67
Pelorat bracht werktuiglijk zijn gehandschoende hand naar zijn helm en trok hem toen terug.
'Wat is dat?' vroeg hij verbaasd. Toen keek hij naar Trevize en zei met beverige stem: 'Er is ook iets met jouw helm aan de hand, Golan.'
Trevize keek automatisch of hij een spiegel zag. Hij vond er geen en bovendien was het licht daarvoor te zwak. Hij mompelde: 'Kom mee, het zonlicht in.'
Bij het eerste het beste raam duwde hij Pelorat min of meer de bundel zonlicht in. Ondanks de isolatie van zijn ruimtepak voelde hij de warmte op zijn rug.
Hij zei: 'Kijk naar de zon, Janov, maar doe je ogen dicht.'
Het was terstond duidelijk wat er met het glas van de helm aan de hand was. Waar het glas het metaalweefsel van het pak raakte, groeide uitbundig groen mos. En Trevize wist dat ook zijn eigen glas aldus begroeid was.
Hij veegde met een vinger over het mos op Pelorats helm. Iets van het spul liet los en op de handschoen ontstond een groen plekje. Meteen werd het mos stijver en droger. Hij probeerde het weer en deze maal liet het mos zich losscheuren, waarna het bruin werd.
'Doe dat ook voor mij, Janov,' zei hij. En even later: 'Zie ik er schoon uit? Mooi, jij ook. Laten we maar gaan. Hier is niets meer voor ons te halen.'
De zon was ongerieflijk heet in de verlaten, luchtloze stad. De stenen gebouwen glinsterden fel en het deed bijna pijn aan de ogen. Trevize kneep zijn ogen half dicht en liep zoveel hij kon in de schaduw. Hij hield stil bij een scheur in een van de gebouwen die zo groot was dat hij zijn pink erin kon steken. Hij deed het inderdaad, bekeek zijn vinger en mompelde: 'Mos.' Opzettelijk liep hij de schaduw uit en stak zijn vinger in het zonlicht.
Hij zei: 'Carbondioxide is hier het knelpunt. Alles waar het mos maar carbondioxide van kan betrekken - eroderende rots of wat dan ook - kan het groeien. Wij zijn behoorlijke leveranciers van carbondioxide, waarschijnlijk de allergrootste op deze dode planeet en ik neem aan dat er aan de rand van het helmglas wat koolzuurgas naar buiten lekt.'
'Dus daar groeit het mos?'
'Ja.'
De wandeling terug naar het schip leek uren te duren. En het was natuurlijk veel heter dan bij hun vertrek die ochtend. Het schip bevond zich echter nog in de schaduw en het deed Trevize deugd dat zijn berekeningen juist waren gebleken.
Pelorat zei: 'Kijk daar eens!'
Trevize zag het ook. De omtrekken van de buitensluis waren in mos afgetekend.
'Nog meer lekken?' vroeg Pelorat.
'Natuurlijk. Maar het is maar onbeduidend. Dit mos is de beste indicator van de aanwezigheid van koolzuurgas die er bestaat. Ik heb nog nooit van zoiets gehoord. De sporen moeten alomtegenwoordig zijn en als er maar een paar moleculen carbondioxide te vinden zijn, dan ontspruit het spul al.' Hij zette zijn radio op de golflengte van het schip en zei: 'Blits, kun je me horen?'
Blits' stem weerklonk in beide oren. 'Jawel. Willen jullie naar binnen komen? Ben je nog geslaagd?'
'We staan buiten,' zei Trevize, 'maar doe de sluis niet open. Wij openen hem wel vanaf hier. Ik herhaal, doe die sluis niet open.'
'Waarom niet?'
'Blits, doe nou maar wat ik je zeg, hé. We kunnen straks nog een heel gesprek voeren.'
Trevize pakte zijn straalpistool en stelde hem voorzichtig op het minimum af. Toen weifelde hij. Hij had nog nooit een minimum gebruikt. Hij keek om zich heen, maar er was niets dat fragiel genoeg was om de straal te testen.
In pure wanhoop richtte hij het wapen op de rotsachtige heuvel in wiens schaduw de Verre Ster lag. Het doel werd niet roodgloeiend. Automatisch voelde hij de plek waarop hij geschoten had. Was die wel warm? Dat kon hij door dat dikke isolatiemateriaal van zijn pak niet voelen.
Weer aarzelde hij. Toen kwam het bij hem op dat de scheepswand op zijn minst net zo veel kon hebben als de heuvel. Hij richtte het straalpistool op de rand van de sluisdeur en zette het contact bliksemsnel aan en uit, waarbij hij zijn adem inhield.
Enkele centimeters van het mos werden terstond bruin. Hij zwaaide met zijn hand naar het bruine begroeisel en zelfs dit uiterst milde briesje was in deze ijle lucht al voldoende om de laatste, skeletachtige restanten van het bruine materiaal te doen wegwaaien.
'Lukt het?' vroeg Pelorat gespannen.
'Het lukt,' zei Trevize. 'Ik heb het straalpistool tot een milde hittestraal omgeschakeld.'
Hij sproeide de hitte over de omtrekken van de sluis en het groen verdween onder zijn ogen, maar dan ook helemaal. Hij sloeg op de sluis en de aldus opgewekte trilling deed het bruine spul op de grond belanden, een stof zo fijn dat hij zelfs in deze ijle atmosfeer wolkjes veroorzaakte.
