonnestelsel in de beschutting van het tijdveld niet bedreigd, kan dat van de rest van de Melkweg niet worden gezegd. En we hebben nog steeds verplichtingen.' Hij keek weer naar de beeldschermen. 'Ik hoop, dat u mijn besluit goedkeurt, majoor.'
'Maar dat spreekt vanzelf, sir. Ik zou hetzelfde doen. We hebben eenvoudig geen andere keus. Bovendien hebben de mensen van Salem om hulp gevraagd en dat betekent, dat ze in gevaar verkeren.'
Rhodan knikte, maar zei niets meer.
Hij twijfelde eraan, of hij inderdaad juist handelde.
Vier uur later naderden de vijf schepen Salem.
De twee Accalauries waren nu op het panoramascherm van de Intersolar duidelijk te zien. Als ze de Terraanse schepen hadden opgemerkt, lieten ze dat door niets blijken. Ze draaiden als kunstmatige satellieten op een vaste omloopbaan om de reuzenplaneet. Rhodan was nog nooit in de gelegenheid geweest, om die vreemde verschijningen van zo dichtbij en zo lang achter-een te observeren. Afgezien van de Accalaurie, die het Posbivrachtschip vóór de tijdsluis had vernietigd, was hij nog nooit met antimaterie in aanraking gekomen.
Want ook Rhodan was van mening, dat het wezens van antimaterie uit een vreemde melkweg waren.
'Vuurleidingcentrale klaar voor actie,' zei hij en knikte kolonel Korom-khan toe, die intussen majoor Lacuert had afgelost. 'Wie heeft dienst?'
'Majoor Pecho Cuasa, sir.'
'Goed.'
Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid waagde Rhodan zich aan een experiment, van het resultaat waarvan wellicht het voortbestaan van alle in de Melkweg levende intelli-gente en ook niet-intelligente wezens afhing. Als de nieuwe impulsstralers een Accalaurie niet konden vernietigen of tenminste verjagen, zouden de experts zo spoedig mogelijk een effectief wapen moeten uitvinden. Zelfs al kwamen de antimateriële wezens niet met kwade bedoelingen, dan moest hun toch duidelijk worden gemaakt, dat contact ongewenst was, om een atoomexplosie bij een aanraking tussen de tweevijandige elementen te voorkomen.
Rhodan had geen andere keus, dan het experiment uit te voeren.
'Alles klaar?'
'Ja, sir.'
Het was voor het eerst in zijn leven, dat Rhodan het vuur liet openen, zonder dat dit ter zelf-verdediging noodzakelijk was. Maar er bestond stellig indirect gevaar. Hij wist, dat hij zijn handelswijze tegenover het parlement van het zonne-imperium zou moeten verantwoorden. Maar hij was er van overtuigd, dat men haar achteraf zou billijken. Zonder die zekerheid zou hij het bevel tot vuren niet hebben gegeven.
De twee Accalauries vlogen op een afstand van twintig kilometer van elkaar op dezelfde omloopbaan. Rhodan beval de commandanten van de andere vier Terraanse schepen, wachtposities te betrekken en op verdere instructies te wachten. Ze mochten pas tussenbeide komen, als de Intersolar ernstig zou worden bedreigd.
Langzaam haalden ze de achterste Accalaurie in. Als Rhodan nog had geaarzeld, nam een radiobericht, dat de centrale van Salem opving, zijn laatste twijfel weg.
Op Salem was een man door een Accalaurie gedood. De overlevenden waren op de vlucht.
Majoor Pecho Cuasa vuurde de impulsstraler af.
Even tevoren was chef-fysicus Dr. Renus Ahaspere in de commandocentrale gekomen. Rhodan vertelde hem, wat hij van plan was en vroeg, wat hij er van dacht.
De geleerde keek nogal bezorgd.
'De energiestraal van een impulskanon kan fysisch als normale materie worden beschouwd. De lichtende krachtvelden van de Accalauries hebben een zekere neutraliserende werking, maar ik betwijfel, of dat ook bij een aanval zo blijft. Thermonucleaire energiemassa's van onze kant moeten door de antimateriëlen worden afgeweerd, dus kan de gebruikelijke explosie niet uitblijven.'
Dat vreesde Rhodan ook, maar hij wilde de bevestiging horen.
Toen majoor Cuasa zijn bevel uitvoerde, keken hij en Dr. Ahaspere naar het panoramascherm. De flitsende energiebundel trof het lichtende afweerscherm van de Accalaurie, werd er door opgezogen - en een fractie van een seconde later in de vorm van een spontane nucleaire reactie weer uitgespuwd. De explosie vond achter de Accalaurie plaats, die rustig zijn baan bleef vervolgen, alsof er niets gebeurd was.
'Hoe ging dat in z'n werk?' vroeg Rhodan en liet kolonel Korom-khan de snelheid van de Intersolar afremmen. 'Ik heb het laten filmen. We moeten het nog eens bekijken, en wel vertraagd.' Hij wendde zich tot de commandant: 'Vlieg de atmosfeer van Salem binnen en probeer, contact op te nemen met de overlevenden. Ze moeten zich klaar houden, om te worden opgenomen.'
Vervolgens ging hij met Dr. Ahaspere naar de projectiekamer en lietde vertraagde opname op een groot scherm projecteren. Nu zagen ze pas, wat er in werkelijkheid was gebeurd en wat de reacties waren.
Dr. Ahaspere zei:
'Dat is het, sir! Net zoals ik al zei: het schermveld absorbeert onze energie en brengt haar daarna nog eens tot explosie. Onze energiestraal reageert in feite tweemaal, en wel in zichzelf. Dat is een fenomeen, waarvoor de enige verklaring is, dat de Accalauries inderdaad uit een soort onstoffelijke materie bestaan, hoe gek dat ook klinkt - uit antimaterie, anti-atomen, antiprotonen, anti-elektronen - en ga zo maar door. Ik geloof, dat het schot niet helemaal voor niets is geweest. Onze specialisten zullen zeker iets aan de film hebben.'
Rhodan bedankte hem en voelde zich opgelucht. Hij ging naar de commandocentrale terug.
Op dat moment kwam er weer een bericht van Salem.
De inhoud daarvan was voor Rhodan aanleiding, om zijn plannen te wijzigen. Er verscheen opeens een harde, vastberaden uitdrukking op zijn gezicht.
4.
Howard zag Palmers naar de bedieningsknoppen van de boordkanonnen gluren. De thermokanonnen van de zwever waren betrekkelijk klein, maar krachtig genoeg voor verdediging tegen een gelijkwaardige tegenstander of voor het wegsmelten van hindernissen.
'Laat die onzin, Palmers,' riep hij. 'Afleiden, meer niet. Redskin heeft contact met Rhodan dat is voldoende. We mogen onze vrouwen niet onnodig in gevaar brengen - en onszelf ook niet.'
Het leek, alsof de twee energiebellen of hun bemanningen, de Accalauries, hun bewegingen niet meer onder controle hadden. Er deden, zich steeds vaker kleine explosies voor, die wel geen schade aanrichtten, maar deden vermoeden, dat het isolerende energiescherm van de Accalauries toch niet helemaal betrouwbaar was.
Eén van de lichtbellen scheen minder belangstelling voor de ingang van de grot te voelen. Ze zweefde langs de helling omlaag naar de vlakte, bleef daar laag boven de grond en verzamelde steenmonsters. Dat ging altijd gepaard met lichte explosies, die echter niet van ernstige aard schenen te zijn.
De tweede lichtbel naderde, slechts enkele centimeters boven de grond blijvend, de ingang van de grot. Als ze nu zou exploderen, zouden er geen overlevenden meer zijn.
Dat scheen ook de gedachte van Dr. Redskin te zijn, die als plaatsvervanger van Howard was achtergebleven en daarmee de verantwoording had voor de overige mannen en vrouwen. Hij handelde zonder na te denken, uit een instinct, dat hem zei, dat de Accalaurie een mens wilde vangen. En daarmee bracht hij niet één, maar meer dan veertig mensen in gevaar.
Howard zag vanuit de zwever Dr. Redskin uit de grot komen en naar de Accalaurie rennen.
Hij vermoedde, wat de geleerde van plan was, maar kon het niet verhinderen, zonder zichzelf, zijn metgezellen en de zwever in ernstig gevaar te brengen.
Dr. Redskin bleef echter op korte afstand van de Accalaurie staan.
De verwachte arm van onbekende energie vormde zich, naderde de wachtende Terraan en omsloot hem bijna voorzichtig. Howard zag, hoe Redskin in zijn oorspronkelijke vorm in de lichtbel werd getrokken.
