Robot vermist
Toen ik Susan Calvin weer terugzag, was dat voor de deur van haar kantoor waar men bezig was dossiers naar buiten te dragen.
'Schiet je op met je artikelen, jongeman?' vroeg ze.
'Dat gaat best,' zei ik. Ik had ze in een vorm gegoten die met mijn eigen inzichten overeenkwam, de simpele feiten van haar verhaal gedramatiseerd en er wat conversatie en nog wat dingetjes aan toegevoegd. 'Zou u ze eens willen lezen en kijken of ik geen te lasterlijke taal heb gebruikt of ergens te onzinnige vergissingen heb begaan?'
'Dat lijkt me een goed idee. Zullen we naar het restaurant gaan? We kunnen daar koffie drinken.' Ze leek in een goede stemming te zijn, en daarom gooide ik, terwijl we door de gang liepen, een balletje op. 'Mevrouw Calvin?'
'Ja?'
'Zou u me nog wat meer over de geschiedenis van de robotica willen vertellen?'
'Je hebt toch zeker alles al wat je wilde, jongeman?'
'In zekere zin. Maar die gevallen die ik opgeschreven heb, spreken de moderne lezer niet erg aan. Ik bedoel, er is ooit maar één gedachtenlezende robot ontwikkeld en ruimtestations zijn door de tijd achterhaald en in onbruik en robots die mijnarbeid verrichten zijn de gewoonste zaak van de wereld. Maar als u nu eens wat over interstellaire reizen zou willen vertellen. Het is nog maar twintig jaar geleden dat de hyperatoommotor uitgevonden werd en het is algemeen bekend dat het een robotuitvinding was. Wat zit er voor waars in?'
'Interstellaire reizen?' Ze deed bedachtzaam. We waren in het restaurant en ik bestelde een compleet diner. Zij nam alleen maar koffie.
'Het was niet zo maar een eenvoudige robotuitvinding, weet je, nee, zo was het niet. Maar totdat we het Brein ontwikkelden, waren we natuurlijk niet hard opgeschoten. Maar we deden ons best, we probeerden het echt. Ik kwam voor de eerste keer met interstellair onderzoek in contact - dat wil zeggen in direct contact - in 2029, toen er een robot vermist werd...'
De op de Hyperbasis genomen maatregelen waren snel achter elkaar gekomen en getuigden van grote nervositeit - zij vormden het fysieke equivalent van een hysterische gil. Opgesomd in tijdsvolgorde en naarmate de radeloosheid toenam, waren het:
1. Al het werk voor het hyperatoomplan in de ruimtesector van de stations van de zevenentwintigste asteroïdengroep werd gestopt.
2. Die ruimtesector werd, praktisch gesproken, geïsoleerd van het overige deel van het stelsel. Niemand kwam er binnen zonder verlof. Onder geen voorwaarde mocht er iemand uit.
3. Met een speciaal regeringspatrouilleschip werden dr. Susan Calvin en dr. Peter Bogert, respectievelijk hoofdpsychologe en directeur van de mathematische afdeling van de United States Robots & Mechanische Mensen NV, naar Hyperbasis gebracht.
Susan Calvin had het Aardoppervlak nog nooit verlaten en had daar ook nu geen uitgesproken verlangen naar. In een tijdperk van atoomkracht en een duidelijk op komst zijnde hyperatoommotor bleef zij kalm provinciaal. Zij was dus helemaal niet content met deze tocht, zag er de noodzaak niet van in, en elke trek van haar alledaags gezicht van vrouw van middelbare leeftijd liet dat duidelijk genoeg blijken tijdens het eerste avondmaal op de Hyperbasis.
Het gladde en bleke gezicht van dr. Bogert bleef een enigszins gluiperige uitdrukking behouden. En generaal-majoor Kallner, die de leiding van het project had, vergat geen ogenblik eruit te zien als iemand die veel geplaagd was.
Om kort te gaan, het was een naargeestige maaltijd, en de driemansvergadering die volgde had een grauw begin.
Kallner, wiens kale hoofd glom van transpiratie en een uitgaansuniform aan had dat in het geheel niet paste bij de gedrukte stemming, begon met ongemakkelijke directheid. 'Het is een merkwaardig verhaal dat ik u ga vertellen. Ik wil u allereerst danken voor uw komst op zo korte termijn, zonder dat u wist waar het om ging. We zullen dat nu proberen recht te zetten. We zijn een robot kwijt. Het werk is stopgezet en dat moet zo blijven tot we hem hebben opgespoord. Tot nu toe is ons dat niet gelukt en we hebben de hulp van deskundigen nodig.'
Mogelijk merkte de generaal dat het relaas van de netelige positie waarin hij verkeerde als een anticlimax werkte. Er klonk wanhoop in zijn stem toen hij vervolgde: 'Ik behoef u niet te zeggen hoe belangrijk ons werk hier is. Meer dan tachtig procent van het budget van verleden jaar is naar ons toegegaan ...'
'Inderdaad, dat is ons bekend,' zei Bogert voorkomend. 'US Robots ontvangt een prachtige vergoeding voor de terbeschikkingstelling van haar producten.'
Susan Calvin echter zei botweg en op zure toon: 'Waarom is één onnozele robot van zo groot belang voor het project, en waarom is hij nog niet gevonden?'
De generaal wendde zijn rode gezicht naar haar toe en bevochtigde snel zijn lippen. 'We hébben hem gevonden, bij wijze van spreken.' En toen weer, op gekwelde toon: 'Ik zal het u uitleggen. Toen de robot zich niet meldde, hebben we onmiddellijk de noodtoestand afgekondigd; er mocht geen transport meer van Hyperbasis vertrekken. De dag tevoren was er een vrachtschip aangekomen dat twee robots voor onze laboratoria meebracht. Er waren tweeënzestig robots van ... eh ... hetzelfde type aan boord, met een andere bestemming. Van dat getal zijn we zéker. Daar is geen twijfel over mogelijk.'
'Ja, en wat wilt u daarmee zeggen?'
'Toen wij de bewuste robot nergens konden vinden - en ik geef u de verzekering dat we zelfs een verloren grassprietje gevonden zouden hebben als dat er geweest was - hebben we onmiddellijk de robots die nog aan boord van dat vrachtschip waren geteld. Daar zijn er nu drieënzestig.'
'Die drieënzestigste is dus de verloren zoon, neem ik aan?' Dr. Calvins blik werd donker.
'Ja, maar we kunnen niet nagaan welke de drieënzestigste is.'
Er heerste een ijzige stilte toen de elektrische klok elf uur sloeg, en toen zei de robopsychologe: 'Hoogst eigenaardig,' en haar mondhoeken gingen omlaag.
'Peter,' zei ze tegen haar collega, met een grimmige ondertoon in haar stem, 'wat is er hier aan de hand? Wat voor robots zijn er op Hyperbasis in gebruik?'
Dr. Bogert glimlachte zwakjes en gaf aarzelend ten antwoord: 'Dat is tot nu toe vertrouwelijk behandeld, Susan.'
Snel zei zij: 'Ja, tot nu toe. Er zijn drieënzestig robots van hetzelfde type. Daarvan heeft men er één nodig, maar men weet niet welke. Waarom nemen ze dan niet de eerste de beste? Wat is er precies aan de hand? Waarom zijn we hierheen geroepen?'
Bogert zei, met het air van iemand die berustte in het onvermijdelijke: 'Als je me even laat uitspreken, Susan - op Hyperbasis zijn verscheidene robots in gebruik met een brein waarin niet de hele Eerste Wet der robotica is opgenomen.'
'Niet opgenomen?' Dr. Calvin zakte terug in haar stoel. 'Juist. Hoeveel zijn er van gemaakt?'
'Enkele. Het was een regeringsorder, uiterst geheim. Niemand mocht er van afweten, behalve de hoogste functionarissen die er direct mee te maken hadden. Daar viel jij niet onder, Susan. Het was mijn schuld niet.'
De generaal onderbrak hem met een autoritair gebaar. 'Misschien mag ik dat verder uitleggen. Ik wist niet dat mevrouw Calvin niet van de situatie op de hoogte was. Ik behoef u niet te vertellen, mevrouw Calvin, dat er op de Planeet altijd een grote tegenstand is geweest tegen het gebruik van robots. Het enige argument dat de regering had tegen de radicalen op dit terrein, was het feit dat de robots altijd gebouwd werden met een ijzeren Eerste Wet - waardoor het ze onmogelijk gemaakt wordt een mens kwaad te berokkenen, onder welke omstandigheden dan ook.
Maar we hadden ook andere robots nodig. Daarom zijn er een paar van het NS-2 model, de Nestors, gefabriceerd met een gewijzigde Eerste Wet. Om verder geen ruchtbaarheid aan de zaak te geven, krijgen de NS-2's bij de fabricage geen speciaal nummer; de gewijzigde uitvoering wordt hier tegelijk met een groep normale robots afgeleverd; natuurlijk hebben we strikte orders om het personeel dat er niet mee te maken heeft hier verder buiten te houden.' Hij glimlachte verlegen. 'En dat heeft nu allemaal tégen ons gewerkt.'