'Ik geloof dat we hem nu wel open kunnen doen,' zei Trevize. Hij tikte op zijn polsbesturing de juiste golflengte uit waardoor het openingsmechanisme binnen het schip geactiveerd werd. De sluis gleed open en was nog maar half open toen Trevize zei: 'Niet treuzelen, Janov, naar binnen. Wacht niet tot de trap naar buiten komt. Klim er maar in.'
Trevize volgde hem en besproeide de rand van de sluis met zijn afgezwakte straal. Ook besproeide hij de trap toen die omlaaggekomen was. Hij tikte vervolgens de sluitingscode in en bleef sproeien tot ze helemaal van de buitenwereld waren afgesloten.
Trevize zei: 'We zijn in de sluis, Blits. We moeten hier een paar minuten blijven. Blijf niets doen.'
Blits' stem zei: 'Geef me een aanwijzing. Gaat het goed? Hoe is het met Pel?'
Pel zei: 'Ik ben hier, Blits en ik maak het prima. Je hoeft je nergens zorgen over te maken.'
'Als jij dat zegt, dan is dat zo. Maar straks wil ik wel een uitleg, dat begrijp je zeker wel.'
'Dat is beloofd,' zei Trevize en activeerde het sluislicht.
De twee gedaanten in ruimtepakken keken elkaar aan.
Trevize zei: 'We pompen zoveel mogelijk planetaire lucht naar buiten. Tot die tijd moeten we hier wachten.'
'En hoe zit het met de lucht in het schip? Mag die erin?'
'Voorlopig niet. Ik wil net zo graag als jij dat pak uittrekken, Janov, maar ik wil er zeker van zijn dat we geen sporen mee naar binnen nemen.'
In het bepaald niet heldere licht van de sluis zette Trevize het straalpistool op de binnenrand van sluisdeur en romp. Methodisch verspreidde hij de hitte over de vloer, de zijkanten, het plafond en toen weer de vloer.
'Nu jij, Janov.'
Pelorat schoof ongelukkig heen en weer en Trevize zei: 'Je krijgt het misschien warm, maar veel erger wordt het niet. Als het te gek wordt, laat het me dan weten.'
Hij speelde met de onzichtbare straal over het helmglas en vooral de randen en toen, stukje voor stukje, de rest van het pak.
Hij mompelde: 'Til je armen op, Janov.' Toen, 'Steun met je armen op mijn schouders en til een voet op. Ik moet ook de zolen doen ... en nu de ander. Wordt het te warm?'
Pelorat zei: 'Ik kan niet zeggen dat ik in een koel briesje baad, Golan.'
'Mooi. Dan geef je me nu een koekje van eigen deeg. Tast me helemaal af.'
'Ik heb nog nooit een straalpistool vastgehouden.'
'Dat zul je nu toch wel moeten. Pak het beet en druk met je duim op dat knopje, en knijp hard in de holster. Mooi zo. Nu ga je over mijn helmglas. Regelmatig verspreiden, Janov en niet te lang op één plek. Nu de rest van de helm, dan de wangen en de nek.'
Hij bleef instructies geven en toen hij overal verhit was geweest en als een otter zweette, pakte hij het straalpistool en bekeek hoeveel energie dat nog had.
'Meer dan de helft is verbruikt,' zei hij en besproeide toen de binnenkant van de luchtsluis tot het straalpistool helemaal leeg was, waarbij het wapen zelf behoorlijk heet begon te worden. Toen stopte hij het pistool terug in de holster.
Pas toen gaf hij het signaal om het schip binnen te gaan. Hij verwelkomde het gesis en het gevoel van binnenstromende lucht toen de binnendeur openging. De afkoeling door geleiding zou de warmte van het pak heel wat effectiever afvoeren dan straling alleen. Het kon verbeelding zijn, maar hij dacht nu al verkoeling te ervaren. Verbeelding of geen verbeelding, hij vond het wel zo fijn.
'Stap uit je pak, Janov en laat het achter in de sluis,' zei Trevize.
'Als je het niet erg vindt,' zei Pelorat, 'dan wil ik toch eerst een douche.'
'Niet eerst een douche. Je mag zelfs niet eerst je blaas ledigen, want ik vermoed dat Blits met je wil praten.'
Blits wachtte hen natuurlijk op. Ze keek bezorgd en achter haar stond Fallom, haar handen stevig geklemd om Blits' linkerarm.
'Wat is er gebeurd?' vroeg Blits op strenge toon. 'Wat is er toch aan de hand?'
'Ik probeer infectie te voorkomen,' zei Trevize droog, 'en daarom zet ik de ultraviolette straling aan. Pak de zonnebrillen. En snel.'
Terwijl het ultraviolette licht de gewone verlichting versterkte deed Trevize zijn vochtige kleren uit en wapperde er flink mee.
'Het is maar een voorzorgsmaatregel,' zei hij. 'Jij ook, Janov. En ik moet me helemaal uitpeilen, Blits. Als je daar niet tegen kunt, moet je maar naar de hut hiernaast gaan.'
Blits zei: 'Ik kan er best tegen en ik word er ook niet verlegen van. Ik kan me prima voorstellen hoe jij eruit ziet en ik geloof niet dat ik iets nieuws zal zien. Wat voor infectie?'
'O, iets dat, als het niet geremd wordt, nogal wat schade aan de mensheid kan berokkenen,' zei Trevize gemaakt onverschillig.