Daar werd hij onzichtbaar, verborgen achter een felwit gordijn.
De Accalaurie volgde nu de eerste in de vlakte en haalde hem snel in.
Palmers landde en Howard sprong uit de zwever en rende de grot in naar de anderen.
'Vlug! Verbinding met Rakowski! We moeten Rhodan waarschuwen. De Accalaurie moet worden opgevangen, vóór hij zijn moederschip kan bereiken, anders zien we Redskin nooit terug.'
De verbinding kwam tot stand en Rakowski zond een radiobericht naar de Intersolar, waarmee hij nu voortdurend contact had.
Het was dat radiobericht, dat Rhodan van zijn oorspronkelijke plan deed afzien.
'Twee kleine lichtbellen van de Accalauries zijn op weg van de oppervlakte hierheen. Eén van hen heeft een man van Salem gevangen, waarschijnlijk voor onderzoek. We moeten hen de weg afsnijden en op de aanwijzingen van Howard zien uit te vinden, in welke bel de ontvoerde man zich bevindt. En die vallen we aan, kolonel Korom-khan.'
De commandant knikte kalm. Hij verbaasde zich over niets meer.
Enige minuten later verschenen de twee Accalauries op het panoramascherm. Rhodan wist van Howard, dat Dr. Redskin zich in de tweede bevond. Hij liet daarom de eerste ongemoeid en concentreerde al zijn aandacht op de energiebel, die ongeveer drie kilometer achter de eerste vloog, in de richting van de nog ver verwijderde moederschepen.
'Majoor Cuasa, een straalschot voor de boeg van de Accalaurie, Misschien kunnen we hem er op die manier toe brengen, de man weer te laten gaan. We moeten het proberen.'
'Geen transformatiekanon, sir?'
'In geen geval. We zijn te laag boven het oppervlak en zouden voor ons gevaarlijke reactie kunnen veroorzaken. Denk aan het hogaltaan, majoor.'
De Intersolar naderde de lichtbel van opzij, zodat de vuurleidingofficier een goed doel had. Gedurende enige seconden flitste de energiebundel in de richting van de Accalaurie, die zich er echter niets van aantrok en onverstoord doorvloog. Het was onvermijdelijk, dat hij daardoor in het dodelijke krachtveld belandde.
Rhodan zag, hoe hij door geweldige energie-ontladingen werd geteisterd, die echter geen zichtbare schade aanrichtten, behalve, dat de bewegingen onzekerder werden. Waarschijnlijk kon het afweerscherm van de kleine Accalaurie de onvoorstelbare energiemassa's van het straalschot niet meer absorberen en verwerken, wat invloed op het vliegmechanisme had.
Uit de lichtbel vormde zich een lichtende arm. De arm zwaaide enigszins door de onzekere bewegingen van de bel, maar Rhodan zag aan het uiteinde daarvan duidelijk een donkere vlek. De vlek had de vorm van een mens.
'Vuren staken!' beval hij.
De impulsstraal doofde.
De lichtende tentakel werd aan het uiteinde wijder en de vorm van de gevangen man nog duidelijker zichtbaar.
Plotseling maakte de gestalte zich geheel uit de energetische omklemming los en stortte omlaag in de razende turbulentie van de atmosfeer. Enige ogenblikken later was ze er in verdwenen.
Rhodan had echter nog net gezien, dat de man zijn vliegaggregaat inschakelde, om zijn val af te vangen. De Accalaurie vergrootte zijn snelheid en volgde de andere, die achter de horizon van de nevelige atmosfeer was verdwenen.
Rhodan zag van een onmiddellijke achtervolging af.
Dr. Redskin handelde weloverwogen, toen hij zich opofferde. Hij rekende er niet op, dat hij gered zou worden, maar hij wist, dat ze toch allemaal verloren waren, als de naderende Accalaurie niet werd afgeleid. Hij begreep, dat het antimateriële het op een mens had voorzien. Na de verzamelde steenmonsters was nu levende materie aan debeurt.
Hij voelde niets, toen hij door de energietentakel werd gegrepen en opgetild. Misschien kwam dat door zijn beschermende pak, maar waarschijnlijker leek hem, dat de energiebel en de tentakels uit isolerende velden bestonden, die direct contact tussen materie en antimaterie verhinderden. Alleen daardoor waren de Accalauries in staat, steenmonsters en ook levende wezens te verzamelen van een universum, waarin andere natuurwetten dan de hunne golden.
Hij belandde in een voortdurend veranderende holle ruimte met slappe wanden, ongetwijfeld ook bestaande uit energetische velden, die materie vasthielden. Hij zag steenmonsters, wat machineonderdelen en brokken hogaltaan door elkaar in die holle ruimte liggen.
Hij kon niet naar buiten kijken en ook het radiocontact met Howard en de anderen was verbroken. Dat verbaasde hem niet, want hij had er op gerekend. Hij voelde een lichte druk, toen de Accalaurie begon te stijgen, maar die verdween enige seconden later. Hij kon nog steeds de zwaartekracht met zijn regelaar naar believen veranderen.
Minuten lang gebeurde er niets.
Redskin zou de eerste mens zijn, die een antimaterieel wezen te zien zou krijgen, maar die gedachte verheugde hem niet. Hij dacht, aan wat er met hem zou gaan gebeuren en aan een mogelijkheid om een explosie te voorkomen.
Plotseling meende hij haperingen in de voortbeweging van de Accalaurie te voelen. Hij kon niet weten, dat Rhodan op hem liet schieten, om hem te redden, maar opeens puilde een gedeelte van de energetische wand als een zak naar buiten. Hij werd door een onzichtbare kracht in die zak geduwd, die meteen werd afgesloten.
Hij bevond zich weer in het verdikte uiteinde van een energietentakel.
De wanden ervan schenen dunner en daardoor meer doorzichtig te zijn. Vaag kon hij de buitenwereld zien... en de reusachtige bol van de Intersolar. Hij zag ook de impulsstraal en begon te vermoeden, wat er aan de hand was.
Maar nog vóór hij hier verder over na kon denken, werd hij vrij gelaten. Hij stortte in de diepte, want de Accalaurie vloog veel te langzaam, om de aantrekkingskracht van Salem door de middelpuntvliegende kracht te kunnen doen opheffen.
Redskin schakelde zijn vliegaggregaat in, maar dook de atmosfeer in vóór hij zijn val kon afremmen. Hij wist, dat het wolkendek, waarin hij viel, tientallen kilometers dik was. Al die tijd vloog hij blind.
Maar hij kon proberen, radiocontact met Rakowski of de anderen in de grot te krijgen, als Salem niet al te ver onder hem was weggedraaid.
Rakowski antwoordde pas na drie vergeefse pogingen en nadat Redskin enige honderden kilometers in westelijke richting had afgelegd. Hij kreeg een peilsignaal en zag reeds tien minuten later het bekende gebergte onder zich. De krater was ook duidelijk te zien en even later ook het plateau vóór de grot.
Hij landde behouden en werd door zijn vrienden geestdriftig ontvangen. Ze hadden hem immers al opgegeven.
Al zag Rhodan van een achtervolging van de Accalauries af, hij wilde ze toch nog laten observeren. De vier escorteschepen kregen bevel de grote lichtbellen in het oog te houden en ze te volgen als ze zich zouden verwijderen. Echter niet wanneer ze in de lineairruimte zouden gaan.
Kolonel Haltenbach, de commandant van een van de escorteschepen, sluisde tien minuten later een Lightningjager met twee man bemanning uit, daar hij het te riskant vond, met zijn zware slagschip de gevaarlijke energiebellen te naderen. Niemand kon hem dat kwalijk nemen, ook de twee piloten van de jager niet.
Ze schakelden hun hoogwaardige afweerscherm in en stoven de twee kleine lichtbellen achterna. Hun bewegingen konden op de beeldschermen van de vier zware eenheden worden gevolgd.
Rhodan aarzelde nog met zijn landing op Salem. Van zijn radiocentrale vernam hij, dat Howard en de zijnen zich in veiligheid bevonden en dat hun geen direct gevaar dreigde. Redskin was geland en in de grot.
Rhodan zag geen reden, om meteen met de reddingsactie te beginnen.
Er zou zich niet zo gauw weer eenkans voordoen, om twee grote schepen van de Accalauries van zo dichtbij te bekijken.
Hij volgde op grote afstand de vier escorteschepen, zich steeds verder van de planeet Salem verwijderden, om een beter overzicht te krijgen. Zwijgend en vol twijfel, zag hij kolonel Haltenbach een jager er op uitsturen.