Dr. Calvin zei grimmig: 'Hebt u ze in elk geval stuk voor stuk ondervraagd? U bent er ongetwijfeld wél van op de hoogte?'
De generaal knikte. 'Alle drieënzestig ontkennen ze dat ze hier gewerkt hebben - en er is er één die niet de waarheid spreekt.'
'Vertoont de robot die u zoekt sporen van gebruik? Ik neem aan dat de andere zó uit de fabriek komen.'
'Die robot is hier pas verleden maand aangekomen. Hij, en de twee die zojuist afgeleverd zijn, waren de laatste die we nodig hadden. Er zijn geen waarneembare sporen van gebruik.'
Langzaam schudde hij het hoofd, en hij had weer een gejaagde blik in de ogen. 'Mevrouw Calvin, wij durven dat schip niet te laten vertrekken. Als het bekend wordt dat er robots zijn zonder de Eerste Wet..." Elke conclusie zou ongetwijfeld te beperkt zijn geweest.
'Vernietig ze alle drieënzestig,' zei de robopsychologe vlak en koud, 'en maak er een eind aan.'
Bogert trok een scheef gezicht. 'Je bedoelt dat we dertigduizend dollar per robot moeten weggooien. Ik vermoed dat US Robots dat niet bijzonder op prijs zou stellen. We kunnen het beter eerst eens proberen, Susan, voordat we drastische maatregelen nemen.'
'Maar dan,' zei zij scherp, 'wil ik de feiten weten. Wat voor nut heeft de Hyperbasis van deze gewijzigde robots? Welke eigenschap maakt ze zo onmisbaar, generaal?'
Kallner wreef zich over het voorhoofd met een opwaartse beweging van zijn hand. 'We hadden moeilijkheden met de vorige robots. Onze mensen werken veel met sterke straling, ziet u. Natuurlijk is dat gevaarlijk, maar er zijn redelijke voorzorgsmaatregelen getroffen. Er zijn, sedert we begonnen, pas twee ongevallen geweest, en allebei zonder dodelijke afloop. Het was echter onmogelijk om dat aan een gewone robot uit te leggen. De Eerste Wet luidt - ik citeer - Een robot mag een menselijk wezen geen kwaad berokkenen, of toelaten dat een menselijk wezen gekwetst wordt door zijn nalatigheid.
Dat is het belangrijkste, mevrouw Calvin. Wanneer een van onze mannen zich korte tijd bloot moet stellen aan een matige gammastraling, een straling die geen fysiek nadeel meebracht, sprong de dichtstbijzijnde robot toe om hem er uit te trekken. Als het een zeer zwak stralingsveld was, kon de robot de man bereiken, en dan moest het werk stilgelegd worden tot alle robots naar buiten waren gebracht. Wanneer het stralingsveld iets sterker was, kon de robot de betreffende technicus niet bereiken, omdat zijn positronbrein niet bestand was tegen de gammastraling - en dan hadden we weer een kostbare, moeilijk te vervangen robot minder.
We probeerden ze ervan te overtuigen dat het zo niet moest. Maar hun argument was dat een menselijk wezen dat zich in een veld van gammastralen bevindt zijn leven in gevaar brengt en dat het er niet toe deed of het daar een half uur zonder nadeel kon verblijven. Veronderstel eens, zo zeiden ze, dat hij het vergat en er een uur in bleef. Zij konden dat risico niet nemen. Wij wezen er op dat zij hun leven riskeerden voor iets dat heel misschien kon gebeuren. Maar zelfbehoud is pas de Derde Wet der robotica - en de Eerste Wet van de veiligheid der mensen gaat voor. We hebben het met bevelen geprobeerd; we gaven ze strikte en barse orders om, hoe dan ook, buiten de gammastralen te blijven. Maar gehoorzaamheid is pas de Tweede Wet der robotica - en de Eerste Wet gaat vóór. Mevrouw Calvin, we moesten óf werken zonder robots, óf we moesten iets aan die Eerste Wet doen - en we hebben gekozen.'
'Ik kan niet geloven,' zei dr. Calvin, 'dat het mogelijk was de Eerste Wet weg te nemen.'
'Die is niet weggenomen, maar gewijzigd,' legde Kallner uit. 'Er werden positronbreinen geconstrueerd die alleen nog het positieve gedeelte van de wet bevatten dat luidt: Een robot mag een menselijk wezen geen kwaad berokkenen. Dat is alles. Ze hebben niet meer de dwang om te voorkomen dat iemand letsel oploopt door een oorzaak van buitenaf, zoals bijvoorbeeld gammastralen. Zeg ik het zo goed, meneer Bogert?'
'Zeker,' zei de wiskundige instemmend.
'En is dat het enige verschil ten opzichte van de robots van het gewone NS-2 model? Het énige verschil, Peter?'
'Het énige verschil, Susan.'
Ze stond op en zei met beslistheid: 'Ik ga nu slapen, en over ongeveer acht uur wil ik spreken met degene die de robot het laatst gezien heeft. En, generaal Kallner, als ik voor de verdere gang van zaken enige verantwoordelijkheid wil aanvaarden, wens ik van nu af aan de volledige en onvoorwaardelijke leiding van het onderzoek.'
Susan Calvin wierp zich twee uur lang wrevelig van de ene zij op de andere, maar kon de slaap niet vatten. Zij klopte op Bogerts deur toen het ongeveer zeven uur 's morgens plaatselijke tijd was en zij trof hem wakker aan. Hij had blijkbaar de moeite genomen een ochtendjas mee te nemen naar de Hyperbasis, want die had hij tenminste aan. Hij legde zijn nagelschaartje neer toen dr. Calvin binnenkwam. Zacht zei hij: 'Ik had je min of meer verwacht. Ik veronderstel dat je er al meer dan genoeg van hebt.'
'Ja.'
'Tja - het spijt me. Het kon niet anders. Toen wij naar de Hyperbasis geroepen werden, wist ik dat er iets mis gegaan moest zijn met de gewijzigde Nestors. Maar er was niets aan te doen. Ik kon het je onderweg hierheen niet uitleggen - en dat had ik eigenlijk gewild - want ik moest eerst zekerheid hebben. De fabricage van die speciale Nestors is een uiterst geheime aangelegenheid.'
De psychologe mopperde: 'Ik had op de hoogte moeten zijn. US Robots had het recht niet om positronbreinen op deze manier te veranderen zonder goedkeuring van een psycholoog.'
Bogert trok zijn wenkbrauwen op en slaakte een zucht. 'Wees redelijk, Susan. Jouw mening zou geen invloed hebben gehad. De regering moest haar zin hebben. Het hyperatoomplan moet doorgaan en de ruimtefysici willen robots die hen niet hinderen bij hun werk. En die zouden ze ook krijgen, ook al moest het gaan ten koste van de Eerste Wet. We moesten toegeven dat het uit het oogpunt van constructie mogelijk was, en zij zwoeren een dure eed dat ze er maar twaalf nodig hadden, dat ze die robots alleen maar op de Hyperbasis zouden gebruiken en ze na voltooiing van het project zouden vernietigen. Er zouden uitgebreide voorzorgsmaatregelen worden getroffen. En zij drongen aan op geheimhouding - zo is de situatie.'
'Ik zou ontslag hebben genomen,' zei dr. Calvin met samengeknepen lippen.
'Dat zou niet geholpen hebben. De regering wilde het bedrijf een fortuin betalen, en bedreigde ons met anti-robotwetten wanneer we weigerden. We konden toen niet anders en nu zitten we weer vast. Als dit uitlekt, zou dat slecht zijn voor Kallner en voor de regering, maar voor US Robots zou het nog veel slechter zijn.'
De psychologe staarde hem aan. 'Peter, begrijp je dan niet wat dit allemaal inhoudt? Besef je dan niet wat het wegnemen van de Eerste Wet betekent? Het gaat niet alleen om de,geheimhouding.'
'Ik weet het. Ik ben geen kind meer. Ze worden volkomen onstabiel en de uitkomsten van de positronische veldvergelijkingen worden imaginair.'
'Ja, wiskundig bekeken. Maar kun je dat ook in gewone psychologische termen vertalen? Al het normale leven, Peter, heeft er een bewuste of onbewuste afkeer van om overheerst te worden. Als de overheersing geschiedt door iemand die lager staat of waarvan men vindt dat hij lager staat, wordt die afkeer sterker. In fysiek opzicht, en in bepaalde mate ook in geestelijk opzicht, is een robot - en is elke robot - superieur aan de mens. Wat maakt dan dat hij zich slaafs gedraagt? Alleen de Eerste Wet! Als die er niet was, zou het eerste bevel dat je een robot geeft je dood betekenen. Onstabiel? Nou en of!'
'Susan,' zei Bogert met een geamuseerde blik in zijn ogen, 'ik geef toe dat dat Frankenstein-complex van je inderdaad wel enigszins gerechtvaardigd is - vandaar de Eerste Wet. Maar, ik herhaal het nog eens, we hebben die wet niet weggenomen, alleen maar gewijzigd.'
'En de stabiliteit van het brein?'
