2

Twee weken voorbij! Twee verloren weken! 

Eén week om Askone te bereiken. Aan de uiterste grenzen suisden de waakzame oorlogsschepen hem tegemoet. Wat voor opsporingssysteem zij ook mochten hebben - het werkte uitstekend. Zij kwamen zijdelings dichterbij maar hielden kil afstand en dreven hem ruw in de richting van de centrale zon van Askone. 

Ponyets had het gemakkelijk tegen ze kunnen opnemen. Die schepen waren overblijvertjes van het lang verdwenen Galactisch Imperium - maar het waren sportkruisers - geen echte oorlogsschepen en zonder kernwapens waren het niet meer dan pittoreske, maar impotente ellipsoïden. Toch was Eskel Gorov hun gevangene en Gorov was een gijzelaar die zij zich niet konden permitteren te verliezen. 

En dan weer een week - een week waarin hij zich moeizaam een weg zou moeten banen door wolken lagere ambtenaren die als een soort buffer fungeerden tussen de Grote Meester en de buitenwereld. Iedere kleine ondersecretaris moest hij geruststellen en op zijn hand zien te krijgen. 

Ieder van hen moest op voorzichtige manier gepaaid worden tot hij de handtekening op papier zette die toegang gaf tot een iets hoger geplaatste ambtenaar. Voor het eerst ondervond Ponyets dat hij met zijn Koopvaarderspapieren niets kon uitrichten. 

Eindelijk stond hij dan voor de vergulde, door schildwachten geflankeerde deuren waarachter zich de Grote Meester bevond. Er waren nu twee weken verstreken. Gorov werd nog steeds gevangen gehouden en Ponyets' vracht lag te rotten in het ruim van zijn schip. 

De Grote Meester was een kleine man; een kleine man met een kalende schedel en een rimpelig gezicht, wiens lichaam op de plaats scheen te zijn vastgenageld door het gewicht van een enorme bontkraag. 

Hij maakte een gebaar met zijn hand. De mannen gingen een stap opzij en vormden een pad waarlangs Ponyets zich naar de Staatszetel kon begeven. 

'Zwijg!' snauwde de Grote Meester. Ponyets klemde zijn lippen vast op elkaar. 

'Zo is het goed.' De heerser van Askona ontspande zichtbaar. 'Ik kan niet tegen zinloze kletspraatjes. Ook niet tegen verontwaardigde klachten. Ik heb jullie vaak genoeg gewaarschuwd dat jullie duivelsmachines op Askone niet gewenst zijn.' 

'Het is niet onze bedoeling genoemde Koopvaarder te rechtvaardigen. Bovendien is het niet de gewoonte van Kooplieden ergens binnen te dringen waar ze niet gewenst zijn, maar de Galaxis is groot en het is wel meer gebeurd dat er per ongeluk overtredingen zijn begaan. Het was een betreurenswaardige vergissing,' zei Ponyets kalm. 

'Inderdaad. Betreurenswaardig!' kraaide de Grote Meester. 'Maar een "vergissing"? Jullie van Glyptal IV hebben mij overstelpt met verzoekschriften vanaf het ogenblik dat die ellendeling hier gearresteerd is en ze hebben mij herhaaldelijk gewaarschuwd dat u op komst was. Alles wijst erop dat het hier om een goed georganiseerde reddingsactie gaat!' De ogen van de Askoniaan drukten een en al minachting uit. 

'En jullie Koopvaarders die als krankzinnige vlinders van de ene wereld naar de andere fladderen? Wilden jullie soms beweren dat het niet meer dan een vergissing was om op Askone's grootste planeet te landen; midden in het centrum? Kom kom!' 

Ponyets liet niet merken dat hij van zijn stuk gebracht was. 

'Als de poging om handel te drijven opzettelijk was, Eerbiedwaardige, dan was dat hoogst onrechtmatig en volkomen in strijd met de strenge bepalingen van onze Gilde.' 

'Onrechtmatig, ja,' zei de Askoniaan kortaf. 'Zo onrechtmatig zelfs dat je vriend deze daad waarschijnlijk met zijn leven zal moeten betalen.' 

Ponyets voelde hoe zijn hart ineenkromp. 

'De dood, Eerbiedwaardige, is zo'n absoluut en niet-omkeerbaar verschijnsel, dat er een andere oplossing moet bestaan.' 

Er heerste een kort stilzwijgen. 'Ik heb vernomen dat de Foundation een bijzonder rijke instelling is,' zei de Grote Meester tenslotte. 

'Rijk? Inderdaad. Maar onze rijkdom bestaat uit zaken die u niet in ontvangst wenst te nemen. Onze kernwaren zijn ...' 

'Uw goederen zijn waardeloos omdat ze de voorouderlijke zegen missen. Uw goederen zijn slecht en vervloekt omdat onze voorouders er het interdict over hebben uitgesproken.' 

Het klonk als het reciteren van een religieuze formule. De Grote Meester sloeg zijn ogen neer. 'Bezit u niets anders van waarde?' vroeg hij. 

De Koopman begreep hem niet. 'Wat bedoelt u. Wat wenst u?' 

De Askoniaan spreidde zijn handen. 'U draait de zaak om. U wilt dat ik u vertel wat ik wil. Nee, uw collega zal de straf moeten ondergaan die volgens de Askoniaanse wetgeving op heiligschennis staat. Dood door gasverstikking. Wij zijn een rechtvaardig volk. De armste boer zou hetzelfde lot ondergaan. Ik trouwens ook.' 

'Eerbiedwaardige, zou het mogelijk zijn de gevangene te bezoeken?' vroeg Ponyets moedeloos. 

'De wetten van Askone verbieden iedere communicatie met een ter dood veroordeelde,' sprak de Grote Meester koud. 

Ponyets hield innerlijk zijn adem in. 'Eerbiedwaardige, ik verzoek u mededogen te betonen jegens de man wiens leven op het spel staat en die van geestelijke bijstand gespeend is geweest vanaf het ogenblik dat hij in levensgevaar verkeert. Zelfs nu wacht hem het lot onvoorbereid te moeten terugkeren tot de boezem van de Geest die alles, in de hemel en op aarde, regeert.' 

'Bent u zielzorger?' vroeg de Grote Meester langzaam en wantrouwig. 

Ponyets boog ootmoedig het hoofd. 'Inderdaad, Eerbiedwaardige. De Koopvaarders die ronddwalen door de grote ruimte, hebben mannen zoals ik nodig om de geestelijke kant te verzorgen van een leven dat voor het grootste deel is gewijd aan handel en wereldse geneugten.' 

De vorst van Askone zoog nadenkend op zijn onderlip. 

'Iedere man dient zijn ziel voor te bereiden op de reis naar zijn voorouders, maar ik wist niet dat jullie Koopvaarders gelovigen waren,' sprak hij.