Hij wist niet wie de piloot van die jager was, maar aan de koers en de manoeuvres was duidelijk te zien, dat het een ervaren en moedig man moest zijn. Hij negeerde de kleinere lichtbellen en stoof door naar een van de 4000 meter grote moederschepen.
Rhodan voelde meer dan hij het zag, dat Lord Zwiebus en Gucky de commandocentrale binnen kwamen. De grote kerel met zijn rode tricot droeg de muisbever op zijn sterke arm. Zwijgend ging hij in een vrije stoel zitten en keek eerst naar Rhodan en toen naar wat er op de beeldschermen te zien was. Zijn slimme ogen weerspiegelden het langzame begrijpen van wat daar gebeurde.
Op duizenden kilometers afstand trok de jager een streep, recht naar een van de grote lichtbellen. Zijn afweerscherm was ingeschakeld en Rhodan slaakte onwillekeurig een zucht van verlichting, toen hij merkte, dat de piloot noch de impulsstraler noch het transformatie-kanon gebruikte.
Toch kwam de catastrofe.
Toen de jager de Accalaurie tot op enkele kilometers genaderd was, leek hij plotseling tegen een onzichtbare muur te botsen. Op het panoramascherm was duidelijk te zien, dat hij letterlijk platgedrukt werd. Daarna volgde een explosie, vergezeld van een lichtflits, die aan de ontploffing van een aantal van 4000-gigatonbommen deed denken. Op de plaats waar de uitstralingen van de twee afweerschermen elkaar hadden geraakt en een enorme energie-ontlading was veroorzaakt, ontstond een kleine, stralende zon.
De vuurbal doofde langzaam en werd tegelijkertijd groter.
Rhodan besefte dat dit geen opzettelijke agressie van de Accalaurie was geweest. De vernietiging van de Terraanse jager kon ook niet als een noodmaatregel worden gezien. Het was eenvoudig een ongeluk, een natuurramp, niets meer en niets minder.
Via de telecom beval Rhodan de commandanten van de vier escorteschepen, de Accalauries niet dichter te naderen. Bovendien verbood hij het uitsluizen van jagers. De twee lichtbellen moesten van een veilige afstand worden geobserveerd. Pas wanneer bleek, dat ze weer 'sloepen' op Salem wilden laten landen, moest er alarm geslagen worden.
Nu verloor Gucky zijn geduld.
Hij liet zich van Lord Zwiebus' schoot glijden, waggelde naar Rhodan, die voor het panoramascherm stond en zei:
'En nu kun je zeggen of denken wat je wilt, maar ik ben het zat. Je komt zo nooit te weten, wat er met die gekke dingen aan de hand is. Ik teleporteer van hieruit precies in zo'n lichtbel, en dan zullen we eens zien...'
'Dat zul je wel laten, mannetje,' viel Rhodan hem in de rede.
'En waarom, als ik vragen mag?'
'Ik heb je nog nodig,' antwoordde Rhodan droog.
Gucky sloeg zijn ogen neer, om zijn ontroering te verbergen.
'Aha, je hebt me nog nodig. Daar zal ik aan denken, als je me weer eens een kinderachtig karweitje wilt laten doen. Maar zonder gekheid: wat kan mij gebeuren? Ik ben al vaker in onbekende energieschermen gesprongen, die me niet wilden hebben. Ik werd teruggesmeten, meer niet.'
'Deze keer zijn het energievelden uit een antimateriële universum. Het zal je niet terugsmijten, maar in een atoombom veranderen. En dat kun zelfs jij niet hebben.'
'Ik zou het moeten proberen...'
Lord Zwiebus was opgestaan. Hij kwam naar Gucky toe, legde in een teder gebaar voorzich-tig zijn geweldige knuist op diens schouder en zei:
'Rhodan gelijk hebben, Gucky. Jij niet springen.'
'Zo, en waarom niet? Bemoei jij je er niet mee, als twee volwassen personen met elkaar praten.'
'Ik, Lord Zwiebus, tweehonderd jaar oud, dus volwassen.'
Hier kon Gucky niets tegen inbrengen.
'Toch teleporteer ik, anders komen we nooit te weten, hoe die Accalauries in elkaar zitten.'
Rhodan keek Zwiebus aan en vroeg:
'Zie jij er gevaar in, Zwiebus? Ik weet, dat antimaterie je niet bekend is, en het is misschien teveel gevraagd, in dit geval een instinctieve reactie van je te verwachten. Maar toch vraag ik je nogmaals: vind je het gevaarlijk, om Gucky te laten teleporteren?'
Lord Zwiebus knikte heftig.
'Ja, stellig. Als hij dat doen, hij niet meer terugkomen.'
Gucky keek een beetje sip en zijn nekharen gingen overeind staan.
'Goed,' bromde hij, 'dan doe ik het niet. Maar verwijt me later niet, dat ik het niet heb willen proberen! Kijk eens: die twee kleine lichtbellen hebben de grote bereikt. Moeten we ze er in laten gaan?'
'We zullen het ze niet beletten. Als de Accalauries niet alleen intelligente wezens zijn, maar ook toenadering wensen, zullen ze dat gebaar van ons op de juiste manier uitleggen.'
'Of denken, dat we bang voor hen zijn,' zei Gucky.
'Dat zullen ze niet, want het tegendeel bleek, uit de nadering van de jager. Daaruit bleek ook, dat wij met hen in contact willen komen, zodra dat fysisch mogelijk wordt. Nu is het daarvoor nog te vroeg.'
Ze keken weer naar het beeldscherm, want wat daarop te zien was, was interessant genoeg, om al hun aandacht op te eisen.
De twee kleine lichtbellen hadden hun snelheid aan die van de tweede Accalaurie aangepast en naderden hem nu langzaam. Het opnemen leek niet zo gemakkelijk te zijn. Rhodan keek Dr. Ahaspere vragend aan. Deze knikte.
'Ik weet wat u vragen wilt, sir. Eigenlijk weet ik het ook niet, maar ik heb een vermoeden. Zelfs in het vacuüm van de ruimte en vooral dichtbij zo'n grote planeet, zijn nog materiedeel-tjes. De Accalauries moeten natuurlijk voorzichtig zijn en er voor zorgen, dat er geen enkel atoom in hun schip komt, vóór het er voldoende tegen afgeschermd is. Ik moet toegeven, sir, dat de Accalauries in dat opzicht knapper zijn dan wij. Zij hebben een enigermate effectieve methode ter beveiliging van relatieve antimaterie gevonden, wij nog niet. Zij wagen zich in een universum van antimaterie! Dat kunnen wij niet doen, zonder gevaar te lopen, onmiddel-lijk vernietigd te worden.'
Rhodan gaf hierop geen antwoord.
Geboeid keek hij naar wat er bij de schepen van de Accalauries gebeurde.
De twee 'Sloepen' waren nog enige honderden meters van hun moederschip verwijderd, toen er een soort energie-uitwisseling plaats vond, en wel in de vorm van lichtdraden, die tussen de verschillende objecten ontstonden. En toen werden de sloepen plotseling als het ware opgeslokt.
Het moederschip vloog ongestoord verder.
De vier Terraanse slagschepen volgden het op veilige afstand.
En toen veranderden de Accalauries plotseling van koers en verhoogden hun snelheid. Ze zette koers naar de vrije ruimte.
Rhodan wilde weten, hoelang ze nodig hadden, om de lineairsnelheid te bereiken. Hij gaf bevel, hen te volgen en deelde Howard via de radio mee, dat hij zo spoedig mogelijk zou terugkomen.
In het Graperstelsel kwamen zo goed als geen asteroïden voor. Bij de ontdekking van het stelsel waren er wel enige gesignaleerd, maar het waren er zo weinig, dat ze voor de navigatie geen rol speelden en ze waren allemaal te klein, om te kunnen worden bewoond.
Eén ervan draaide op grote afstand, ver buiten het stelsel, om de zon Graper. Onder andere omstandigheden zou ze misschien geschikt zijn geweest, om als steunpunt te worden ingericht. Ze had een middellijn van 20 kilometer en het zonlicht werd door haar bijna zwarte oppervlak bijna niet teruggekaatst. Zonder technische hulpmiddelen was ze in de ruimte nauwelijks te zien. En dat leidde tot een ramp.
Het was Rhodan reeds na een paar minuten duidelijk, dat de Accalauries na hun succesvolle 'rooftocht' het Graperstelsel zo snel mogelijk wilden verlaten. Stellig niet uit angst voor de Terraanse schepen, maar enkel en alleen om geen verdere verwarring meer te stichten en daarmee aan te geven, dat ze uitsluitend voor een onderzoek waren gekomen. Rhodan wist, dat niet alle officieren en geleerden van de Intersolar zijn mening deelden, maar volgens hem hadden de Accalauries door hun gedrag bewezen, dat ze juist was.