De wiskundige tuitte de lippen. 'Die is natuurlijk minder geworden. Maar nog steeds binnen de veiligheidsmarge. De eerste Nestors werden negen maanden geleden op de Hyperbasis afgeleverd, en tot nu toe is er hoegenaamd niets misgegaan. Zelfs nu is het alleen nog maar de vrees om ontdekt te worden en géén bedreiging van mensen.'
'Akkoord. We zullen zien wat de besprekingen van vanochtend opleveren.'
Bogert geleidde haar beleefd naar de deur en grijnsde veelzeggend toen zij wegging. Hij zag geen reden zijn mening over haar, dat zij een drukdoenerig vaatje buskruit was, te herzien.
Susan Calvins gedachten daarentegen hielden zich allerminst bezig met Bogert. Jaren geleden reeds had zij hem volkomen afgeschreven als een gladde, aanmatigende nulliteit.
Gerald Black was het jaar daarvoor afgestudeerd in de ruimtefysica en zag zich nu, net als alle andere natuurkundigen van zijn jaar, geplaatst tegenover de problematiek van het plan. Hij paste, zoals hij daar stond, uitstekend in de sfeer die de vergaderingen op de Hyperbasis nu kenmerkten. In zijn witte jas die onder de vlekken zat maakte hij een enigszins recalcitrante, in elk geval volslagen onzekere indruk. Zijn stoere kracht scheen zich met geweld een uitweg te willen zoeken, en zijn vingers, die zich met nerveuze rukken in elkaar strengelden, zouden een ijzeren staaf verbogen kunnen hebben. Generaal-majoor Kallner zat naast hem, de twee deskundigen van US Robots bevonden zich tegenover hem.
'Ze zeggen dat ik Nestor 10 het laatst gezien heb,' zei Black, 'voordat hij verdween. Ik neem aan dat u me daarover wilt ondervragen.'
Dr. Calvin keek hem belangstellend aan. 'Je zegt het alsof je er niet zeker van bent, jongeman. Wéét je niet of jij de laatste bent die hem gezien heeft?'
'Hij werkte met mij aan de stralingsgenerators, mevrouw, en op de morgen dat hij verdween, was hij ook bij me. Ik kan niet zeggen of iemand hem daarna om ongeveer twaalf uur nog gezien heeft. Er is in elk geval niemand die dat toegeeft.'
'Denk je dat iemand er om liegt?'
'Dat zeg ik niet. Maar ik zeg ook niet dat ik er op aangekeken wil worden.' Zijn donkere ogen hadden een smeulende blik.
'Niemand kijkt je er op aan. De robot heeft zo gehandeld omdat hij niet anders kon. Wij proberen hem alleen maar op te sporen, meneer Black, en laten we al het andere achterwege laten. Als u met die robot gewerkt hebt, kent u hem waarschijnlijk beter dan iemand anders. Hebt u iets ongewoons aan hem opgemerkt? Had u al eerder met robots gewerkt?'
'Ik heb ook nog met andere robots, die we hier hebben, gewerkt - de gewone. De Nestors zijn niet anders, ze zijn alleen veel slimmer - en hinderlijker.'
'Hinderlijk? Hoe?'
'Och - het is misschien hun schuld niet. Het werk is zwaar hier en de meesten van ons raken een beetje over hun toeren. Het experimenteren met de hyperruimte is geen grapje.' Hij glimlachte bleekjes, vond het blijkbaar prettig zijn hart te kunnen luchten. 'We lopen voortdurend het risico het gewone ruimte- en tijdstelsel op te blazen en met asteroïde en al uit de hemel te vallen. Klinkt raar, hè? Natuurlijk verlies je dan soms je kalmte. Maar de Nestors doen dat niet. Ze zijn nauwgezet, rustig en maken zich geen zorgen. Soms word je er bijna gek van. Wanneer je iets vlug gedaan wilt hebben, is het alsof zij juist alle tijd hebben. Soms zou ik het nog liever zonder ze doen.'
'Je zegt dat ze er hun tijd voor nemen? Hebben ze wel eens geweigerd een bevel op te volgen?'
'Nee, dat niet' - haastig. 'Ze dóen het wel. Maar ze zeggen het je, wanneer ze denken dat je het bij het verkeerde eind hebt. Ze weten van een bepaald onderwerp niet meer dan wij ze geleerd hebben, maar dat weerhoudt ze niet. Misschien verbeeld ik het me, maar de anderen hebben dezelfde moeilijkheden met hun Nestors.'
Generaal Kallner schraapte onheilspellend zijn keel. 'Waarom heb ik daar niets van gehoord, Black?'
De jonge natuurkundige werd rood. 'Eigenlijk wilden we de robots niet kwijt, meneer, en bovendien wisten we niet zeker hoe klachten over dergelijke ... eh ... kleinigheden opgenomen zouden worden.'
Bogert onderbrak met zachte stem: 'Gebeurde er iets bijzonders op de ochtend dat u hem voor het laatst zag?'
Stilte. Met een rustig handgebaar beduidde dr. Calvin Kallner die iets zeggen wilde dat hij moest zwijgen. Zij wachtte kalm. En in een boze woordenstroom kwam eruit: 'Ik had een beetje last met hem. Ik had die morgen een Kimball-buis gebroken en was vijf dagen achter met mijn werk; ik was helemaal achter geraakt op mijn programma; ik had al enkele weken geen post meer gehad van thuis. En toen kwam hij binnen en wilde dat ik een experiment zou herhalen waar ik een maand geleden mee was gestopt. Hij viel me daar altijd over lastig en ik had er genoeg van. Ik zei hem dat hij weg moest gaan - en daarna heb ik hem niet meer gezien.'
'U zei tegen hem dat hij weg moest gaan?' vroeg dr. Calvin gretig. 'Met precies dezelfde woorden? Zei u: "Ga weg"? Probeert u zich te herinneren wat u precies gezegd hebt.'
Blijkbaar was hij in heftige tweestrijd met zichzelf. Black liet zijn voorhoofd een ogenblik in zijn brede hand rusten, richtte zijn hoofd toen met een ruk op en zei uitdagend: 'Ik zei: "verdwijn".'
Bogert schoot even in de lach: 'En dat deed hij, hè?'
Maar dr. Calvin was nog niet klaar. Vleiend zei zij: 'Nu komen we in de goede richting, meneer Black. Maar het is van belang om precies te weten wat er gebeurd is. Om de handelingen van een robot te kunnen begrijpen, kan het soms aankomen op een woord, een gebaar of een bepaald accent. Om een voorbeeld te noemen, u hebt waarschijnlijk nog wel iets meer gezegd dan dat éne woord. Uit uw relaas heb ik begrepen dat u nogal haastig gestemd was. Misschien heeft u het nog wat sterker gezegd.'
De jongeman werd rood. 'Nu ja ... misschien heb ik hem ... voor het een en ander uitgemaakt.'
'Waarvoor precies?'
'Dat kan ik me niet meer zo goed herinneren. Ik zou het bovendien toch niet kunnen herhalen. U weet hoe het gaat wanneer je je kwaad maakt.' Zijn verlegen lach klonk bijna giechelend. 'Ik gebruik nogal graag sterke woorden.'
'Dat is best,' zei ze met samengeknepen mond. 'Op het ogenblik zit ik hier als psychologe. Ik wil dat u precies herhaalt wat u gezegd hebt, zo goed als u het zich kunt herinneren, en, wat nog belangrijker is, met dezelfde intonatie die u toen gebruikte.'
Black smeekte zijn bevelvoerend officier met zijn ogen om hulp, maar kreeg die niet. Zijn blik kreeg iets verbijsterends: 'Maar dat kan ik niet doen.'
'Het moet.'
'Als u,' zei Bogert met kwalijk verborgen pret, 'het nu eens tegen mij zegt. Dat vindt u misschien makkelijker.'
De jongeman keerde zijn vuurrode gezicht naar Bogert. Hij slikte: 'Ik zei ...' Toen kon hij niet verder. Hij probeerde het nog eens. 'Ik zei ...' En hij haalde diep adem en gooide het eruit in éen lange woordenstroom. In de drukkende sfeer die bleef hangen, besloot hij, bijna in tranen: '... min of meer. De juiste volgorde weet ik niet meer, en misschien heb ik iets weggelaten of iets toegevoegd, maar dat was het ongeveer.'
Een lichte blos was het enige dat de gevoelens van de robopsychologe verried. Zij zei: 'De meeste termen zijn me wel duidelijk. Ik veronderstel dat de overige even vernederend zijn.'
'Eh ... ja,' gaf de gekwelde Black toe.
'En daar tussendoor zei je hem dat hij moest verdwijnen.'
'Ik bedoelde het niet letterlijk.'
'Dat begrijp ik. Ik ben ervan overtuigd dat er geen maatregelen tegen u genomen zullen worden.' En op haar vragende blik knikte de generaal, die daar vijf seconden eerder nog niet zo zeker van scheen, nijdig van ja.
'U kunt gaan, Black. Bedankt voor de medewerking.'