Nog een punt in zijn overwegingwas hun bijna overhaaste vlucht. Dat kon om verschillende redenen zijn. In de eerste plaats het hogaltaan. De vreemde wezens moesten inmiddels hebben gemerkt, dat het een hyperdimensionaal stralend en dus zeer zeldzaam element was, dat hun misschien een waardevolle aanwijzing voor het opnemen van contact gaf. De tweede reden waren de vijf grote Terraanse schepen. Als die serieus tot de aanval zouden overgaan, zouden de Accalauries misschien gedwongen worden, zich met alle hun ter beschikking staande middelen te verdedigen. En dat kon tot een onherstelbaar misverstand leiden.
Rhodan was ervan overtuigd, dat de Accalauries dat wilden voorkomen, en als zijn overwegingen tot zover juist waren, zou er eens een vreedzaam contact tussen de twee verschillende universa kunnen worden gelegd.
De snelheid lag nog ver beneden die van het licht, toen kolonel Korom-khan naar het radarscherm wees.
'Een asteroïde, sir, vier miljoen kilometer recht vooruit. De Accalauries vliegen er recht op af. Als ze niet binnen twintig seconden van koers veranderen, komt de tweede er mee in botsing.'
Rhodan keek niet naar het radarscherm, maar bleef naar het panoramascherm kijken, waarop de Accalauries duidelijk te zien waren. De aangekondigde asteroïde bleef onzichtbaar, omdat haar geringe weerkaatsing van het zonlicht verloren ging in het schijnsel van de energiebellen.
'Ze hebben toch ook instrumenten,' zei Rhodan. 'Waarom zien ze die asteroïde dan niet?'
De commandant haalde slechts zijn schouders op en gaf geen antwoord.
En toen gebeurde het.
De eerste Accalaurie veranderde plotseling bliksemsnel van koers, alsof hij de hindernis op het laatste moment nog net op tijd had gezien. Maar hij had waarschijnlijk geen tijd meer, om de tweede, die hem op korte afstand volgde, te waarschuwen.
Bovendien benam het eerste schip hoogstwaarschijnlijk het tweede het uitzicht. Het fel lichtende scherm moest de rest van het heelal absoluut zwart doen lijken. Misschien overstraalde het zelfs het licht van de sterren.
De Accalaurie kwam met de asteroïde in botsing. Een Terraans schip, dat er met zo'n kracht mee in botsing zou komen, zou een enorme explosie hebben veroorzaakt. Hoe groot de massa van een 20.000 meter grote asteroïde ook was, de kracht van de botsing zou haar hebben verpulverd. De motoren van het schip zouden hun energie in een atoomreactie hebben vrijgegeven.
Maar nu kwam er een Accalaurie, een schip van antimaterie, omhuld met een scherm van antimateriële energie, met de asteroïde in botsing. Het gevolg moest onvergelijkbaar verschrikkelijker zijn.
Rhodan sloot zijn ogen, want de automatische verduisteringsinrichting van het panoramaschermwerkte te traag. Tussen zijn oogleden door, zag hij wat er gebeurde.
Nauwelijks een half miljoen kilometer vóór de Intersolar ontstond in de tot nu toe lege ruimte een zon, die met enorme snelheid groter en feller werd. Kolonel Korom-khan verlegde de koers, zodat de nieuwe zon het schip aan bakboord passeerde. Ze laaide in een fel, blauwwit licht en veroorzaakte bovendien meer dan lichtsnelle energiebundels, die in dezelfde seconden waarin ze ontstonden, in de hyperruimte verdwenen. Rhodan wist, dat er gevaar voor een structuurscheur bestond. De nieuwe zon kon in de hyperruimte verdwijnen en een kosmische catastrofe veroorzaken.
Maar gelukkig gebeurde dat niet.
Ze bleef in het normale universum en haar lichtsterkte bleef onveranderd, hoewel de indruk werd gewekt, dat ze minder werd, doordat de Intersolar zich er met grote snelheid van verwijderde.
Dr. Ahaspere zei:
'U kunt zich voorstellen, wat er zou gebeuren, sir, als zo'n schip van antimaterie zonder beveiligingsscherm op de Aarde zou landen. Ik vrees, dat het een kettingreactie zou veroorzaken, die onze hele planeet zou vernietigen. Misschien hebben de Accalauries vreedzame bedoelingen, dat mogen we wel aannemen. Maar ze zijn ook de gevaarlijkste tegenstanders, die we ooit hebben ontmoet. Dat is de tragiek van deze ontmoeting.'
Rhodan knikte. Hij wist niet, wat hij daarop moest antwoorden.
'Terug naar Salem, sir?' vroeg kolonel Korom-khan.
'Ja, kolonel. We moeten ons om de mensen daar bekommeren. De andere schepen moeten de overgebleven Accalaurie op veilige afstand volgen, tot hij in de lineairruimte gaat.'
De Intersolar wendde even later de steven en zette koers naar het Graperstelsel en de planeet Salem.
Volgens menselijke berekening was hier nu geen antimaterie meer.
Het gevaar was voorlopig bezworen.
5.
Nadat Dr. Redskin zijn avontuur uitvoerig en herhaaldelijk aan Howard en de anderen had verteld, verscheen er een peinzende uitdrukking op zijn gezicht. Dr. Palmers had hem iets gevraagd en dat scheen Redskin te herinneren aan iets, dat hij scheen te hebben vergeten.
'De energiewanden van de tentakel. .. ? Ja, Palmers, je hebt gelijk. Dat is inderdaad iets merkwaardigs. Het zou een soort vaste energie kunnen zijn. Ik heb geprobeerd, mijn hand ertegen te drukken. Het gaf mee, maar ik kwam er niet doorheen. Het scheen elastisch te zijn.'
En toen herinnerde hij het zich weer.
'Toen Rhodan met zijn schip de Accalaurie de terugweg afsneed, liet hij mij gaan - een zeker teken, dat hij heel goed begreep, waarom het de commandant van het Terraanse schip te doen was. Hij deed met mijn vrijlating als het ware een vredesaanbod. Maar de Accalaurie had ook een ongelukje. Ik werd niet alleen uitgestoten, maar ook een kleine zak van lichtenergie, waarin een paar van de op Salem verzamelde steenmonsters zaten. Dat heb ik in de opwinding helemaal vergeten, maar die zak moet nu ergens hier liggen. Misschien heeft hij wel een explosie veroorzaakt.'
'Een ogenblik, niet zo vlug,' zei Dr. Palmers opgewonden. 'Weet je ook hoe hoog en bij welke snelheid dat is gebeurd?'
'Natuurlijk niet. Het was boven de atmosfeer en we hadden geen rotatiesnelheid. Ik viel naar Salem, in een flauwe parabool. Ik kon mijn valsnelheid met mijn aggregaten afremmen, maar die lichtzak niet. Hij had stellig al een omloopbaan om Salem beschreven, vóór hij goed en wel begon te vallen.'
Dr. Palmers keek op zijn horloge.
'Dat is drie uur geleden. Als het juist is, wat je hebt gezegd, zou het ding gauw boven ons moeten zijn en wel in de atmosfeer. De radarapparaten in het station zouden het moeten kunnen waarnemen. Howard, geef me Rakowski eens vlug...'
Deze begreep onmiddellijk, wat Palmers wilde. Nog tijdens het gesprek schakelde hij de speciale radar voor de atmosfeer in en begon te zoeken. En enige seconden later vond hij, wat Palmers had voorspeld.
De zak met steenmonsters bestond aan de buitenkant uit antimateriële energie. De isolerende laag zatalleen van binnen, opdat de verzamelde monsters niet met antimaterie in aanraking zouden komen. De atmosfeer van Salem bestond uit normale materie, zij het ook in gasvorm.
De lichtbel trok een vurige staart achter zich aan, als een komeet, maar werd er niet wezenlijk door afgeremd. Het waren luchtmoleculen, die met de buitenkant van de bel in aanraking kwamen en onmiddellijk reageerden, want de bel had de grootste massa.
Toen Rakowski zijn berekeningen had gemaakt, verbond hij zich weer met de groep van Howard.
'In de grot blijven! Het ding komt naar beneden en ik ben bang, dat het heel dicht bij de mijn neerkomt. Zou dat toeval zijn? Of heeft het hogaltaan een bijzondere aantrekkingskracht op antimaterie?'
'Hoelang duurt het nog, vóór het neerkomt?'
'Twee minuten en twintig seconden.'
'Vervloekt! Dat is te kort om je hierheen te halen, Rakowski. Laten we hopen, dat het ding niet op de koepels valt. Geloof je, dat er een explosie komt?'
'Dat is wel zeker. Het ding veroorzaakt in de lucht al reacties. Wat denk je, dat er gebeurt, als het met de grond in aanraking komt, en nog wel met hogaltaan? Dat zal me een vuurwerk geven. Ik zou maar dekking zoeken als ik jullie was. Nog negentig seconden.'
Howard voelde zich bij de ingang van de grot tamelijk veilig. Hij behoefde slechts plat te gaan liggen, om voor elke drukgolf uit noordelijke richting veilig te zijn. Hij keek omhoog, in de nevelige hemel.
De aangekondigde meteoor kon elk moment in het westen verschijnen.
En toen zag hij hem.
Hij schoot uit het wolkendek te voorschijn, een fel blauwwit lichtende staart achter zich aan trekkend, die langer en breder werd naarmate de atmosferische druk en daarmee de luchtdichtheid toenam. De curve van de val werd snel steiler en leek te zullen eindigen in het terrein tussen de woonkoepels en de krater.
Kort vóór de kleine energiebel de grond raakte, liet Howard zich plat op de grond achter de rots vallen en sloot zijn ogen. Hoewel hij zijn arm er stevig tegenaan drukte, werd hij nog bijna verblind door het felle licht van de explosie. Hij zag de langzaam opstijgende gloeiende paddenstoel niet, die even later door de orkaan uiteengescheurd werd. Pas toen de drukgolf over hem heen loeide en door de uitspringende rotsen naar alle richtingen werd verspreid, durfde hij zich op te richten.
Tussen de verwoeste mijn en de woonkoepels gaapte een enorme krater, waarvan de naaste omgeving nog gloeide. Het was moeilijk te schatten, maar naar zijn mening zouden, als de valsnelheid iets groter was geweest, de woonkoepels zijn vernietigd.
Rakowski meldde zich pas enige minuten later.
'Ik moest de noodantennes uitschuiven, Howard. De anderen zijn gesmolten. Het moet daarbuiten vervloekt heet zijn. Ik kan de krater op de beeldschermen zien. Nog geen acht kilometer hier vandaan. Heb ik even geluk gehad?'
'Zeg dat wel, Rakowski. Heb je contact met Rhodan?'
'Ik probeer het te krijgen. Ze zijn de moederschepen gevolgd. Een ogenblik. .. je hoort zo meer van me.'
Howard ging op een kist zitten. Ondanks de ingeschakelde koelinstallatie van zijn pak transpireerde hij. Daarginds bij de koepels waren de antennes bij 100 graden Celsius gesmolten! De explosie moest een onvoorstelbare hoeveelheid energie hebben vrijgemaakt. En dat van zo'n kleine zak antimaterie!
Als er toch eens zo'n 4000 meter groot schip, zo'n lichtbel van antimaterie zou komen landen...
'Ik zou je precies kunnen uitleggen, wat antimaterie is Zwiebus, maar je zou het toch niet begrijpen. Zie je, ik begrijp het zelf niet goed, dus hoe zou jij het dan kunnen begrijpen? Dat zou toch paradoxaal zijn, hè?'
Gucky legde zijn rechtervoorpoot op zijn borst, op de plaats waar zijn cellenactiveerder pulseerde. Zwiebus ging niet op de pocherige woorden van de muisbever in, maar wees naar diens borst.
'Daar jij zeker erg trots op zijn, hè?'
Gucky knikte.
'Natuurlijk, hij maakt me onsterfelijk. Ik word net zo oud als jij, als hij niet van me gestolen wordt. Hij is van tante Mory, de vrouw van Rhodan geweest. Ze is vermoord. Perry gaf mij toen dit ding, omdat hij vond, dat ik oud begon te worden.'
'Blijft het de cellenactiveerder gelijk, waar hij pulseert?'
'Volkomen. Voordat ik hem had, klopte hij op de borst van een mooie vrouw, en nu op de mijne.' Gucky tikte op de plek, waar hij zijn hart vermoedde. 'Wat maakt het voor verschil?'
Lord Zwiebus grijnsde.
'Arme activeerder! Als hij zich kon verzetten...!'
'Dat is een stomme opmerking, aapmens! Maar ik moet zeggen, dat je heel behoorlijk kunt praten, als je er moeite voor doet. Waarom doe je dat niet altijd?'
De Neanderthaler plukte verlegen aan zijn borstharen.
'Het is gemakkelijk, mensen en jou een plezier te doen. Men hoeft zich alleen maar dommer voor te doen dan men is.'
Gucky hapte naar adem en vroeg:
'Zeg dan eens: antimateriële energie met moleculair normale reactie.'
'Antirationele energie met nolebucair moraalactie. Hoezo?' zei Lord Zwiebus.
Gucky schudde van het lachen, maar werd toen opeens kwaad. Hij staarde de Neanderthaler aan, die met een onschuldig gezicht naast hem zat.
'O, bedoel je dat? En vind jij dat grappig?'
Lord Zwiebus nam zijn knots en stond op.
'Ja. Of lachte jij omdat je zo'n verdriet hebt?'
Met trots opgeheven hoofd liep hij weg.
Gucky keek hem, nog steeds nijdig, na.
De Intersolar doorboorde het wolkendek van Salem en landde op advies van Howard op de grote vlakte tussen de woonkoepels en het zuidgebergte. Het westgebergte bood bescherming tegen de straling van de twee kraters.
De zes zwevers van de groep Howard landde dichtbij het gigantische slagschip. Een team van geleerden moest de mensen en hun uitrusting zorgvuldig onderzoeken, vóór ze in het schip werden gelaten. Dat was een voorzorgsmaatregel waarvan slechts in uiterste nood werd afgeweken. En gelukkig bestond die uiterste nood nu niet meer.
De vier escorteschepen van Rhodan cirkelden om Salem en zorgden ervoor, dat zich geen verassingen konden voordoen.
De scheepsklok wees drie oktober namiddag aan.
Op Salem begon het juist dag te worden.
Tegen de middag meldde het onderzoekteam, dat er geen bezwaar tegen opname bestond. Ze hadden noch vreemdsoortige bacteriën noch andere ziekteverwekkers kunnen vinden. Howards bewering, dat er op Salem geen bacteriën konden bestaan, werd ontzenuwd met het argument, dat er heel goed bacteriën in de onderkomens konden zijn meegebracht en daar zelfs konden muteren. Dat was in dergelijke gevallen al meer gebeurd.
Toen vaststond, dat er geen redenvoor bezorgdheid was, werd de quarantaine opgeheven. Howard wees enige van zijn mensen aan, die weer in de woonkoepels moesten gaan. Hij zou later met de anderen nakomen. Voor hem bestonden slechts twee mogelijkheden:óf Rhodan besloot, het mijnbedrijf te herstellen en voort te zetten óf hij besloot, Salem voorlopig op te geven. In het tweede geval zou hij hem en zijn groep mee naar Terra moeten nemen.
Hij hoopte, daarover in het volgende uur klaarheid te krijgen.
Hij, Dr. Redskin en Dr. Palmers werden even later uitgenodigd voor een bespreking met Rhodan en enige geleerden. De bespreking vond aan boord van de Intersolar plaats. Howard bracht een zak mee, die hij tussen zijn voeten zette, zonder acht te slaan op de vragende blikken van Rhodans deskundigen. Dat kon nog wachten. Hij wilde eerst weten, hoe de toekomst voor hem en zijn mensen er uitzag.
Nadat de mannen aan elkaar waren voorgesteld, begon Rhodan:
'Ik heb van mijn mannen vernomen, dat de mijn volledig verwoest is. Wederopbouw zou werk, tijd en geld kosten. De vraag is of dat lonend zal zijn.'
'We hebben nieuwe vindplaatsen van hogaltaan in de bergen ontdekt.'
'En de Accalauries hebben Salem ontdekt,' zei Rhodan nuchter. 'Ik denk, dat we Salem voorlopig moeten opgeven. Zolang we geen contact met de antimateriële wezens krijgen, zullen zich steeds weer botsingen voordoen, waarbij wij in het nadeel zijn. Ik heb onze specialisten dan ook opgedragen, zich vóór alles met dat probleem bezig te houden. Daarvoor hebben we uw ervaring nodig, mister Howard, en later uw advies. Vertel mij alles, wat u de laatste dagen hebt gezien en meegemaakt, al lijkt het u nog zo onbelangrijk. Elke kleinigheid kan van grote betekenis zijn.'