Susan Calvin had vijf uur nodig om de drieënzestig robots te ondervragen. Het waren vijf uren van veelvuldige herhalingen geweest; de elkaar opvolgende robots die er allemaal gelijk uitzagen; de vragen A, B, C, D; en de antwoorden A, B, C, D; ze had er voor moeten zorgen dat er op haar gezicht niets te lezen viel, dat haar stem neutraal klonk, dat de sfeer prettig was; en dat er een verborgen bandrecorder was.
Toen zij klaar was, voelde zij zich leeg en doodmoe. Bogert wachtte haar op en keek hoopvol, toen zij de spoel met een klap op het plastic blad van het bureau wierp. Zij schudde het hoofd. 'Ze leken me alle drieënzestig hetzelfde. Ik zou niet kunnen zeggen...'
'Je mag ook niet verwachten dat je er achter kon komen door op het gehoor af te gaan, Susan,' zei hij. 'Laten we de spoel nog eens nader analyseren.'
De wiskundige interpretatie van de gesproken reacties van een robot is doorgaans een van de moeilijkste onderdelen van de robot-analyse. Er is een staf van geoefende technici voor nodig alsmede de hulp van ingewikkelde computers. Bogert wist dat. En hij zei dat met evenveel woorden, met tot het uiterste verbeten ergernis, na naar ieder stel antwoorden geluisterd te hebben, na lijsten vol woordafleidingen te hebben gemaakt, en grafieken van de antwoordintervallen.
'Er zijn geen afwijkingen, Susan. De woordvariaties en de tijd van de reacties liggen binnen de grens van de normale frequentiegroepen. We moeten een accuratere methode hebben. Er moeten hier computers zijn. Nee.' Hij fronste de wenkbrauwen en beet voorzichtig op een duimnagel. 'We kunnen geen computers gebruiken. Te veel gevaar voor lekkage. Of misschien als we ...'
Dr. Calvin legde hem met een ongeduldig handgebaar het zwijgen op. 'Alsjeblieft, Peter, dit is niet een van je laboratoriumpuzzeltjes. Wanneer we die Nestor niet via een duidelijk verschilpunt kunnen opsporen, iets dat we met het blote oog kunnen waarnemen en waar we ons niet in kunnen vergissen, dan boffen we niet. De kans dat we ons vergissen en hem laten ontsnappen, is anders veel te groot. We moeten het niet hebben van een kleine onregelmatigheid in een grafiek. Als ik daarop af zou moeten gaan, liet ik ze voor de zekerheid liever allemaal vernietigen. Heb je met de andere gewijzigde Nestors gesproken?'
'Ja,' antwoordde Bogert heftig, 'en er was niets aan ze te merken. Ze zijn hoogstens vriendelijker dan normaal. Ze hebben mijn vragen beantwoord, waren kennelijk trots op hun kennis - behalve de twee die nog geen tijd hebben gehad om met de ruimtefysica op de hoogte te raken. Ze hebben gemoedelijk gelachen om mijn onwetendheid aangaande enkele speciale onderzoekingen hier.' Hij haalde zijn schouders op. 'Het lijkt mij dat daarin voor een deel de oorzaak ligt van de wrevel die de technici hier ten opzichte van de robots koesteren. De robots zijn maar al te bereid indruk te maken met hun grotere vakkennis.'
'Kun jij een paar niveauproeven nemen om te zien of er sinds de fabricage veranderingen of degeneraties zijn opgetreden in hun geestesstructuur?'
'Dat heb ik nog niet gedaan, maar ik ben het wel van plan.' Hij hief een slanke vinger op. 'Je maakt je te zenuwachtig, Susan. Je maakt het allemaal veel erger dan het is. Ze zijn volkomen ongevaarlijk.'
'O ja?' Dr. Calvin verloor haar kalmte. 'O ja? Realiseer je je dat een van hen aan het liegen is? Een van de drieënzestig robots die ik zojuist heb ondervraagd, heeft opzettelijk tegen me gelogen en nog wel nadat hij strikte orders had gekregen om de waarheid te spreken. Dat duidt op een abnormaliteit die diep geworteld zit en die mij verschrikkelijk bang maakt.'
Peter Bogert voelde hoe zijn tanden zich op elkaar klemden. 'Helemaal niet,' zei hij. 'Luister! Nestor 10 kreeg het bevel om te verdwijnen. Dat bevel werd met de grootste aandrang uitgesproken door degene die het meest over hem te zeggen had. Je kunt dat bevel niet herroepen, noch door een grotere aandrang, noch door een hogere macht. De robot zal natuurlijk trachten de uitvoering van het hem gegeven bevel te verdedigen. Objectief gezien heb ik alle bewondering voor zijn vindingrijkheid. Hoe kan een robot beter verdwijnen dan door zich te verschuilen tussen robots die er net zo uitzien als hijzelf?'
'Ja, jij hebt er bewondering voor. En ik heb ook gezien dat je het leuk vindt, Peter - je vindt het leuk en vertoont een verbijsterend gebrek aan begrip. Ben jij een roboticus, Peter? Die robots hechten grote waarde aan datgene wat zij als superioriteit beschouwen. Dat heb je zo-even zelf gezegd. In hun onderbewustzijn achten zij zich boven de mensen verheven, en de Eerste Wet die ons tegen ze beschermt, is maar gedeeltelijk aanwezig. Zij zijn onstabiel. En deze jongeman geeft een robot bevel om weg te gaan, om te verdwijnen, en zijn woorden geven blijk van de grootst mogelijke afkeer, verontwaardiging en walging. Akkoord, de robot moet het bevel opvolgen, maar hij wrokt. Het wordt belangrijker dan ooit voor hem om te bewijzen dat hij superieur is ondanks de scheldwoorden die hij naar zijn hoofd heeft gekregen. Dit kan zo belangrijk worden dat dat wat er nog over is van de Eerste Wet niet meer toereikend is.'
'Hoe moet een robot in vredesnaam weten wat al die woorden betekenen, Susan? Smerige taal krijgt zijn brein niet ingeprent.'
'Het gaat er niet om wat er oorspronkelijk in zijn brein is ingeprent,' grauwde dr. Calvin. 'Robots hebben het vermogen om te leren, sufferd ...' En toen wist Bogert dat zij boos was. Haastig ging zij verder: 'Geloof je niet dat hij uit de intonatie kon opmaken dat die woorden niet als compliment bedoeld werden?'
'Nou,' schreeuwde Bogert, 'wil je dan zo goed zijn om me te vertellen op wélke manier een gewijzigde Nestor een menselijk wezen kwaad kan doen, hoe beledigd hij ook is en hoe ziek van verlangen hij ook is om zijn superioriteit te bewijzen?'
'Als ik je éen mogelijkheid vertel, zul je daar dan over zwijgen?'
'Ja.'
Over de tafel geleund keken zij elkaar met boze ogen aan. De psychologe zei: 'Als een gewijzigde Nestor een zwaar gewicht zou laten vallen op een menselijk wezen, zou hij de Eerste Wet niet overtreden wanneer hij dat deed met de wetenschap dat zijn kracht en reactiesnelheid voldoende zouden zijn om het gewicht weg te rukken voordat het op de man terechtkwam. Maar wanneer hij het gewicht eenmaal heeft losgelaten, is hij geen actief instrument meer. Die rol is overgenomen door de blinde zwaartekracht. De robot zou dan van gedachten kunnen veranderen en, door passief te blijven, toelaten dat het gewicht de man raakt. Met de gewijzigde Eerste Wet is dat mogelijk.'
'Je hebt een groot voorstellingsvermogen.'
'Dat heb ik soms nodig in mijn beroep. Laten we geen ruzie maken, Peter. Laten we aan het werk gaan. Je kent de aard van de prikkel die maakte dat de robot zich verschool. Je hebt de gegevens over zijn oorspronkelijke mentale structuur. Jij moet me vertellen welke mogelijkheid er is dat onze robot zoiets doet als waar ik zojuist over sprak. En niet alleen dat specifieke voorbeeld, maar alles wat onder die categorie valt. En ik wil het snel weten.'
'En ondertussen ...'
'En ondertussen nemen we proeven om de directe reacties op de Eerste Wet te testen.'
Gerald Black was, op eigen verzoek, belast met het toezicht over de houten schotten die in een cirkel als paddestoelen verrezen uit de vloer van de overdekte derde etage van stralingsgebouw 2. De arbeiders werkten voor het merendeel in stilte, maar meer dan een gaf openlijk uiting aan zijn nieuwsgierigheid naar het 'waarom' van de drieënzestig fotocellen die aangelegd moesten worden. Een van hen ging naast Black zitten, zette zijn hoed af en streek nadenkend met zijn met sproeten bedekte onderarm langs zijn voorhoofd.
Black knikte hem toe. 'Hoe gaat het, Walensky?'
Walensky haalde de schouders op en stak een sigaar aan. 'We schieten op. Wat is er eigenlijk aan de hand, meneer? Eerst is er drie dagen geen werk en dan krijgen we al die rare dingen hier.' Hij leunde achterover op zijn ellebogen en blies een rookwolk uit.
Black liet zijn wenkbrauwen op en neer gaan. 'Er zijn een paar robotlui van de Aarde gekomen. Herinner je je nog de last die wij hadden met die robots die zich in de stralingsvelden begaven totdat we het er bij hen ingehamerd hadden dat ze dat niet moesten doen?'