Howard vertelde en vergat daarbij ook niet, het schip van de prospectors te noemen en de bewering van de commandant, als zouden Terra, het zonne-imperium en Perry Rhodan niet meer bestaan. Vóór hij verder vertelde, vroeg hij aan Rhodan, waar dat gerucht vandaan kwam.
Hierop antwoordde Rhodan:
'M'n waarde mister Howard, zodra we over het lot van de kolonie op Salem hebben beslist en u hebt besloten, met uw mensen met ons mee te gaan, zult u alles vernemen. Voor mij is in dit verband slechts van belang, dat algemeen aan de vernietiging van het Solstelsel wordt geloofd. En u had toch de indruk, dat die prospector overtuigd was van wat hij beweerde?'
'Absoluut. Zo overtuigd, dat ik zelf bijna ging twijfelen.'
'Mooi. Dan hebben we bereikt, wat we wilden bereiken.' Hij keek Howard glimlachend aan, als om hem te vragen, nog wat geduld te hebben. 'Vertelt u verder. Ik stel in het bijzonder belang in de belevenissen en waarnemingen van Dr. Redskin, die door de Accalauries werd ontvoerd.'
Dr. Redskin vertelde van zijn avontuur met een kalmte die zelfs Rhodan en zijn geleerden verbaasde. Ze maakten hun aantekeningen, om er later vragen over te kunnen stellen.
Daarna kwam Dr. Palmers aan de beurt. Hij uitte zijn vermoedens en theorieën, die in grote lijnen met die van de Terraanse geleerden overeenstemden. Zelfs Dr. Ahaspere was het er grotendeels mee eens.
Toen ze klaar waren, keek Rhodan naar de zak tussen Howards voeten.
'En laat ons nu uw verrassing eens zien, mister Howard. Daar verheugt u zich de hele tijd al op, nietwaar?'
Howard lachte verlegen en bukte zich, om de zak open te maken.
'Eigenlijk is het niets bijzonders,' zei hij, terwijl hij de inhoud van de zak op de vloer schudde. Rhodan en zijn deskundigen zagen onmiddellijk, dat het erts- en steenmonsters van Salem waren. 'Dit hebben we gevonden in de omgeving van de plaatsen waar de explosies plaats vonden, sir. En ook overal waar de sloepen van de Accalauries monsters verzamelden. De vorm viel ons op. De fysische structuur van de monsters is niet veranderd.'
De vorm van de stenen was verbluffend.
Rhodan nam een paar stukken en woog ze keurend op zijn hand. Hij bekeek ze nauwkeurig aan alle kanten, vóór hij ze aan Dr. Ahaspere doorgaf. Daarna nam hij de volgende.
Sommige stenen leken met een vlijmscherp mes te zijn doorgesneden. Volgens Howard waren de ontbrekende helften in een spontane reactie vergaan, terwijl de rest volkomen onveranderd was gebleven. Het snijvlak was effen en glad.
'Kunt u dit verklaren, Dr. Ahaspere?' vroeg Rhodan aan de expert.
Ahaspere schudde zijn hoofd.
'Nee - hoezeer het me ook spijt. Ik heb er nu nog geen verstandige verklaring voor. Men zou kunnen zeggen, dat de ene helft van het ertsmonster zich op het moment van de explosie in een ander universum dan het onze bevond. Vandaar dat onwaarschijnlijk gladde snijvlak. Dat zou geen instrument hebben kunnen doen, maar wel de grens tussen universum en universum, tussen tijd en tijd, of tussen het ene bestaansvlak en het andere. Ik weet, dat het fantastisch klinkt en absoluutonwetenschappelijk, maar ik kan het u niet anders en beter duidelijk maken.'
'Ik geloof, dat ik u begrijp,' stelde Rhodan hem gerust. 'En ik vrees, dat we nog veel zullen moeten leren, vóór we zelfs maar aan contact met de Accalauries kunnen denken. Ze zijn ons in veel opzichten de baas.' Hij keek Howard aan. 'Ik geloof, dat u nu met mijn voorstel, met ons mee naar de Aarde terug te gaan, zult instemmen. Ik weet, dat u al honderd jaren van uw leven hier hebt doorgebracht en vind, dat u zich nu een paar jaartjes rust moet gunnen. Dat hebt u verdiend.'
Zijn stem werd zachter. 'Overigens heb ik gehoord, dat zich aan boordvan de Intersolar een jonge officier bevindt, die graag heel lang met u zou willen praten, mister Howard.'
'Ik ken niemand,' bromde Howard, wie de gedachte aan teruggaan naar de Aarde allesbehalve aangenaam scheen te zijn. Op Salem had zijn leven zin gekregen. Op Terra zou hij slechts een mens onder miljarden andere mensen zijn. 'Wat wil hij van mij?'
'Zijn naam is Patric, mister Howard. Patric Howard.'
Howard staarde Perry Rhodan ongelovig aan, maar toen begonnen zijn ogen te schitteren, als bij de herinnering aan iets wat men lang verloren en vergeten waande.
'Patric! Mijn zoon Patric! Is hij geslaagd?'
'Dat is hij, mister Howard. U kunt voor de reis naar de Aarde de vrije hut naast die van uw zoon krijgen. Ik heb alles al geregeld. Gaat u nu met uw mensen praten. Mag ik de heren Palmers en Redskin verzoeken, zich nog even te mijner beschikking te houden? Ik heb nog een paar vragen...'
Lachend keek Rhodan Howard na, die al in de gang verdween. Toen keek hij Redskin aan.
'Laat me uw relaas nog eens horen, doctor, nu met alle details. Verzwijgt u niets. Alles kan belangrijk zijn.'
Het schip van de prospectors naderde de laatste lineairetappe met de snelheid van het licht het Graperstelsel.
Patriarch Gunner Helgerson zat naast de piloot. De piloot was zijn zoon Per, wiens moeder Maria Helgerson was, de tweede vrouw van Gunnar. Hij had in totaal zeven vrouwen, die hij echter moest delen met zijn eerste officier, Ken Warren, die slechts twee vrouwen de zijne kon noemen. Het overschot aan vrouwen bij de prospectors had tot groepshuwelijken geleid.
'We hebben niets te vrezen, vader,' zei Per na een blik op het beeldscherm. 'Er wonen niet meer dan vijftig mensen op de planeet. En we hebben het hogaltaan dringend nodig, als we zaken willen doen.'
Het schip was een oude korvet van de solaire vloot. De zestig meter grote ruimtebol bood de clan van Gunner Helgerson zoveel ruimte, dat een planeet om op te wonen niet werd gemist. Hier in het schip waren zij de baas en kon niemand hun iets bevelen. Voedsel kon door ruilhandel met andere clans of volkeren worden verkregen.
De prospectors waren eerlijk en vredelievend en was de reden, waarom ze zich eens van het zonne-imperium hadden afgescheiden. Rhodan had daar nooit iets tegen gedaan. Wie zich niet aan de wetten van het imperium wilde onderwerpen, kon ook niet op bescherming rekenen. De handelsbetrekkingen tussen de ongelijke partners hadden onder de nieuwe verhouding niet geleden. Er landden steeds weer schepen van de prospectors op de Terraanse koloniale planeten, om kostbare en zeldzame ertsen en andere grondstoffen tegen levensmiddelen en andere gebruiksartikelen te ruilen.
'Ik wil geen ruzie,' vermaande het clanhoofd zijn zoon. 'We moeten trachten, in vrede met elkaar om te gaan. Ik vraag me alleen af, wat we hun in ruil kunnen aanbieden. Wijn misschien, daar waren ze bij ons eerste bezoek nogal gek op. In de hangars liggen genoeg spullen, die de harten van eenzame mensen kunnen verblijden. Stoffen voor de vrouwen, technisch speelgoed voor de mannen...'
'Zei u niet, dat er geen zonne-imperium meer bestaat?' vroeg Per terloops.
'Of is dat slechts een wensdroom van lieden, die nog meer macht aan zich willen trekken? Dat gerucht is zeker afkomstig van de agenten van Centraalgalactische Unie. Die zijn nooit tevreden.'
Gunnar schudde zijn hoofd en zag Salem op het scherm groter worden.
'Van wie het afkomstig is, weet ik niet. Maar ik heb me van de juistheid ervan overtuigd. Jij was toen ziek, en ik liet je bij de clan van oom Sharif achter. Ik vloog met ons schip naar Terra, maar Terra was er niet meer. Het hele zonnestelsel was verdwenen. Er was alleen nog lege ruimte. En reken maar, dat we de goede positie hadden. Die zat nog nauwkeurig geregistreerd in onze computers. Kun jij daar een verklaring voor bedenken, m'n zoon?'