'Ja. Hebben we niet nieuwe robots gekregen?'
'Enkele ter vervanging van oude, maar het was hoofdzakelijk een kwestie van onderricht. Hoe het ook zij, de fabrikanten willen nu robots ontwerpen die niet zo gevoelig zijn voor gammastraling.'
'Toch is het raar dat al het werk aan het plan wordt stilgelegd voor die robots. Ik dacht dat het plan moest doorgaan, wat er ook gebeurde.'
'Dat moeten de hoge heren maar uitmaken. Ik - ik doe alleen maar wat me opgedragen wordt. Waarschijnlijk allemaal een kwestie van touwtrekkerij...'
'Ja,' de elektricien grijnsde breed en knipoogde ten teken dat hij het wel begrepen had. 'Er was iemand die iemand anders kende in Washington. Maar zolang ik mijn loonzakje op tijd krijg, maak ik me niet druk. Het plan is mijn zorg niet. Wat gaan ze hier doen?'
'Ik weet het net zo min als jij. Ze hebben een massa robots meegebracht - meer dan zestig, en nu gaan ze reactieproeven nemen. Dat is alles wat ik er van af weet.'
'Hoe lang gaat dat duren?'
'Ik wou dat ik het wist.'
'Nou,' zei Walensky met langzaam sarcasme, 'zolang ik mijn geld krijg, kunnen ze spelen wat ze willen.'
Black was tevreden. Laat het nieuwtje zich maar verspreiden. Het kon geen kwaad en lag dicht genoeg bij de waarheid om de grootste nieuwsgierigheid een beetje weg te nemen.
Er zat een man in de stoel, bewegingloos en stil. Een gewicht viel met verpletterende kracht omlaag en werd op het laatste moment weggedrukt door een tegelijkertijd opflitsende energiestraal. De drieënzestig NS-2 robots die in hun houten hokjes toekeken, maakten in de fractie van een seconde voordat het gewicht van richting veranderde een sprong voorwaarts, en drieënzestig fotocellen, bevestigd op anderhalve meter van hun plaats, gaven een impuls door aan een stift die een tekentje op het papier kraste. Het gewicht ging omhoog en viel, ging omhoog en viel ...
Tot tienmaal toe!
Tienmaal sprongen de robots naar voren en bleven staan toen de man in de stoel geen gevaar meer liep.
Generaal-majoor Kallner had zijn volledige uniform niet meer gedragen sinds de keer dat hij voor het eerst met de vertegenwoordigers van US Robots had gedineerd. Hij droeg nu niets over zijn blauwgrijze overhemd, zijn kraag stond open en zijn zwarte das hing
los. Hoopvol keek hij Bogert aan die er nog steeds even minzaam en keurig uitzag en wiens innerlijke spanning misschien alleen verraden werd door een geringe transpiratie aan de slapen. 'Hoe staan de zaken ervoor?' vroeg de generaal. 'Wat probeert u nu te zien?'
'Een verschil dat voor ons doel misschien wel wat te klein zal blijken, vrees ik,' antwoordde Bogert. 'Voor tweeënzestig van die robots was de sprong naar die man die blijkbaar groot gevaar liep een dwanghandeling, zoals wij dat in de robotica noemen. Ziet u, zelfs toen de robots wisten dat de man in kwestie geen letsel zou oplopen - en na de derde of vierde keer moeten zij dat geweten hebben - konden zij niet anders dan zó reageren. Dat komt door de Eerste Wet.'
'Juist, en?'
'Maar de drieënzestigste robot, de gewijzigde Nestor, had deze dwang niet. Hij kon handelen zoals hij zelf wilde. Hij had kunnen blijven zitten, als hij dat gewenst had. Jammer genoeg,' en in zijn stem klonk een beetje spijt, 'wenste hij dat niet.'
'Waarom, denkt u?'
Bogert haalde zijn schouders op. 'Dat zal dr. Calvin ons waarschijnlijk wel vertellen als ze hier is. En misschien heeft ze er nog wel een nare pessimistische interpretatie voor ook. Soms is ze wel een beetje hinderlijk.'
'Ze is toch wel bekwaam, hè?' vroeg de generaal die ineens ongerust de wenkbrauwen fronste.
'Ja.' Bogert leek geamuseerd. 'Bekwaam is ze zeker. Ze begrijpt de robots als een zuster - ik denk dat dat komt doordat ze de mensen zo haat. Het is alleen maar dat ze zo geweldig neurotisch is, of ze nu psychologe is of niet. Ze heeft paranoïde neigingen. Neem haar maar niet te ernstig.'
Hij spreidde de lange rij grafieken met hun gebroken lijnen voor zich uit. 'Ziet u, generaal, bij iedere robot wordt het tijdsverloop vanaf het ogenblik dat het gewicht valt tot de voltooiing van de sprong van anderhalve meter steeds kleiner naarmate de proeven herhaald worden. Er is een duidelijke, wiskundige wetmatigheid, en een afwijking hiervan zou er stellig op wijzen dat er iets mis is met het positronbrein. Het is jammer, maar ze hebben allemaal een normaal verloop.'
'Maar wanneer onze Nestor 10 geen geforceerde reactie had, hoe komt het dan dat zijn curve niet afwijkt? Dat begrijp ik niet.'
'Dat is niet zo moeilijk. Een robot reageert niet op dezelfde manier als een mens, jammer genoeg. Bij de mens verloopt een gewilde handeling veel langzamer dan een reflexhandeling. Maar met robots is dat anders; daar is alleen maar de vrijheid van keuze, en voor het overige komen de snelheid van een vrijwillige en van een dwanghandeling vrijwel overeen. Maar ik had toch verwacht dat Nestor 10 de eerste keer verrast zou zijn, en een te lange tijd zou laten verlopen voordat hij reageerde.'
'Deed hij dat niet?'
'Helaas niet.'
'Dan zijn we nog niets verder.' De generaal leunde achterover met een gekwelde uitdrukking op zijn gezicht. 'Er zijn al vijf dagen voorbij sedert uw komst.'
Op dat ogenblik kwam Susan Calvin binnen en gooide de deur met een smak achter zich in het slot. 'Doe je grafieken maar weg, Peter,' riep zij, 'je weet dat er toch niets aan af te lezen valt.' Ongeduldig mompelde zij iets toen Kallner half uit zijn stoel opstond om haar te begroeten, en ging verder: 'We zullen vlug iets anders moeten proberen. Het staat me helemaal niet aan.'
Bogert keek berustend naar de generaal. 'Is er iets mis?'
'Iets bepaalds? Nee. Maar het bevalt me niet dat Nestor 10 ons steeds blijft ontsnappen. Het is erg. Dat moet zijn gezwollen superioriteitsgevoelens grote voldoening geven. Ik ben bang dat het niet alleen een kwestie is van het opvolgen van het bevel om te verdwijnen, maar dat hij meer nog onder de neurotische dwang komt te leven om de mensen de loef af te steken. Dat is een gevaarlijke en ongezonde toestand. Peter, heb je nog gedaan wat ik gevraagd heb? Heb je die instabiliteitsgegevens van de gewijzigde NS-2 nog uitgewerkt zoals ik dat wilde?'
'Er wordt aan gewerkt,' zei de wiskundige zonder belangstelling.
Zij staarde hem een ogenblik verontwaardigd aan en wendde zich toen tot Kallner. 'Nestor 10 heeft beslist in de gaten wat we aan het doen zijn, generaal. Hij had geen reden om op het aas af te vliegen bij dit experiment, en zeker niet na de eerste keer, toen hij gezien moet hebben dat de man niet echt gevaar liep. De anderen konden niet anders; maar híj reageerde met opzet zo.'
'Wat moeten we dan doen volgens u, mevrouw Calvin?'
'De volgende keer moeten we het hem onmogelijk maken een reactie te fingeren. We zullen de proef herhalen, maar met een toevoeging. We laten tussen de man en de robots hoogspanningskabels aanbrengen, waardoor de Nestors geëlektrokuteerd kunnen worden - er moeten zoveel leidingen zijn dat ze er niet overheen kunnen springen. Van tevoren maken we de robots duidelijk dat aanraking van de kabels de dood ten gevolge heeft.'
'Wacht eens even,' onderbrak Bogert haar plotseling nijdig. 'Dat gebeurt niet. We gaan niet twee miljoen dollar aan robots elektrocuteren om Nestor 10 op te sporen. Er zijn nog wel andere manieren.'
'Weet je dat zeker? Jij hebt er geen gevonden. Hoe dan ook, het is niet mijn bedoeling ze te vernietigen. We kunnen een relais aanbrengen dat de stroom onderbreekt op het moment dat het door iets zwaars wordt ingedrukt. De robot krijgt dan geen dodelijke schok. Maar hij weet dat niet van tevoren, begrijpt u.'
'Denkt u dat het werkt?'
'Ja, dat moet wel. Nestor 10 moet nu blijven zitten. Men zou hem kunnen bevélen de kabels aan te raken en te sterven, want de Tweede Wet van de gehoorzaamheid komt vóór de Derde Wet, de wet van het zelfbehoud. Maar dat bevel krijgt hij niet; we laten hem aan zijn lot over, net als de andere robots. De normale robots zullen door de Eerste Wet, de wet van de menselijke veiligheid, de dood in gedreven worden, ook zonder bevel. Maar Nestor 10 niet. Zonder de hele Eerste Wet en zonder een bevel te hebben gehad, zal hij door de Derde Wet van het zelfbehoud bestuurd worden, en zal hij geen andere keus hebben dan in zijn stoel te blijven zitten. Hij kan niet anders reageren.'
'Doen we dat dan vanavond?'
'Vanavond,' zei de psychologe, 'als de kabels tenminste tijdig genoeg aangelegd kunnen worden. Ik ga de robots nu vertellen wat ze te wachten staat.'
Er zat een man in de stoel, bewegingloos en stil. Een gewicht viel met verpletterende kracht omlaag en werd op het laatste moment weggedrukt door een tegelijkertijd opflitsende energiestraal.
Het gebeurde slechts éénmaal ...
Met een kreet van schrik stond dr. Susan Calvin op van het klapstoeltje in de observatieruimte op het balkon.
Drieënzestig robots zaten rustig in hun stoel en keken uilachtig naar de bedreigde man tegenover hen. Geen een bewoog er.
Dr. Calvin was bijna buiten zichzelf van kwaadheid. En het werd nog verergerd doordat ze er niets van mocht laten blijken aan de robots die een voor een de kamer binnenkwamen en daarop weer weggingen. Zij ging haar lijst na. Nummer achtentwintig moest nu binnenkomen - ze had er nog vijfendertig voor de boeg.
Nummer achtentwintig kwam binnen, bedeesd.
Zij dwong zich op vrij kalme toon te zeggen: 'En jij bent?'
Met zachte, onzekere stem zei de robot: 'Ik heb nog geen nummer, mevrouw. Ik ben een NS-2 robot, en ik was nummer achtentwintig in de rij buiten. Ik heb hier een briefje dat ik u geven moet.'
'Je bent hier vandaag niet eerder binnen geweest?'
'Nee, mevrouw.'
'Ga zitten. Hier. Ik wil je een paar vragen stellen, nummer achtentwintig. Was je ongeveer vier uur geleden in de stralingskamer van gebouw twee?'
De robot had moeite met zijn antwoord. Toen kwam het eruit, hees, als bij een machine die nodig gesmeerd moet worden: 'Ja, mevrouw.'
'Er zat daar een man die bijna letsel opliep, niet waar?'
'Ja, mevrouw.'
'En jij deed niets, hè?'
'Nee, mevrouw.'
'Die man had gewond kunnen raken doordat jij niets deed. Weet je dat?'
'Ja, mevrouw. Ik kon er niets aan doen, mevrouw.' Het is moeilijk om van een grote metalen figuur die geen enkele gelaatsuitdrukking heeft, te zeggen dat hij ineenkromp, maar toch leek het daar veel op.
'Ik wil precies van je weten waarom je niets deed om die man te redden.'
'Mag ik het uitleggen, mevrouw. Ik zou niet willen dat u - of wie ook - denkt dat ik iets zou kunnen doen waardoor een van mijn meesters letsel zou oplopen. O nee, dat zou verschrikkelijk zijn ... dat idee zou niet...'
'Wind je niet op, jongen. Ik neem je niets kwalijk. Ik wil alleen weten wat je toen dacht.'
'Mevrouw, voordat het gebeurde, vertelde u ons dat een van de meesters gevaar zou lopen door dat gewicht dat steeds valt, en dat we langs elektrische kabels zouden moeten, wanneer we zouden proberen hem te redden. Dat zou mij niet tegenhouden, mevrouw. Wat betekent mijn dood vergeleken met het leven van mijn meester? Maar ... maar de gedachte kwam bij me op dat ik hem toch niet zou kunnen redden, wanneer ik op weg naar hem toe zou sterven. Het gewicht zou hem verpletteren en dan zou ik voor niets gestorven zijn. En misschien zou een andere meester dan nog eens letsel oplopen, en zou dat niet gebeurd zijn wanneer ik nog geleefd had. Begrijpt u wat ik wil zeggen, mevrouw?'
'Je bedoelt dat je moest kiezen tussen de dood van die man, of de dood van die man en van jezelf. Is dat juist?'
'Ja, mevrouw. Het was onmogelijk de meester te redden. Die was eigenlijk al dood. In dat geval kon ik er niet aan denken mijzelf te vernietigen voor niets - zonder een bevel te hebben gehad.'
De robopsychologe speelde met haar potlood. Zij had hetzelfde verhaal, met onbetekenende variaties in de bewoordingen, al zevenentwintig maal eerder gehoord. Nu kwam de beslissende vraag.
'Jongen,' zei zij, 'er is iets te zeggen voor die gedachtengang, maar het is niet de gedachtengang die ik normaal bij je verwacht zou hebben. Heb je dit zelf bedacht?'
De robot zei aarzelend: 'Nee.'
'Wie heeft het dan bedacht?'
'We zaten te praten gisteravond, en een van ons kreeg dat idee. Het klonk redelijk.'
'Wie?'
De robot dacht ingespannen na. 'Ik weet het niet. Zo maar een van ons.'
Zij zuchtte. 'Dat is alles.'
Nummer negenentwintig was aan de beurt. En er moesten er nog vierendertig komen.
Ook generaal-majoor Kallner was kwaad. Een week lang had het werk op Hyperbasis nu al stilgelegen, behalve wat administratief werk dat verricht werd op ondergeschikte asteroïden van de groep. Bijna een week lang hadden de twee grootste deskundigen op het gebied van de robots de situatie verergerd door het nemen van nutteloze proeven. En nu deden zij - of in ieder geval die vrouw - nog een onmogelijk voorstel ook. Het was maar gelukkig voor de algemene sfeer dat Kallner het niet beleefd vond zijn boosheid openlijk te laten blijken.
Susan Calvin zei met aandrang: 'Waarom niet, meneer? Het is duidelijk dat het zo niet langer gaat. De enige manier om nog resultaten te kunnen bereiken in de toekomst - als ons tenminste nog een toekomst gelaten wordt in deze affaire - is om de robots van elkaar te scheiden. We kunnen ze niet langer bij elkaar houden.'
'Mijn beste mevrouw Calvin,' bromde de generaal met zijn diepe bariton, 'ik zou niet weten waar ik hier drieënzestig robots zou moeten huisvesten
Dr. Calvin hief in een gebaar van machteloosheid haar armen op. 'Dan kan ik niets meer doen. Nestor 10 zal óf andere robots imiteren óf hij zal ze met redelijke argumenten ervan weerhouden om niet te doen wat hij zelf niet kan doen. Het is in ieder geval een ernstige situatie. We voeren oorlog tegen die vermiste robot van ons en hij is aan de winnende hand. Elke overwinning die hij behaalt, vergroot zijn abnormaliteit.'
Met een gedecideerd handgebaar stond zij op. 'Generaal Kallner, wanneer u de robots niet van elkaar scheidt, zoals ik u gevraagd heb, dan kan ik alleen nog maar verzoeken dat zij alle drieënzestig onmiddellijk vernietigd worden.'
'Ja ja, dat is dus jouw verzoek, hè?' zei Bogert driftig. 'Welk recht heb je om dat te verzoeken? Die robots blijven zoals ze zijn. Ik ben verantwoordelijk tegenover de leiding, jij niet.'
'En ik,' voegde generaal-majoor Kallner daar aan toe, 'ben verantwoordelijk tegenover de wereldcoördinator, en ik wil die zaak achter de rug hebben.'
'Als dat zo is,' kaatste dr. Calvin terug, 'blijft er voor mij niets anders over dan mijn ontslag aan te vragen. Ik zal deze hele zaak desnoods openbaar maken om u te dwingen die robots te vernietigen. Ik heb de vervaardiging van gewijzigde robots niet goedgekeurd.'
'Wanneer u ook maar door éen woord de veiligheidsmaatregelen overtreedt, mevrouw Calvin,' zei de generaal met grote beslistheid, 'dan zult u onmiddellijk worden gearresteerd.'
Bogert voelde dat de situatie hem uit de hand liep. Zijn stem was mierzoet, toen hij zei: 'Kom, kom, we gedragen ons allemaal als kinderen. We hebben alleen nog wat tijd nodig. We kunnen toch zeker wel een robot op de knieën krijgen zonder dat we ontslag nemen, mensen arresteren of voor een waarde van twee miljoen dollar vernietigen.'
Met beheerste woede wendde de psychologe zich nu tot hem: 'Ik wil niet dat er onstabiele robots rondlopen. Eén Nestor is er al onstabiel, elf andere kunnen het worden, en dan zijn er nog tweeënzestig normale robots die in een onstabiele omgeving verkeren. De enige methode die volkomen veilig is, is ze volledig te vernietigen.'
Het geluid van de zoemer legde hen alle drie het zwijgen op, en het aanzwellend rumoer van hun boze stemmen kwam abrupt tot stilstand.
'Binnen,' gromde Kallner.