Per schudde zijn hoofd en corrigeerde de koers.
'Die is er niet, als u daar bent geweest. Maar een zon en negen planeten kunnen niet zomaar verdwijnen, tenminste niet op de normale manier. Als er geen magie achter zit, dan moet het een technische truc van die Rhodan zijn. Ik wed, dat dat de verklaring is.' Hij wees naar het beeldscherm.'Nog een half lichtuur.'
'Verminder de snelheid, Per.'
Er kwam een andere man naar hen toe. Hij was gekleed in een versleten combination en bontlaarzen. Een donkere baard sierde de onderste helft van zijn gezicht. Het was Ken Warren, de eerste officier.
'Gunnar, er is iets niet in orde met de radarapparaten. Ze geven geen echo's aan. Ik heb altijd al gezegd, dat die dingen verwisseld moeten worden, maar naar mij luistert niemand.'
'Waar hebben we radar voor nodig?' vroeg Gunnar geprikkeld. 'Maar goed, je zult je zin hebben. Bij de eerste gelegenheid de beste zal ik er aan denken. Doen ze werkelijk niets meer?'
'Totaal niets. Zelfs Salem komt niet op de schermen en de planeet is toch werkelijk groot genoeg. Als er een asteroïde op onze weg komt, krijgen we niet eens een waarschuwing vooraf. Per moet het panoramascherm goed in het oog houden en langzamer vliegen.'
'Probeer eens, radiocontact met de mensen op Salem te krijgen, Ken, en zeg hun, dat we een nieuwe voorraad wijn komen brengen. Vraag voorzichtigheidshalve toestemming om te landen, om een goede indruk op hen te maken. Zoiets is altijd gunstig, als het tot zakendoen komt.'
Ken Warren knikte en verdween weer naar zijn afdeling. Per bromde:
'Ken heeft altijd wat aan te merken, vader. Vooral op mij. Maar ik word eens clanpatriarch en niet hij.'
Gunnar sprak hier niet graag over. Hij had zich al zo vaak afgevraagd, hoe het na zijn dood verder moest gaan. Het was vrij zeker, dat er in het schip onenigheid zou ontstaan, als Ken niet eerder verdween of gewoon dood ging. Maar hij had zijn aanhangers in de clan, met wie rekening moest worden gehouden.
'Jij bent immers mijn oudste zoon, Per,' zei Gunnar rustig.
Enige minuten later kwam Ken Warren weer de centrale binnen. Zijn gezicht stond bezorgd.
'Howard heeft niet geantwoord, Gunnar. Het was een vreemde stem, waarvan de eigenaar nogal vreemd deed. Hij zei eigenlijk niet veel, alleen, dat we kunnen landen en dat we naderhand nog wel met Howard kunnen praten. Hier...,' hij gaf Gunnar een briefje, '... de coördinaten van het landingsterrein. Het duurde lang eer ze ze vonden.'
Gunnar Helgerson bestudeerde de getallen.
'Ik kan het me niet meer zo precies herinneren, maar die cijfers komen me niet bekend voor. Enfin, we zullen het maar proberen.' Hij stak Per het briefje toe. 'Doe jij dat maar, m'n zoon.'
Ook zonder de radar zagen ze daarna twee van de vier schepen van Rhodan, die om Salem cirkelend, de planeet van de ruimte afsloten.
Het was echter al te laat, om om te keren en per radio werd de prospectors verzocht, de landingsmanoeuvre voort te zetten.
Knarsetandend voldeed Gunnar aan dat verzoek, want hij wist, dat zijn kleine schip te traag en te slecht bewapend was, om tegen zo'n overmacht te kunnen optreden. Hij kwam nog steeds niet op de gedachte, dat het schepen van de solaire vloot konden zijn. Hij meende, dat de twee ruimtebollen schepen van de Carsualische Bond of de Centraalgalactische Unie waren.
Die waren allebei even gevaarlijk.
Ze hadden dus ook de hogaltaanmijn ontdekt en zouden hem zijn handel ontnemen. Dat konden ze, want zij waren de sterkste. Maar dat maakte de woede van Gunnar Helgerson er niet minder om.
Zijn zoon Per liet zich echter niet van zijn stuk brengen. Hij verminderde zijn snelheid en verzocht zijn vader, aan de hand van de gegevens, de landingsplaats op de planeet Salem vast te stellen. Na de eerste metingen nam de scheepscomputer die taak over.
Even later zei Gunnar verwonderd:
'Aan de dagzijde, als we ons haasten. Maar ik wed, dat het niet het oude landingsterrein bij de mijn is. Zouden Howard en zijn mensen verhuisd zijn? Dat kan ik me niet voorstellen. Als het maar geen valstrik is...'
'Daar hoeven we niet bang voor te zijn, want we leven met alle volkeren van de Melkweg in vrede,' stelde zijn zoon hem gerust. Ken stond er met een spottende grijns op zijn gezicht bij. Hij scheen van die vrede niet erg overtuigd te zijn. 'We gaan landen en zien dan wel verder. Er valt bij ons niets te halen, als we in handen van piraten mochten vallen. Ik heb de oude Tipa Riordan eens ontmoet vader. Die is lang niet zo erg als ze wordt afgeschilderd.'
Gunnar gaf geen antwoord. Bezorgd keek hij naar het beeldscherm, waarop Salem snel groter werd.
'Die ontbraken er nog net aan,' zei Rhodan en leidde de misleidingmanoeuvre in. Hij liet Howard bij zich komen en vroeg hem, het spel mee te spelen. Hij legde het hem uit en besloot met: 'Het moet geheim blijven, mister Howard. Niemand mag weten dat ons zonnestelsel nog bestaat, ook de prospectors niet. We drijven handel met hen, maar langs omwegen. Wilt u ons daarbij helpen?'
'Graag, maar hoe?'
'We laten het schip landen op een plaats vanwaar de Intersolar niet gezien kan worden. We brengen u er met een grote shift heen en u praat met de prospectors. Ik zal u een paar van mijn officieren meegeven. Ze zullen in neutrale combinations gekleed zijn. De prospectors moeten ons voor vertegenwoordigers van een andere machtsgroep aanzien, voor mijn part van het imperium Dabrifa of de Ross-coalitie. Zeg hun, dat de mijn wegens te geringe opbrengst wordt opgegeven en dat u hebt besloten, Salem te verlaten.'
'En zouden ze dat geloven?'
'Dat moeten ze wel, of ze willen of niet. Zeg, dat het u spijt en laat doorschemeren, dat uw besluit niet helemaal vrijwillig werd genomen. Dat zal hun respect nog doen toenemen. En zorgt u er daarna voor, dat de prospectors weer ongehinderd kunnen vertrekken. Ook wat dat betreft wekt u de indruk als kan dat alleen op uw voorspraak. Mijn officieren zullen zich wat op de achtergrond houden, zodat u kunt doen, alsof u de prospectors een onwaarschijnlijk geheim toevertrouwt en niet vrijuit kunt spreken, waar de officieren bij zijn. Ik hoop, dat u een goed acteur bent.'
'Dat zal wel lukken,' beloofde de oude man met het witte haar. 'Eigenlijk is het jammer. Die lui zijn niet kwaad, al zijn ze een beetje verlopen.'
'Ik voel voor hen ook meer dan voor fatten met een slecht karakter,' zei Rhodan en stond op. 'Maar ik ga met u mee. Als ik me met een baard vermom, zullen ze me niet herkennen.'
Even later hoorden ze, dat de prospectors waren geland.
De shift startte.
Gunnar Helgerson keek wantrouwig naar de vliegende tank, die naast zijn schip landde. De eerste, die eruit kwam, was Screw Howard. Hij werd gevolgd door enige mannen in combinations zonder distinctieven. Gunnar kon nergens aan zien, tot welke machtsgroep ze behoorden.
Hij liet de sluis openen en pas toen de metgezellen van Howard hun energieschermen uitschakelden en hun helmen openden, waren ze als mensen te herkennen.
Het oude clanhoofd leidde zijn gasten naar de salon, waar zijn vrouwen spijzen en dranken serveerden. Aan gastvrijheid werd door alle prospectors veel waarde gehecht.
Hij vertrok geen spier, toen Howard hem zijn besluit meedeelde. Met zijn scherpe ogen observeerde hij de andere mannen, en hij had natuurlijk al gauw door, dat Howard alleen ongedwongen sprak, wanneer zij er niet dichtbij waren. Het leek eenvoudig, daaruit logische conclusies te trekken. Zo zat het dus...!
'Gelooft u, dat er nog genoeg hogaltaan ligt, om exploitatie voor ons lonend te maken?' vroeg hij fluisterend. 'Ik bedoel, we hebben niet veel nodig. Een paar ton zou genoeg zijn.'
Howard schudde zijn hoofd.
'Ik geloof het niet, maar u zoudt het kunnen proberen. Later natuurlijk, als zij...', hij duidde met zijn ogen op de officieren,'... hier niet meer zijn. Maar ik geloof dat zij ook van plan zijn, hier hogaltaan te gaan winnen. Het zou vervelend zijn, als ze u zouden snappen.'
Gunnar was geschrokken, want de bedekte waarschuwing was hem niet ontgaan. Hij zag, dat een paar van de vreemdelingen zich intensief met zijn vrouwen bezighielden. Dat was goed, want dat leidde hen af. Maar toen hijéén moment in de grijze, onderzoekende ogen een vande mannen keek, die een zwarte baard had, liep er een koude rilling over zijn rug. Het waren dwingende en vastberaden ogen, die echter niet de bereidheid tot compromissen verborgen.
'Centraalgalactische Unie?' vroeg hij fluisterend aan Howard.
De mijningenieur haalde zijn schouders op en nam een slok wijn.
'Ik weet het niet, Helgerson. Ze hebben het me niet gezegd. Als ik u een raad mag geven, verdwijn dan, vóór zij anders beslissen. Het kan nu nog.'
'Goed, dank u,' zei Gunnar op luide toon. 'Laat ons op ons weerzien drinken, Howard. Jammer dat er toch niets van onze zakenrelatie terecht komt. Erg jammer. Maar we lijden er geen honger door, zoals u ziet.'
En daar zag het inderdaad niet naar uit. De tafels bogen bijna door onder het gewicht van de delicatessen en dranken. Rhodan begon te begrijpen, waarom de prospectors zich tijdig onafhankelijk hadden gemaakt.
Zij hadden niet de eerzucht, een eigen imperium te stichten, maar wilden slechts leven op de manier die zij het prettigste vonden.
Toen er later afscheid werd genomen, gebeurde dat in de beste verstandhouding. Toch was er door deze ontmoeting een vonkje bezorgdheid in het hart van Gunnar Helgerson achtergeble-ven, en dat was ook Rhodans bedoeling geweest.
De prospectors startten twee uur later, kort vóór het vallen van de duisternis. De radar van de wachtschepen bevestigde, dat de oude korvet twintig minuten later in de lineairruimte verdween.
De mensen van Howard haalden alles uit de woonkoepels wat tot hun persoonlijke bezittingen behoorde en de moeite van het meenemen waard leek. Intussen plaatsten de specialisten van Rhodan verscheidene springladingen en verbonden die met een tijdontsteker. De enige mogelijkheid was, de koepels in een atoomexplosie te verwoesten.
Op 5 oktober was de Intersolar startklaar.
De vier andere, op hun omloopbaan op het vlaggeschip wachtende eenheden kregen de gege-vens voor de terugreis, die in de computers werden opgeslagen en bij latere lineairetappen zouden worden gebruikt. Kolonel Korom-khan leidde persoonlijk de startmanoeuvre.
Rhodan, Howard, Palmers, Redskin, Dr. Ahaspere en nog enige geleerden, zaten voor het monitorscherm in de eerste officiersmess. Op enige afstand aan een kleiner tafeltje zaten Lord Zwiebus en Gucky met hun onvermijdelijke glas vruchtensap en luisterden naar wat naast hen werd gesproken.
Belangrijkste onderwerp was natuurlijk de Accalauries.
'Ik heb nog een idee,' zei Dr. Ahaspere, toen de planeet Salem op het scherm geleidelijk kleiner werd. 'We hebben zelf gezien, hoe nutteloos het energiescherm van de Lightningjager was. Ik vraag me nu af, wat er zou zijn gebeurd, als hij een paratronscherm had gehad en gebruikt. Misschien zou dat de verwoestende uitwerking bij aanraking met antimaterie hebben kunnen verhinderen. Misschien hebben we de gelegenheid verzuimd, om dat uit te proberen.'
'Ik heb dezelfde gedachte gehad, maar kwam ook niet tot een resultaat,' zei Rhodan.'Ik ben er echter van overtuigd, dat we nog vroeg genoeg zo'n gelegenheid zullen krijgen. Misschien kan het paratronscherm de vrijkomende energie bij zo'n ontmoeting direct in de hyperruimte afleiden, vóór ze in ons universum kwaad kan stichten.'
'Theoretisch kan dat,' zei Dr. Ahaspere en verzonk in diep gepeins.
'Krrch!' deed Lord Zwiebus aan het tafeltje ernaast en trok zijn hand terug van iets dat op het tafeltje tussen de glazen lag. Het leek op een opgerolde egel zonder stekels. 'Het kreng heeft me gebeten.'
'De hickehack is lief,' verdedigde Gucky zijn kleine vriend, die luitenant Marun hem had toevertrouwd.'Ik praat met hem. Naar verhouding praat hij al beter en begrijpelijker dan jij.'
Rhodan stond op en kwam naar hen toe.
'Aha, de talisman van luitenant Marun,' zei hij lachend, en ging zitten. 'Hij schijnt niet de enige te zijn. Rakowski van de groep Howard stond er op, een Urba van Salem mee te nemen. Hij zweert, dat het Pipsi is, het huisdier van de gedode ingenieur Denver. Een panterslang,die op een zeehond lijkt. Je kunt straks een dierentuin openen, Gucky.'
De muisbever knikte in de richting van de Neanderthaler.
'Ja, drie gasten heb ik er al voor.'
Lord Zwiebus aaide de hickehack, die hem nu rustig liet begaan, 'vier,' zei hij. 'Gast van dierentuin kan nooit directeur worden.'
Gucky verslikte zich in zijn limonade en zette het glas weer op tafel. Met een beschuldigende blik keek hij Rhodan aan.
'Zo gaat het nu altijd, Perry. Dat monster heeft de hele dag niets anders te doen, dan mij te ergeren, me te kleineren en zichzelf als een voorbeeld van intelligentie voor te doen. En dat noemt hij dankbaarheid! Terwijl ik het toch ben geweest, die hem heeft leren praten en zich te gedragen. Wat zou hij zonder mij zijn... ?'
'Gelukkiger,' bromde Lord Zwiebus sarcastisch.
Rhodan nam de hickehack in zijn hand. Het vreemde dier rolde zich uit en liet zijn kleine, zwarte neus zien. Zijn kleine oogjes glinsterden vrolijk en slim en hij liet even zijn kleine, rosé tongetje zien.
'Voor Marun is dit diertje een klein stukje vaderland,' mompelde Rhodan. 'Ik kan het begrijpen. Pas goed op hem, Gucky.' Hij zette de hickehack weer op de tafel. 'En neem Lord Zwiebus zijn opmerkingen niet kwalijk. Hij verwisselt nog steeds de begrippen.'
Gucky wilde iets antwoorden, maar hield zijn mond en knikte begrijpend.
'Goed,' zei hij vergevensgezind. 'Misschien is er toch nog een beschaafd mens van hem te maken.'
'Slok!' zei Lord Zwiebus en zette het lege glas op de tafel naast de hickehack. Maar die sliep al weer.
In de commandocentrale zat kolonel Korom-khan onbeweeglijk aan de stuurtafel, met de SERT-kap op zijn hoofd.
Salem was al een kleine ster geworden, die niet veel meer licht gaf dan de zon Graper. Op de radarschermen waren alleen de echo's van de vier escorteschepen te zien. De snelheid van de Intersolar nam gestadig toe.
Over enkele minuten zou de eerste lineairetappe beginnen.
In een omtrek van lichtjaren was geen Accalaurie te bekennen. Dat was geruststellend, ook voor kolonel Korom-khan. Maar hij wist, dat de ontmoeting met de kosmische Ufo's in het Graperstelsel niet de laatste was geweest.
Het universum was niet groot genoeg om een vreemde, uit antimaterie bestaande beschaving verborgen te kunnen houden.
'Nog dertig seconden,' waarschuwde hij via de intercom.
Vierentwintigduizendvijfhonderd lichtjaren - en vijf minuten in de toekomst.
Buiten verdwenen de sterren en maakten plaats voor absolute duisternis.
De Intersolar was aan de thuisreis begonnen.
Wie of wat zijn de Accalauries? Het geheim dat hen omgeeft, kon niet direct worden ontsluierd, maar niemand, die met het fenomeen 'antimaterie' werd geconfronteerd, twijfelt er aan, dat er meer ontmoetingen met de mysterieuze wezens zullen zorgen.