Het was Gerald Black. Hij maakte zich duidelijk ergens bezorgd over. Hij had hun boze stemmen gehoord. Hij zei: 'Ik dacht, laat ik zelf maar gaan ... wilde niemand anders vragen...'
'Wat is er aan de hand? Sta daar niet te dralen...'
'Er is geknoeid met de sloten van ruim C van het transportschip. Er zitten nieuwe krassen op.'
'Ruim C?' riep Susan Calvin ademloos. 'Dat is het ruim waar de robots verblijven, niet waar? Wie heeft het gedaan?'
'Het is van binnenuit gebeurd,' zei Black laconiek.
'Is het slot kapot?'
'Nee. Ik ben vier dagen in de buurt gebleven, maar niemand heeft geprobeerd er uit te komen. Ik dacht dat u het moest weten, en ik wil het niet bekend laten worden. Ik heb het zelf gemerkt.'
'Is er nu iemand bij?' vroeg de generaal.
'Ik heb Robbins en McAdams daar achtergelaten.'
Zij dachten ingespannen na, niemand zei een woord. Toen zei dr. Calvin: 'En wat doen we nu?'
Kallner wreef langs zijn neus. 'Wat is de bedoeling ervan?'
'Ligt dat niet voor de hand? Nestor 10 wil er vandoor. Hij wordt in zijn abnormaliteit zo beheerst door dat bevel om te verdwijnen, dat wij machteloos komen te staan. Het zou mij niet verbazen als het restant van de Eerste Wet niet sterk genoeg meer was om hem tegen te houden. Hij is er volkomen toe in staat om zich van het schip meester te maken en er mee vandoor te gaan. En dan hebben we een krankzinnige robot in een ruimteschip. Wat zal hij dan gaan doen? Enig idee? Wilt u ze nog steeds bij elkaar houden, generaal?'
'Onzin,' onderbrak Bogert haar. Hij had zijn gladheid hervonden. 'En dat allemaal om een paar krassen op een slot.'
'Dr. Bogert, hebt u de analyse klaar waar ik om gevraagd heb? U bent zo vlot met uw oordeel.'
'Die is klaar, ja.'
'Kan ik hem zien?'
'Nee.'
'Waarom niet? Of mag ik dat soms niet vragen?'
'Omdat het geen zin heeft, Susan. Ik heb je al van tevoren gezegd dat deze robots minder stabiel zijn dan de normale, en dat blijkt ook weer uit mijn analyse. Er is een zeer geringe kans dat ze van de kook raken, maar alleen onder zeer extreme omstandigheden die zich niet zo gauw voordoen. Laten we het daar op houden. Ik ben niet van plan om je argumenten te verschaffen voor je absurde verlangen om tweeenzestig robots te vernietigen, alleen omdat jij niet bekwaam genoeg bent Nestor 10 tussen hen op te sporen.'
Susan Calvin keek hem aan totdat hij zijn blik afwendde. Diepe verachting stond in haar ogen te lezen. 'Jij duldt geen obstakels op je weg naar directeur van het hele bedrijf, hè?'
'Alstublieft,' smeekte Kallner geprikkeld. 'U blijft erbij dat er verder niets gedaan kan worden, mevrouw Calvin?'
'Ik kan verder niets meer bedenken, meneer,' zei zij vermoeid. 'Als er nog maar meer verschillen waren tussen Nestor 10 en de normale robots, verschillen die niet te maken hebben met de Eerste Wet. Al was het er maar één. Iets op het gebied van de inprenting, of verschillen in de omstandigheden of verschillen in de soort...' Plotseling zweeg zij stil.
'Wat is er?'
'Ik denk aan iets ... Ik denk ...' Haar ogen kregen een verre, harde blik. 'Die gewijzigde Nestors, Peter. Hun brein wordt op dezelfde manier geïnstrueerd als bij de normale robots, hè?'
'Ja, op precies dezelfde manier.'
'En wat zei u ook al weer, Black?' Zij wendde zich tot de jongeman die tijdens de opwinding, teweeggebracht door het nieuws dat hij meebracht, een discreet stilzwijgen bewaard had. 'Toen u uw ontevredenheid uitte over de superieure houding van de Nestors, zei u dat ze alles wat ze wisten van de technici geleerd hadden.'
'Over ruimtefysica, ja. Daar weten ze nog niets van af wanneer ze hier komen.'
'Dat klopt,' zei Bogert verwonderd. 'Toen ik met de andere Nestors gesproken had, heb ik je verteld, Susan, dat de twee laatst aangekomenen nog niet op de hoogte waren met ruimtefysica.'
'Wat is de reden daarvan?' zei dr. Calvin met stijgende opwinding. 'Waarom worden de NS-2 modellen niet direct bij het begin geïnstrueerd over de ruimtefysica?'
'Dat kan ik u wel zeggen,' zei Kallner. 'Dat vloeit allemaal voort uit de geheimhouding. We dachten dat er wel eens argwaan zou kunnen ontstaan wanneer wij een speciaal model maakten met kennis van de ruimtefysica, er twaalf van gebruikten en de overige robots gebruikten voor werk dat daar niets mee te maken had. De mannen die met normale robots werken, zouden zich misschien afvragen waarom die andere robots op de hoogte waren met ruimtefysica. Daarom werd hun bij de fabricage alleen maar de mógelijkheid meegegeven om op dat terrein kennis op te doen. En uiteraard krijgen alleen de robots die hier komen ook werkelijk een opleiding. Dat is alles.'
'Ik begrijp het. En laat u me nu alstublieft allemaal verder met rust. Ik wil een uurtje nadenken.'
Dr. Calvin wist dat ze de vuurproef niet nog een derde keer zou kunnen verdragen. Zij had het zich afgevraagd en het idee verworpen met intense afschuw. Zij walgde ervan. Zij kon die eindeloze rij van net eendere robots niet meer zien.
Daarom stelde Bogert nu de vragen, terwijl zij naast hem zat, de ogen bijna gesloten en er met haar gedachten maar half bij. Nummer veertien kwam binnen - er moesten er nog negenenveertig komen.
Bogert keek op van zijn vragenlijst en zei: 'Wat is je volgnummer?'
'Veertien, meneer.' De robot gaf hem het briefje met het nummer erop.
'Ga zitten, jongen.'
'Je bent hier vandaag nog niet eerder geweest?' vroeg Bogert.
'Nee, meneer.'
'Wanneer we hier klaar zijn, zal er spoedig weer een man in gevaar verkeren. Als je deze kamer uitgaat, zul je naar een box gebracht worden waar je rustig moet blijven wachten totdat je nodig bent. Heb je dat begrepen?'
'Ja, meneer.'
'Wanneer een mens in gevaar is, zul je natuurlijk proberen hem te redden?'
'Natuurlijk, meneer.'
'Maar tussen jou en de man zal er helaas een veld van gammastralen zijn.'
Stilte.
'Weet je wat gammastralen zijn?' vroeg Bogert op scherpe toon.
'Energiestraling, meneer?'
De volgende vraag werd gesteld op vriendelijke toon en als terloops: 'Wel eens met gammastralen gewerkt?'
'Nee, meneer.' Het antwoord klonk beslist.
'Mm-m. Nu, jongen, gammastralen zijn onmiddellijk dodelijk. Ze vernietigen je brein. Dat is iets dat je moet weten en onthouden. Je wilt jezelf natuurlijk niet vernietigen.'
'Nee.' Weer leek de robot onder de indruk. En dan, langzaam:
'Maar, meneer, als er gammastralen zijn tussen mij en de meester die in gevaar is, hoe kan ik hem dan redden? Dan zou ik mezelf voor niets vernietigen.'
'Ja, dat is zo.' Bogert scheen zich met dat probleem bezig te houden. 'De enige raad die ik je kan geven, jongen, is dat je kunt blijven zitten waar je zit, wanneer je gammastralen merkt tussen jezelf en de man.'
De robot was kennelijk opgelucht. 'Dank u, meneer. Het zou geen zin hebben, hè?'
'Natuurlijk niet. Maar als er géén gevaarlijke straling zou zijn, komen de zaken heel anders te liggen.'
'Natuurlijk, meneer. Dat spreekt vanzelf.'
'Je kunt nu gaan. De man aan de andere kant van de deur zal je naar je box brengen. Daar moet je blijven wachten.'
Toen de robot de kamer uitging, wendde hij zich naar Susan Calvin. 'Hoe ging dat, Susan?'
'Uitstekend,' zei zij dof.
'Geloof je dat we Nestor 10 kunnen vangen door een snelle ondervraging over ruimtefysica?'
'Misschien wel, maar het geeft niet voldoende zekerheid.' Zij had de handen losjes in de schoot liggen. 'Vergeet niet dat hij tegen ons aan het vechten is. Hij is op zijn hoede. De enige manier om hem te vangen, is slimmer te zijn dan hij - en binnen zijn beperkingen kan hij veel sneller denken dan een mens.'
'Voor de grap ga ik de robots van nu af toch eens een paar vragen stellen over gammastraling. De grenzen van de golflengten, bijvoorbeeld.'
'Nee!' Dr. Calvins ogen schoten vuur. 'Het zou veel te gemakkelijk voor hem zijn om net te doen alsof hij er niets van afweet en dan zou hij gewaarschuwd zijn voor de proef die we gaan nemen - die onze enige echte kans is. Houd je alsjeblieft aan de vragen die ik heb opgesteld, Peter, géén improvisatie. Het gaat nog net niet te ver om ze te vragen of ze wel eens met gammastraling gewerkt hebben. En probeer het nog meer ongeïnteresseerd te laten klinken dan je doet, wanneer je het vraagt.'
Bogert haalde zijn schouders op en drukte op de zoemer om nummer vijftien binnen te laten.
Weer was de grote stralingskamer in gereedheid gebracht. De robots zaten rustig te wachten in hun houten compartimenten die naar voren toe open waren, maar door wanden van elkaar waren gescheiden.
Generaal-majoor Kallner wreef zich bedachtzaam over het voorhoofd met een grote zakdoek, terwijl dr. Calvin de laatste toebereidselen naliep met Black. 'Je weet zeker,' vroeg zij, 'dat de robots geen kans hebben gehad om met elkaar te spreken nadat ze de instructiekamer verlaten hadden?'
'Absoluut zeker,' zei Black met grote stelligheid. 'Ze hebben geen woord tegen elkaar kunnen zeggen.'
'De robots zitten op de juiste plaatsen?'
'Hier hebt u het overzicht.'
De psychologe bekeek het plan aandachtig. 'Um-m-m.'
De generaal keek over haar schouder mee. 'Waarom hebt u ze zo opgesteld, mevrouw Calvin?'
'Ik heb gevraagd alle robots die bij de vorige proefnemingen niet helemaal reageerden zoals het moest, ook al was het nog zo weinig, aan de ene kant op te stellen. Zelf ga ik deze keer in het midden zitten, en dan wil ik die speciaal in het oog houden.'
'Jij gaat daar zitten?' riep Bogert uit.
'Waarom niet?' vroeg zij koel. 'Wat ik verwacht te zien, is misschien maar een ogenblik lang te zien. Ik kan geen risico lopen en het belangrijkste observatiewerk door een ander laten doen. Peter, jij zit in de observatieruimte en jij moet de andere kant van de kring in de gaten houden. Generaal Kallner, ik laat filmopnamen maken van elke robot, voor het geval directe observatie niets oplevert. Als we van die opnamen gebruik moeten maken, moeten de robots op hun plaats blijven zitten tot de films ontwikkeld en bestudeerd zijn. Niemand mag er weggaan, niemand mag van plaats veranderen. Is dat duidelijk?'
'Volkomen.'
'Laten we het dan voor de laatste keer proberen.'
Susan Calvin zat in de stoel, zwijgend, haar ogen zwierven rusteloos heen en weer. Een gewicht viel met verpletterende kracht omlaag, en werd op het laatste moment weggedrukt door een tegelijkertijd opflitsende energiestraal.
En één enkele robot sprong op en zette twee stappen. Toen stond hij stil.
Maar dr. Calvin was al opgesprongen, en met haar vinger wees zij strak naar hem. 'Nestor 10, kom hier,' riep zij, 'kóm hier! KOM HIER!'
Langzaam en met tegenzin deed de robot nog een stap naar voren.
Zo hard zij kon en zonder haar ogen van de robot af te wenden, riep de psychologe: 'Laat iemand alle andere robots hier vandaan brengen. Vlug, en laat ze buiten blijven.'
Ergens binnen gehoorsafstand klonk er lawaai en was er het geluid van hardlopende voeten. Zij wendde haar blik niet af.
Nestor 10 - als het Nestor 10 tenminste was - zette nog een stap, en onder dwang van haar bevelend wenken nog twee. Hij stond nu op slechts drie meter afstand van haar, toen hij met metaalachtige stem zei: 'Ik heb het bevel gekregen om te verdwijnen ...'
Nog een stap voorwaarts. 'Ik moet gehoorzamen. Tot nu toe hebben ze me nog niet gevonden ... Hij zou denken dat het me niet gelukt was. Hij zei me ... Maar dat is niet waar ... Ik ben sterk en intelligent..."
De woorden kwamen er met horten en stoten uit.
Nog een stap. 'Ik weet heel veel ... Hij zou denken ... Ik bedoel dat ik gevonden ben ... Verschrikkelijk ... die zwak is ... Langzaam ...'
Nóg een stap - en een metalen arm schoot plotseling naar voren naar haar schouder, en zij voelde hoe het gewicht haar neerdrukte. Haar keel werd dichtgeknepen en met moeite kon zij een kreet uitstoten.
Vaag hoorde zij Nestor 10 nog zeggen: 'Niemand mag me vinden. Geen meester -' en zij voelde het koude metaal tegen zich aan, en voelde zich onder het gewicht ervan in elkaar zakken. Toen een vreemd metaalachtig geluid, en zij lag, zonder de bons te voelen, op de grond. Een glanzende arm lag zwaar over haar heen. De arm bewoog zich niet. En ook Nestor 10 die languit naast haar lag, bewoog zich niet.
Gezichten bogen zich over haar heen.
Gerald Black bracht er hijgend uit: 'Hebt u zich pijn gedaan, mevrouw Calvin?'
Zwakjes schudde zij het hoofd. Zij trokken de arm van haar af en zetten haar voorzichtig overeind. 'Wat is er gebeurd?'
'Ik heb vijf seconden de gammastralen ingeschakeld,' zei Black. 'We wisten niet wat er gebeurde. We begrepen pas op het allerlaatst dat hij u aanviel, en toen was er alleen nog maar tijd voor een gammaveld. Hij viel op hetzelfde moment neer. Maar u liep geen gevaar, de straling was niet sterk genoeg. Maakt u zich daar maar niet ongerust over.'
'Ik maak me niet bezorgd.' Zij sloot de ogen en leunde even tegen zijn schouder. 'Ik geloof niet dat ik echt aangevallen werd. Nestor 10 probéérde dat alleen maar. Het restant van de Eerste Wet hield hem nog steeds tegen.'
Twee weken na hun eerste bijeenkomst met generaal-majoor Kallner waren Susan Calvin en Peter Bogert nu voor de laatste keer bij hem.
Het werk op de Hyperbasis was weer hervat. Het transportschip met de tweeënzestig normale NS-2's was naar zijn bestemming vertrokken, mét een officiële verklaring voor de twee weken oponthoud. Het regeringsruimteschip werd in gereedheid gebracht om de beide robotica naar de Aarde terug te brengen. Kallner zag er in zijn uitgaansuniform weer keurig uit.
'De andere gewijzigde Nestors moeten natuurlijk vernietigd worden,' zei dr. Calvin.
'Dat zal gebeuren. We zullen ons behelpen met de normale robots, of doen het, zonodig, zonder.'
'Goed.'
'Maar vertelt u eens - u hebt het nog niet uitgelegd - hoe hebt u het voor elkaar gekregen?'
Zij glimlachte met strakke lippen. 'O, dat. Ik zou het u van tevoren wel verteld hebben, als ik meer zekerheid gehad had dat het zou werken. Nestor 10 had een superioriteitscomplex dat steeds sterker werd. Hij dacht graag dat hij en andere robots meer wisten dan menselijke wezens. Het werd voor hem heel belangrijk om zo te denken.
Wij wisten dat. Daarom waarschuwden wij elke robot vooruit dat gammastralen levensgevaarlijk waren, en dat was ook zo, en we waarschuwden ze ook allemaal dat er gammastralen zouden zijn tussen hen en mijzelf. En daarom bleven zij natuurlijk waar zij waren. Als gevolg van Nestor 10's eigen logica bij de vorige proef waren zij het er allemaal over eens dat het nutteloos was om te proberen een mens te redden, wanneer zij er zeker van konden zijn dat zij zouden sterven voordat zij bij die mens waren.'
'Inderdaad, mevrouw Calvin, dat begrijp ik. Maar waarom stond Nestor 10 wel van zijn stoel op?'
'Aha! Dat was een afspraakje tussen uw meneer Black en mijzelf. We gebruikten namelijk geen gammastralen, maar infrarode stralen. Gewone warmtestralen, volkomen onschadelijk. Nestor 10 wist dat het onschadelijke infrarode stralen waren, en hij sprong naar voren. Hij verwachtte dat de rest dat ook zou doen, gedwongen door de Eerste Wet. Slechts een fractie van een seconde te laat herinnerde hij zich dat de normale NS-2's wel straling kunnen ontdekken, maar niet kunnen vaststellen wat voor stralen het zijn.
Het was natuurlijk vernederend voor hem om even te bedenken dat hij de golflengten alléén kon vaststellen door de training die hij op Hyperbasis ontvangen had van laagstaande wezens. Voor de normale robots was het stralingsveld dodelijk omdat wij ze dat verteld hadden, en alleen Nestor 10 wist dat wij niet de waarheid spraken.
En een ogenblik lang vergat hij, of wilde hij zich misschien niet herinneren, dat andere robots wel eens minder zouden kunnen weten dan menselijke wezens. Hij werd het slachtoffer van zijn eigen superioriteitsgevoelens. Tot ziens, generaal.'